We zijn de 33de week van 2025
De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
22-03-2015
Abeelen1. Guido Gezelle
Versgevelde abeelenbomen,
liggen langs de grachten heen,
die de oude zandweg zomen,
hoofd en armen afgesneen.
Sterke stammen kon dat wezen,
gij die op en in de grond,
met uw voeten vastgevezen,
samen diep, ondelgbaar stond.
Gij die het zwaar geweld der winden,
kreunende op uw kruinen droeg,
die zo lang de boosgezinden
wintervijand, wedersloeg.
Het edel hoofd in twee gespleten,
knoken in de grond geboord,
wie heeft het al u afgebeten,
dat uw schoonheid toebehoort.
Spillen zie ik, en spaanders, dragen
splinters uit uw hoofdgewaai,
takken uit uw toppen zagen,
kerven al uw tenen taai.
Elk komt hier en wondt en snijdt u,
raapt en rooft met volle hand,
nu dat rondom ver en wijdt,
uw hoge kroon ligt in het zand.
Vijandschap aan alle zijden,
woedt om uw ellendigheid,
heeft u ooit in vroeger tijden,
vrede en vriendschap één ontzeidt?
22-03-2015, 00:00
Geschreven door André
21-03-2015
Winterstilte. Guido Gezelle
Een witte sprei ligt overal,
gespreid over werelds akker,
geen mens is, me zeggen zou,
geen levend hart is wakker.
Het vogelvolk, verlegen en
verlaten, in de takken van de
perenboom te piepen hangt,
daar is niets te pakken.
Het is even stil en stom,
alhier, aldaar, en ondertussen
hoor ik het kreunen maar,
en het piepen van de mussen.
21-03-2015, 00:00
Geschreven door André
20-03-2015
Winternacht. Guido Gezelle
Hoe zwart staan al de bomen in
de witheid, onverwacht
van het overdadig sneeuwen, dat het
gedaan heeft van de nacht.
Ze staan daar als gekoolzwart, en
met tekenen geprent,
al zwarte en zware staven,
op een eindeloos perkament.
Ze roeren noch ze poeren, en
bij het nachtelijk gestraal,
men zweren zou dat het spoken zijn,
of reuzen allemaal.
De sterren staan, en bliksemen
als ogen ongeteld,
van boven, uit de knoppen van
die reuzen vol geweld.
Ze groeien immer groter, en
de witheid van de sneeuw,
verzwaart de zwarte stammen,
zie, één wordt er twee.
Ik versta nu dat gij van drollen,
en van droezen hebt gedroomd,
wanneer gij Noorse heiligen,
wederziet in het geboomt.
Bij het razen van de winter, en
bij het nijpen van de nacht,
is de oude grimmige reuzensage,
ontstaan in uw gedacht.
20-03-2015, 00:00
Geschreven door André
19-03-2015
Het vriest. Guido Gezelle
Vast in het ijs staan al de beken,
effenboords en volgesneeuwd,
uitgeweerd twee wilgenreken,
weg is het al, en witgesneeuwd,
al, dat nog mijn ogen zagen,
amper geleden twee winterdagen.
Weg, en weet ik waar te vinden,
pad en baan is doodgegaan,
snijden doen de snelle winden,
het vogelvolk moet schooien gaan,
mus en merel eten vragen,
zoekende in de dorenhagen.
Deerlijk is de zon aan het zinken,
het beste van de dag is om,
het avondt en de sterren pinken,
schielijk in de hemelkom,
scherpe en sterke ijzen vagen,
het rijspoor van de winterwagen.
Toe zijn al de deuren, dicht
dekt de sneeuw de daken al,
heinde en ver zie ik gezichten,
dat een goeiedag mij bieden zal,
duister wordt de lucht, en er jagen
sneeuwvlagen weerom, en vlokkenvlagen.
Nacht en winter samenspannen,
heer zij ze, en baas, getweeën,
vreugde is uit ons land gebannen,
donker is het, en koud meteen,
wee, nu mensen en dieren klagen,
winterkoude is tanden knagen.
19-03-2015, 00:00
Geschreven door André
18-03-2015
Kinderen van de lucht. Guido Gezelle
O kinderen van de lucht,
gesneeuwde bloemigheden,
O sterrengepulver, fijn
gevijlsel van kristal.
Zo teer dat schaars gelijfd,
gij weg zijt en verleden,
zo haast ik waar gij valt,
u volge en adem haal.
Te roekeloos winterdons,
die zichtbaar zijt in het spelen
met de zonnekrachten, niets
evenaart u hier.
Tenzij, ik moet hoger op,
zal ik een beeld u stelen,
ik moet door de wolken heen,
tot in de hemel schier.
18-03-2015, 00:00
Geschreven door André
17-03-2015
Vol naalden vliegt de lucht. Guido Gezelle
Vol naalden vliegt de lucht,
vol priemend ijsgekartel,
dat glinstert in de zon,
en met de ademtocht
gezwolgen, kilt en kerft,
de keel en het haargespartel,
dat tot in de neus temt,
de toevoer van de lucht.
Het is bijtend koud, een sprei
van witheid, ongemeten,
hetzij waar gij uw ogen vlucht,
ligt overal gespreid,
het is sneeuw tot in uw huis,
er komt sneeuw door al de spleten,
het is sneeuw, het is immer sneeuw,
en al sneeuwwittigheid.
De wind komt wild en boos,
gesnoeid uit alle gaten,
geen rust wilt hij, eer
hij eenmaal weten zal,
dat het volk verdwenen is,
en hem wil meester laten,
het is bijster, bijtend koud,
het wintert overal.
17-03-2015, 00:00
Geschreven door André
16-03-2015
Niet. Guido Gezelle
Daar wandelde op een zomerdag,
een wijsneus achter het land,
daar hij twee kleine meisjes zag,
die speelden in het zand.
Zei wijsneus: Wat doet gij daar,
gij meisjes allebei,
wat doet gij daar blond van haar,
gij meisjes in de mei?
En een van de meisjes zei:
wel heer, zoals ge ziet,
wij zitten hier, wij zitten blij,
wij zitten en doen niet.
Niet zo de wijsneus zei,
dat is een ding gewis,
dat is een ding dat gij,
niet weet, wat "niet" is.
Ik wel, zei de oudste boos,
ik weet er alles van,
"niet" is een kous voeteloos,
en zonder been eran.
16-03-2015, 00:00
Geschreven door André