De hemel welfde weelde-wemelend blauw,
wijd-klarend boven het blinkend vlak der wateren,
gelijk een reuzige zeeschelp, vol van het klateren
en het klagen van de vloed, die vlieden wou.
De golven steigeren, statige, schuimbehaarde;
en donker-rijzend rent de trotse jacht
fel, wild en fier vooruit, maar trotser kracht
ontkracht de dolle vaart dier volbloedpaarden.
En nimmer staakt de zee dat zinloos streven,
zij klimt en klaagt en keert weer waar zij ging,
als mensenzielen die nooit rust beving,
nooit vragensmoede van verlangen leven.
O dat mijn hart toch eindelijk rusten wou
en dat mijn ogen boven het woeden der baren
heel stil en rustig enkel konden staren
naar het wijde-wemelend hemelblauw.
19-08-2016, 00:00
Geschreven door André 
|