De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
16-11-2014
Fleurs de mal. Marie Cremers
God kent mijn liefde, diep als de vulkanen,
zijn zij goed, zijn zij kwaad? Hij schiep ze, dat is al,
Hij is in bloemen en in orkanen,
duister en licht is Zijn spel in het heelal.
Eindeloos verscheiden zijn Zijn vormen,
lelijk en schoon, geweldig en teer,
schitterende vogels, afzichtelijke wormen,
hebben hun plaats en hun eigen sfeer.
Kwalijk riekende keizerskronen,
met parels als tranen in het sombere hart,
naast onschuldige anemonen,
heldere vreugde naast duistere smart.
Stekelige distels, zij geven geen geuren,
toch zijn zij mij lief, als anjer en roos,
en moest ik kiezen, het kon wel gebeuren,
dat ik de helse bloemen verkoos.
O geef mij een zending in schachten en poelen,
Gods liefde in mij is een vuurkolom,
ik zal de smart en de vuilheid niet voelen,
God is mijn licht en mijn heiligdom.
Zolang ik een kinderlach kan onthouden,
Zolang ik de geur weet van lelie en thijm,
Zolang zal nimmer mijn ziel verouden,
zal zelfs de hel mij niet lichteloos zijn.
Liever dan alle hemelse lichten,
Liever dan glorie en majesteit,
is mij een glimlach op woeste gezichten,
een traan van ontroering door een duivel geschreid.
Amsterdam 1874-1960
16-11-2014, 00:00
Geschreven door André
15-11-2014
Oudenaarde. Gentil Antheunis
Daar zit en droomt gij aan de Schelde,
en spiegelt u in het klare nat,
uw roem en welvaart zijn verzwonden,
toch zal mijn lied uw lof verkonden,
o moedergrond, o moederstad,
toch blijft gij steeds mijn liefste schat,
mijn dierbaar Oudenaarde.
Gij hebt uw rusting afgeworpen,
sinds lang het strijdzwaard neergeleid,
wat hoeft gij wapens u te prangen,
terwijl de jeugd uw frisse wangen,
met zachte dons nog overspreidt,
aan de schoonheid past de schuchterheid,
lieftallig Oudenaarde.
Ja, jong en schoon zijt gij gebleven,
en waar ik ging en waar ik stond,
bij zuiderweelde en pachtgebouwen,
bij het wonderbeeld der Rijnse gouwen,
ontsnapte uw naam aan mijnen mond,
ik vergat u nooit, mijn vadergrond,
mijn dierbaar Oudenaarde.
Vergeten, kan ik u vergeten?
uw weiden, waar ik heb gespeeld,
uw heuvels waar de bronnen springen,
waar bloemen geuren, vogels zingen,
ja, schoonheid is u toebedeeld,
en nergens prijkt uw evenbeeld,
lieftallig Oudenaarde.
Hoe dikwijls heb ik tot u naderend,
u stil bewonderd, luid begroet,
wanneer het eerste daglicht straalde,
wanneer de zon in het westen daalde,
omvattend in haar purpergloed,
uw tuinen, heuvels, weiden, vloed,
mijn heerlijk Oudenaarde.
En ik leef nu van u gescheiden,
ik gedenk u steeds en immer voort,
ik zie uw schoonheid immer blinken,
ik hoor uw moederstemme klinken,
uw Vlaams, uw Diets, uw vrije woord,
mijn bakermat, mijn lievelingsoord,
mijn dierbaar Oudenaarde.
15-11-2014, 00:00
Geschreven door André
14-11-2014
Dat gij schoon zijt. Gentil Antheunis
Dat gij schoon zijt als een engel,
onuitsprekelijk schoon en zoet,
dat uw lachje het hart betovert,
en uw aanblik dromen doet.
Dat gij als het vogeltje in de lente,
jeugdig vrolijk speelt en zingt,
dat uw maagdelijke reinheid,
in uw stemme wederklinkt.
Dat uw goudgebruinde lokken,
kronkelen langs uw slanke leest,
dat men door uw heldere ogen,
tot het diepst in uw ziele leest.
Dat het gepeins dit oog doet stralen,
dat het gevoel dit hart bezielt,
dat gij in dichterlijke geestdrift,
somtijds biddend nederknielt.
Dat de goedheid uit uw ziel vloeit,
als het water uit de bron,
dat de kinderen naar u neigen,
als de bloemen naar de zon.
Dat gij schoon zijt als een engel,
onuitsprekelijk schoon en zoet,
dat uw lachje het hart betovert,
en uw aanblik dromen doet.
Ieder weet het, mag het weten,
maar wat niemand weet noch denkt,
is dat gij mij, uitverkoren,
uw jeugd, uw engelenschoonheid,
uw ziel, uw hart en alles,
met uw eerste liefde schenkt.
14-11-2014, 00:00
Geschreven door André
13-11-2014
Aan haar. Gentil Antheunis
Blank zijn op het water de hals en
de wieken van de drijvende zwaan,
blank is de kelk van de tengere lelie,
blank is daarboven het dromerige
nachtlicht, van de eenzame maan,
blanker is toch nog je voorhoofd, mijn liefste.
Geurig is de aarde van de schepping,
wanneer zij 's morgens ontwaakt,
geurig de blozende roos in de dalen,
geurig het woud en de velden,
als nogmaals de lente genaakt,
geuriger is toch nog je lichaam, mijn liefste.
Zoet over het nederig dorpje,
zendt het klokje zijn zilveren klank,
zoet trilt de zijden snaar van een harp,
zoet is bij het suizen van de winden,
de nachtegaal haar mijmerende zang,
zoeter is toch nog je stem, mijn liefste.
Rein is het sterrengeflikker,
in 's hemels onpeilbaar blauw,
rein is het klimmende daglicht in het oosten,
rein blinkt op het wiegelend lover,
het lachend druppeltje dauw,
reiner zijn toch nog je blikken, mijn liefste.
Zuiver is het glanzende schelpje,
in het zand op de oever van de zee,
zuiver is het water van het kabbelend beekje,
zuiver de walmen van de wierook,
zuiverder is toch nog je hart, mijn liefste.
13-11-2014, 00:00
Geschreven door André
12-11-2014
Lentelust. Gentil Antheunis
Wanneer het ijs zal dooien,
bij zoele zuiderwind,
zal vreugdig zich ontplooien,
elk hart dat bemint.
Dan zal de mei ontwaken,
de jeugdige, lustige mei,
en zingend zich vermaken,
langs heuvel, dal en wei.
En waar de mei zal zingen,
En waar de mei zal gaan,
zal het zwellend botje springen,
en het frisse bloempje ontstaan.
Dan zullen bomen, hagen,
langs weide en heuvel en dal,
zo menig nestje dragen,
waar het heimelijk piepen zal.
Dan zal ik langs de velden,
in geur en kleur en licht,
haar het zoete geheim vermelden,
dat diep in het hart van mij ligt.
En wil zij knikkend blozen,
de zoete liefste mijn,
dan zal het vol zang en rozen,
in beide onze harten zijn.
12-11-2014, 00:00
Geschreven door André
11-11-2014
De liefde lacht. Gentil Antheunis
Lenteliedje wees niet bang,
kom maar vrij naar buiten,
alles vraagt naar klank en zang,
als de bloemen spruiten.
Beken ruisen immer voort,
en de schone rozen,
neigen het kopje over boord,
spiegelen zich en blozen.
Jeugd en liefde wandelen stil,
hand in hand en dromen,
het vogellijn bouwt naar lust en gril,
het nestje in de bomen.
Kom, de liefde wacht naar u,
blijf niet langer binnen,
kom, de liefde lacht naar u,
zing van het zoete minnen.
1840-1907
11-11-2014, 00:00
Geschreven door André
10-11-2014
Brugge. Albrecht Rodenbach
En bij het lantaarnlicht aan de draai van de straat,
wandelden wij rond, het was donker en zeer laat,
onder de brug, op het zwijgende zwarte water,
lag stil een zwaan, wit in duisterheid.
In het water weerspiegelend,
stak zwart het huis af op de hemel,
uit de ruiten stroomde licht,
orgeltonen kwamen toe bij walmen.
Donkere schimmen vlogen dansend,
aan de vensters voorbij,
kronkelend wiegend op de maat,
van die walsende harmonij.
Het was laat, wij stapten langs de leeuwenbrug
lijk spoken, vormloos en vereend daar rezen
die oude stenen leeuwen, half verlicht
door een lantaarn, op stenen leuning.
Alonder donker tussen zwarte tronken,
die onbeweeglijk neigden langs de kant,
daar lag het donker water, en weerkaatste
een donkere lucht, waar achter zwarte wolken
de maan dook, en oude scherpe gevels,
zo spokig en gebekt de lucht uitsnijdend.
De toverachtige nacht herschiep het prachtige, oude Brugge,
het krielend volk verscheen op de markt in een bonte drom,
en er klonk bazuin en vedel, en de scharen dof gebrom,