De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
15-03-2015
Gewijde klok. Guido Gezelle
O avond, middag en morgenmaat,
ik ben vrij op uw klank verlaat,
gewijde klok.
Uw hart is van metaal gegoten,
toch blijft het voor geen mens gesloten,
gewijde klok.
Gij hangt zo hoog, ik ga zo laag,
och help de mensen krank en klaag,
gewijde klok.
En dat uw klank in het ronde vliegt,
zij lief en leed aan sponde en wieg,
gewijde klok.
De akker en het veld verwekt,
en al dat hoort tot welzijn strekt,
gewijde klok
Gij zegt aan elk het lang verleden,
de mede en tegen spoedigheden,
gewijde klok.
Gij troost mij op de dag van huiden,
en zult wel eens mijn uitvaart luiden,
gewijde klok.
Nog zult gij waken lang na deze,
en ongeboren bedeklank wezen,
gewijde klok.
Dan zal mijn taal geen mens meer horen,
maar God zal ze eeuwig toebehoren,
gewijde klok.
Ik wou dat om mijn ziel te laven,
zij ook dan een gebed mij gaven,
gewijde klok, gewijde klok.
15-03-2015, 00:00
Geschreven door André
14-03-2015
Een schuldeloos blommeke lief. Guido Gezelle
Schuldeloos blommeke lief,
dat op mijnen weg ik ontmoete,
laat mij een stonde bij u
toch, laat mij een stondeke staan!
Schuldeloos blommeke lief,
zou immer een mensch op u terden,
u, die God zelve gepeisd,
geschapen heeft ende gemaakt?
Hij was uw schepper, Hij dacht,
Hij schikte uwe blaarkes, Hij woef dien
blinkenden krans om uw hoofd,
Hij miek u, mijn blommeke lief.
Hij nam het licht van de zon,
een strale uit heur blinkende stralen,
smeltende viel zij op u
en kleurde uwen lachenden mond.
Hij gaf u 't lekende zoet
dat aamt om uw geurige lippen,
zaligend al die u naakt:
of was het een ander als Hij?
God, hoe is 't minste van al
't oneindige werk Uwer handen,
God, hoe is 't minste van al
toch wonderlijk, voor die U kent!
Schuldeloos blommeke lief,
van al dat gij blomme mocht wezen
'n was er geen stonde, geen een,
dat God u niet geren en zag!
Hèt weet alleen dienen God,
die alles bemint, te mishagen,
't menschdom alleen, dat Hij meer
als al dat Hij minde bemint.
Plukkende zeid hij u: Dient
mij, prachtige blomme... gij welktet
en, op zijn schuldige hoofd
gestorven, en diendet g'hem niet.
Schuldeloos blommeke lief,
dat op mijnen weg ik ontmoete,
laat mij een stonde bij u
nog ... laat mij een stondeke staan.
14-03-2015, 00:00
Geschreven door André
13-03-2015
Een bonken keersen kind. Guido Gezelle
Een bonken keersen kind,
Een bonken keersen kind,
gegroeid in de glans,
en in het gouden licht,
van de zomer.
Vol spannend sap,
Vol zoet,
Vol zuur,
Vol sijpelend sap,
Vol zoetheid.
Zij blonken aan de stam,
Zij spraken waar zij stonden,
plukt ons, plukt ons, plukt ons,
plukt en laaft uw dorst,
rijp zijn wij, en schoon.
Neigend hingen zij,
wiegelend in de wind,
de lauwe wind van de zomer,
plukt ons, plukt ons, plukt ons,
riepen zij, en ik plukte ze.
En zij wogen zo zwaar, de zegen
van de Heer woeg op hen,
neem en dank de Heer, die ze
gemaakt heeft, en deed worden,
dankt Hem, dankt Hem, dankt Hem.
13-03-2015, 00:00
Geschreven door André
12-03-2015
Dichtergeest. Guido Gezelle
O dichtergeest, van al uw banden,
hebt gij, mij arme knecht, verlost,
en uit uw handen,
wat heeft uw grote gunst mij weinig werk gekost.
Gij goddelijk wezen, doet mij leven,
waar menig ander sterven zou,
en ongegeven,
is nog de grote gift waarom ik u derven wou.
Gij zijt genezing, en de wonden,
de diepe wonden, o wonder, teer
hebt gij ze gevonden,
getint en toegetast, uw gave zonder meer.
Hoe menig keer, hoe duizend malen,
hebt gij, o dichtergeest, mij het gezeid,
maar hoe verhalen?
Ik voel, en zucht, en zoek, helaas, uw welsprekendheid.