Darwin krijgt dan toch gelijk: apen zijn fysiek in staat om te praten
Darwin krijgt dan toch gelijk: apen zijn fysiek in staat om te praten
Belga
vr 09/12/2016 - 21:07 Kevin Calluy
Uit een internationaal wetenschappelijk onderzoek, waar ook de VUB aan heeft meegewerkt, blijkt dat apen over de juiste fysieke kenmerken beschikken om te kunnen praten. Alleen zijn hun hersenen niet in staat om de juiste signalen te geven aan hun spraakorganen. De studie werd vanavond gepubliceerd in ScienceAdvances.
Tot de jaren 60 waren er twee hypotheses over waarom primaten niet konden praten. Volgens de ene was dat omdat de spraakorganen van primaten niet juist gebouwd zijn, volgens de andere omdat de hersenen niet de juiste signalen zouden geven aan die spraakorganen. Charles Darwin was een aanhanger van die laatste theorie.
Na een onderzoek in de jaren 60 verdween de theorie die Darwin steunde naar de achtergrond. Uit een onderzoek van de spraakorganen van dode apen, moest blijken dat de spraakorganen wel degelijk niet in staat waren om taal te produceren. Sindsdien is dat de belangrijkste theorie in studieboeken, maar na vandaag komt daar wellicht verandering in.
Wetenschappers hebben ontdekt dat de spraakorganen van apen wel degelijk in staat zijn om taalklanken te produceren. Alleen kunnen apen ze niet uitbrengen, omdat hun hersenen niet de juiste signalen uitsturen. De onderzoekers, onder anderen VUB-onderzoeker Bart De Boer, kwamen daar achter door röntgenbeelden te analyseren van levende apen.
Archeologisch onzichtbaar
De studie werpt een nieuw licht op de geschiedenis van ons taalgebruik. Wetenschappers zijn het immers niet eens over wanneer de mens is beginnen te praten, voornamelijk omdat spraak archeologisch onzichtbaar is en er dus onvoldoende bewijzen (kunnen) zijn.
De bevindingen uit deze studie duiden erop dat het niet de evolutie is van onze mond, tong en stembanden die ons deed praten, maar wel de evolutie van onze hersenen. Omdat onze hersenen de juiste signalen sturen naar onze spraakkanalen kunnen wij spreken. Een aap met de hersenen van een mens zou dus honderduit kunnen praten.
Maak kennis met de Belg die de oerknal-theorie bedacht: Georges Lemaître
Maak kennis met de Belg die de oerknal-theorie bedacht: Georges Lemaître
Belga
za 26/11/2016 - 08:21 Koen Wauters Er zijn een paar dingen die bijna iedereen weet over het heelal: de maan draait rond de aarde, de aarde draait rond de zon, en het is allemaal begonnen met een grote knal: de oerknal. De "Big Bang" is nog altijd wereldwijd een standaardbegrip, het is studiestof voor elke middelbare scholier. Minder bekend is dat een bescheiden Belg, Georges Lemaître, in de jaren dertig van de vorige eeuw de grondlegger was van dat inzicht.
Leven
Georges Lemaître is geboren in 1894, in Charleroi, als oudste van vier zonen. De jonge Lemaître studeert vanaf 1911 voor mijningenieur aan de KU Leuven. Tegelijk volgt hij een opleiding Thomistische wijsbegeerte. Het is toen al tekenend voor zijn dubbele interesse: geloof en wetenschap.
Maar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakt tijdelijk een kruis over zijn studies. Lemaître meldt zich aan, en belandt in 1915 als infanterist aan het IJzerfront. Hij blijft er tot het einde van de oorlog, en wordt er zelfs gedecoreerd. Na de oorlog herbegint hij zijn studies, maar hij kiest nu voor natuur- en wiskunde. Tegelijk treedt hij in, in het seminarie van Mechelen.
Daarna begint hij een internationale carrière als wetenschapper. Hij vertrekt als onderzoeker naar Cambridge, daarna naar Canada, en hij schrijft uiteindelijk zijn doctoraat aan het beroemde MIT in de Verenigde staten.
VRT
VRT
Geloof en wetenschap
Lemaître overleed vijftig jaar geleden, en dat wordt nu uitgebreid herdacht in het Vaticaan in Rome. Want, Lemaître was ook priester. Een op het eerste gezicht merkwaardige combinatie. Zeker in die tijd, toen veel mensen pakweg het bijbelse scheppingsverhaal nog letterlijk namen.
Hijzelf zag daar geen probleem in, en heeft daarover in 1933 een nog altijd erg helder en lezenswaardig interview gegeven aan de New York Times (zie foto). Het zegt ook iets over zijn aanzien toen, dat hij geïnterviewd werd door de New York Times. De tekst is trouwens geïllustreerd met een prachtige foto van Lemaître en Einstein in gesprek, met als bijschrift: Einstein en Lemaître. Ze hebben een diep respect en bewondering voor elkaar.
In dat interview zegt Lemaître dat hij twee wegen naar de waarheid bewandelt: wetenschap en geloof. Wetenschap geeft zekerheid. Geloof geeft verlossing. En die twee wegen hebben elkaar nooit in de weg gestaan, zegt Lemaître. Over het scheppingsverhaal zegt hij bijvoorbeeld: Er is geen enkele reden om de bijbel af te zweren, omdat we nu weten dat de schepping tien miljard jaar heeft geduurd, in plaats van zes dagen. Genesis leert ons enkel dat we elke zevende dag moeten besteden aan rust en aan gebed, op weg naar verlossing.
VRT
De oerknal
Tot de jaren twintig van vorige eeuw dachten wetenschappers dat de kosmos vrij statisch was. Maar daar brengt om te beginnen Einstein verandering in. In zijn relativiteitstheorie verbindt hij tijd en ruimte met materie en energie. Wat later ontdekte Edwin Hubble dat het heelal bestaat uit veel meer sterrenstelsels dan alleen maar onze Melkweg. Hubble stelde ook iets merkwaardig vast: die sterrenstelsels bewegen zich weg van elkaar.
Lemaître kon in 1927 die twee bevindingen koppelen: de uitdijing van het heelal en de relativiteitstheorie van Einstein. En nog belangrijker: hij dacht daar op voort. Want wat uitdijt, moet ooit kleiner geweest zijn. Terugrekenend kon Lemaître dus van de huidige toestand de weg naar het begin van het heelal reconstrueren. Volgens Lemaître was dat een atome primitif dat, via extreem snelle expansie, het heelal zou worden. De oerknal (foto). Een theorie die hij ontwikkelt in een kort artikel in Nature, in 1931.
ESA
Einstein twijfelt eerst
De theorie wordt eerst op scepsis onthaald. De term Big Bang is trouwens van een van de tegenstanders van Lemaître, en was spottend bedoeld. Ook Albert Einstein (foto) twijfelt eerst, maar draait volledig bij na een lezing van Lemaître, en zegt "Dit is de mooiste en meest bevredigende uitleg over het ontstaan van het heelal, die ik ooit heb gehoord." Het duurde tot 1964, vlak voor Lemaîtres dood, met de ontdekking van de kosmische achtergrondstraling, dat de theorie helemaal bewezen was.
Lemaître was bescheiden, en heeft misschien daarom nooit de Nobelprijs fysica gekregen, als is hij wel een aantal keer genomineerd. Een vergissing die het Nobelprijscomité zelf lijkt recht te zetten bij de bekendmaking van de Nobelprijs fysica in 2011, aan twee fysici die ontdekt hebben dat het heelal sneller en sneller uitzet, en dus voort werkten op het inzicht van Lemaître. Het dient opgemerkt dat Lemaître in zijn artikel uit 1927 correct de vergelijkingen afleidde voor een expanderend heelal, zegt het Nobelprijscomité in 2011. Als postuum eerherstel kan dat tellen.
AP
Georges Lemaître in enkele data
1894: geboren in Charleroi.
1911-1914: student mijningenieur in Leuven
1914-1919: vrijwilliger in het Belgische leger
1920: doctor in de natuurwetenschappen
1923: priesterwijding
1927: PHD aan MIT, publiceert artikel over uitdijing heelal. Eerste ontmoeting met Einstein.
1931: erkenning theorie oerknal door Einstein, publicatie in Nature.
1960: voorzitter pauselijke academie voor wetenschappen
1966: overlijden in Leuven
24-11-2016
Stad en begraafplaats van 7.000 jaar oud ontdekt in Egypte
AP
do 24/11/2016 - 06:22 Belga Archeologen hebben in Egypte een stad en een begraafplaats uit 5.300 voor Christus ontdekt. Dat kondigde het ministerie van de Oudheid aan.
De stad en de necropolis werden in Hoog-Egypte ontdekt, op zo'n 400 meter van de Séti I-tempel in Abydos. Dat bevestigde minister Mahmoud Afifi. Ze dateren van 5.316 voor Christus.
De archeologen troffen volgens Afifi hutten, aardewerk en stenen werktuigen aan. Daarnaast werden er ook 15 grote graftombes ontdekt, die suggereren dat er belangrijke mensen in begraven werden. "Deze ontdekking kan ons veel informatie opleveren over de geschiedenis van Abydos", aldus Afifi in een verklaring verspreid door zijn ministerie.
Egypte heeft tal van archeologische sites die veel toeristen aantrekken, maar de laatste jaren zijn dat er fors minder door de politieke instabiliteit en de aanslagen in het land.
Hoe een dringend plasje tot een ontdekking leidde die de geschiedenis herschreef
Foto: REUTERS
Een man met een volle blaas heeft geleid tot een ontdekking die de geschiedenis herschreven heeft. Tijdens een plasstop in het dorre binnenland van Australië trof hij in een verborgen schuilplaats voorwerpen van meer dan 49.000 jaar oud aan.
Giles Hamm - doctoraatsstudent aan La Trobe University - was samen met Clifford Coulthard van de lokale Adnyamathanha-bevolking kloven aan het onderzoeken in het noorden van de Australische bergketen Flinders Ranges toen de man dringend moest plassen.
Cliff moest naar toilet, dus wandelden we wat verder om te plassen, zegt Hamm. Daar troffen we een schuilplaats aan die zwart was aan de bovenkant. We wisten meteen dat het een aanwijzing was dat mensen er ooit vuur hadden gemaakt.
Belangrijke vondst
In de grot - op 550 kilometer ten noorden van Adelaide - trof het duo heel wat oude voorwerpen aan. Zon 4.300 in totaal. De onderzoekers vonden onder meer de oudste van botten en stenen gemaakte gereedschappen die ooit in Australië teruggevonden zijn.
Dat wijst erop dat de Aboriginals die in dat gebied leefden technologieën beheersten die - tot zover geweten - nog niet in andere delen van Australië gebruikt werden.
Genyornis newtoni (rechts)
Daarnaast stuitten ze in de Warratyi Rock Shelter ook op botten van een gigantisch buideldier (Diprotodon optatum) en eieren van een grote vogelsoort die uitgestorven is (Genyornis newtoni).
Die vondst wijst erop dat de Aboriginals duidelijk interactie hadden met de dieren in hun omgeving en er ook op jaagden. Het eerdere idee dat er geen interactie was, is daarmee dus begraven.
10.000 jaar eerder
Nog belangrijker is echter dat de ontdekkingen bewijzen dat mensen zich zon 49.000 jaar geleden in het dorre binnenland van Australië gevestigd hebben. Dat is zon 10.000 jaar eerder dan tot nu toe gedacht.
Er was al geweten dat mensen 50.000 jaar geleden voor het eerst voet in Australië zetten. Maar wanneer ze zich precies in het dorre binnenland vestigden, was nog onduidelijk. Tot nu dus.
Beroering! Braziliaanse kapucijnaapjes maken afslagen, scherpe stenen werktuigen die niet van de menselijke te onderscheiden zijn. Daar gaat het onderscheid tussen Australopithecus en Homo, tussen aapmens en echte mens.PIETER VAN DOOREN
Waar leg je de grens tussen de voorlopers van de mens, en de echte mensen? De beroemde antropoloog Louis Leakey trok de streep bij stenen schilfers met een scherpe rand, die niet van nature ontstonden als een steen brak. Werktuigen dus. Die waren des mensen. Dat de oudste mens die hij bij werktuigen vond,Homo habilis,ook nog eens rechtop liep, en alle oudere vondsten niet, was een bijkomend argument voor zijn keuze.
Niemand heeft sindsdien zijn grens betwist, ook al weten we nu dat er ook al aapmensen waren die rechtop liepen Lucy, bijvoorbeeld en dat er ook dieren zijn die werktuigen gebruiken, en maken. Chimpansees gebruiken zelfs stenen als werktuig.
Kapucijnaap
Maar bewust schilfers van zon steen afslaan, dat doen zelfs chimpansees niet. En toen men bonobos in gevangenschap leerde om stenen werktuigen te maken, leken de schilfers die zij afsloegen niet op wat de eerste mensen maakten.
Des te groter is de schok nu zes Britse en Braziliaanse onderzoekers in deNaturevan vandaag melden dat een veel lagere apensoort, de bebaarde kapucijnaap(Sapajus libidinosus),menselijke schilfers van stenen afslaat let wel: hij gebruikt die schilfers niet. Die kapucijnapen brengen ons bij de pijnlijke vraag: wistHomo habilisdan wél wat hij deed? En ligt de grens van het mensdom wel waar ze moet liggen?
Men wist al ruim een kwarteeuw dat de aapjes stenen gebruikten om noten mee kapot te slaan. Tomos Proffitt, Lydia Luncz en collegas filmden nu in het Braziliaanse nationale park Serra da Capivara aapjes die stenen tegen elkaar sloegen tot ze braken. De scherpe schilfers die wegspatten, de afslagen, verschilden in de helft van de gevallen niet van die uit archeologische sites.
Dat de aapjes de gebroken stenen wel hergebruikten als hamer, maar niet gingen snijden of schrapen met de afslagen, is slechts een magere troost. Vanaf nu is het niet meer genoeg dat je bij een fossiel bewust gemaakte stenen schilfers vindt, je zult voortaan ook moeten aantonen dat die schilfers bewust werden gebruikt, bijvoorbeeld via snijsporen op botten in de buurt, of slijtsporen op de snede.
Afrika
Het is niet meer genoeg dat je bij een fossiel bewust gemaakte stenen schilfers vindt, je zult ook moeten aantonen dat ze bewust werden gebruikt
Paleoantropologen hebben in de fossielen van mensen en voormensen gezocht naar evoluties die de menselijke hand en hersenen steeds geschikter maakten om tot het fabriceren van werktuigen te komen. Die gegevens zal men nu toch eens in een breder perspectief moeten bekijken, zegt een commentaarstuk inNature.Dat stelt de leek meteen ook gerust: onze kennis over de steenbewerking van de eerste mensen in Afrika rust op solide fundamenten. Ze steunt op decennia van continu onderzoek en honderden productieplaatsen van stenen werktuigen.
Versta: de stenen werktuigen die we uit Afrika kennen zijn echt wel door mensen gemaakt, en bewust. Een steen kan in de natuur door druk of een val breken en vergruizelen. Maar voor de typische schelpvormige breuken die scherpgerande schilfers laten ontstaan, moet hij op één punt geraakt worden, tangentieel en met een goedgekozen kracht. Het is niet omdat aapjes daar af en toe in slagen, zo te zien bij toeval, dat alles wat we nu als een menselijk product catalogiseren, door apen gemaakt zou zijn. Aapjes laten bijvoorbeeld geen snij- en slijtsporen na, mensen wel. Mensen halen ook verscheidene afslagen uit dezelfde kernsteen.
In het grondig bestudeerde Afrika mogen we er gerust in zijn, alvast volgens het commentaarstuk. Maar voor Zuid-Amerika, waar er nog steeds debat is over wanneer en waarvandaan de mens er arriveerde, kunnen steenschilfers voortaan maar beter niet meer als argument gebruikt worden, geeft het commentaarstuk toe.
Ook al meppen de Braziliaanse aapjes er lustig op los, ze gebruiken de steenschilfers nergens voor, en lijken er zelfs niet in geïnteresseerd. Ze likken wel vaak het gruis van de grote hamerstenen waarmee ze meppen. Voor de voedzame mineralen in kwartsiet? Voor het korstmos? Als u een beter idee hebt, mag u het zeggen.
http://www.standaard.be/cnt/dmf20161019_02528776
01-11-2016
Prehistorische mens hield langer dan gedacht aan verdronken Doggerland vast
Prehistorische mens hield langer dan gedacht aan verdronken Doggerland vast
di 01/11/2016 - 19:27 Alexander Verstraete
Ook toen de zeespiegel tienduizend jaar geleden begon te stijgen, bleef de prehistorische mens in het zogenoemde Doggerland tussen Engeland en Denemarken wonen. Dat hebben Nederlandse archeologen ontdekt na analyses van botten uit de Noordzee. Tot nu toe dachten wetenschappers dat de mens de laaggelegen vlakte aan het einde van de laatste ijstijd al snel verliet.
Te voet van de oostkust van Engeland naar Denemarken stappen en onderweg even halt houden in Nederland? Tijdens de meeste ijstijden die onze planeet heeft gekend, was het praktisch perfect mogelijk. Omdat de zeespiegel toen telkens veel lager stond, kwamen laaggelegen vlaktes droog te staan.
Ook tijdens de laatste ijstijd was dat het geval. Wat nu de (zuidelijke) Noordzee is, was toen een uitgestrekte vlakte die het hedendaagse Engeland en Denemarken via Nederland en ook ons land met elkaar verbond. Vandaag noemen wetenschappers die vlakte van weleer Doggerland.
(Lees verder onder afbeelding)
Jager-verzamelaars
De prehistorische mens was op dat moment nog een jager-verzamelaar en waarde duizenden jaren in Doggerland rond. Toen de zeespiegel zowat tienduizend jaar geleden aan het einde van de laatste ijstijd begon te stijgen, liep dat Doggerland langzaam onder.
Lange tijd dachten wetenschappers dat de mens hierdoor relatief snel zijn toevlucht tot hoger gelegen gebieden zocht, maar uit Nederlands onderzoek blijkt nu dat hij nog enkele duizenden jaren op de vlakte bleef rondzwerven.
Het onderzoek is uitgevoerd door wetenschappers van de universiteit van Groningen, het Rijksmuseum van Oudheden, de Stichting Stone en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De resultaten zijn verschenen in het Journal of Archaeological Science.
(Lees verder onder afbeelding)
Isotopen
Concreet hebben de onderzoekers menselijke botten geanalyseerd die uit de Noordzee zijn opgevist. Dat laatste gebeurt regelmatig, nu eens door vissers, dan weer bij het opspuiten van zand voor landwinning. Hun analyse spitste zich toe op botten van mensen die tussen 10.500 en 8.000 jaar geleden aan het begin van het Mesolithicum in Doggerland leefden.
De wetenschappers onderzochten deze botten op stabiele isotopen. Die vertonen lichte variaties al naargelang het voedsel dat iemand tot zich neemt. De isotopen in botten van iemand die hoofdzakelijk vlees eet, geven bijvoorbeeld een andere waarde aan dan iemand die hoofdzakelijk vis eet.
(Lees verder onder afbeelding)
Zoetwatervis
Uit dat isotopenonderzoek blijkt dat de mensen van Doggerland aan het einde van de laatste ijstijd van een dieet met hoofdzakelijk vlees overschakelden op een dieet met hoofdzakelijk vis. Rond 8.000 jaar geleden aten ze nog steeds vooral zoetwatervis uit rivieren. Dat wijst erop dat ze ook toen nog in moeraslanden in de delta's van rivieren woonden en zich dus niet uit Doggerland lieten wegjagen.
Uiteindelijk moest de prehistorische mens toch het onderspit delven tegen de stijgende zeespiegel die in die tijd tot wel twee meter per eeuw steeg, veel sneller dan vandaag. Rond 6225-6170 voor christus veroorzaakten enkele kolossale onderzeese aardverschuivingen in de noordelijke Atlantische Oceaan gigantische tsunami's die Doggerland de doodsteek gaven. De mens zag zich alsnog genoodzaakt naar hogere gebieden te trekken en de vlakte finaal aan de zee over te leveren.
Wetenschappers ontdekken voor het eerst versteende dinohersenen
Wetenschappers ontdekken voor het eerst versteende dinohersenen
zo 30/10/2016 - 17:14 Alexander Verstraete Voor het eerst hebben wetenschappers een fossiel van een dinosaurus als versteende hersenen geïdentificeerd. Het weefsel vertoont gelijkenissen met de hersenen van moderne krokodillen en vogels.
Botten van dinosauriërs duiken dan wel met de regelmaat van de klok op, (versteend) zacht weefsel van de prehistorische dieren is uiterst zeldzaam. Lang voor het miljoenen jaren geleden kon fossiliseren, verging het immers. Onderzoek voeren naar de evolutie van zo'n weefsel bij dinosauriërs is dan ook moeilijk.
Een fossiel dat in 2004 in Sussex in het Verenigd Koninkrijk is ontdekt, blijkt nu niks minder dan een versteend restant van dinohersenen. Dat hebben wetenschappers van de universiteit van Cambridge ontdekt. Hun resultaten zijn verschenen in een publicatie van The Geological Society in Londen. Naast effectief hersenweefsel vertoont het fossiel ook "echo's" van hersenvliezen en haarvaten.
Iguanodon
Waarschijnlijk behoorden de fossiele dinohersenen toe aan een soort gelijkaardig aan de Iguanodon, een grote herbivoor die 133 miljoen jaar geleden tijdens het Late Krijt leefde. De wetenschappers vermoeden dat de hersenen bewaard zijn gebleven omdat ze kort na de dood van het dier zijn "gepekeld" in water met een hoge zuurtegraad zoals een moeras.
Concreet denken ze dat de dino in de buurt van een waterpartij stierf waarna zijn hoofd bedolven raakte onder sedimenten op de bodem van de plas. De hersenen konden vervolgens prima conserveren dankzij de hoge zuurtegraad en een gebrek aan zuurstof.
Een worst omringd door bloedvaten
Vooral de hersenvliezen van het fossiel wijzen op grote gelijkenissen met hersenen van de moderne verwanten van dinosauriërs, met name vogels en krokodillen. Reptielen hebben hersenen in de vorm van een worst die met een dicht netwerk van bloedvaten is omgeven. Hun eigenlijke hersenen nemen vaak slechts de helft van de schedel in.
De fossiele dinohersenen vertonen sporen die aantonen dat ze direct tegen de schedel waren aangedrukt. Mogelijk vulden ze meer ruimte in de schedel en waren hersenen van dinosauriërs dus groter dan gedacht. Toch hoeden de wetenschappers zich voor conclusies over de intelligentie van de dieren op basis van dit ene fossiel.
Ze vermoeden veeleer dat het hoofd van de dinosaurus in kwestie na zijn dood ondersteboven in het sediment terechtkwam waarna de hersenen door de zwaartekracht en verval direct tegen de schedel kwamen te zitten.
vr 14/10/2016 - 18:49 Luc De Roy In een grot in het Spaans-Baskische stadje Lekeitio zijn zo'n 50 rotsgravures ontdekt die tussen 12.000 en 14.500 jaar oud zijn. Ze worden omschreven als de "meest spectaculaire en indrukwekkendste" ooit gevonden op het Iberisch schiereiland.
De gravures werden gevonden op de wanden en het plafond van de Armintxe-grot in het vissersdorp Lekeitio in de provincie Biskaje. Ze stellen paarden, bizons, geiten en ook twee leeuwen voor. Het is voor het eerst dat afbeeldingen van leeuwen gevonden worden in Biskaje.
Een aantal van de afbeeldingen zijn ook veel groter dan de afbeeldingen die tot nu toe gevonden zijn, een paard is bijvoorbeeld zo'n 1,5 meter lang.
"Het is een wonder, een schat van de mensheid", zei Unai Rementeria, een hoge ambtenaar van de provincie Biskaje. Rementeria heeft de ontdekking eerder deze week aangekondigd. De afbeeldingen werden al in mei ontdekt en ze zijn sindsdien onderzocht door experten.
Een deel van de gravures, en datzelfde deel met de afbeeldingen gemarkeerd in het wit.
Grot al langer bekend
De grot, die onder een residentieel gebouw ligt, was al langer bekend bij de plaatselijke bevolking, maar ze is moeilijk toegankelijk en niemand had tot nu toe de 50 meter afgelegd tot aan het 15 meter lange paneel met de nu ontdekte gravures op het plafond.
Samen met twee zijpanelen, staan er in de grot een dertigtal dieren afgebeeld, naast een aantal abstracte vormen als halve cirkels en lijnen.
Een aantal daarvan zijn "identiek" aan vormen die gevonden zijn in rotsgravures uit de Franse Pyreneeën. Een aantal andere kenmerken die zowel in Biskaje als in de Pyreneeën gevonden worden, zoals de afbeelding van de leeuwen en de graveertechniek die gebruikt werd, doen vermoeden dat er contacten kunnen geweest zijn tussen groepen jagers-verzamelaars in de beide gebieden.
Gedacht wordt dat de gravures dateren van tussen 12.000 en 14.500 jaar geleden.
Een detail van de rotsgravures met bovenaan een geit en een paardenkop en onderaan twee paarden (foto: AFP/Diputacion Foral de Bizkaia).
Niet open voor het publiek
De grot zal niet opengesteld worden voor het publiek. Ze is, zoals gezegd, moeilijk toegankelijk en bovendien moeten de gravures zo goed mogelijk bewaard worden.
De autoriteiten van Biskaje zeggen evenwel dat ze de nieuwste technologieën zullen gebruiken om het publiek een zo goed mogelijk beeld te bieden van de nieuwe ontdekking.
Op het einde van deze maand zullen experten de nieuwe vondst bespreken op een speciaal congres.
Lekeitio ligt zo'n 55 kilometer van Bilbao in de Baskische provincie Biskaje (Illustratie: GoogleMaps).
Professor prehistorie Cesar Gonzalez (rechts) en het hoofd van de Dienst Erfgoed van de provincie Biskaje Andoni Iturbe (links) bekijken de rotsgravures in de Armintxe-grot (foto: AFP/Diputacion Foral de Bizkaia).
70 miljoen jaar geleden al kwakende vogels boven Antarctica
70 miljoen jaar geleden al kwakende vogels boven Antarctica
Wetenschappers in Argentinië reconstrueerden het spraakorgaan van de Vegavis Iaai, een uitgestorven watervogel. Zo blijkt nu dat er zeventig miljoen jaar geleden al kwakende ganzen over de vlaktes van Antarctica vlogen. De bevindingen werpen nieuw licht op de evolutie in communicatie van dinosauriërs en vogels.
Archeologie: 3 Belgische soldaten uit WOI gevonden in Kaaskerke
3 Belgische soldaten uit WOI gevonden in Kaaskerke
Auteur: Jan Ouvry
wo 12/10/2016 - 16:39 Jan Ouvry In Kaaskerke, Diksmuide, zijn drie vermiste Belgische soldaten en een Franse uit de Eerste Wereldoorlog teruggevonden. In juni dit jaar is, ook bij Diksmuide, een gelijkaardige vondst gedaan. Maar het terugvinden van vermiste Belgische soldaten blijft zeer uitzonderlijk. Voor dit jaar was het geleden van 1952 dat zoiets nog gebeurde.
In Kaaskerke, achter de IJzertoren, wordt binnenkort een nieuwe bedrijvenzone aangelegd. Voor de werkzaamheden begonnen, onderzochten archeologen de voorbije weken het terrein van bijna 5 hectare. Door een proefopgraving een jaar geleden wisten ze al zeker dat er lichamen lagen van zeker 3 Belgische soldaten. Die zijn vorige week opgegraven.
Archeoloog Simon Verdegem: "We hadden twee grafkuilen. De knopen van de uniformen van de soldaten gaven ons zekerheid over de eenheden waarvan deze mensen deel uitmaakten. In één kuil lag één soldaat apart, die tot de genietroepen behoorde. In de andere lagen twee soldaten samen en die behoorden tot het 11e Linie Regiment."
Boven: de archeologen leggen voorzichtig de resten van de twee soldaten van het Elfde Linie Regiment bloot.
Onder: knopen van het Elfde Linie; vanaf mei 1915 kreeg het Belgisch leger nieuwe kaki uniformen en verdwenen de aparte knopen voor elk regiment.
Tijdens hun graafwerk vonden de archeologen nog een vierde slachtoffer: een Fransman. Hij lag naast de drie anderen, maar zijn graf werd verstoord door de inslag van een artilleriegranaat en daardoor zijn er alleen maar fragmenten van zijn lichaam teruggevonden. De archeologen zijn er zo goed als zeker van dat deze soldaten omkwamen tijdens de 1e IJzerslag, van 18 oktober tot 11 november 1914.
Simon Verdegem: "In deze zone werd toen hevig gevochten en we weten dat het 11e Linie Regiment hier toen actief was. En het feit dat een Fransman bij hen is gevonden, versterkt ons vermoeden, want Fransen en Belgen vochten hier toen zij aan zij."
De Franse militair werd gevonden bij het paaltje met rood merkteken; links de Belgische geniesoldaat, in het midden het graf van de twee Elfde Linie-soldaten.
Later in de oorlog werden gesneuvelde Belgische soldaten meestal afgevoerd naar een begraafplaats achter het front. Maar in die eerste chaotische weken aan de IJzer werden de slachtoffers vaak begraven op de plek waar ze waren omgekomen.
Simon Verdeghem: "Zon tijdelijk graf was altijd wel gemarkeerd, meestal met een houten kruis. Maar vaak raakte het ook vergeten: omdat diegene die ze begraven had zelf nadien sneuvelde, omdat de eenheid van de gesneuvelden naar een andere plaats aan het front verhuisde, omdat de kruisen (en de graven) door bominslagen werden kapotgeslagen, omdat de plek waar de slachtoffers werden begraven niet goed werd genoteerd, ..."
Belgische militairen bij enkele graven aan de frontlinie (collectie Egide Wouters)
Fysisch-antropologisch onderzoek van de stoffelijke resten zal nu wellicht meer duidelijkheid geven over de leeftijd van de teruggevonden soldaten, hoe groot ze waren, etc. Maar de kans op identificatie lijkt zeer gering.
Het 11e Linie Regiment verloor tijdens de 1e IJzerslag in deze omgeving ruim 70 soldaten, waarvan een groot deel vermist bleven. En er zijn geen nevenvondsten gedaan die zouden kunnen helpen bij identificatie. Het is dus zoeken naar een speld in een hooiberg.
Maar voor deze twee vondsten was het geleden van 1952 dat nog Belgische militairen gevonden werden.
De opgravingen in Kaaskerke waren voor de archeologen ook een buitenkans, omdat ze niet vaak kunnen werken op een terrein waar vooral het Belgisch leger actief was. Zo konden ze hier een complex Belgisch loopgravenstelsel onderzoeken, met allerlei schuilplaatsen, mortierplatformen en een netwerk van communicatielijnen.
Interessant was ook een vroege Franse en ongewoon diepe loopgraaf. Maar visueel was toch een Britse vondst het meest spectaculair.
In oktober/november kwamen eenheden van de Britse Royal Engineers de Belgen hier enkele weken bijstaan. Zij hadden een batterij met zogenoemde Livens-projectoren mee. De Livens-projector is een eenvoudige mortier, een buis met een onderstuk, waarmee bussen gevuld met gifgas of brandstof werden afgeschoten.
De resten van de Livens-projectoren, enkele zijn duidelijk uit elkaar gespat bij het afvuren.
Er werden tientallen projectoren naast elkaar geplaatst die hun lading zon 1,5 km ver konden afschieten. Erg betrouwbaar waren ze niet en soms ontploften ze ter plekke. Als ze in actie kwamen, werd eerst het terrein rondom ontruimd.
De Britten namen de meeste van hun projectoren terug mee, maar een deel moesten ze achterlaten. Die zijn nu alleen nog maar op foto te zien, want de opgravingen in Diksmuide zijn afgerond en het terrein is opnieuw dichtgegooid.
Links, Britse militaren vullen Livens-projectoren met gascylinders. Rechts, kapitein William Howard Livens naast zijn uitvinding.
Na het weggraven van de teeltlaag, maakt de verkleuring zeer duidelijk waar de loopgraaf liep.
Archeologie:
3 Belgische soldaten uit WOI gevonden in Kaaskerke
wo 12/10/2016 - 16:39 Jan Ouvry In Kaaskerke, Diksmuide, zijn drie vermiste Belgische soldaten en een Franse uit de Eerste Wereldoorlog teruggevonden. In juni dit jaar is, ook bij Diksmuide, een gelijkaardige vondst gedaan. Maar het terugvinden van vermiste Belgische soldaten blijft zeer uitzonderlijk. Voor dit jaar was het geleden van 1952 dat zoiets nog gebeurde.
In Kaaskerke, achter de IJzertoren, wordt binnenkort een nieuwe bedrijvenzone aangelegd. Voor de werkzaamheden begonnen, onderzochten archeologen de voorbije weken het terrein van bijna 5 hectare. Door een proefopgraving een jaar geleden wisten ze al zeker dat er lichamen lagen van zeker 3 Belgische soldaten. Die zijn vorige week opgegraven.
Archeoloog Simon Verdegem: "We hadden twee grafkuilen. De knopen van de uniformen van de soldaten gaven ons zekerheid over de eenheden waarvan deze mensen deel uitmaakten. In één kuil lag één soldaat apart, die tot de genietroepen behoorde. In de andere lagen twee soldaten samen en die behoorden tot het 11e Linie Regiment."
Boven: de archeologen leggen voorzichtig de resten van de twee soldaten van het Elfde Linie Regiment bloot.
Onder: knopen van het Elfde Linie; vanaf mei 1915 kreeg het Belgisch leger nieuwe kaki uniformen en verdwenen de aparte knopen voor elk regiment.
Tijdens hun graafwerk vonden de archeologen nog een vierde slachtoffer: een Fransman. Hij lag naast de drie anderen, maar zijn graf werd verstoord door de inslag van een artilleriegranaat en daardoor zijn er alleen maar fragmenten van zijn lichaam teruggevonden. De archeologen zijn er zo goed als zeker van dat deze soldaten omkwamen tijdens de 1e IJzerslag, van 18 oktober tot 11 november 1914.
Simon Verdegem: "In deze zone werd toen hevig gevochten en we weten dat het 11e Linie Regiment hier toen actief was. En het feit dat een Fransman bij hen is gevonden, versterkt ons vermoeden, want Fransen en Belgen vochten hier toen zij aan zij."
De Franse militair werd gevonden bij het paaltje met rood merkteken; links de Belgische geniesoldaat, in het midden het graf van de twee Elfde Linie-soldaten.
Later in de oorlog werden gesneuvelde Belgische soldaten meestal afgevoerd naar een begraafplaats achter het front. Maar in die eerste chaotische weken aan de IJzer werden de slachtoffers vaak begraven op de plek waar ze waren omgekomen.
Simon Verdeghem: "Zon tijdelijk graf was altijd wel gemarkeerd, meestal met een houten kruis. Maar vaak raakte het ook vergeten: omdat diegene die ze begraven had zelf nadien sneuvelde, omdat de eenheid van de gesneuvelden naar een andere plaats aan het front verhuisde, omdat de kruisen (en de graven) door bominslagen werden kapotgeslagen, omdat de plek waar de slachtoffers werden begraven niet goed werd genoteerd, ..."
Belgische militairen bij enkele graven aan de frontlinie (collectie Egide Wouters)
Fysisch-antropologisch onderzoek van de stoffelijke resten zal nu wellicht meer duidelijkheid geven over de leeftijd van de teruggevonden soldaten, hoe groot ze waren, etc. Maar de kans op identificatie lijkt zeer gering.
Het 11e Linie Regiment verloor tijdens de 1e IJzerslag in deze omgeving ruim 70 soldaten, waarvan een groot deel vermist bleven. En er zijn geen nevenvondsten gedaan die zouden kunnen helpen bij identificatie. Het is dus zoeken naar een speld in een hooiberg.
Maar voor deze twee vondsten was het geleden van 1952 dat nog Belgische militairen gevonden werden.
De opgravingen in Kaaskerke waren voor de archeologen ook een buitenkans, omdat ze niet vaak kunnen werken op een terrein waar vooral het Belgisch leger actief was. Zo konden ze hier een complex Belgisch loopgravenstelsel onderzoeken, met allerlei schuilplaatsen, mortierplatformen en een netwerk van communicatielijnen.
Interessant was ook een vroege Franse en ongewoon diepe loopgraaf. Maar visueel was toch een Britse vondst het meest spectaculair.
In oktober/november kwamen eenheden van de Britse Royal Engineers de Belgen hier enkele weken bijstaan. Zij hadden een batterij met zogenoemde Livens-projectoren mee. De Livens-projector is een eenvoudige mortier, een buis met een onderstuk, waarmee bussen gevuld met gifgas of brandstof werden afgeschoten.
De resten van de Livens-projectoren, enkele zijn duidelijk uit elkaar gespat bij het afvuren.
Er werden tientallen projectoren naast elkaar geplaatst die hun lading zon 1,5 km ver konden afschieten. Erg betrouwbaar waren ze niet en soms ontploften ze ter plekke. Als ze in actie kwamen, werd eerst het terrein rondom ontruimd.
De Britten namen de meeste van hun projectoren terug mee, maar een deel moesten ze achterlaten. Die zijn nu alleen nog maar op foto te zien, want de opgravingen in Diksmuide zijn afgerond en het terrein is opnieuw dichtgegooid.
Links, Britse militaren vullen Livens-projectoren met gascylinders. Rechts, kapitein William Howard Livens naast zijn uitvinding.
Na het weggraven van de teeltlaag, maakt de verkleuring zeer duidelijk waar de loopgraaf liep.
29-09-2016
âMens heeft moordlust geërfdâ
Mensen hebben hun gewelddadig gedrag geërfd van hun voorouders bij de primaten, zo stelt een nieuwe studie die gepubliceerd is in Nature. Als blijft het onduidelijk of dat door onze genen of andere factoren komt.
De wetenschappers onderzochten dodelijk geweld bij meer dan duizend verschillende zoogdieren, van spitsmuizen tot primaten. Voor de duidelijkheid: het gaat om agressie tussen soortgenoten.
Aanleg
Een patroon was voor hen duidelijk: dodelijk geweld is toegenomen met de ontwikkeling van zoogdieren. Terwijl zon 0,3 procent van alle zoogdieren sterft in een conflict met een soortgenoot, ligt dat bij primaten met ongeveer twee procent zes keer hoger. Dat komt volgens de onderzoekers overeen het cijfer bij de vroege mens.
Bonobos. Foto: AFP
Mensen hebben dus een aanleg om elkaar te doden, stelt de studie. Maar volgens de onderzoekers heeft de gemeenschap een grote impact op hoe agressief mensen zijn. Zo zouden de middeleeuwen extreem gewelddadig geweest zijn, terwijl in de minst gewelddadige delen van de wereld vandaag het moordcijfer slechts 0,1 procent ligt.
Organisatie
Dodelijk geweld is een deel van ons evolutionair verleden, maar het is niet in onze genen gegrift, legt onderzoeker José María Gómez uit. In zekere mate heeft de manier waarop mensen zich organiseren een invloed op het niveau van dodelijk geweld.
Voor hem is de belangrijkste les dat mensen een vreedzamere samenleving kunnen bouwen als ze dat willen. Het maakt niet uit hoe gewelddadig of vredevol we waren in het begin, we kunnen het niveau van interpersoonlijk geweld sturen door onze sociale omgeving aan te passen.
De oorsprong van de moorddadige neigingen van de mens staat al langer ter discussie onder wetenschappers. Steven Pinker ziet in de nieuwe studie een bevestiging van zijn onderzoek. Dat zegt hij aan The Guardian. Volgens hem is de neiging tot dodelijk geweld aangeboren, maar het aantal moorden neemt af met de opkomst van moderne maatschappijen met ontwikkelde instellingen en wetten. Die stelling wordt door andere wetenschappers in vraag gesteld.
Dodelijke stokstaartjes
Uit de nieuwe studie blijkt ook dat geweld meer voorkomt bij zoogdieren die in groep leven of een territorium verdedigen. Stokstaartjes blijken heel bloeddorstige wezens. Bij sommige meerkatsoorten wordt zeventien procent omgebracht door een soortgenoot.
Maar, voor zover bekend, doodt zon zestig procent van de zoogdieren elkaar niet. Vleermuizen en stekelvarkens bijvoorbeeld lijken goed overeen te komen, net zoals walvissen.
http://www.standaard.be/cnt/dmf20160929_02492143
24-09-2016
Wat hadden twee Chinezen te zoeken in zo'n uithoek van het Romeinse Rijk?
Archeologen hebben onlangs een unieke vondst gedaan op een Londense begraafplaats uit de Romeinse periode: de overblijfselen van Aziatische mensen. De skeletten dateren van tussen de 2e en 4e eeuw na christus. Mogelijk werpt de vondst een nieuw licht op de relatie tussen het Chinees Keizerrijk en het Oude Rome. Hoe kwamen twee Chinezen terecht in zo'n uithoek van het Romeinse rijk?
De Romeinse begraafplaats van Southwark stond tot voor kort niet bekend als bijster interessant. Er lagen vooral overblijfselen van gewone mensen die hadden geleefd in een van de armere en vuilere delen van het Romeinse Londinium. Maar door analyses van de gebeenten hebben wetenschappers ontdekt dat twee skeletten toebehoorden aan mensen met Aziatische roots, hoogstwaarschijnlijk Chinezen.
"Dit is absoluut fenomenaal", zegt Rebecca Redfern aan de BBC. Zij is curator bij het Museum of London. "Dit is de eerste keer dat we in het Romeinse Groot-Brittannië mensen van Aziatische afkomst identificeren. Er zijn in het hele Romeinse Rijk nog maar 1 à 2 andere Aziaten teruggevonden, steeds in Italië."
Het is bekend dat er handel werd gedreven tussen het Chinees Keizerrijk en het Oude Rome, via de Zijderoute. Maar de vondst van de twee Aziatische mensen in de buurt van Londen kan erop wijzen dat de link tussen de twee rijken sterker was dan aanvankelijk aangenomen.
Archeologen zijn nu geboeid over de vraag wat de twee Chinezen precies in Londen deden. "Het contact tussen China en Rome speelde zich vooral in het mediterraanse gebied af. Groot-Brittannië lag echt aan de buitengrens van het Romeinse Rijk. Het was niet echt een boeiende plaats die mensen wilden bezoeken", vertelt curator Redfern.
De Chinezen kunnen militairen geweest zijn, handelaars, economische migranten of slaven, denken onderzoekers. "We weten in elk geval zeker dat ze niet in Groot-Brittannië geboren zijn, maar we moeten meer DNA-onderzoek doen om het beter te begrijpen", aldus Redfern.
Naast de overblijfselen van de Aziaten, blijken er overigens ook mensen van Afrikaanse afkomst op de Romeinse begraafplaats van de Londense wijk te liggen. Volgens onderzoekster Redfern en haar collega's toont dat aan dat er meer immigranten in Romeins Europa waren dan aanvankelijk werd gedacht.
De Belgen zijn de dappersten aller Galliërs, dat weten we al lang. En die lof komt van iemand die het kón weten: Julius Caesar, indertijd zelf de boksbal van Ambiorix en de zijnen. Maar al noemen we die vechtersbazen van toen de Oude Belgen, toch is dat recente geschiedenis, ocharme tweeduizend jaar geleden.
Véél eerder, zeg 35.000 jaar geleden, leefden hier ook al mensen. In volle ijstijd. Dát moeten pas taaie rakkers zijn geweest. Tussen de duizenden botfragmenten die in 1860 in de Grot van Goyet zijn opgegraven, zat een stuk dijbeen van een van hen, vandaag gekend als Q116-1. Goyet ligt in de Maasvallei, in de buurt van Namen. Eigenlijk gaat het dus om een Waal, maar als het ons zo uitkomt laten we de Belgische identiteit galant voorgaan op de regionale.
Dat hij 35.000 jaar oud is, weten we pas sinds kort, nu onderzoekers van ons Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen bezig zijn om al die botjes, die 150 jaar stof hadden liggen verzamelen, te identificeren. Dat leverde ook al nieuwe inzichten op over de afstamming van de hond.
Onderzoekers van vijftig verschillende instituten brachten onlangs hun kennis en hun botjes samen. Ze wisten al, voor een flink deel dankzij acht mensen uit Goyet, tussen 35.000 en 15.000 jaar oud, dat Europa in twee golven door moderne mensen is bevolkt. De eerste golf arriveerde zon 45.000 jaar geleden en duwde de neanderthalers van het toneel. De tweede kwam zon 14.000 jaar geleden uit het Midden-Oosten binnentrekken, via Griekenland en Turkije, en veegde de eerste groep weg. Dat raakte in februari bekend.
Alle gevonden exemplaren van die eerste golf waren genetisch verwant aan Q116-1. Maar, zo blijkt nu, die eerste groep werd niet helemaal weggeveegd. Q116-1 vertoont in zijn DNA meer gelijkenis met de hedendaagse Europeanen dan met mensen uit het oosten. Eigenlijk zijn we allemaal een beetje Q116-1, rapporteerden de vorsers onlangs inNature.Al zat het diep verborgen tussen de vaktermen in het grote verhaal dat ze borstelen van de jongste vijftig millennia, en is het ons pas nu opgevallen.
Daar drinken we op!, zou Ambiorix roepen tenminste, als Ambiorix bestaan had, wat allerminst zeker is. Van hem hebben we wel een standbeeld maar geen overblijfselen. Met Q116-1 is het net andersom.
Waarom de maaginhoud van deze slang 48 miljoen jaar later wereldnieuws is
Waarom de maaginhoud van deze slang 48 miljoen jaar later wereldnieuws is
48 miljoen jaar geleden werd een ongelukkige kever opgegeten door een hagedis, die niet veel later verzwolgen werd door een jonge slang. Het fossiel van de drie dieren is nog maar het tweede in de geschiedenis en werd gevonden in een oude mijnsite in Duitsland, die bekendstaat om haar rijkdom aan fossielen.
Voor de tweede keer in de geschiedenis werd een fossiel gevonden waarbij drie dieren in elkaar fossiliseerden. Voor wetenschappers is de ontdekking van groot belang, omdat ze een beeld geeft van hoe de voedselketen er 48 miljoen jaar geleden uitzag.
De slang moet vlak na haar laatste maaltijd (de hagedis) gestorven zijn in of rond de Messel Pit in Duitsland. Die plek was toen een vulkanisch meer waarvan het water giftig was en waar wolken verstikkend koolstofdioxide uit opstegen.
Het fossiel van de slang in wit, de hagedis in het oranje. Het groene vlekje is de kever. Foto: Krister T. Smith
Of de slang vergiftigd of verstikt raakte door het meer is niet zeker. Waarschijnlijk is ze in de buurt van het meer gestorven en er op een of andere manier na haar dood in terechtgekomen. Op de bodem van het meer werd ze al snel ingekapseld door sediment, waardoor het fossiel zo goed bewaard gebleven is.
De vinder van het fossiel, paleontoloog Krister Smith was verbaasd toen hij het fossiel zag. Het is waarschijnlijk het soort fossiel dat ik in mijn verdere professionele leven nooit meer zal tegenkomen, zo zeldzaam is het. Ik was stomverbaasd.
De plaats waar het fossiel gevonden werd Foto: Google Maps
Hoe zeldzaam het ook is, het is niet het eerste fossiel van een maaltijd in een maaltijd. In 2008 vonden onderzoekers het fossiel van een haai die een amfibie had opgeslokt, die op zijn beurt eerder een kleine vis gegeten had. Dat fossiel bleek iets meer dan 250 miljoen jaar oud te zijn.
Waarom dergelijke vondsten zo belangrijk zijn, legt Jürgen Kriwet, de vinder van het haaienfossiel, uit. Maaginhouden geven een direct beeld van wie miljoenen jaren geleden wie opat. Maar meestal betreft het dan maar twee trappen in de voedselketen. Een fossiel vinden waarvan de maaginhoud bewaard werd, en dat die maaginhoud dan ook nog eens resten van zijn laatste maaltijd bevat, geeft nog meer inzicht.
http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20160909_02460691
06-09-2016
Alpen geven sneeuwschoen ouder dan Ãtzi prijs
Alpen geven sneeuwschoen ouder dan Ötzi prijs
Reporters
Een reconstructie van Ötzi (archieffoto).
Alpen geven sneeuwschoen ouder dan Ötzi prijs
di 06/09/2016 - 20:12 Alexander Verstraete
In de Italiaanse Alpen heeft een cartograaf een sneeuwschoen gevonden die tussen 3800 en 3700 voor Christus is gemaakt. Daarmee is het ding ouder dan de beroemde ijsmummie Ötzi die nauwelijks enkele kilometers verderop is ontdekt.
Cartograaf Simone Bartolini van het Istituto Geografico Militare in Firenze heeft wellicht de vondst van zijn leven gedaan. Op de gletsjer Gurgler Eisjoch in het Pfossental in de Italiaanse Alpen heeft hij recent een prehistorische sneeuwschoen ontdekt.
Uit onderzoek blijkt dat het ding uit het late Neolithicum dateert en tussen 3800 en 3700 voor Christus is gemaakt. Daarmee is het ouder dan Ötzi, de beroemde ijsmummie die nauwelijks enkele kilometers verderop is gevonden. Hij stierf rond 3200 voor Christus. Op 19 september aanstaande is het precies vijfentwintig jaar geleden dat wandelaars Ötzi hebben ontdekt.
De sneeuwschoen die nu is gevonden wordt op 12 september in Bolzano aan het brede publiek voorgesteld.
De grootste mensaap, de oostelijke gorilla, is met uitsterven bedreigd. Dat zegt de koepel van natuurorganisaties IUCN, die hem op de rode lijst van bedreigde dier- en plantensoorten heeft gezet. Vier van de zes soorten grote mensapen zijn nu bedreigd.
Dit zijn de vier soorten mensapen die op de rode lijst staan:
oostelijke berggorilla: zeer zeldzaam; er zouden nog maar zo'n 880 exemplaren over zijn, terwijl dat er 20 jaar geleden nog enkele duizenden waren
oostelijke laaglandgorilla: vorig jaar werden er 3.800 exemplaren geteld, terwijl dat er in 1994 nog bijna 17.000 waren
Sumatraanse orang-oetan
Borneose orang-oetan
"Dat een van onze dichtste neven dreigt te verdwijnen, is echt droevig, zegt algemeen directeur Inger Andersen van IUCN (International Union for Conservation of Nature). "We leven in een tijd van enorme veranderingen en telkens de rode lijst wordt bijgewerkt, wordt duidelijk hoe snel de uitsterving van soorten voortschrijdt."
Dat de oostelijke gorilla en de andere mensapen met uitsterven zijn bedreigd, komt door de illegale jacht, maar ook door de klimaatverandering en de verwoesting van wouden.
De rode lijst van IUCN telt vandaag 82.954 soorten, waarvan er 23.928 met uitsterven bedreigd zijn. Een van de lichtpuntjes op de lijst is dat de Chinese reuzenpanda niet meer in gevaar is, al blijft hij een kwetsbare diersoort.
vr 02/09/2016 - 02:22 Luc De Roy Onderzoekers hebben het oudste fysiek bewijs gevonden voor leven op aarde, in de vorm van fossielen in Groenlandse rotsen die 3,7 miljard jaar geleden gevormd zijn. Het gaat om stromatolieten, "levende rotsen" die ontstaan doordat een kolonie bacteriën dunne laagjes sediment vangt en bindt of maakt dat carbonaat zich afzet uit water. Als ze bevestigd wordt, kan de ontdekking ook nieuw licht werpen op de mogelijkheid van leven op andere planeten.
Stromatolieten bestaan ook vandaag nog, maar ze komen alleen voor in erg zoute lagunes, zoals Shark Bay in Australië, of in water dat sterk alkalisch is. Fossiele stromatolieten vormen de oudste bewijzen voor leven op aarde die we tot nu gevonden hebben. Tot hiertoe waren de oudste exemplaren, die algemeen aanvaard worden als bewijs voor leven op aarde, afkomstig uit de Dresser-formatie uit Pilbara in Australië, en die zijn 3,48 miljard jaar oud.
De nieuwe stromatolieten die nu op Groenland gevonden zijn, zijn zo'n 220 miljoen jaar ouder en zijn dus 3,7 miljard jaar oud. Ter vergelijking: als we vanaf nu 220 miljoen jaar terug gaan in de tijd, zitten we in een periode waarin de dinosaurussen op aarde verschijnen.
PhotoNews
Een stromatoliet van 3,48 miljard jaar oud uit Pilbara in het westen van Australië (foto: James St.John/Wikemedia).
IJs gesmolten
In een artikel in Nature legt onafhankelijk onderzoeker Clark Friend uit hoe hij en een team van Australische geleerden de stromatolieten ontdekt hebben in het zuidwesten van Groenland, in rotsen van wat de Isua supracrustal belt genoemd wordt. De oudste rotsen op aarde die we kennen zijn zo'n 4,2 miljard jaar oud, en in de Isua supracrustal belt ligt het oudste nog overblijvende deel van de aardkorst.
Maar er is wel een probleem: de rotsen in Isua zijn metamorfe gesteenten, dat wil zeggen dat ze gevormd zijn uit sedimentgesteente - gesteente gevormd door afzetting -, dat daarna onderworpen is geweest aan enorme hitte en druk, processen die het gesteente zo goed als altijd vervormen.
Daardoor was de ontdekking van de stromatolieten een verrassing, zo zeggen de auteurs van de studie in The Guardian. "We verwachten niet bepaald van ze te vinden", zei Friend, die samen met Allen Nutman van de Australische University of Wollongong de rotsen in Groenland al meer dan 35 jaar bestudeert.
Het team had echter geluk: de sneeuw op een plek die tot nu toe permanent bedekt was, was gesmolten en daardoor was een aardlaag bloot komen te liggen die nog aanwijzingen bevatte van de kenmerken van haar sedimentaire verleden.
De stromatolieten uit de Isua supracrustal belt in Groenland. a toont de stromatolieten, in b wordt er een interpretatie aan gegeven. Strom duidt een enkele stromatoliet aan, stroms zijn een aggregaat van stromatolieten. Waar de verschillende laagjes in de stromatolieten bewaard zijn, is dat aangegeven met de blauwe lijntjes. De rode lijntjes tonen laagvorming in het sediment dat op de stromatolieten is afgezet. c toont een jongere asymetrische stromatoliet en d een reeks koepelvormige stromatolieten uit Wooly Dolomite in het westen van Australië.
Haaientanden
Zichtbaar op het oppervlak van de rots, maar zich ook dieper erin uitstrekkend, vormen de nieuw ontdekte stromatolieten piekvormige structuren die een tot vier centimeter hoog zijn. Een aantal ervan zijn koepelvormig, andere lijken meer op haaientanden.
Ze bestaan uit heel dunne laagjes, die gevormd worden doordat de kolonie bacteriën de sedimenten uit het omringende water vangt en bindt. "Het sediment wordt gevangen door algen of bacteriën, of een combinatie van beide", zei Friend. "Je kunt gelijkaardige dingen vinden in Australië, waar ze zich momenteel vormen in Shark Bay."
Welke bacteriën het geweest zijn, weten de onderzoekers niet, wel dat ze in het water geleefd moeten hebben. "We weten dat dat zo is, omdat de sedimenten zelf niet zouden gevormd worden als ze zich niet in water bevonden", zei Friend. Hij voegde er aan toe dat uit de rotsen afgeleid kan worden dat het water hoogstwaarschijnlijk ondiep moet geweest zijn. Voorts kan men uit het materiaal ook nog afleiden dat het klimaat toen de stromatolieten ontstaan zijn, nogal gelijkmatig en warm moet geweest zijn, ondanks het feit dat de jonge zon nog zwak moet geweest zijn. De aanwezigheid van veel koolstofdioxide en/of methaan in de atmosfeer, beide broeikasgassen, zal bijgedragen hebben aan het zachte klimaat, zo stellen de onderzoekers.
Belga
Nog levende stromatolieten uit het Thetis-meer in het westen van Australië.
Hadeïcum
De ontdekking sluit aan bij recente nieuwe inzichten over het Hadeïcum, het geologisch tijdvak dat loopt van het ontstaan van de aarde tot 4 miljard jaar geleden. Tot nu toe werd gedacht dat de aarde toen een hels oord moet geweest zijn - de naam Hadeïcum is afgeleid van Hades, de Griekse naam voor de onderwereld -, maar recent wordt dat in twijfel getrokken.
"Het idee van de vroege aarde als een plaats die onophoudelijk gebombardeerd wordt door meteorieten, die vooral bestaat uit vulkanen en waar geen water is, is min of meer in rook opgegaan, en nu stellen we ons een eerder modern uitziende planeet voor, met wereldwijde oceanen en een beetje land dat al verschillende honderden miljoenen jaren teruggaat, voor deze fossielen gevonden werden", zo zei Nick Lane, een evolutionair biochemicus aan het University College in Londen, aan The Guardian.
En hoewel Lane zei dat het verrassend was om de stromatolieten te vinden in de Groenlandse rotsen, gelooft hij dat de omstandigheden op aarde 3,7 miljard jaar geleden het helemaal niet verrassend maken dat er leven kan geweest zijn. Er zijn zelfs recent intrigerende ontdekkingen gedaan die doen veronderstellen dat er 4,1 miljard jaar geleden al organismen kunnen bestaan hebben, en de auteurs van de studie wijzen er ook op dat de zogenoemde "genetische moleculaire klokken" eveneens aantonen dat het waarschijnlijk is dat het leven in die periode ontstaan is.
"Dit is echt een nieuwe aanwijzing die laat veronderstellen dat de wereld veel 'comfortabeler' was, bij wijze van spreken, voor het leven dan je zelfs in recente boeken kan lezen", zei Lane.
Een voorstelling van de jonge aarde tijdens het Hadeïcum (illustratie: MarioProtyIV/Wikimedia).
Niet overtuigd
Hoewel de auteurs zeggen dat de vorm van de pas ontdekte structuren, de chemische samenstelling en de laagjes er in, aantonen dat ze gevormd zijn door bacteriën, is lang niet iedereen daarvan overtuigd, en zoals dat steeds het geval is wanneer iemand beweert dat hij een extreem oude vorm van leven ontdekt heeft, wordt dat ook nu zelfs hevig betwist.
Zo is professor Minik Rosing, een oorspronkelijke inwoner van Groenland en professor geologie bij het Statens Naturhistoriske Museum in Kopenhagen, het oneens met bijna elk aspect van de interpretatie van de vondst, zo zei hij aan de BBC..
De bewering dat het om oude stromatolieten gaat, staat of valt volgens hem immers met de veronderstelling dat de specimens afkomstig zijn van een zeldzaam, goed bewaard deel van de oorspronkelijke zeebodem. Maar sinds de rotsen van Isua voor het eerst deel uitmaakten van de oppervlakte van de aarde, zijn ze verwrongen, uitgerekt, in elkaar gedrukt en gekookt door tektonische krachten, zo zei hij. En een andere geoloog noemt de Isua-regio een "geologische treinramp".
Zo argumenteert hij dat de carbonaten in de rotsen absoluut niet de originele biologische neerslagen sedimenten zijn, maar veel later gevormd werden door reacties met gloeiend heet water met natriumcarbonaat, diep in de aardkorst.
De lijnen die de inwendige laagjes, waarvan gezegd wordt dat ze de oorspronkelijke lagen sediment zijn, tonen volgens professor Rosing in werkelijkheid waar dat water in de begraven rotsen ingesijpeld is. En de koepel- en kegelvormige vormen van de fossielen, zijn volgens hem de typische vormen waarin rotsen met een verschillende sterkte uitgerekt en gewrongen zijn.
"Het is duidelijk te zien op de foto's in de studie dat het om zeer erg vervormde rotsen gaat", zo zei Roslin aan de BBC.
Professor Martin van Kranendonk, een van de auteurs van de studie en een specialist in de oude aarde aan de Australische University of New South Wales, blijft er echter bij dat te midden van de ruwe behandeling die de Groenlandse rotsen in het algemeen ondergaan hebben, er toch kleine stukjes goed bewaard zijn gebleven, waaronder ook de aardlaag waar hier de discussie over gaat.
"Het zijn uitzonderlijke vensters van bewaring, die ons een beeld geven van wat er zo lang geleden gebeurd is", zo zei Van Kranendonk.
Tussenpositie
Geobioloog Michael Tice van de Texas A&M University, een van de wetenschappers die de studie nagelezen heeft en goedgekeurd voor publicatie, neemt een standpunt in tussen dat van Van Kranendonk en Rosling.
"Het probleem met dit soort wetenschap, is dat je naar het leven probeert te kijken nadat de geologie er allerlei akelige dingen mee gedaan heeft. Je wordt beperkt door de natuur. De studie is niet beslissend, maar de bewijsstukken hebben al de tests doorstaan die we konden toepassen", zo zei hij. "Het nut van de publicatie is net om inspanningen te stimuleren om andere voorbeelden te vinden."
Professor Rosing is het er mee eens dat een gezamenlijk bezoek om de rotsen te bekijken in hun originele omgeving in Isua, de beste manier zou zijn om het geschil op te lossen. En professor Van Kranendonk hoopt dat er nog andere voorbeelden, mogelijk zelfs oudere, te vinden zijn op Groenland.
Wat hen verenigt, is het geloof dat het leven al bijna even lang vaste voet had gekregen op aarde als er sprake is van vaste rotsbodem. En het verlangen om meer te weten te komen over wat dat leven dan wel geweest is...
Belga
Hedendaagse stromatolieten in Shark Bay in Australië.
Life on Mars?
Als de nieuwe ontdekking bevestigd wordt, heeft ze ook consequenties voor de zoektocht naar buitenaards leven, en ziet Mars er plotseling meer veelbelovend uit als een mogelijke plaats om naar leven uit het verleden te zoeken.
In een begeleidend commentaarstuk in Nature schreef Abigail Allwood, een expert van de jonge aarde bij het Jet Propulsion Laboratory van de NASA, dat de fossielen tonen dat "het leven geen moeilijk, onwillig en onwaarschijnlijk ding is", wat de kansen vergroot dat het ook ontstaan is op Mars en elders in het universum.
Ook astrobioloog Lewis Dartnell van de University of Westminster is het daarmee eens, en volgens hem zouden oude stromatolieten op Mars bovendien beter bewaard blijven dan op aarde
"Het oppervlak van Mars is vandaag erg koud en droog, maar in de tijd dat deze oude rotslagen gevormd werden in Groenland, was Mars een veel warmere en nattere, en dus bewoonbare planeet", zo zei hij.
En hoewel het een hele uitdaging zou zijn om op Mars stromatolieten te vinden met een robot of zelfs met een bemande missie, zouden die stromatolieten, als ze er zijn, een schat aan informatie kunnen opleveren. "We zouden verwachten dat stromatolieten op Mars, zelfs als ze 3,5 of 3,8 miljard jaar oud zijn, beter bewaard zouden zijn dan op aarde, aangezien Mars geen geologische processen zoals platentektoniek heeft doorgemaakt", zo zei Dartnell aan de BBC. En dus zouden de rotsen waarin ze bewaard zijn, in tegenstelling met die op aarde, ook niet vreselijk vervormd zijn.
29-08-2016
Onderzoekers werpen nieuw licht op dood van onze voorouder Lucy
Onderzoekers werpen nieuw licht op dood van onze voorouder Lucy
Wetenschappers hebben nieuw licht geworpen op hoe Lucy - een van onze bekendste voorouders - 3,2 miljoen jaar geleden om het leven gekomen zou zijn. Volgens een artikel dat vandaag in Nature werd gepubliceerd, zou ze uit een boom gevallen zijn.
Stel je voor: het is avond en Lucy - met haar wetenschappelijke naam een 'australopithecus afarensis' - zoekt bescherming voor de nacht van roofdieren. Ze besluit in een boom te klimmen om te slapen. Hoewel ze op twee benen loopt, heeft ze toch nog altijd stevige schouders om beter te kunnen klimmen. Maar vanavond gaat er iets mis. Ze verliest haar grip en valt naar beneden.
Bij de val heeft Lucy een reflex: ze probeert met haar handen haar val te breken. Tevergeefs, want ze komt hard neer, breekt heel wat beenderen en sterft.
Skelet Dat is toch wat nieuw onderzoek van de Universiteit van Texas (UT) in Austin suggereert. Daarvoor maakten wetenschappers een grondige studie van haar skelet. Dat was al eerder gebeurd sinds haar ontdekking in Ethiopië in 1974, maar nog nooit specifiek om de doodsoorzaak te bepalen.
"Tien dagen lang hebben we het skelet van Lucy non-stop gescand met een speciaal röntgentoestel dat beelden maakt met een uitzonderlijke hoge resolutie", vertelt auteur John Kappelman, die antropologie en geologie doceert aan de UT. Op de beelden zagen de onderzoekers bewijs van breuken die van vóór Lucy's dood zouden dateren. Volgens hen zijn het breuken die veroorzaakt werden door een enorme druk op de beenderen, een druk die zó hard was dat de beenderen braken, zoals bij een val.
Orthopedische chirurgen De breuk aan haar schouder kwam overeen met wat mensen oplopen als ze hun val proberen te breken met hun handen. Dat werd door tien verschillende orthopedische chirurgen bevestigd.
Met die wetenschap gingen de onderzoekers de andere breuken in Lucy's lichaam opnieuw bekijken en zagen ze flink wat bewijs om hun these nog te verstevigen, onder meer een enkelbreuk en breuken aan haar knieën van een traumatische impact die van onderen kwam. En ook een breuk aan haar eerste rib, iets wat alleen voorkomt als de impact, inderdaad, van beneden komt.
Kritisch Niet iedereen is evenwel overtuigd van de nieuwe these. Heel wat wetenschappers hebben zich vandaag al kritisch uitgelaten over het onderzoek. Zo vinden enkelen het bewijs dat de breuken vóór Lucy's dood gebeurden, niet overtuigend. Of vragen zich af of Lucy nog wel in bomen klom in die fase van haar evolutie.
Het betekent niet noodzakelijk dat het onderzoek niet juist is, maar de vraag blijft of we ooit wel met zekerheid zullen weten hoe Lucy aan haar einde kwam.
Klein kraaltje uit Bulgarije is oudste gouden artefact ter wereld
Klein kraaltje uit Bulgarije is oudste gouden artefact ter wereld Belga
Het kraaltje werd gevonden in de zogenoemde "Vogelstad" in Bulgarije.
wo 10/08/2016 - 22:48 Luc De Roy
Het mag dan slechts een minuscuul gouden kraaltje zijn - 4 millimeter in doormeter - maar het is een enorme ontdekking voor de Bulgaarse archeologen die zeggen dat ze het oudste gouden artefact gevonden hebben van Europa, en waarschijnlijk van heel de wereld.
Het kraaltje, dat gevonden is in een prehistorische nederzetting in Pazardzhik, in het zuiden van Bulgarije, dateert van 4.500-4.600 v.C, volgens de archeologen. Dat maakt het zo'n 200 jaar ouder dan juwelen uit een necropool uit de Kopertijd in de Bulgaarse stad Varna, aan de Zwarte Zee. Die juwelen, die in 1972 gevonden werden, werden tot nu beschouwd als de oudste gouden kunstvoorwerpen ter wereld.
"Ik twijfel er niet aan dat het ouder is dan het Varna-goud", zei Yavor Boyadzhiev, een professor bij de Bulgaarse Academie der Wetenschappen. "Het is een zeer belangrijke ontdekking. Het is maar een klein stukje goud, maar groot genoeg om zijn plaats te vinden in de geschiedenis."
Het gouden kraaltje, dat 15 centigram weegt, werd twee weken geleden opgegraven in de overblijfselen van een klein huis. Dat werd bewoond in de tijd toen men voor het eerst metalen als goud en koper begon te gebruiken. Als het kraaltje uitgebreid onderzocht is en de ouderdom ervan bevestigd is, zal het tentoongesteld worden in het museum van Pazardzhik.
I. Yelkrokoyade
Een deel van het goud uit de necropool van Varna.
"Oude moderne stad"
Professor Boyadzhiev denkt dat het kraaltje werd vervaardigd in de nederzetting, net buiten de moderne stad Pazardzhik. Die nederzetting was de eerste "stedelijke" nederzetting in Europa, zei Boyadzhiev, en ze werd bevolkt door een "cultureel hoogstaande maatschappij", die rond 6.000 v.C. naar de streek verhuisd is vanuit Anatolië, in het huidige Turkije.
"Ik zou zeggen dat het een prototype is van een moderne stad, hoewel we kunnen zegen dat wat we hier hebben een antieke stad is, gemeten naar Mesopotamische normen", zei Boyadzhiev. "We spreken immers over een plaats die meer dan 1.000 jaar ouder is dan Sumer." De Sumerische beschaving, gevestigd in het zuiden van Mesopotamië - het oude Irak -, wordt algemeen beschouwd als de oudste stedelijke beschaving.
De nederzetting die tot nog toe is opgegraven, is tussen 10 en 12 hectaren groot, en moet vroeger omringd zijn geweest door een versterkte muur van bijna drie meter hoog. Volgens Boyadzhiev is de nederzetting groot genoeg om als een stad beschouwd te worden door onderzoekers die in Mesopotanië werken.
In de site werden meer dan 150 keramieken figuurtjes van vogels gevonden, wat aantoont dat vogels waarschijnlijk aanbeden werden door de inwoners, en wat de nederzetting haar bijnaam van "Vogelstad" gaf. De nederzetting werd verwoest door vijandige stammen die rond 4.100 v.C.vanuit het noordoosten het gebied binnenvielen.