De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
09-12-2014
Het licht getijde. Käthe Mussche
Het licht getijde bloeit als een rozelaar open,
en leeft zijn fijne en sterke vreugde uit,
als een glanzend dier uit een donker hol gekropen,
neemt het zonnevuur de wijde dag tot buit.
De luwe wind, uit stilte's huis geslopen,
waait dartele schaduwen van takken op mij ruit,
en tussen twijgen, goud van gloed bedropen,
hoor ik hoe de merel een liefdessprookje fluit.
Thans mag ik weer de oude wegen lopen,
en slaat het fonkelend vuur mij tot een bruid,
de hemelen zijn vol feestelijk geluid.
Rijk uit wensen en moedig hopen,
tot eeuwig heil en troostelijk bekoren,
is de schoonheid als een schaterend kind herboren.
09-12-2014, 00:00
Geschreven door André
08-12-2014
Tot de zomer. Käthe Mussche
Zomer, laat uw tedere kleuren bloeien,
als een fluwelen gloeien,
in uw hoven.
De winter deerde fel veel klare klanken,
leeg van lied en danken,
leeg van loven.
Rezen uit de nacht de vale dagen,
druk doorjoeld van vlagen,
wild van regen.
Zomer, zendt uw heir van luwe winden,
dat zij stuwend stuiven lijk de hinden,
langs de wegen.
Feestelijk mogen de vogels fluiten,
wijl niet langer mijn wensen muiten,
noch staag mokken.
Kinderblije spelen door uw rijken,
dat het dorre en dreigend zwijgen wijken,
zang van klokken.
Roep de stille bloemen stralend open,
als eindelijk een fijn vervulde hoop,
na lang talmen.
Zomer, laat uw dappere vlammen spoelen,
dat ik schouwe uw glanzig gouden doelen,
sterk in het strijden.
08-12-2014, 00:00
Geschreven door André
07-12-2014
Regen. Käthe Mussche
Er is geen liefde door de dag, de regen valt,
en strijkt de muren grijs,
de laatste luide wijs,
is in de jonge zachte morgen al verschald.
De matte zon is vroeg al tot de nacht gegaan,
en brandt op gene ruit,
een leeg vogelgefluit,
dorst niet een volle toon door het bol gebladerte te slaan.
Het regendruilen zeurt mijn dapper loflied stom,
en tergt mijn mooie moed,
ik zin wel sterk en vroed,
maar regen rommelt wel staag op zijn laffe trom.
Er is geen liefde door de triest gerekte dag,
de huizen hunkeren stil,
waar leeft het windgeril,
dat eindelijk, eindelijk wekt de wappering van een vlag?
De regen valt, er is geen liefde door de dag.
07-12-2014, 00:00
Geschreven door André
06-12-2014
Lentedag. Käthe Mussche
Hoe geurt de dag, hoe tuit en fluit en tiereliert
in haagdoorn blank, en bottend struweel,
thans vink en merel, al het gepluimd en bont gedierte
in slag getriller, en het kinderblije fijn gekweel.
Is daar een vreugdige vedelaar al vroeg aan het spelen,
die roerend zijn snaar de lachende lente viert,
of is allicht door hooggerichte en ranke abelen,
melodieus een welgezinde wind gezwierd?
De dag is vol van wonderen en geheimen rijk,
dat ik als vreemde langs mijn oude wegen zwerf,
ik sta verrast, omdat ik al het leeg klagen derf,
en zie van pijnen plots de rappe, rappe wijk.
Nu bloeit en brandt het ten alle kanten, o de lucht
raakt klinkend van het hel geroepen vrank gerucht.
1914
Soest bij Amersfoort 1893-1974
06-12-2014, 00:00
Geschreven door André
05-12-2014
De nacht. H Moulijn-Haitsma Mulier
Hoe ver is wel de avond van de morgen,
er leeft daartussen heel een lang nacht,
die is als dood, die altijd scheiding bracht,
en stil verraadde, die in hem zich borgen,
O nacht, zo vol van fluisterende kolken,
uit uw diepten delf ik toon en rijm,
hoe zwaar draagt gij aan uw zwijmelend geheim,
het is in u dat mijn gedachten wolken.
Gij zijt de demping, het helderrood verlangen,
dat avond naar de lichte morgen trekt,
doordraaft in gulden gloed uw donkere gangen,
tot het in uw listenkolk wordt neergestrekt.
En smalend telt gij dan de lange uren,
dat nog uw sombere heerschappij kan duren.
05-12-2014, 00:00
Geschreven door André
04-12-2014
In de slag. H Moulijn-Haitsma Mulier
De zware ritmen loeien door mijn hoofd,
en bonken tegen mijn vermoeide oren,
mijn stem gaat in de geluidengolf verloren,
mijn zinnen zijn door de eeuwige klank verdoofd.
O chaos, die de mens de krachten rooft,
hoe moeilijk is het door uw gewoel te boren,
de klanken zo te vatten, dat herboren,
hij in harmonie weer de hoogste wet gelooft.
Hoe zwellen weer de brullende geluiden,
en beeft de aarde onder het helse koor,
toch hoor ik in de sfeer de klokken luiden.
Het zijn andere klanken dan het hel verkoor,
zwaar dreunt het lied de purperen hemel in,
in donderend eind, hoor ik het eerste begin.
1916
04-12-2014, 00:00
Geschreven door André
03-12-2014
Liefde. H Moulijn-Haitsma Mulier
Wil soms een man van zoete liefde spreken,
het is aan zijn edelste zelf dat hij zich richt,
niet aan een vrouw, zij is hem slechts het teken
van lente, die in een nieuwe bloei hem licht.
En ook een vrouw, wil zij van liefde dromen,
ziet niet een man, uit liefdes diepe vliet,
zij ziet een beeltenis naar voren komen,
haar schoonste zelf, dat zij in de spiegel ziet.
Zo is dan de liefde, in elk de drang tot leven,
zij is in menselijkheid enkel lust tot groei,
zij doet de dromenbloesems openbeven,
zij drijft de mens tot de eindelijke bloei.
Maar vraag ik de liefde zacht, vanwaar zij kwam,
dan lacht zij, dat zij uit de eenheid alles nam.
03-12-2014, 00:00
Geschreven door André
02-12-2014
Zoeken. H Moulijn-Haitsma Mulier
Zingend staan de heuvels aan het water,
Zingend staan de bloemen in de wind,
zij vangen klanken op van het geklater,
van een bron die ik alleen niet vind.
Echo's zijn zij van het goed gesnater,
van een nieuwgeboren aardekind,
dat de luchten vult met het geschater,
van de vreugde die het aan de wereld bindt.
Hoger klimt het fijne, ijle zingen,
in de bloemen luidt het aan de stroom,
vaster trekt de maan haar lichte kringen,
om de geurenvolle avondboom.
Zingend met de bloemen in de wind,
zoekt mijn hart de vreugde van het kind.
02-12-2014, 00:00
Geschreven door André
01-12-2014
Herfst. H Moulijn-Haitsma Mulier
Wanneer de wind zoeft door de bruine wand,
van de nog zomers dichtgesloten haag,
hoor ik gekraak en ritselend geklaag,
en dorre bladeren vallen langs de kant.
De oranje kruin in de verlaten laan,
omtint de bomen als afgedragen tooi,
naar binnen dringt het sap, het vlammend mooi,
verstromend in de kleur, in stil vergaan.
Zo keert ook voor het hart, seizoen en tijd,
de oevers groenden glanzend in de baan
van de rivier; een spiegeling, een waan,
blijkt op de tocht het beeld dat ons ontglijdt.
Maar binnen klant de kleur: zo in die kring,
verschijnt mij de eeuwige gloed, die ik bezing.
1916
Hester Henriette Jacoba Moulijn-Haitsma Mulier
Oldeboom 1877-1948
01-12-2014, 00:00
Geschreven door André
30-11-2014
Ik ben een God. Willem Kloos
Ik ben een God in het diepste van mijn gedachten,
en zit in het binnenste van mijn ziel ten troon,
over mijzelf en het al, naar rijksgeboden,
van eigen strijd en zege, uit eigen krachten,
en als een heir van donkere, wilde machten,
joelt aan mij op en valt terug, gevloon,
voor het heffen van mijn hand, en heldere kroon.
Ik ben een God in het diepste van mijn gedachten,
en toch zo eindeloos smacht ik soms, om rond
uw overdierbare leden de arm te slaan,
en luid uitsnikkende, met al mijn gloed,
en trots en kalme glorie te vergaan,
op uw lippen, in een wilde vloed
van kussen, waar ik niet langer woorden vond.
30-11-2014, 00:00
Geschreven door André
29-11-2014
Schemering. Willem Kloos
Nauwelijks zichtbaar wiegen op een lichte zucht,
de witte bloesems in de schemering, ziet,
hoe langs mijn venster nog, met zacht gerucht,
één enkele, al te late vogel vliedt.
En ver, daarginds, die zacht gekleurde lucht,
als parelmoer, waar iedere tint vervliedt
in tederheid...Rust, o wonder vreemd genucht,
want alles is bij dag zo innig niet.
Alle geluid, dat nog van verre spreekt,
versterft; de wind, de wolken, alles gaat
al zachter en zachter, alles wordt stil.
En ik weet niet, hoe thans dit hart, zo week,
dat al zo moe is, altijd luider slaat,
altijd maar luider, en niet rusten wil.
29-11-2014, 00:00
Geschreven door André
28-11-2014
Zij. Willem Kloos
Ik droomde van een kalme blauwe nacht,
de matte maan lag laag in mistig glimmen,
maar hoog scheen aan de schemerende kimmen,
de klare, wolkeloze sterrenwacht.
Toen, tussen maan en sterren, rees zij zacht,
mij zoeter dan de muze, en scheen een schimme,
wijl ik om haar hoofd, als diademen klimmen
en dalen zag, de gouden sterrenpracht.
O liefste mijn, eer ik een groet vond,
Ave Maria, ruiste het door mijn ziel,
en heel mijn ziel ruiste u toe, één zucht,
totdat op eenmaal door de stille lucht,
al die miljoenen gouden druppels vielen,
en gij als een heilige in die glorie stond.
28-11-2014, 00:00
Geschreven door André
27-11-2014
Beeltenis. Willem Kloos
Zoals daarginds, aan de stille blauwe lucht,
zilverzacht, de half ontloken maan
bloeit, als een vreemde bloesem zonder vrucht,
wier bleke bladen aan de kim vergaan.
Zo zag ik eens in wonderzoet genucht,
uw half verhulde beeltenis voor mij staan,
dan, met zachte glimlach en een zucht,
voor mijn verwonderde ogen ondergaan.
Ik heb u lief, als dromen in de nacht,
die, na een eindeloos heil van eenen stond,
bij de eerste schemering voor immer vloon.
Als morgenrood en bleke sterrenpracht,
iets liefs, dat men verloor en niet meer vond,
als alles, wat heel ver is en heel schoon.
27-11-2014, 00:00
Geschreven door André
26-11-2014
Aan mijn moeder. Willem Kloos
Ik denk altijd aan u, als in die dromen,
waarin een ganse, lange, zalige nacht,
een nooit gezien gelaat ons tegenlacht,
zo onuitsprekelijk lief, dat bij het domen
van de bleke ochtend, nog de tranen stromen
uit halfgeloken ogen, tot wij ons zacht
en zwijgend heffen, met de stille klacht,
dat schone dromen niet wederkomen.
Want alles ligt in een eeuwige slaap bevangen,
in de eeuwige nacht, waarop geen morgen daagt,
en heel dit leven is een wondere, bange,
onzegbare droom, die eens de nacht weer vaagt,
maar in die droom een droom, vol licht en zangen,
mijn droom, zo zoet begroet, zo zacht beklaagd.
Amsterdam 1859-1938
26-11-2014, 00:00
Geschreven door André
25-11-2014
Kent gij het land? Jan Pieter Heije
Kent gij het land waar de citroenboom bloeit,
in het donker loof de sinaasappel gloeit,
een zoele wind de blauwe lucht doorgeurt,
de mirte groeit, de lauwertak zich beurt,
kent gij het wel?
Daarheen, daarheen,
richt ik met u, mijn liefste, mijn schreden.
Kent gij het huis? Op de zuilen rijk en hoog
verheft de zaal haar trotse, brede boog,
het marmer leeft, de beelden zien mij aan,
wat heeft men u, onschuldig kind, aangedaan?
Kent gij het wel?
Daarheen, daarheen,
richt ik met u, mijn liefste, mijn schreden.
Kent gij de berg met het steil en kronkelend pad?
Het muildier baadt zich in het wolkennat,
in holen wonen draken zwart gebroed,
de rots stort neer en over hem de vloed.
Kent gij het wel?
Daarheen, daarheen,
gaat onze weg, gaat onze weg.
25-11-2014, 00:00
Geschreven door André
24-11-2014
Duinenlied. Jan Pieter Heije
Luchtig gesprongen door het mullige duin,
lustig gezongen op helling en kruin,
hoor, in ons lied stemt het lied van de streek,
het bruisen der zee en het ruisen der beek.
Holland, zoet Holland, hoe zwelt ons het hart,
daar waar uw duinwand de zeevloeden tart,
waar al de schatten van uw welige tuin,
grenst aan de dorheid van het stuivende duin.
Nederig van buiten, maar rijk in uw borst,
zijt gij, zoet Holland, door duinen omschorst,
wat u belaagt op de vloed of op het land,
zwicht als de golven voor het schuttende zand.
24-11-2014, 00:00
Geschreven door André
23-11-2014
Het oog van de nacht. Jan Pieter Heije
Vroom bewaakt in de stille nacht,
het oog van de hemel ons geslacht,
het lacht uit donker hemelblauw,
het spiegelt zich in avonddauw,
het schemert voor het cyressenlover,
onze dierbare graven over.
Het glimlacht vriendelijk, zacht en klaar,
op een teder minnend paar,
het ziet de vreugde, het ziet de smart,
in het verborgen mensenhart,
het doet een krans van zilveren stralen,
op het dichtersvoorhoofd dalen.
En een troost voor de aarde te hoog,
daalt er uit dat lachend oog,
het is alsof het weemoedig vraagt,
"waarom niet uw leed geklaagd?
hier is de eindpaal van uw klagen,
duld en hoopt op betere dagen."
Het kaatst dan van de sneeuwberg neer,
het baadt zich in het blanke meer,
het vonkelt op het schuim der baren,
het flikkert door de lindeblaren,
het kust door donkere vensterbogen,
het liefste meisje mond en ogen.
Vriendelijk oog dat ons bewaakt,
als de stille nacht genaakt,
dat de sluimering ons verzoet,
schone maan, o wees gegroet,
geef de sluimerende, de moede,
zoete dromen in uw hoede.
23-11-2014, 00:00
Geschreven door André
22-11-2014
Witte rozen. Jan Pieter Heije
Sneeuwblanke rozen,
zacht is uw kleur,
beeltenis van onschuld,
zoet is uw geur.
Zonlicht doorschemert,
blozend uw knop,
lagend uit doornen,
heft gij u op.
Dauwdruppels verhoogden,
het smetteloos satijn,
toen ik uw bloemen,
brak voor het festijn.
Stervend nog spreidt gij,
geuren voor mij,
lieflijke rozen,
leven en sterven,
wil ik als gij.
22-11-2014, 00:00
Geschreven door André
21-11-2014
Verraden. Jan Pieter Heije
Toen 's nachts ik je kuste, mijn liefje,
Heeft niemand ons kozen bespied,
de sterren zij glansden aan het hemelblauw,
de sterren wantrouwden wij niet.
Maar er is een ster gevallen,
die heeft het de golven gemeld,
de golven hebben het de steven,
de steven de bootsman verteld.
De bootsman zong het op een avond,
zijn allerliefste voor,
nu zingen op markten en in straten,
de maagden en knapen het in koor.
Amsterdam1809- 1876
21-11-2014, 08:47
Geschreven door André
20-11-2014
Drenthe. Marie Cremers
Ik droom van bloemen in de wind geboren,
ver van de wereld in haar pijnigend gerucht,
die in de schrale bries de vreemde liederen horen,
waarin verlangen schoonheid huiverend zucht.
Hun hoofden beven op de grote ademtochten,
die hen beroeren, eeuwig onvoldaan,
wel staan zij in de aarde, die hun wortels zochten,