Onbewogen licht uw spiegel
in de weide neergespreid,
vijver, in wiens helder hart
zich de hemel graag vermeit.
Mag hij niet het diepste dringen,
hij, die u geen stond verlaat,
die zijn wanhoop en zijn weelde,
trouw in uwen boezem slaat?
Is het om geen vouw te missen
van de wisselende hemelvout,
dat ge u steeds zo gladgesteven,
en zo rein uw spiegel houdt?
Zie, geen keitje mag u treffen,
of ge trekt en rekt in haast
alle rimpels weder effen,
wie, die uwen gelaat verglaast?
Stilte ruist uit gindse bomen,
schier onzichtbaar, anders geen,
vijver lief, hoe moogt ge dromen
hier in eenzaamheid, alleen?
Vijver zijt gij dichterziele,
gij die het hoge wel omvat,
maar in eenzaamheid, alleen
leeft in volle dromenschat?
05-03-2016, 00:00
Geschreven door André 
|