Stamboom van mysterieuze denisovamens uitgebreid met twee nieuwe ondersoorten
Stamboom van mysterieuze denisovamens uitgebreid met twee nieuwe ondersoorten
Het is al langer bekend dat de moderne mens zich vermengd heeft met onze naaste verwanten, de neanderthalers en de raadselachtige denisovamensen. Nieuw DNA-onderzoek bij de bewoners van de eilanden van Zuidoost-Azië en Papoea-Nieuw-Guinea doet nu veronderstellen dat er naast de Siberische denisova's nog twee erg verschillende groepen denisovamensen bestaan hebben. En mogelijk hebben de Papoea's zich daar nog erg kort geleden mee gekruist, slechts zo'n 15.000 jaar geleden.
De denisovamens is een mensensoort waarvan men aanneemt dat ze in Azië en Zuidoost-Azië geleefd heeft. Denisova's zijn slechts bekend van enkele botfragmenten uit een grot in het Altaj-gebergte in Siberië, maar ze hebben wel hun genen achtergelaten in het genoom van hedendaagse mensen buiten Afrika.
Momenteel wordt algemeen aanvaard dat toen Homo sapiens, de moderne mens, zich vanuit Afrika over de wereld begon te verspreiden, hij eerst de neanderthalers ontmoet heeft, en zich daarmee vermengd heeft, en dat hij vervolgens, naarmate de mens verder naar het oosten trok, de denisovamensen ontmoet heeft en zich ook met hen gekruist heeft.
Het was daarbij al duidelijk dat de eilanden van Zuidoost-Azië en Papoea-Nieuw-Guinea een bijzondere plaats innamen in dit verhaal, aangezien de hedendaagse bewoners daar het meeste DNA van archaïsche mensachtigen in hun genoom meedragen van alle mensen op aarde, tot wel 5 procent. Het gebied speelt dan ook een sleutelrol in de vroege evolutie van Homo sapiens buiten Afrika, maar in onze kennis zitten grote gaten.
Om die gaten zo veel mogelijk te dichten ging een internationaal team op zoek naar archaïsch DNA in 161 nieuwe, volledig "uitgeschreven" genomen van mensen uit 14 eilandgroepen in Zuidoost-Azië en Papoea-Nieuw-Guinea. De onderzoekers wijzen erop dat dit gebied grotendeels onontgonnen is op het vlak van DNA-onderzoek: een groot deel van de deelnemers aan de studie komt uit Indonesië, het land met de op drie na grootste bevolking ter wereld. En toch is de nieuwe studie de eerste die de volledige genomen bekijkt van Indonesiërs, op enkele genomen na die in een wereldwijd onderzoek naar genetische diversiteit uit 2016 werden opgenomen.
De onderzoekers zeggen dat dit de wetenschappelijke interpretaties vertekent, zoals hier in de geografische verdeling van oude populaties van mensachtigen. "Mensen dachten vroeger dat denisovamensen op het Aziatische vasteland leefden, en ver naar het noorden", zei professor Murray Cox in een mededeling van Cell Press. "Ons werk toont daarentegen aan dat het centrum van de archaïsche diversiteit niet in Europa en het bevroren noorden lag, maar integendeel in tropisch Azië." Cox is professor computerbiologie aan de Massey University in Nieuw Zeeland en de belangrijkste auteur van de nieuwe studie.
Twee nieuwe, erg verschillende groepen denisovamensen
De analyse van de 161 nieuwe genomen liet inderdaad zien dat er zich heel wat afgespeeld heeft op de eilanden van Zuidoost-Azië en Papoea-Nieuw-Guinea op genetisch vlak.
De onderzoekers vonden in de genomen archaïsche genen die wijzen op het bestaan van twee nieuwe groepen van denisovamensen, die sterk verschillen van de groep in de grot in Siberië. Ze noemden de nieuwe groepen D1 en D2, de populatie in Siberië wordt D0 genoemd.
Volgens de onderzoekers heeft D1 zich zo'n 283.000 jaar afgescheiden van de denisova-afstamminglijn en D2 363.000 jaar geleden, niet lang nadat de denisovamens zich afgescheiden heeft van de neanderthaler. Dat moet tussen 380.000 en 470.000 jaar geleden gebeurd zijn.
Volgens de onderzoekers houdt dat in dat D2, en ook D1, even veel verschillen van D0 als van de neanderthalers, en ze suggereren dat D2 mogelijk opnieuw geclassificeeerd moet worden met een eigen, aparte naam.
De twee nieuwe groepen waren reproductief gescheiden van de Siberische groep, en van elkaar, ze hebben zich dus niet met elkaar vermengd. Maar de beide groepen hebben zich wel gekruist met de moderne mens, en zo zo'n 4 procent bijgedragen aan het genoom van de Papoea's. Daarbij zitten zo'n 400 variante vormen van genen die een centrale rol spelen in het immuunsysteem en bij het verteren van vetten, en die de Papoea's dus overgeërfd hebben van de denisovamensen.
Leefden er nog denisovamensen 15.000 jaar geleden?
Opmerkelijk is dat volgens de onderzoekers er bij de Papoea's op twee verschillende tijdstippen archaïsche genen in het genoom zijn opgenomen, en dat de tweede keer, die afkomstig is van de groep D1 en beperkt bleef tot Papoea-Nieuw-Guinea en enkele naburige eilanden, slechts zo'n 15.000 jaar geleden zou plaatsgevonden hebben.
Dat zou betekenen dat er toen op de eilanden nog denisovamensen zouden geleefd hebben, en die populatie zou dan de laatste archaïsche mensensoort geweest zijn die nog met de moderne mens samenleefde. Neanderthalers waren immers al 25.000 jaar eerder uitgestorven en Homo erectus waarschijnlijk al veel langer.
Niet alle wetenschappers zijn daar echter van overtuigd en sommigen stellen dan ook een alternatief scenario voor. Volgens hen zouden moderne mensen al langer geleden zich gekruist hebben met denisovamensen, wat een "hybride" populatie zou opgeleverd hebben met veel denisova-genen. Die zou dan geïsoleerd geraakt zijn, en later, zo'n 15.000 jaar geleden, opnieuw in contact gekomen zijn met moderne mensen en zich daarmee gemengd hebben. Dat zou dan gezorgd hebben voor de nieuwe injectie van denisova-genen, zonder dat er nog "volbloed" denisovamensen zo lang overleefd moeten hebben.
Wijd verspreid
De onderzoekers besluiten hun studie door te zeggen dat de denisovamensen verspreid waren over minstens drie geografisch gescheiden takken, waarbij een tak, D2, genen heeft bijgedragen aan de moderne bevolking van Oceanië, en in mindere mate van Azië, een tweede tak, D1, blijkbaar beperkt bleef tot Papoea-Nieuw-Guinea en enkele naburige eilanden, en een derde tak, D0, genen heeft bijgedragen aan de bevolking van Oost-Azië en Siberië, en aan de oorspronkelijke inwoners van Amerika.
Dat toont aan dat de denisovamensen in staat waren om geografische barrières te overwinnen, onder meer de diepe zeestraten die tussen de Indonesische eilanden Bali en Lombok, en Borneo en Celebes lopen. Ze waren ook in staat om zich aan te passen aan een enorme diversiteit aan milieus, van gematigde continentale steppes tot tropische eilanden op de evenaar.
Het beeld dat verschijnt, zo schrijven de onderzoekers, is dat de moderne mens toen hij uit Afrika weg trok, niet terechtkwam in dunbevolkte, zo goed als lege gebieden, maar integendeel herhaaldelijk en langdurig in contact kwam met andere mensensoorten. Die genetische contacten hebben een rijke erfenis opgeleverd, met honderden varianten van genen die nog steeds bijdragen aan het adaptieve succes van de
Dat toont aan dat de denisovamensen in staat waren om geografische barrières te overwinnen, onder meer de diepe zeestraten die tussen de Indonesische eilanden Bali en Lombok, en Borneo en Celebes lopen. Ze waren ook in staat om zich aan te passen aan een enorme diversiteit aan milieus, van gematigde continentale steppes tot tropische eilanden op de evenaar.
Het beeld dat verschijnt, zo schrijven de onderzoekers, is dat de moderne mens toen hij uit Afrika weg trok, niet terechtkwam in dunbevolkte, zo goed als lege gebieden, maar integendeel herhaaldelijk en langdurig in contact kwam met andere mensensoorten. Die genetische contacten hebben een rijke erfenis opgeleverd, met honderden varianten van genen die nog steeds bijdragen aan het adaptieve succes van de hedendaagse moderne mensen.
Egyptische archeologen ontdekken 4.500 jaar oude grafkamer met goed bewaarde muurtekeningen
In de buurt van de Egyptische hoofdstad Caïro hebben archeologen een grafkamer van ongeveer 4.400 jaar oud ontdekt. De tombe ligt in de necropolis Sakkara, een van de belangrijkste begraafplaatsen van het oude Egypte. Het land hoopt dat recente archeologische ontdekkingen het toerisme zal doen stijgen.
Nieuwe, kleine mensensoort ontdekt op het Filipijnse eiland Luzon
Nieuwe, kleine mensensoort ontdekt op het Filipijnse eiland Luzon
Onderzoekers hebben de ontdekking aangekondigd van een nieuwe mensensoort met merkwaardige morfologische kenmerken. De nieuwe soort leefde op het Filipijnse eiland Luzon, meer dan 50.000 jaar geleden. Uit de analyse van 13 fossiele overblijfselen besluiten de onderzoekers dat het wel degelijk om een nieuwe mensensoort gaat die ze Homo luzonensis genoemd hebben. De nieuwe vondst maakt opnieuw duidelijk, na de vondst van de "hobbit" op het Indonesische eiland Flores, dat de menselijke evolutie niet lineair verlopen is en dat ze gecompliceerder is dan vaak gedacht.
In de grot van Callao op het noordelijke eiland Luzon werden in 2007, 2011 en 2015 in totaal 13 fossiele resten gevonden, 7 tanden en 6 vinger- en teenkootjes en fragmenten van dijbeenderen. Die behoorden toe aan minstens drie verschillende individuen, onder wie een kind.
Twee van de resten werden gedateerd met de uranium-thoriumdateringsmethode, en ze bleken respectievelijk minstens 50.000 en 67.000 jaar oud. Daarmee zijn het de oudste menselijke resten ooit gevonden op de Filipijnen.
De nieuwe soort vertoont tegelijkertijd "bepaalde elementen of kenmerken die zeer primitief zijn en lijken op die van Australopithecus, en andere moderne kenmerken, die dicht staan bij die van Homo sapiens" zei Florent Détroit, een paleo-antropoloog van het Musée de l'Homme in Parijs en de belangrijkste auteur van de studie over de nieuwe soort die vandaag in Nature is verschenen. Dat maakt van Homo luzonensis een "mozaïeksoort", zo zei hij aan het Franse persbureau AF
De nieuwe soort was geen directe voorvader van de moderne mens, maar een verwante soort, die gelijktijdig met Homo sapiens op aarde leefde. En niet alleen met Homo sapiens: in die tijd leefden er ook nog neanderthalers, de mysterieuze Denisova-mensen en de kleine "hobbits", Homo floresiensis, op het Indonesische eiland Flores. Er zijn geen aanwijzingen dat de Homo luzonensis ooit andere leden van de Homo-stam ontmoet heeft, en moderne mensen hebben de eilanden van de Filipijnen slechts duizenden jaren na de ouderdom van de beenderen voor het eerst bereikt.
Blijkbaar gebruikte de Luzon-mens stenen werktuigen, en uit de kleine tanden valt af te leiden dat ze mogelijk nogal klein waren. De onderzoekers willen daar echter geen al te vergaande uitspraken over doen, aangezien ze slechts over weinig fossiele resten beschikken en bijvoorbeeld geen schedel hebben.
"We moeten daar voorzichtig over blijven, vooral omdat mensen onmiddellijk Homo floresiensis voor ogen zullen hebben als een model voor de fysieke verschijning van Homo luzonensis, wat zeker niet het geval was", zei Détroit aan het persagentschap Reuters. De Flores-mens was slechts 1 meter groot. "We kunnen enkel speculeren, maar het kan zowat in de buurt gelegen hebben van een pygmee Homo sapiens", zo vulde archeoloog Armand Mijares aan. Mijares is de leider van het Callao Archeological Project.
(Lees verder onder de foto.)
De opgravingen in 2015 in een van de zeven kamers van de Callao-grot.
AFP PHOTO / Florent DETROIT / Armand SALVADORE NUJARES
Verrassingen
De morfologische analyse van de overblijfselen leverde heel wat verrassingen op. Zo vertoonden de voorkiezen van Homo luzonensis gelijkenissen met die van de "mensaap" Australopithecus - die 2 miljoen jaar geleden uitgestorven is -, en met andere oude mensensoorten zoals Homo habilis of Homo erectus. Ze hebben bijvoorbeeld twee of drie wortels. Aan de andere kant zijn de kiezen erg klein en lijkt hun eenvoudige morfologie op die van de moderne mens.
"Een individu dat deze gecombineerde karakteristieken bezit, kan niet ondergebracht worden in een van de tot nu toe bekende soorten", zei Florent Détroit.
En ook de beenderen van de voet zorgden voor verrassingen: zo vertoonde de proximale falanx - het kootje dat het dichtst bij de voetwortelbeenderen ligt - een duidelijke kromming, en sterk ontwikkelde aanhechtingspunten voor spieren die de voet kunnen laten krommen. Dat lijkt helemaal niet op die van moderne mensen, maar wel op die van Australopithecus, een mensachtige die waarschijnlijk zowel op twee benen liep als in de bomen klom.
In de periode dat de Luzon-mens op het eiland leefde, was Luzon niet over land bereikbaar, wat betekent dat de Luzon-mensen een manier moeten hebben gevonden om de zee over te steken.
De onderzoekers zeiden dat ze niet konden uitsluiten dat de aankomst van onze soort in de streek bijgedragen kan hebben aan het uitsterven van de Homo luzonensis. Ook de Homo floresiensis verdween zo'n 50.000 jaar geleden, toen Homo sapiens zich door het gebied aan het verspreiden was.
Volgens de onderzoekers tonen de ontdekkingen in Luzon en Flores aan dat de evolutie van de mens gecompliceerder is dan tot nu toe gedacht werd, en dat Azië voor verrassingen zorgt, en dat mogelijk in de toekomst ook nog zal doen. De nieuwe vondst toont zeer duidelijk aan dat de evolutie van de mens niet lineair is, aldus Détroit.
Waar zijn al de neuzen van die Egyptische beelden toch naartoe?
Waar zijn al de neuzen van die Egyptische beelden toch naartoe?
"Waarom is de neus van die beelden gebroken?", Die vraag stelden bezoekers van het Brooklyn Museum in New York het vaakst aan de conservator van de uitgebreide Egyptische afdeling, Edward Bleiberg. "Tsja, toeval", dacht die eerst, na enkele duizenden jaren is het onvermijdelijk dat een oud artefact schade heeft opgelopen. Maar toen hij zich erin begon te verdiepen, ontdekte hij een wijdverspreid patroon van opzettelijke vernieling, en daarachter een complex aantal redenen waarom zo veel Egyptische kunst verminkt is. Over het fenomeen wordt nu een tentoonstelling opgezet in Saint-Louis.
Luc De Roy
Voor alle duidelijkheid, niet elk beeld met een ontbrekende of beschadigde neus is het slachtoffer van opzettelijk vandalisme. Niet alleen bij oud-Egyptische beelden is de neus vaak beschadigd, ook bij Griekse of Romeinse beelden is dat vaak het geval. Het ligt ook wel voor de hand, als een beeld omvalt, worden de uitstekende delen eerst getroffen, en de neus steekt nu eenmaal vooruit, zo zei professor oude geschiedenis aan de KU Leuven en egyptoloog Herbert Verreth in het Radio 1-programma "Nieuwe feiten".
Maar in Egypte is het toch wel opvallend, en egyptoloog Bleiberg ontdekte niet alleen dat een aantal beelden duidelijke sporen van een beitel vertoonden, maar ook dat op muurschilderingen en bas-reliëfs de neuzen eveneens vaak beschadigd waren. En daar zijn dat uiteraard geen uitstekende delen, zodat er geen enkele reden is waarom de neuzen vaker getroffen zouden worden. Overigens zijn er ook veel beelden die volledig onthoofd zijn, en muurschilderingen waar het hele hoofd of zelfs de hele figuur weggehakt is, en ook de naam van de betrokkene.
Deel van een stèle van Herihor, een generaal en priester van Amon uit Thebe die zich het koningschap had toegeëigend. De figuur van Herihor die offers brengt aan de goden, is volledig weggehakt.
Beelden met bepaalde krachten
Aan de basis van de beschadigde beelden liggen de opvattingen van de oude Egyptenaren over afbeeldingen van mensen. Zij geloofden dat beelden van farao's de macht van de koning of het koningschap uitstraalden, dat de essentie van een god een beeld van die god kon "bewonen", en dat een deel van de ziel van een gewone sterveling, de ka, kon huizen in een beeld van dat individu. Dat beeld voedde zich dan met de grafgiften, en hield zo de overledene in leven in het hiernamaals, en het beeld ademde ook in hun plaats.
Beelden kregen hun levenskracht door het uitvoeren van bepaalde rituelen, zoals het "openen van de mond", waarin het beeld werd gezalfd met geurige oliën, en men er verschillende objecten voor hield.
De levenskracht van een beeld komt door de neus, zo werd gedacht, zoals men ademt, en de eenvoudigste manier om die kracht teniet te doen, was dan ook de neus af te hakken. Het beeld kon dan niet meer ademen en raakte zijn kracht kwijt, het stierf.
Sommige beeldenstormers gingen echter nog verder. Als men bijvoorbeeld de oren van een beeld van een god afhakte, dan kon die geen gebeden meer aanhoren.
In het oude Egypte was het traditie om offers te brengen met de linkerhand, en ze te ontvangen met de rechterhand, en op een aantal muurschilderingen en reliëfs is dan ook de linkerhand of arm beschadigd van de persoon die het offer brengt, en de rechterarm van diegene waarvoor het offer bedoeld was. En soms werden, voor alle zekerheid of zo, ook de benen nog beschadigd, of werd, zoals gezegd, zelfs heel het hoofd van de geviseerde persoon afgehakt of weggehakt, of zelfs heel de figuur op een reliëf.
Een reliëf van Nefertiti die een van haar dochtertjes kust. Nefertiti was de vrouw van de "ketterkoning" Echnaton, en na zijn dood hebben de priesters van Amon heel wat van zijn afbeeldingen en ook van Nefertiti vernietigd. Hier is heel haar gezicht en ook een deel van de tekst weggehakt.
Luluinnyc/Wikimedia Commons/CC BY-SA 2.5
Drie categorieën van beeldenstormers
De redenen waarom afbeeldingen beschadigd werden zijn persoonlijk, politiek, religieus, en "crimineel".
Een eerste categorie van beschadigingen is voornamelijk politiek en te vatten onder het begrip "damnatio memoriae". Ze viel vooral farao's en koninginnen te beurt. Damnatio memoriae, letterlijk "de vervloeking van de nagedachtenis", is een term die gebruikt wordt voor het onteren van een dode door het wegnemen van de herinnering aan die persoon uit het collectieve geheugen.
Het is ook een manier om de geschiedenis te herschrijven, en in de Egyptische geschiedenis valt het op dat twee machtige koninginnen er het slachtoffer van werden, Hatsjepsoet en Nefertiti.
Hatsjepsoet was een koningin uit de 15e eeuw v.C. die een tijdje regentes was voor haar stiefzoon Thoetmosis III, maar zichzelf uitriep tot farao toen hij oud genoeg was geworden om koning te worden. Mogelijk liet Thoetmosis, toen hij eindelijk koning geworden was, haar naam en afbeeldingen overal verwijderen, mogelijk was dat het werk van latere farao's.
Nefertiti was dan weer de vrouw van de "ketterkoning" Echnaton, die de cultus van de tientallen Egyptische goden wou vervangen door de aanbidding van de zonneschijf, Aton. Na zijn dood, in de regering van Toetanchamon, hebben de machtige priesters van de god Amon zijn beeltenissen zo veel mogelijk verwijderd, en ook Nefertiti werd hier het slachtoffer van.
Reliëf van Hatsjepsoet in Deir el-Bahri waar een aantal van haar namen zijn weggehakt.
Hedwich Storck/Wikimedia Commons/CC BY-SA 3.0
Grafrovers en christenen
Een tweede categorie van mensen die de beelden beschadigden, zijn volgens Bleiberg mensen die zo'n hekel hadden aan een overledene, dat ze hem zelfs in het hiernamaals nog wilden treffen door zijn afbeeldingen te beschadigen, en grafrovers die bang waren dat de overledenen wraak zouden willen nemen, die schrik hadden voor een soort van "vloek van de doden".
Hun beweegredenen zijn dus persoonlijk of "crimineel", en ze zouden dan vooral bij gewone stervelingen de neuzen op de afbeeldingen beschadigd hebben, om de levenskracht van de beelden weg te nemen. Egyptoloog Verreth zei in "Nieuwe feiten" dat hij dit wel een zwak punt vindt in het werk van Bleiberg, en dat er niet veel bewijzen voor zijn.
De derde groep, die verantwoordelijk is voor veruit het grootste aantal beschadigingen, zijn de kopten, christelijke Egyptenaren uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. De oud-Egyptische religie was verdwenen, de tempels waren in verval en werden vaak gebruikt als woning, en de muurschilderingen, beelden en reliëfs werden beschadigd of zelfs geheel vernietigd.
Minstens een deel van de motivatie van de kopten was religieus: ze hadden nog wel het besef dat de oude goden verondersteld werden te wonen in de afbeeldingen, maar ze zagen die als heidense demonen. En om het heidendom te bevechten, vielen ze de rituele middelen ervan aan, vooral afbeeldingen van offergaven.
Na de invasie van de moslims in de zevende eeuw, waren de Egyptenaren blijkbaar al over hun angst voor de oude rituele objecten, en er volgde geen nieuwe beeldenstorm. Een bekende uitzondering hierop vormt evenwel de sfinx van Gizeh.
Een 19e-eeuwse lithografie van de sfinx van Gizeh en de piramiden.
De neus van de sfinx
De sfinx van Gizeh moet zowat het meest bekende beeld zonder neus zijn, en een van de grootste ook. Over de neus van de sfinx, en hoe hij die kwijt geraakt is, doen talloze verhalen de ronde.
Lezers van Asterix weten uiteraard hoe het zit - nietwaar Obelix -, en vaak wordt ook gezegd dat de soldaten van Napoleon de neus met een kanon eraf zouden geschoten hebben. Dat is echter zeker niet het geval, er bestaan afbeeldingen van de sfinx van voor de verovering van Egypte door Napoleon, waarop duidelijk te zien is dat de sfinx zijn neus toen ook al kwijt was.
En er is ook een ouder verhaal, uit de 15e eeuw, van de Egyptische kroniekschrijver al-Maqrizi, dat vertelt hoe de sfinx zijn neus verloren heeft.
Volgens al-Maqrizi zag in 1378 een fanatieke soefi - een strekking binnen de islam - hoe boeren uit de buurt offers brachten aan de sfinx om een goede oogst te verkrijgen. Hij werd daar zo woedend over dat hij het beeld beklom - dat was toen niet zo moeilijk want enkel het hoofd stak boven het zand uit -, en de neus stuk hakte. De plaatselijke inwoners werden daar dan weer zo boos om, volgens al-Maqrizi, dat ze soefi ter plaatse meteen om het leven brachten, en hem offerden aan de sfinx.
Zeker is dat evenwel ook niet, want al-Maqrizi is niet altijd even betrouwbaar, en van een aantal "feiten" uit zijn kronieken staat vast dat ze nooit gebeurd zijn. Dit verhaal zou dus waar kunnen zijn, maar het zou net zo goed niet waar kunnen zijn.
Zoals gezegd heeft de vraag waarom de beelden geen neuzen hebben, geleid tot een tentoonstelling, waar verminkte beelden en afbeeldingen naast niet beschadigde exemplaren geplaats worden. De tentoonstelling "Striking Power: Iconoclasm in Ancient Egypt" is opgezet door Edward Bleiberg en Stephanie Weissberg in de Pulitzer Arts Foundation in St. Louis, Missouri, en ze loopt van 22 maart tot 11 augustus.
Beeld van koningin Hatsjepsoet met een beschadigde neus.
https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/
Nieuw bewijs gevonden: meteorietinslag heeft uitsterven dinosauriërs veroorzaakt
Nieuw bewijs gevonden: meteorietinslag heeft uitsterven dinosauriërs veroorzaakt
Er is nieuw bewijs gevonden dat een meteorietinslag 66 miljoen jaar geleden een einde heeft gemaakt aan de dinosaurussen en aan de helft van alle leven op aarde. Aan het onderzoek hebben ook Belgische wetenschappers meegewerkt. Ze vonden in de Verenigde Staten fossielen van dinosaurussen, insecten en vissen die allemaal in een klap zijn gestorven.
Het dieet in de oude steentijd: mens joeg wellicht al 400.000 jaar geleden op konijnen, veel vroeger dan aangenomen
Het dieet in de oude steentijd: mens joeg wellicht al 400.000 jaar geleden op konijnen, veel vroeger dan aangenomen
Volgens een nieuwe studie begon de mens in de steentijd al veel vroeger te jagen op kleine, snelle prooien dan eerder gedacht. Ze zouden er al mee begonnen zijn tot 400.000 jaar terug, tenminste toch in bepaalde regio's aan de Middellandse Zee. Tot nu toe werd aangenomen dat het dieet pas echt verbreedde rond 36.000 jaar geleden.
Vooral in de noordwestelijke regio rond de Middellandse Zee stond er honderdduizenden jaren geleden toen al wel eens een konijn of haas op het menu, besluit een team onderzoekers onder leiding van paleoantropoloog Eugène Morin van de Trent University in Canada. De studie is net verschenen in Science Advances.
Wetenschappers hebben in het zuiden van Frankrijk zeer sterke aanwijzingen gevonden dat bepaalde Homo-populaties (verwanten van de moderne Homo Sapiens die nu uitgestorven zijn) de dieren effectief al aten, en denken dat dit ook het geval was in andere noordwestelijke delen van de regio rond de Middellandse Zee.
Oude groepen van Homo-populaties waren innovatiever en flexibeler dan tot nu toe gedacht
Tot nu toe werd aangenomen dat de mens pas veel later, rond 36.000 jaar geleden, overschakelde naar een veel breder dieet met kleinere dieren. Maar onze oudere voorouders waren dus veel flexibeler en innovatiever, en slaagden er zelfs in om ook al wilde geiten en herten te vangen en toe te voegen aan hun dieet, dat voordien o.a. grote hoefdieren bevatte.
Beschadigde beenderen
Voor de studie hebben onderzoekers 21 sets van dierenfossielen en stenen tuigen onderzocht, opgegraven op 8 verschillende sites in Zuid-Frankrijk. Bijna alle collecties bevatten grote aantallen beenderen van Leporidae (konijnen en hazen).
Bij 17 sets bleek dat die beenderen beschadigd waren door stenen voorwerpen, wellicht tijdens het slachtproces en/of eten. Uiteinden van beenderen waren afgebroken, wellicht om het beenmerg te kunnen eten.
Groepen konijnen
De oudste vindplaats is die in Terra Amata, een 400.000 jaar oud sediment, waar ook tientallen beenderen zijn gevonden van Leporidae. Andere studies van onderzoekers hebben betrekking op sites die ongeveer 60.000 jaar oud zijn.
Morin en zijn team vermoeden dat konijnen massaal voorkwamen in mediterraan gebied van het huidige Spanje tot Italië, en dat de oude Homo-groepen daar dus al op joegen. Bij groepen konijnen moet dat beter gelukt zijn dan bij hazen die meer solitair leefden.
Ophefmakende studie: massale sterfte na Amerikaanse kolonisatie kan mee klimaatverandering veroorzaakt hebben
Ophefmakende studie: massale sterfte na Amerikaanse kolonisatie kan mee klimaatverandering veroorzaakt hebben
Door de kolonisatie van het Amerikaanse continent stierven er zo veel mensen dat het klimaat van de aarde erdoor verstoord werd. Dat suggereert alvast een team wetenschappers van de University College London in een nieuwe studie, dat de oorzaak onderzocht van de Kleine IJstijd in de 15de en de 16de eeuw.
TT
Bron: BBC, The Independent
De verklaring achter de these die de wetenschappers uit de doeken doen is eenvoudig gesteld de volgende: doordat er na de kolonisatie door de Europeanen zoveel inheemse volkeren door ziektes en geweld om het leven kwamen, bleven miljoenen landbouwgronden in Centraal-, Zuid- en Noord-Amerika onbewerkt liggen. De gronden raakten opnieuw begroeid door vegetatie, en de bossen die ontstonden haalden op een abnormaal hoog tempo zo veel CO2 uit de lucht, dat de temperatuur wereldwijd daalde.
Dat er in de jaren na de aankomst van de Europeanen in 1492 miljoenen inheemse inwoners stierven, staat vast. Schattingen over het inwoneraantal van het volledige Amerikaanse continent op het einde van de 15de eeuw lopen uiteen, maar tegenwoordig gaan wetenschappers uit van ongeveer 60 miljoen, tien procent van de wereldpopulatie. Honderd jaar later bleven er daar amper 5 tot 6 miljoen van over. Inwoners werden naar Europa verscheept als slaven of stierven bij massaslachtpartijen, maar de overgrote meerderheid kwam om het leven omdat ze geen enkele weerstand hadden tegen de ziektes die de Europeanen meenamen, zoals de mazelen. Mexico, dat rond 1500 bijvoorbeeld nog 22 miljoen inwoners telde, hield er daar tegen 1600 nog amper 1 miljoen van over.
Dat de temperatuur op aarde in diezelfde periode plots daalde, staat eveneens vast. Wetenschappers spreken over de Kleine IJstijd, waarbij de temperatuur wereldwijd plots daalde met een halve graad, en in Europa zelfs met 1 tot 2 graden. Ook in onze streken was het plots veel kouder en waren de winters veel strenger.
Verband
Beide fenomenen blijken nu wel eens meer met elkaar te maken te hebben dan eerder werd gedacht. Want samen met de miljoenen oorspronkelijke Amerikaanse inwoners lag 56 miljoen hectare aan landbouwgrond er plots ongebruikt bij en kon de natuur in een gebied zo groot als heel Frankrijk opnieuw zijn gang gaan. En de miljoenen bomen en planten die daar opnieuw konden groeien, haalden zo veel CO2 uit de lucht dat de aarde wel eens onnatuurlijk snel afkoelde.
De grote sterfte van de inheemse volkeren van Amerika leidde tot het achterlaten van zoveel land dat de koolstofopname door bomen en planten een duidelijke impact had op het wereldwijde CO2-niveau en op de wereldwijde temperatuur, schrijven de onderzoekers Alexander Koch en zijn collegas in de studie.
2 rv De Spaanse veroveraar Cortez bij de bestorming van de Teocalli-piramide in het huidige Mexico.
Antarctica
Aanwijzingen voor het verband vonden de wetenschappers op Antarctica, waar ze via ijsboringen te weten kwamen dat er in de 16de eeuw plots een abnormale afname van CO2 in de lucht te merken was. Bovendien laten opzoekingen op het Amerikaanse continent tegelijkertijd variaties in steenkool en pollenafzettingen zien. Dat wijst er op dat er minder gronden in brand werden gestoken om ze opnieuw klaar te maken voor landbouw, en dat de natuur opnieuw zijn gang kon gaan.
Ed Hawkins, klimaatwetenschapper aan de Reading University en zelf niet betrokken bij de studie, zegt aan de BBC dat wetenschappers ervan uit gaan dat de Kleine IJstijd veroorzaakt is door verschillende factoren. Een daling van de CO2, een reeks vulkanische uitbarstingen, veranderingen in het landgebruik en een tijdelijke daling van de activiteit van de zon. Deze nieuwe studie toont aan dat de daling van de CO2 deels veroorzaakt is door de ontdekking van Amerika en de ineenstorting van de inheemse bevolking.
Volgens de onderzoekers toont hun studie aan dat de menselijke invloed op het klimaat al begon voor de Industriële Revolutie. De huidige klimaatopwarming werkt omgekeerd: door het verbranden van fossiele brandstoffen en de uitstoot van broeikasgassen wordt er meer CO2 de lucht in gebracht dan planten er weer uit kunnen halen, waardoor de aarde opwarmt.
Zwarte Dood eiste in de middeleeuwen meer slachtoffers in onze streken dan gedacht werd
Zwarte Dood eiste in de middeleeuwen meer slachtoffers in onze streken dan gedacht werd
De pest heeft in de Zuidelijke Nederlanden meer dodelijke slachtoffers geëist dan tot nog toe gedacht werd. De Zwarte Dood heeft in onze streken wel degelijk hevig toegeslagen, in de 14e en de 15e eeuw waren er opnieuw ernstige opflakkeringen, en de opeenvolgende epidemies strekten zich uit over grote gebieden, ook in het platteland. Tot die conclusie komen onderzoekers van de Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit Rotterdam na historisch demografisch onderzoek waarin ze middeleeuwse archiefbronnen bestudeerden. Het onderzoek bevestigt ook wat al eerder bekend was, namelijk dat er meer vrouwen dan mannen aan de pest stierven.
In de middeleeuwen werd een groot deel van de Europese bevolking getroffen door de Zwarte Dood. Deze eerste Europese pestepidemie in het midden van de 14e eeuw had een nooit eerder geziene bevolkingssterfte tot gevolg, met sterftecijfers tussen 30 en 60 procent.
Hoewel de impact van alle peststerfte in de middeleeuwen zeer moeilijk te schatten is, verloren sommige gebieden tussen 1300 en 1400 tot 80% van hun bevolking. Lang werd evenwel gedacht dat de Zuidelijke Nederlanden minder hard getroffen werden door de pest.
"Er blijft een hardnekkig idee bestaan dat de Lage Landen slechts een 'lichte aanraking' van de eerste pestgolf (tussen 1349 en 1351) hebben ervaren, en zich hierdoor snel en volledig hebben hersteld. De cijfers vertellen echter een ander verhaal, althans voor het huidige België en delen van Nederland. De pest veroorzaakte in deze regio enorme sterfte, hield ook in de veertiende en vijftiende eeuw aan en strekte zich uit over zowel stad als platteland" zei onderzoeker Joris Roosen in een persmedeling van de Universiteit Utrecht. Roosen maakt aan de Universiteit Utrecht zijn doctoraat over de geschiedenis van de Zwarte Dood en is een van de auteurs van de nieuwe studie.
Impact van pest in de Lage Landen
De onderzoekers wilden weten wat de impact van de pest was in de Lage Landen en daarvoor raadpleegden zij talloze archiefbronnen en literatuur. Zij maakten daarbij onder meer gebruik van een nieuwe bron, de overlijdensarchieven van het graafschap Henegouwen, tijdens de periode tussen 1349 en 1450.
In deze archieven staan bedragen, het "beste deel" van roerende goederen dat betaald moest worden als erfenisbelasting aan de graaf.
Dit kon variëren van een koe, een paard tot een jasje of wat vuile vodden. Deze mortmain moest ook door de armste mensen van de samenleving betaald worden, zelfs bedelaars. Zo kon de graaf letterlijk iemand het hemd van zijn lijf vragen, aldus Roosen.
Het is bijzonder dat alle lagen van de samenleving voorkomen in deze bronnen, en ook vrouwen. Na analyse van deze bron, waarin meer dan 25.000 mensen staan, blijkt dat de sterftepieken overeenkomen met gekende pestperiodes.
Meer vrouwelijke slachtoffers dan mannelijke
Verder bevestigde het nieuwe onderzoek wat de onderzoekers al eerder hadden vastgesteld.
De Zwarte Dood raakte alle lagen van de bevolking, maar vrouwen hadden een verhoogde sterftekans.
Het verschil is 5 tot 10 procent. Uit de data kan niet achterhaald worden waardoor dit komt. Het beste argument dat we hebben, is geleend van de medische literatuur; vrouwen hebben meer kans om longaandoeningen te ontwikkelen. Wellicht dat zij iets sneller de dodelijke variant van de pest, longpest, ontwikkelden, zo zei Roosen.
Migratie na pestperiodes
Hoe komt het dat we vaak denken dat pest in de Zuidelijke Nederlanden minder hevig gewoed heeft?
Volgens de onderzoekers komt dit deels omdat er meer stedelijke dan landelijke bronnen bewaard zijn, die er vaak het zwijgen toe doen. Roosen: En in het verleden was de gedachte als de bronnen zwijgen dan is er weinig impact, maar ik denk dat als de bronnen zwijgen, het ook zo kan zijn dat de schok juist groot was, er was chaos en geen tijd om documentatie bij te houden.
Daarnaast denken de onderzoekers dat de bevolking van de Lage Landen vlak na de Zwarte Dood zich misschien niet sneller heeft hersteld dan in andere delen van West-Europa, maar dat er in plaats daarvan een grotere mate van migratie was van het platteland naar de stad na pestperiodes.
Er zijn enkele tekenen dat de Zwarte Dood heeft bijgedragen aan het stimuleren van deze migratie in de Zuidelijke Nederlanden. Zo werd er op 3 april 1350 een overeenkomst opgesteld tussen de West-Vlaamse kuststad Nieuwpoort en het dorp Veurne, waarin expliciet werd vermeld dat de recente peststerfte ertoe heeft geleid dat de inwoners van de dorpen Leke en Veurne zijn verhuisd. En in Brugge legde de stad in het kielzog van de Zwarte Dood hogere toegangsprijzen op, met name voor 'buitenstaanders' of niet-Vlamingen", zo zei Roosen in de persmededeling.
Veerkrachtige samenlevingen
Dit demografische onderzoek is volgens Roosen belangrijk om te achterhalen waarom sommige regios zich na rampen zoals de pest sneller herstellen dan andere regios. Wat maakt de ene samenleving veerkrachtiger dan de andere samenleving?
Als de pest net zo hevig woedde in de Zuidelijke Nederlanden, hoe verklaren we dan dat deze regio zich sneller herstelde dan andere regio's? De Lage Landen kenden volledig demografisch herstel tijdens de 16e eeuw, en haalden toen opnieuw het bevolkingsniveau van voor de Zwarte Dood, maar in Engeland vond pas vanaf de 18e eeuw soortgelijk herstel plaats, zei Roosen.
De onderzoekers denken dat de verklaring wellicht te vinden is in een hogere geboortegraad dan in de omliggende landen; het gevolg van hoge reële lonen en lage huwelijksleeftijden in de tijd na de Zwarte Dood.
Natuurlijk zijn er ook andere factoren mogelijk, zoals bijvoorbeeld interne migratie naar de kerngebieden in de Lage Landen. Daarnaast zou ook de plattelandsindustrie, zoals het weven van linnen, ervoor hebben gezorgd dat familie-uitbreidingen sneller plaatsvonden. Enerzijds verschafte het een extra inkomen en anderzijds konden kinderen vanaf jonge leeftijd als werkkracht binnen het huishouden worden ingezet, aluds Roosen.
Voor het eerst een graf van een koppel gevonden in nederzetting Indusbeschaving
Voor het eerst een graf van een koppel gevonden in nederzetting Indusbeschaving
In de begraafplaats van de 4.500 jaar oude stad Rakhigarti hebben archeologen voor het eerst een graf gevonden waarin een jong koppel begraven lag. Rakhigarti is de grootste stad van de zogenoemde Indusbeschaving, een van de eerste complexe samenlevingen in de wereld, die zo'n 4.000 jaar geleden bloeide in de Indusvallei. De meeste mensen uit de Indusbeschaving werden alleen begraven, en het is de eerste keer dat het zeker is dat een man en een vrouw samen in een graf gevonden worden.
Luc De Roy
De Harappa- of Indusbeschaving was een van de eerste samenlevingen die grote, strak geplande steden bouwde. Van 2600 tot 1900 v.C. bloeide ze in de Indusvallei, in Pakistan en het noordwesten en westen van India. Het einde van de beschaving is een mysterie: op een relatief korte tijd verlaten de mensen om een nog onbekende reden hun steden, en gaat veel van de culturele ontwikkeling verloren.
De bekendste vindplaatsen zijn Harappa en Mohenjodaro in het huidige Pakistan, maar de grootste stad die tot nu toe gevonden is, is Rakhigarghi, in het huidige India, op zo'n 150 kilometer ten noordwesten van de hoofdstad Delhi.
Sinds de beschaving ontdekt werd in 1924 door de Britse onderzoeker sir John Marshall in Mohenjodaro, zijn er al veel sites van de Indusbeschaving ontdekt, waarvan ook de begraafplaatsen onderzocht zijn.
Uit die onderzoeken blijkt dat veruit het grootste deel van de mensen uit de Indusbeschaving apart begraven werden, uitzonderlijk komen er ook gezamenlijke graven voor. Van een daarvan, een graf in Lothal, wordt gezegd dat het gaat om een weduwe die zich het leven had benomen kort na het overlijden van haar man, en die samen met hem is begraven, maar daar zijn geen bewijzen voor. Andere onderzoekers hebben erop gewezen dat het moeilijk is om het geslacht vast te stellen van de skeletten in het graf in Lothal, en dat het dus absoluut niet zeker is dat het om een koppel gaat.
Ook voor de andere gezamenlijke begrafenissen waren er geen antropologische bewijzen dat het om het graf van een koppel ging. Dat is anders bij het nieuwe graf: de onderzoekers zijn er zeker van dat het hier wel degelijk gaat om een man en een vrouw.
De twee skeletten lagen op hun rug in het graf, het hoofd van de man (11B) was naar de vrouw (11B) toegekeerd.
Vasant Shinde et al./Anat Cell Biol 51 (3)
Goed bewaard
In 2016 ontdekten Indiase en Zuid-Koreaanse onderzoekers het graf in de begraafplaats van Rakhigarhi, die op zo'n kilometer van de nederzetting ligt. Ze hebben het graf gedurende zo'n twee jaar bestudeerd, en nu zijn hun bevindingen gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift.
Het graf met de twee skeletten lag gedeeltelijk over een ouder graf, en was 2,54 meter lang en zo'n 1,5 meter breed. De stoffelijke resten waren goed bewaard, op de voetbeentjes van de man na, die volledig ontbraken. De skeletten lagen op hun rug, met de armen en benen uitgestrekt, en het hoofd van de man, skelet 11A, was naar de vrouw, skelet 11B, toegekeerd.
"De man en de vrouw waren naar elkaar toegekeerd op een zeer intieme manier", zei de leider van het team Vasant Shinde aan de BBC. "We geloven dat ze een koppel waren, en het lijkt erop dat ze tegelijk gestorven zijn. Hoe ze gestorven zijn, blijft een mysterie."
Het geslacht van de skeletten werd vastgesteld met de standaardmethoden, en volgens de archeologen is het zeker dat het om een man en een vrouw gaat. UIt het onderzoek bleek ook dat de twee individuen tamelijk groot waren voor die periode, 1,72 en 1,60 meter, dat ze vrij jong waren, 35 tot 38 jaar, en dat ze vrij gezond waren op het ogenblik van hun dood. De doodsoorzaak is dan ook onduidelijk.
Buiten de skeletten bevatte het graf geen opmerkelijke zaken, enkel de voor de Indusbeschaving gebruikelijke aardewerken schalen en potten, die waarschijnlijk gevuld waren met voedsel, en een juweel, in dit geval een kraal uit agaat die gevonden werd aan de nek van de vrouw.
Het "grote bad" in Mohenjodaro (vooraan), met achteraan de boeddhistische, ronde stoepa. (Foto: Saqib Qayyum/Wikimedia Commons/CC BY-SA 3.0)
Samen gestorven, samen begraven
Volgens de onderzoekers moet het koppel in het graf tegelijk begraven zijn, of zeer kort na elkaar, aangezien er geen archeologische aanwijzingen zijn dat een van beide later dan de andere begraven is.
De archeologen sluiten uit dat er een verband bestaat tussen het graf en het funeraire gebruik waarbij weduwen zelfmoord plegen kort na de dood van hun man. Ze wijzen erop dat van de 62 graven in dit deel van de begraafplaats, enkel dit graf een gezamenlijke begrafenis is van een koppel.
Volgens hen wijst dat erop dat de begrafenis van het koppel niet beschouwd moet worden als het gevolg van specifieke funeraire gebruiken die in die tijd veel voorkwamen. De archeologen noemen het waarschijnlijker dat de twee individuen tegelijk of bijna tegelijkertijd gestorven zijn, door een onbekende oorzaak, en dat ze dan samen begraven zijn in hetzelfde graf.
De onderzoekers noemen het vreemd dat er nog nooit eerder gezamenlijke graven van koppels ontdekt zijn in de Indusbeschaving, gelet op het feit dat dergelijke begrafenissen niet zeldzaam zijn in andere oude beschavingen.
In Rakhigarhi hebben de archeologen tot nu toe 70 graven ontdekt in de begraafplaats, en daarvan zijn er 40 opgegraven. Het meest fascinerende graf blijkt wel dit graf van het koppel, en de archeologen hopen dat er nog meer studies over graven van dit type uit de Indusbeschaving zullen verschijnen. Die zijn immers belangrijk om historische familiestructuren bloot te leggen en ook bredere maatschappelijke structuren.
"Siberische eenhoorn" leefde samen met de moderne mens
Een gigantische neushoorn die volgens sommigen mee aan de basis van de eenhoorn-mythes ligt, heeft veel langer geleefd dan tot nu toe gedacht. De Siberische eenhoorn bewoonde 39.000 jaar geleden nog onze planeet, samen met de Neanderthaler en de moderne mens. Bovendien blijkt het dier het laatste nog levende lid van een uitgestorven neushoornfamilie te zijn geweest.
"Siberische eenhoorn" leefde samen met de moderne mens
Een gigantische neushoorn die volgens sommigen mee aan de basis van de eenhoorn-mythes ligt, heeft veel langer geleefd dan tot nu toe gedacht. De Siberische eenhoorn bewoonde 39.000 jaar geleden nog onze planeet, samen met de Neanderthaler en de moderne mens. Bovendien blijkt het dier het laatste nog levende lid van een uitgestorven neushoornfamilie te zijn geweest.
De Siberische eenhoorn (Elasmotherim sibericum) is een gigantische neushoorn die 3,5 tot 4 ton woog, bijna twee keer zoveel als een moderne neushoorn, en een enorme hoorn op zijn kop had.. Het dier zwierf rond op de grasvlaktes van Oost-Europa en Centraal-Azië. Algemeen werd aangenomen dat het dier ongeveer 200.000 tot 100.000 jaar geleden uitgestorven is. Nieuw onderzoek werpt echter een heel ander licht op zijn verhaal.
Wetenschappers hebben 23 fossiele restanten van de Siberische eenhoorn grondig geanalyseerd. Via koolstofdatering konden ze bepalen dat het dier veel langer op onze planeet rondgelopen heeft dan tot nu toe gedacht. Minstens 39.000 jaar geleden was de Siberische eenhoorn nog in leven, mogelijk was hij er zelfs 36.000 tot 35.000 jaar geleden nog. Dat betekent dat hij tegelijk met de Neanderthalers en met de moderne mens geleefd heeft.
En wat nog meer is: de wetenschappers slaagden er ook in om voor het eerst DNA van de Siberische eenhoorn te verzamelen. Daaruit blijkt dat het dier géén familie is van de uitgestorven wolharige neushoorn en de nog in leven zijnde Sumatraanse neushoorn, zoals tot nu toe gedacht werd. De Siberische eenhoorn splitste zich 40 miljoen jaar geleden al af van de moderne neushoorn die we vandaag kennen. Hij maakte deel uit van een unieke familie van neushoorns, én hij was het laatste lid van die familie dat uitstierf.
Hoe is de Siberische eenhoorn uitgestorven?
Hoe is de Siberische eenhoorn aan zijn einde gekomen? Volgens de onderzoekers heeft de mens daar weinig mee te maken. "Het is onwaarschijnlijk dat de aanwezigheid van mensen de oorzaak was van hun uitsterven", zegt professor Chris Turney. "Hij lijkt daarentegen hard te zijn geraakt door de start van de IJstijd in Eurazië."
Onderzoek van de tanden wijst uit dat de Siberische eenhoorn at als "een soort prehistorische grasmaaier", zegt professor Adrian Lister van het Natural History Museum in Londen, aan BBC. Het dier kon enkel de taaie, droge grassen op de Euraziatische steppes eten. Bij de laatste IJstijd zo'n 40.000 jaar geleden veranderde de leefomgeving van de eenhoorn helemaal. Er kwam meer permafrost en de grasvlaktes verdwenen. Minder voedsel dus, wat tot allicht tot het uitsterven van de eenhoorn geleid heeft.
Wat kunnen we leren over moderne neushoorns?
Ooit bestonden er minstens 250 neushoornsoorten, vandaag zijn dat er nog maar 5. En ook zij zijn ernstig bedreigd, slechts weinige neushoorns kunnen overleven buiten reservaten en wildparken door stroperij en een verandering van hun natuurlijke habitat. Door fossiel onderzoek kunnen wetenschappers meer te weten komen over het lot van prehistorische soorten, en hoe zij omgingen met en zich aanpasten aan een veranderende leefomgeving.
Het is belangrijk om meer te weten over de manier waarop de Siberische eenhoorn uitgestorven is, omdat het ons kan helpen de nog bestaande neushoorns te redden, zeggen de onderzoekers. "Neushoorns zijn erg kieskeurig én gevoelig aan veranderingen in hun omgeving. Eender welke verandering in hun habitat betekent een gevaar", zegt professor Adrian Lister aan BBC. "En wat ook nog overduidelijk blijkt: eens een diersoort uitgestorven is, is dat het einde, hij is voorgoed verdwenen."
En wat met die eenhoorn-mythe?
Mythes en legendes over eenhoorns, magische wezens met een hoorn die ook in de 21e eeuw nog bijzonder populair zijn, bestaan al duizenden jaren. Volgens sommigen is de Siberische eenhoorn de "inspirator" voor die verhalen. De narwal, die rondzwemt met een lange slagtand, is een andere mogelijkheid.
Egyptische archeologen hebben acht doodskisten met mummies opgegraven ten zuiden van hoofdstad Caïro. Dat maakte het Egyptische ministerie van Oudheden woensdag bekend.
De acht sarcofagen zijn gevonden in het gebied van de piramide van farao Amenemhat II, in de necropolis in Dasjoer. De mummies dateren uit de late periode in het Oude Egypte, tussen 664 en 332 voor Christus.
De afgelopen maanden kondigde Egypte verschillende ontdekkingen uit de oudheid aan, in de hoop de toerismesector nieuw leven in te blazen, een belangrijke sector voor het land. Het toerisme kreeg het zwaar te verduren door de onrusten sinds de opstand in 2011 tegen dictator Hosni Moebarak.
De Standaard - 29/11/2018
25-11-2018
Archeologen ontdekken intacte sarcofaag met gemummificeerde vrouw
Archeologen ontdekken intacte sarcofaag met gemummificeerde vrouw
Archeologen hebben in het Egyptische Luxor een graf blootgelegd uit de dertiende eeuw voor Christus, de zogenoemde Ramessidische periode.
De Egyptische autoriteiten hebben bekendgemaakt dat archeologen een gemummificeerde vrouw, genaamd Thuya, gevonden hebben in een sarcofaag in Luxor (in het zuiden van Egypte). De sarcofaag is meer dan 3.000 jaar oud.
De sarcofaag is één van de twee sarcofagen die eerder deze maand gevonden tijdens een door Frankrijk geleid onderzoek in El-Asasef, een necropolis op de westelijke bank van de rivier de Nijl.
De gemummificeerde vrouw leefde in de 18de dynastie, aldus de bevoegde minister Khaled Al Anani. De achttiende dynastie komt overeen met de 13de eeuw voor christus. Tijdens deze periode regeerden de meest tot de verbeelding sprekende faraos, waaronder Toetanchamon en Ramses II.
Op dezelfde locatie werden ook vijf gekleurde maskers gevonden en zon 1.000 Ushabti-beeldjes. De beeldjes waren bedoeld om voor de overledenen te werken in het dodenrijk.
Enkele van de Ushabti-beeldjes
Foto: AFP
Het graf bevat ook enkele gekleurde muurschilderingen, die de eigenaar en zijn familie afbeelden.
De Egyptische autoriteiten hebben dit jaar al zon twaalf archeologische ontdekkingen voorgesteld. Archeologische sites, met name in Luxor, maken Egypte een belangrijke trekpleister voor buitenlandse toeristen. Het land hoopt door de ontdekkingen opnieuw toeristen aan te trekken.
Foto: AFP
Foto: AFP
De standaard - 25/11/2018
18-11-2018
Gigantische krater ontdekt onder ijs in Groenland
Gigantische krater ontdekt onder ijs in Groenland en die kan nieuw licht werpen op massaal uitsterven dieren tijdens laatste ijstijd
Archeologen hebben een van de oudste dorpen in de Egyptische Nijldelta uitgegraven. Het dorp dateert uit de tijd voor de faraos, aldus het Egyptische ministerie voor Oudheden.
Het neolithische dorp werd ontdekt bij opgravingen zon 140 kilometer ten noorden van Caïro, in het gebied Tal al-Samara in de provincie Dakahlyia.
De archeologen vonden onder andere beenderen van dieren en keramiek, zo zegt Frederic Gio, de leider van het Egyptisch-Franse team. De vondst toont aan dat er ook al samenlevingen gevestigd waren in de Nijldelta tot 5.000 jaar voor Christus.
De afgelopen maanden maakte Egypte verschillende ontdekkingen bekend. Archeologen vonden in de stad Minja een necropolis met duizenden sarcofagen en kunstschatten.
Toerisme
Egypte wil zijn toerismesector nieuw leven inblazen. Die sector is een belangrijke bron van inkomsten voor het land, maar heeft het moeilijk door de politieke onrust sinds de opstand tegen dictator Hosni Moebarak in 2011.
Dit jaar nog gaat een nieuw museum bij de piramiden van Gizeh open. Tegen 2020 moet het museum volledig klaar zijn. Onder andere schatten uit de tombe van farao Toetanchamon zullen er worden getoond.
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180902_03696760
13-08-2018
Hebben bouwvakkers per ongeluk een tweede Egyptische sfinx ontdekt?
De wereldberoemde sfinx van GizehFoto: Photonews
De legendarische sfinx naast de piramide in Gizeh is mogelijk niet de enige in zijn soort. Bouwvakkers zijn tijdens de aanleg van een snelweg in de stad Luxor immers op een stenen constructie gestoten van een tweede sfinx, melden Egyptische autoriteiten.
In het Oude Egypte bouwde men sfinxen als wachters voor belangrijke gebouwen, omdat de afbeelding ervan vijanden angst zou aan jagen. Een sfinx werd ook vereenzelvigd met de valkengod Horus, de farao en de zon zelf.
Ook deze recent ontdekte sfinx zou als wachter hebben dienst gedaan, aangezien de constructie ontdekt is op iets minder dan tien kilometer van de beroemde Vallei der Koningen. Het beeld is bovendien gevonden tussen de twee belangrijke tempelcomplexen van Luxor en Karnak aan de Nijl. Eerder waren daar al resten van mogelijke sfinxen gevonden, maar die waren steeds kleiner en zwaar gehavend.
Archeologen willen deze mysterieuze grote constructie eerst dateren en onderzoeken, vooraleer ze verdere uitspraken of uitgravingen doen. Als blijkt dat de sfinx inderdaad uit de periode van de vallei dateert, dan spreken we over een sfinx uit 2.500 voor Christus. Wanneer het gelijktijdig met de tempels is gebouwd, dan spreken we van 1.400 voor Christus. Dat maakt het bouwwerk maar liefst 3.400 à 4.500 jaar oud.
Toeristen mogen de site al bezoeken, maar de constructie is voorlopig dus nog niet uit de grond gehaald. Dat kan nog niet, omdat de omgeving dat voorlopig niet toelaat, reageert Mohamed Abel Aziz van het Egyptisch ministerie van Oudheden. Volgens de archeologen is de kans groter dat de sfinx zo in de best mogelijke staat blijft. Voolopig zijn de werken aan het Al-Kabbash wegenproject wel even stilgelegd, zodat we voldoende tijd hebben om beslissingen te nemen over de sfinx.
Het eerste beeld van de opgraving van de nieuwe sfinx.Foto: rr
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180812_03659692
22-07-2018
99 miljoen jaar oud babyslangetje gevangen in amber biedt inzichten in evolutie
99 miljoen jaar oud babyslangetje gevangen in amber biedt inzichten in evolutie
Onderzoekers hebben in Myanmar voor het eerst een fossiel van een babyslang gevonden, bewaard in 99 miljoen jaar oud amber. Die unieke vondst biedt nieuwe inzichten in de evolutie en de anatomische ontwikkeling van slangen, en in hun verspreiding over de wereld. Een tweede stuk amber uit dezelfde periode, met een stuk vervelde slangenhuid in, wijst erop dat slangen in het Mesozoïcum - de tijd van de dino's - al in bossen leefden.
In 2016 was de Chinese onderzoeker Lida Xing de ambermarkten in Myanmar aan het uitvlooien, toen een verkoper hem naar zijn stalletje lokte met de belofte dat hij een stuk krokodillenhuid in een stuk amber had. Toen doctor Xing het specimen onderzocht, en het patroon in de vorm van diamanten van de schubben zag, besefte hij dat hij in werkelijkheid een 99 miljoen jaar oud stuk slangenhuid in zijn handen had.
Xing, een paleontoloog aan de China University of Geosciences in Peking, had eerder al een gevederde dinosaurusstaart en een babyvogel op de ambermarkten gevonden. Maar, zo zei hij, in de honderduizenden stukken amber die in het gebied gevonden zijn, had tot nu toe nog niemand een slang ontdekt.
Een detailopname van de slangenhuid die bewaard is gebleven in 99 miljoen jaar oud amber. (Foto: Ryan McKellar, Royal Saskatchewan Museum)
Babyslangetje
Xing kocht de amber met het stuk slangehuid, en maakte een afspraak met Michael Caldwell, een paleontoloog gespecialiseerd in slangen aan de University of Alberta in Canada. Enkele minuten voor doctor Xing aan boord ging van zijn vliegtuig, maakte een collega hem attent op een ander recent ontdekt exemplaar van een slang, dat nog verrassender was dan het eerste: een babyslang die ingebed lag in een klomp amber zo groot als een kleine aardappel.
"Dat fossiel is de eerste babyslang en de oudste babyslang die tot nu toe is gevonden", zo zei Xing aan "The New York Times". Voor deze vondst hadden paleontologen nog nooit een gefossiliseerde babyslang gevonden, ook niet tussen de fossielen die bewaard zijn in rotsen, zo zei doctor Caldwell. Het slangetje is overigens ook de jongste slang waarvan ooit een fossiel gevonden is.
Gebaseerd op de vulkanische rots waarin de amber bewaard is, schat het team dat de vondsten bestudeerd heeft, dat de twee slangen 98,8 miljoen jaar oud zijn, plus of min enkele honderdduizenden jaren.
Enkel de onderste helft van het kronkelende lichaam van de babyslang is bewaard in de amber, dat versteend hars van bomen is. Omdat de schedel ontbreekt, dachten de mensen die het fossiel gevonden hebben, dat het kleine wezentje in de amber een duizend- of een miljoenpoot was.
De ruggenwervels van het slangetje zijn duidelijk te zien, en ze tonen aan dat het om een zeer jong dier gaat. (Foto: Lida Xing, China University of Geosciences Beijing)
Kleine wervelbeentjes
Toen de onderzoekers het wezentje in de amber nader bekeken, zagen ze echter zijn beenderen, zodat het zeker geen duizendpoot kon zijn. Door het gebruik van een micro-CT scanner en een synchrotron - een soort deeltjesversneller - konden de onderzoekers bevestigen dat het specimen een babyslang was, van een nieuwe soort die ze "Xiaophis myanmarensis" noemden.
Het slangetje lijkt op bestaande soorten van cylinderslangen en ringslangen, en met een lengte van 4,75 centimeter is het vergelijkbaar in grootte met een pasgeboren roodstaartcylinderslang (Cylindrophis ruffus).
De onderzoekers stelden vast dat het gefossiliseerde slangetje ofwel een embryo was, ofwel een pasgeboren baby, aan de hand van de ontwikkeling van de ruggenwervel. Zoals moderne babyslangetjes, had de bewaarde baby zeer kleine wervelbeentjes, maar een groot kanaal voor het ruggenmerg, zo zei doctor Caldwell.
Dat is een duidelijk teken dat het slangetje nog in volle ontwikkeling was, en ook meteen het eerste directe bewijs dat bepaalde aspecten van de ontogenie - hoe een individueel organisme zich ontwikkelt vanaf de eicel tot de volwassenheid - van slangen al lange tijd relatief onveranderd zijn gebleven. Het laat zien dat de processen die de ontwikkeling van de ruggengraat van een babyslang sturen, minstens 100 miljoen jaar geleden al bestonden, en sindsdien nauwelijks veranderd zijn.
De onderzoekers konden niet zeggen of het stuk vervelde slangenhuid tot dezelfde soort behoorde als het babyslangetje. De slangenhuid hoorde duidelijk toe aan een volwassen exemplaar, en ze is zo goed bewaard dat de onderzoekers in staat waren om een model op te stellen van het pigmentatiepatroon van de slang.
Een roodstaartcylinderslang uit Azië. Een pas geboren jong van deze slang is ongeveer even groot als het nu in amber gevonden babyslangetje. (Foto: W.A. Djatmiko (Wie146)/Wikimedia Commons)
Leven in bossen
De amber waarin het stukje slangenhuid bewaard is, biedt nog een tweede erg belangrijke aanwijzing. Het gaat immers om amber dat vol zit met stukjes vegetatie, insecten, en de uitwerpselen van insecten. Dat wijst erop dat de amber gevormd is in de buurt van de bodem van een bos, en dat de slang dus in een bos leefde. Ook in de amber van het babyslangetje werden dergelijke voorwerpen gevonden.
Een bos mag dan wel een logische plaats lijken voor een slang om te leven, tot nog toe hadden paleontologen geen enkel direct bewijs voor het feit dat slangen in bossen leefden in het Mesozoïcum, het tijdperk van 252 tot 66 miljoen jaar geleden, dat gedomineerd werd door de dinosauriërs.
De twee gefossiliseerde slangen zijn daarmee dus ook de oudst gekende slangen die in bossen leefden, andere slangen uit het fossielenbestand voor die periode vertonen ofwel aanpassingen aan een leven in het water, of ze werden gevonden in riviersedimenten, en ze leefden dus meer waarschijnlijk in het water.
Een voorstelling van Xiaophis myanmarensis-slangetjes die uit het ei komen op de bodem van een bos. Het hars dat boven hen hangt, is al een voorafspiegeling van wat hun lot zal worden. (Illustratie: Yi Liu)
Verspreiding over de wereld
Onderzoekers weten niet zeker waar slangen ontstaan zijn, en hoe ze zich verspreid hebben over de wereld. De twee nieuwe specimens bieden aanwijzingen voor een potentieel pad voor de prehistorische bewegingen van slangen over de planeet, zei doctor Ryan McKellar aan "The New York Times". McKellar is een paleontoloog aan het Royal Saskatchewan Museum in Canada, en een van de auteurs van de studie over de slangen.
Zo'n honderd miljoen jaar geleden, toen de slangen gevangen geraakten in het boomhars, maakte Myanmar deel uit van een eiland dat stukken bevatte van het vroeger supercontinent Gondwana, en dat langzaam maar zeker migreerde tussen wat nu Azië en Australia zijn.
Dat eiland belandde uiteindelijk aan de kust van Laurasia, een supercontinent dat toen het huidige Europa en Azië omvatte. Op die manier kunnen slangen en andere dieren uit Gondwana in Laurasia terechtgekomen zijn, zo zeggen de onderzoekers.
"Deze slangen zullen mee gelift hebben", zo zei doctor McKellar.
De onderzoekers gebruikten röntgen-micro-CT-beeldvorming om een gedetailleerd beeld te vormen van het bewaard gebleven skelet en de zachte weefsels van het babyslangetje. (Illustratie:Ming Bai, Chinese Academy of Sciences)
Duitse archeologen hebben de locatie van de "verloren" Mesopotamische stad Mardaman ontdekt. Het blijken de ruïnes te zijn in de buurt van het moderne stadje Bassetki, waar ze al jaren opgravingen verrichten. De archeologen hebben kleitabletten met spijkerschrift gevonden, waarop de naam van de oude stad te lezen is.
Mardaman was een belangrijke stad in het oude Nabije Oosten, en uit teksten die op andere archeologische sites gevonden zijn, blijkt dat de stad soms deel uitmaakte van de grotere rijken in het gebied, maar soms ook een onafhankelijk koninkrijk was dat zich verzette tegen de grote Mesopotamische mogendheden.
Maar niemand wist waar Mardaman gelegen was. Tot nu.
Archeologen van de Eberhard Karls Universität in Tübingen in Duitsland voeren al sinds 2013 opgravingen uit op een tell - een heuvel met archeologische resten - in de buurt van het moderne stadje Bassetki, in het noorden van Iraaks Koerdistan.
Ze kenden de naam niet van de stad die ze aan het opgraven waren, maar verleden zomer hadden ze geluk. In de ruïnes van een paleis vonden ze 92 spijkerschrifttabletten, verstopt in een aardewerken kruik. De tabletten werden ontcijferd en vertaald door de filologe Betina Faist van de universiteit van Heidelberg, en ze bleken de naam van de oude stad te bevatten: Mardaman, soms ook Mardama genoemd.
De 92 tabletten werden verleden zomer gevonden in een kruik, in de ruïnes van een paleis.
Foto: Peter Pfälzner/University of Tübingen
Bewaard voor het nageslacht
De tabletten dateren van rond 1250 v.C., toen de stad deel uitmaakte van het Assyrische Rijk, en bestuurd werd door een Assyrische gouverneur die Assur-nasir heette. Ze bevatten informatie over de "adminstratieve en commerciële betrekkingen van de gouverneur met de bevolking van Mardaman", zo zei professor Peter Pfälzner in een mededeling. Pfälzner is professor archeologie van het Midden-Oosten aan de universiteit van Tübingen, en hij leidt de opgravingen in Mardaman.
Het paleis waar de tabletten gevonden zijn, werd vernield rond 1200 v.C., maar de stad bleef bestaan, zo blijkt uit de opgravingen van het team van Pfälzner. Overigens is gebleken dat Mardaman op verschillende tijdstippen in zijn geschiedenis aangevallen is en gedeeltelijk verwoest, en daarna telkens heropgebouwd werd.
De kruik waarin de tabletten zaten, was ingepakt in een dikke laag klei, wat doet vermoeden dat de inwoners van de stad wilden dat de tabletten bewaard zouden blijven. De tabletten "werden mogelijk op deze manier verstopt, kort nadat het omliggende gebouw verwoest was", zei Pfälzner in een mededeling van de universiteit van Tübingen. "Misschien was het de bedoeling de informatie op de tabletten te beschermen en te bewaren voor het nageslacht."
Bassetki, het moderne stadje in de buurt van de ruïnes van Mardaman, ligt in het uiterste noorden van Irak, in Iraaks Koerdistan. (Illustratie: Google Maps)
Niet geplunderd
De opgravingen in Mardaman gaan nog steeds door, en gelukkig is de oude stad de laatste jaren niet geplunderd, in tegenstelling met vele andere archeologische sites in Irak, zo zei Pfälzner.
Uit de opgravingen blijkt dat de stad gesticht werd tussen 2800 en 2650 v.C., haar grootste bloei kende tussen 1900 en 1700 v.C. - tijdens de Babylon I dynastie, waar ook de beroemde koning en wetgever Hammurabi toe behoorde -, en dat ze bleef floreren tot in de Neo-Assyrische periode, die liep van 911 tot 612 v.C.
"Mardaman is zeker opgeklommen tot een invloedrijke stad en een regionaal koninkrijk, op basis van zijn ligging op de handelsroutes tussen Mesopotamië, Anatolië en Syrië", zo zei Pfälzner in de verklaring. "Soms was het zelfs een tegenstander van de grote Mesopotamische mogendheden."
Tijdens de opgravingen werden er verschillende aardewerken kruiken gevonden. (Foto: Peter Pfälzner/University of Tübingen)
Gestolen beeld
De opgravingen van het team van Tübingen zijn het eerste grootschalige wetenschappelijke onderzoek dat in Mardaman plaatsvindt, maar eerder zijn er al wel sporadisch overblijfselen uit de stad opgedoken.
Dat was onder meer het geval met een koperen beeld van een naakte figuur uit de Akkadische periode. Dat beeld, waarvan enkel de onderste helft bewaard is, werd in de jaren 60 gevonden tijdens werkzaamheden aan een weg tussen Duhok en Zakho, en naar het Nationaal Museum van Irak in Bagdad overgebracht.
Na de Amerikaanse invasie van Irak in 2003, was het 150 kilogram zware beeld een van de talloze voorwerpen die verdwenen tijdens de plundering van het museum, maar het werd teruggevonden door Amerikaanse militaire politieagenten en teruggegeven aan het museum.
Het "Bassetki-beeld" dat in de jaren 60 gevonden werd bij werkzaamheden aan een weg. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/05/13/-verloren--stad-mardaman-ontdekt-in-irak/
11-05-2018
Iconen van de evolutie blijven verrassen
NIEMAND WEET WAAR DARWINVINKEN VANDAAN KOMEN
Iconen van de evolutie blijven verrassen
Het is een versleten verhaal: hoe Darwin op de Galapagoseilanden al die verschillende vinken zag en op het idee van evolutie kwam. Maar niemand weet hoe dat verhaal kon beginnen. PIETER VAN DOOREN
In 1835 bezocht Charles Darwin de Galapagosarchipel. Op elk van die vele kleine eilandjes huisde een andere vinkensoort. Duidelijk nauw verwant, maar elk met een eigen bek. De omstandigheden maken de vogel, bedacht hij. En als dat hier geldt, dan geldt dat overal, en ook voor andere soorten. De natuur selecteert wie het best aangepast is aan de omstandigheden van het moment, en geeft die meer kans op nakomelingen, die zelf ook meer kans op nakomelingen hebben. De ongeschikten deemsteren weg, de geschikten erven de wereld. Zo ontstaan nieuwe soorten, en verdwijnen oude.
De eilanden liggen een heel eind van het Zuid-Amerikaanse vasteland vandaan. Niet zo ver dat geen dier of plantenzaad er ooit kan geraken, maar zodra je er bent, zit je wel geïsoleerd. Je bent gebonden aan één duidelijke plek met haar kenmerkende omstandigheden, zodat de natuurlijke selectie in één duidelijke richting werkt, en je nakomelingen zich specifiek aan dat ene eiland zullen aanpassen.
Big bird
Dat mechanisme werkt nog steeds door. Een half jaar geleden meldden onderzoekers inSciencedat ze nóg een nieuwe vinkensoort hadden zien ontstaan, in slechts een paar generaties.
Nog steeds gaan de meeste biologen er automatisch van uit dat de oer-darwinvinken op de eilanden arriveerden vanuit het Zuid-Amerikaanse vasteland. Maar is dat wel zo?
Meestal duurt het honderden generaties alvorens de selectie één type naar voren heeft gehaald en de minder geschikten volledig heeft laten uitsterven, tot die ene overschietende voldoende ver weg is geëvolueerd van zijn voorouders en hun afstammelingen op andere plaatsen, om zichzelf een nieuwe soort te mogen noemen.
Veldbiologen Rosemary en Peter Grant zagen in 1981 op het kleine eilandje Daphne Major een nieuw mannetje arriveren, van de soortGeospiza conirostris.Een immigrant uit Española, ruim 100 kilometer verderop, met een andere grootte, een andere bek en een ander lied. Dat maakte hem onaantrekkelijk, maar toch paarde hij met een wijfje van de plaatselijke soortGeospiza fortis.Jonge mannetjes leren het lied van hun vader, en wijfjes paren bij voorkeur met mannetjes die zingen zoals hun vader. De nakomelingen van de immigrant bleven dus onder elkaar paren. De onderzoekers volgden ze zes generaties lang, en ze bleven enkel met elkaar paren. Een nieuwe soort! Ze telt nu een dertigtal individuen en is voorlopig big bird gedoopt. Zodra blijkt dat ze zich permanent gevestigd heeft, krijgt ze een officiële Latijnse naam.
Twee jaar geleden vertelden onderzoekers van de Universiteit van Uppsala, eveneens inScience,dat ze de twee genen hadden ontdekt die het sterkst doorwegen in de vorm van een vinkenbek. Daarmee konden ze een andere observatie van de Grants verklaren: de bek van de overlevende exemplaren vanGeospiza fortisna een zware droogte in 2004 en 2005 was kleiner geworden. Zo hadden ze minder te lijden onder de, door de droogte verergerde, concurrentie van de grootgebekteGeospiza magnirostris.
Streken
Het autochtone wijfje.rr
DNA-onderzoek heeft onderhand bevestigd wat Darwin al veronderstelde: alle achttien soorten darwinvinken stammen af van één voorouderlijke soort. Darwin zag het zo: enkele vinken van het vasteland waren per toeval op een van de eilanden gestrand, twee miljoen jaar geleden, en hadden zich aangepast. Na een tijdje kwamen er enkele op een volgende eiland terecht, en hun nakomelingen pasten zich aan. Waarna weer een avontuurlijk paartje overwipte, en hun nakomelingen Eindresultaat: achttien soorten darwinvinken.
Nog steeds gaan de meeste biologen er, in navolging van aartsvader Darwin, automatisch van uit dat de oer-darwinvinken op de eilanden arriveerden vanuit het Zuid-Amerikaanse vasteland. Maar is dat wel zo? Onderzoekers van de staatsuniversiteit van San Diego vertellen in het vakbladThe Auk: ornithological advancesdat ze alle relevante eigenschappen van de darwinvinken en de veertien nauwst verwante soorten in een rekenmodel staken, samen met gegevens over de natuur in de verschillende streken van Zuid-Amerika, de Galapagoseilanden én het Caribische gebied (voor de kust van Noord-Amerika). Met een streek bedoelden ze een gebied met een eigen typische natuur, zoals de Andes of Amazonië.
Toen ze hun onderzoeksgebied indeelden in vijf streken kwam Zuid-Amerika er als het meest waarschijnlijke gebied van oorsprong uit. Maar in een model met acht streken wonnen de Cariben. Meer onderzoek is gewenst.
De nieuwe vinkensoort. rr
Een half jaar geleden meldden onderzoekers dat ze nóg een nieuwe vinkensoort hadden zien ontstaan, in slechts een paar generaties
De standaard - 11/05/2018
04-05-2018
Verborgen teksten gevonden op "lege" Dode Zee-rollen
Verborgen teksten gevonden op "lege" Dode Zee-rollen
Op fragmenten van de Dode Zee-rollen zijn teksten gevonden die tot nog toe verborgen waren gebleven. De teksten werden zichtbaar door onderzoek met infrarood licht. Het gaat om fragmenten uit de Hebreeuwse Bijbel - het Oude Testament -, het boek Jubileeën dat nooit in de Bijbel is opgenomen, en om een fragment in een oud Hebreeuws schrift, dat niet kan toegeschreven worden aan een tot nu toe bekend manuscript onder de Dode Zee-rollen.
Luc De Roy
Onderzoekers hebben de nieuw ontdekte tekstfragmenten voorgesteld op een internationale conferentie in Israël, "The Dead Sea Scrolls at Seventy: Clear a Path in the Wilderness", en het online magazine "Live Science" heeft er verslag over uitgebracht.
Lokale bedoeïenen ontdekten eind 1946 of begin 1947 oude potten met daarin beschreven rollen in een grot in de buurt van Qumran, een plaats op de Westelijke Jordaanoever aan de noordkant van de Dode Zee. Tussen 1947 en 1956 vonden bedoeïenen en archeologen in elf grotten tienduizenden fragmenten van perkamenten of papyrusrollen, die zo'n 2.000 jaar oud bleken te zijn.
Er waren zo veel kleine en broze fragmenten dat de archeologen ze in dozen staken, om ze op een latere datum te bestuderen. En nu is het dan zover: onderzoekers van de Israel Antiquity Authority (IAA) zijn de rollen aan het digitaliseren, zodat ze bestudeerd kunnen worden en gedeeld met het grote publiek, zonder de broze originelen te beschadigen.
Onderzoekers conserveren een fragment van een Dode Zee-rol in het laboratorium van de IAA.
Israel Antiquity Authority
Infrarood
Tijdens een van die digitale scans merkte Oren Abelman, een onderzoeker bij de Dead Sea Scrolls Unit van de IAA, iets vreemds aan enkele tientallen fragmenten uit grot 11.
De fragmenten zagen er met het blote oog onbeschreven uit, maar door gebruik te maken van infrarood beeldweergave ontdekte Abelman Hebreeuws letters en woorden op de fragmenten.
Vervolgens ontcijferde hij het schrift, en hij kon zelfs een aantal fragmenten verbinden met de manuscripten waar ze waarschijnlijk een deel van waren geweest voor ze afgebrokkeld zijn.
Onder de fragmenten die nu gevonden zijn, zijn er een aantal interessante. Zo is er een fragment van de Tempelrol, een tekst die instructies geeft over hoe erediensten te houden in de ideale tempel. Onderzoekers debatteren al enig tijd over de vraag of er twee of drie kopieën zijn van de Tempelrol uit grot 11, en de ontdekking van de tekst op dit fragment wijst erop dat er wel degelijk drie kopieën zijn.
Een ander interessant fragment is een stukje van de "Grote Psalmenrol" (zie illustratie boven). Dit fragment bevat een deel van het begin van psalm 147:1, en het eind van dat vers is bewaard op een groter fragment uit dezelfde grot. Het nu ontdekte fragment toont dat de antieke Psalm iets korter is dan de Hebreeuwse tekst die nu gebruikt wordt.
Op een derde interessant fragment staan letters in paleo-Hebreeuws, een oud Hebreeuws schrift. Dit fragment kan tot nog toe niet toegeschreven worden aan een al bekend manuscript, en kan dus deel uitmaken van een tot nu toe onbekend manuscript.
Grot 4 in Qumran, waar de meeste Dode Zee-rollen gevonden zijn (foto: Effi Schweizer/Wikimedia Commons). https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/05/03/verborgen-teksten-gevonden-op--lege--dode-zee-rollen/
10-04-2018
Dit 88.000 jaar oude vingerkootje kan de geschiedenis van de mensheid herschrijven
Dit 88.000 jaar oude vingerkootje kan de geschiedenis van de mensheid herschrijven
Een vingerkootje. Het lijkt op het eerste gezicht een banale vondst in Saudi-Arabië, maar in het vakblad Nature schrijven wetenschappers dat het bot veel meer is dan dat. Volgens de onderzoekers kan de vinger de geschiedenis van de mensheid herschrijven.
Op basis van DNA- en ander onderzoek dat in de voorbije jaren en decennia gebeurde, gaan wetenschappers er van uit dat de Homo Sapiens 200.000 tot 300.000 jaar geleden ontstond in Afrika. Zo vonden ze er onder meer schedels die minstens 195.000 jaar oud waren. Ook andere vondsten bevestigen die conclusie.
Waar meer discussie over is, is het punt waarop de moderne mens besloot om Afrika te verlaten en uit te zwermen over de rest van de Aarde. De meeste wetenschappers legden zich aanvankelijk neer bij de theorie dat de massamigratie uit Afrika 60.000 jaar begon, maar de jongste jaren waren er ook wat ontdekkingen die op andere zaken leken te wijzen.
Foto: REUTERS
Zo werd in een grot in het noorden van Israël een kaakbeen gevonden dat ook 200.000 jaar oud zou zijn. In het zuiden van China werden dan weer van 100.000 jaar geleden daterende tanden gevonden. De Aboriginal-bevolking van Australië zou het land dan weer 65.000 jaar geleden bereikt hebben. Dat zou erop kunnen wijzen dat kleine groepen mensen Afrika al vroeger verlieten, bijvoorbeeld om te jagen.
Vingerkootje
Met andere woorden: de geschiedenis van de mensheid is een geschiedenis die geregeld herschreven wordt door wetenschappers. Amerikaanse onderzoekers zijn daar nu andermaal in geslaagd, dankzij een belangrijke vondst in Saudi-Arabië. Ze vonden er, diep in de Al-Nefud-woestijn, het vingerkootje van een vinger van 85.000 jaar oud die zonder enige twijfel menselijk is.
Opnieuw een deuk dus in de theorie dat de mens 60.000 jaar geleden Afrika pas verliet. De wetenschappers achter de vondst, van de Universiteit van Oxford, concluderen uit hun en het voorgaande onderzoek dat er niet zoiets was als een massamigratie uit Afrika. Het wegtrekken van de mensen was een proces dat in golven en in verschillende richtingen gebeurde, en dus niet zoals aangenomen werd enkel langs de kustlijnen.
Foto: AP
Het fossiel uit Al Wusta bewijst dat de moderne mens Arabië zeker 90.000 jaar geleden al bereikt heeft, zegt professor en archeoloog Michael Petraglia van de Universiteit van Oxford bij Haaretz. We zien de uitstroom uit Afrika van 60.000 jaar geleden als een van de vele die er geweest is. Er zijn dus zeker vroeger migraties geweest, die bovendien veel geografisch gespreider was dan aangenomen werd.
Zeker menselijk
Het bot, een klein fossiel, is zeker van een mens. Dat zegt Petraglia, die door de vorm ervan weet dat het niet van een Neanderthaler was. Gedetailleerde analyse heeft uitgewezen dat het vingerkootje van een Homo Sapiens was. We hebben dat uitvoerig bestudeerd en vergeleken met allerlei soorten van primaten.
Woestijn
De Al-Nefud-woestijn beslaat een 290 kilometer lang en 225 kilometer breed gebied, met een oppervlakte van 103.600 vierkante kilometer. Het regent er hoogstens tweemaal per jaar, dus is het niet echt een goed gebied voor de mens om te leven. Vroeger was dat anders, zegt Petraglia. Dat weten we dankzij satellietbeelden. Er was vroeger een netwerk van rivieren en we hebben er tot 10.000 oude meren geteld. Onze bezoeken aan die oude meren hebben aangetoond dat er ooit wel degelijk water in heeft gestaan en dat er leven was, zoals nijlpaarden, in die landschappen. Ook de Sahara, vandaag de grootste woestijn ter wereld, was ooit groen.
Volgens de onderzoekers gebeurde de trek van mensen naar Arabië in periodes waarin er meren, rivieren en grasvelden waren. Ze volgden dan wellicht de dieren die er om die reden naartoe trokken, aldus Petraglia.
Dit onderwerp blijft me fascineren. Nadat de Homo Sapiens Afrika verlaten had, is hij geconfronteerd geweest met heel wat andere ecologische situaties. Toen kregen ze ook te maken met seizoenen.
De professor stelt zich nog één grote vraag: Wat is er gebeurd met de mensen wanneer de woestijn opdroogde? Zijn ze er uitgestorven of massaal weggetrokken? Die vraag hopen we ooit te kunnen beantwoorden. We blijven zoeken.