VUB-vorser Stef Vansteenberge: "De groei van stalagmieten en de variaties van koolstof- en zuurstofisotopen in die stalagmieten zijn beide goede indicatoren voor de vegetatie op de plaats boven de onderzochte grotten op welbepaalde momenten in de geschiedenis van het Pleistoceen, de periode van de ijstijden."
Klimatologische modellen wezen uit dat de gemiddelde temperatuur tijdens het laatste interglaciaal op aarde - de periode tussen twee ijstijden - ongeveer 4 graden Celcius warmer was dan nu. Dat is erg veel, als men weet dat nu al groot alarm wordt geslagen door klimatologen, omdat we de temperatuursstijging door de CO2-uitstoot waarschijnlijk niet onder de 2 graden celcius zullen kunnen houden.
"De gemiddelde jaartemperatuur in onze streken moet in de tussenijstijd rond 14 graden Celcius hebben geschommeld, nu ligt die tussen 10 en 11 graden", aldus Vansteenberge. "De vegetatie bestond in die warme periode vooral uit oerbos met een dichte ondergroei. Op tweehonderd jaar zakte de temperatuur dusdanig, van superwarm naar veel kouder dan nu, dat het bos op korte termijn volledig verdween. We kwamen in die zeer korte tijd in permafrostomstandigheden terecht, en de nieuwe ijstijd barstte in alle hevigheid los."
De resultaten van Vansteenberges onderzoek worden bevestigd door onderzoek op stalen in de Eiffel. Bovendien nam Vansteenberge zowel op de stalen uit Remouchamps als op deze uit Han-Sur-Lesse eenzelfde temperatuurval waar op hetzelfde ogenblik.
"Overal verandert op dat ogenblik de vegetatie van bos naar grasland. Daarna stoppen de druipstenen zelfs helemaal met groeien. Er dringt geen stromend water meer in de grotten binnen, omdat het door de bevroren ondergrond als gevolg van de permafrost niet meer door de bodem naar de grot kan geraken en er dus geen calciet meer kan worden afgezet", zo zei Vansteenberge aan het persagentschap Belga.
De Belgische stalen van Vansteenberge zijn uniek, zeker voor de periode tussen 127.000 en 94.000 jaar geleden, omdat ze een zo goed als volledig beeld geven van het klimaat in die tijd in continentaal Europa.
Er was eerder al isotopenonderzoek gebeurd op marine sedimenten, zoals in de Eiffel. Maar sedimenten zijn moeilijker precies te dateren en dus minder bruikbaar. Bovendien geven ze niet zo'n lokaal beeld van vegetatie en klimaat als de druipstenen in een grot.
Stalagmieten worden gedateerd met de uranium-thoriummethode. Deze wordt gecombineerd met de overlaps die er bestaan in de groeiringen van druipsteen in de grotten, zodat dateringen mogelijk zijn met een foutenmarge van niet meer dan tweehonderd jaar.
"Het onderzoek is erg belangrijk in het kader van de klimaatopwarming waar we op dit ogenblik mee te maken hebben", vindt Vansteenberge. "Onze bevindingen wijzen er immers op dat in periodes met hogere temperaturen dan vandaag, op volledig natuurlijke wijze een drastische afkoeling heeft plaatsgevonden, iets wat misschien niet meteen verwacht wordt in de huidige context van de klimaatopwarming."
Conclusies trekken naar de huidige toestand, is iets waar we voorzichtig moeten mee zijn, zei Vansteenberge aan VRTnws. Voorspellingen maken doet hij hoe dan ook niet graag, "omdat ik kijk naar vroegere klimaten", en toen speelde de menselijke factor nog niet. "En wat die juist teweeg gaat brengen, daar zal nog veel onderzoek naar moeten verricht worden", zo zei hij.
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2017/11/07/ons-klimaat-koelde-100-000-jaar-geleden-in-slechts-200-jaar-fel-/