De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
29-03-2015
Casselkoeien. Guido Gezelle
Aanschouwt mij, hier en daar,
die bende casselkoeien,
die louter bruin van haar,
als zoveel bloemen bloeien,
in het gras en in de zon,
die zinkend henenziet,
die rood, het rode veld,
vol rode vonken schiet.
Het is prachtig overal,
Het is prachtig hoe de
huiden van de koeien,
liefgetal van vouw,
en verve luiden,
het is prachtig hoe ze staan,
gebeiteld en gesneen, lijk
beelden over die wijde wereld heen.
Daar zijn er, rood als vuur,
castanjebruin geboend,
naar donkerbaaiend bier,
naar bijna zwartbier doend,
beglinsterd en beglansd,
van vel en vervigheid,
gelijk en ongelijk,
terwijl de zonne beidt.
Al langzamer langer speelt,
dwars door de weidegronden,
van elke koe een beeld,
van schaduw bijgebonden,
en wangedrochtig groot,
in het donker gras voortaan,
zie ik zwarte spoken,
van gevlekte koeien staan.
Goede nacht. De zonne gleed,
ten neste neer tot morgen,
is al dat verve heet,
en ogen haast verborgen,
de koeien zijn voorbij,
gedelgd en uitgedoofd,
en morgen weer ontwaakt,
het blinkende zonnehoofd.
29-03-2015, 00:00
Geschreven door André
28-03-2015
Wolkensneeuw. Guido Gezelle
Geen zwanendons, geen witte zaan,
op vers gemolken melk ontstaan,
geen sneeuw, geen lammervel,
blinkt als wolkensneeuw zo fel.
Het is de sneeuw die bloeit, zo zegt het volk,
onbevlekt alwit gewolk,
dat is wolkensneeuw; geen sneeuw groeit
zo wit, als witte sneeuw die bloeit.
Er blinkt daarin een helderheid,
zo wit wordt geen wol bereid,
zo wit kan, dat weet ik vast,
dat weet hij die een lijndoek wast.
O wolkensneeuw zo wit als schuim,
van zuivel of van zilver, het ruim
des hemels schijnt één weefgewaad,
van zonlicht en van zijden draad.
Er ligt ook witte wolkensneeuw
in het hemelsblauw des levens, sneeuw
en wolken, hopelijk altijd zomerwit,
daar waar dikwijls het duister zit.
28-03-2015, 00:00
Geschreven door André
27-03-2015
Schoonheid. Guido Gezelle
Hoe schoon zij de ongekunstenaarde bomen, die
ik herkenbaar uit elkander, in de hemel zie
geschoten staan, en dragende elk een beeltenis,
waar het werken van Gods hand nog in te vinden is.
Hoe schoon is, ongeschonden in de zonnekracht,
het wijd uitgespreide bouwsel van de bomenpracht,
ten toppen uitgeschreven, en van dracht alzo het
de Schepper eerst, beminnende, uit Zijn handen goot.
Het was alzo geschapen en van God gemaakt.
Waarom laat gij het mens, door u niet aangeraakt
geworden, het onverbeterbare en het schoonste van
de schoonheid, waar geen mensenhand ooit aankan?
27-03-2015, 00:00
Geschreven door André
26-03-2015
Twee horsen. Guido Gezelle
Ze stappen, hun bellen al klinken,
de vrome twee horsen te gaar,
ze zwoegen ze zweten, en blinken
doet het blonde gelijm van hun haar.
Ze stappen, ze stenen, ze stijven
de stringen; en het ronde gareel,
het spant om hun spannende lijven,
de voerman beweegt ze aan een zeel.
De wagen komt achter; de rossen,
gelaten in het lastig geluid
van de schokkende, bokkende bossen,
gaan, stil en gestadig vooruit.
Geen zweep behoort er te zinken,
geen snoer genaakt er één haar,
zo stappen, hun bellen al klinken,
de vrome twee horsen, te gaar
26-03-2015, 00:00
Geschreven door André
25-03-2015
Meidag. Guido Gezelle.
De kerselaar zijn trouwgewaad
heeft aangedaan,
vandaag moet hij, meidag is het,
ter bruiloft gaan.
Elk takje is een priem nu, die,
bewonden wit,
tot het ende in een witte schede
van bloemen zit.
Beruwrijmd, was hij schoon, wanneer
de winter woei,
veel duizend maal schoner is nu,
zijn bloemgebloei.
Te winter was zijn schoonheid, als
een beeltenis
des levens: koud en ijdel, zo
de schaduw is.
Geen schaduwbeeld is hij nu,
geen schijn, maar al
dat schoon is, al dat levende, en
dat liefgetal.
Het is bruiloft en het is zonneweer,
de zomermeid
de bruidegom verwacht, die haar
was toegezeid.
25-03-2015, 00:00
Geschreven door André
24-03-2015
Lentegroen.Guido Gezelle
Er is lentegroen genoeg,
voor honderdduizend ogen,
helaas heb ik er,
o grondig groene zee,
maar twee,
wie kan er moedeloos,
de dwang mij doen gedogen,
van hetgeen mij tegenhoudt,
een tocht in al dat groen,
te doen?
Gij vlerkendragend volk,
gij allerhand gezwinde,
doorvliegers van de lucht,
de lieve lente lacht,
zo zacht,
en gij, gij vliegt haar
tegemoet, bij lork en linde,
in het nieuwgeboren gras,
in het onkruid en in het riet,
ik niet.
Gij bijen ongeteld,
gij tienmaal honderdduizend,
in het rood, in het geel, in het blauw,
gepinte vlinders, haait
en draait,
en drentelt op en neer,
eer het zonlicht, verhuizend
naar hier, u, het lieve groen,
en mij, de moede nacht,
ontkracht.
O grondig groene zee,
ik ben vissende op de baren,
van uw oneindigheid
van groen, en mijn gewin,
daarin,
verheugt mijn arm hart,
om hetgeen ik laat varen,
om hetgeen ik vangen kan,
en God gebenedijd,
mij zijt.
24-03-2015, 00:00
Geschreven door André
23-03-2015
Abeelen 2. Guido Gezelle
Edel volk, wanneer gij wachttende
langs de weg, en schaduw smeet
op die moe geganen, versmachtende
het zonnevuur, was er iemand die leed
Iemand? Ach, laat mij het weten
wie het is, die afgemat,
heeft ondankbaar neergezeten,
in de schaduw, leer mij dat.
Meermaals mocht ik adem halen,
vluchten onder het groene dak,
als het zwaard van de zonnestralen,
scherp mij in de lenden stak.
Bomen, in uw loverlaan,
tellende één voor één u al,
's zomers zoete abeelenbaan,
waar ik zelden komen zal.
Het deert mij zo, de abeelenbomen
liggen langs de grachten heen,
die de oude zandweg zomen,
hals en handen afgesneen.