Het is een versleten verhaal: hoe Darwin op de Galapagoseilanden al die verschillende vinken zag en op het idee van evolutie kwam. Maar niemand weet hoe dat verhaal kon beginnen. PIETER VAN DOOREN
In 1835 bezocht Charles Darwin de Galapagosarchipel. Op elk van die vele kleine eilandjes huisde een andere vinkensoort. Duidelijk nauw verwant, maar elk met een eigen bek. De omstandigheden maken de vogel, bedacht hij. En als dat hier geldt, dan geldt dat overal, en ook voor andere soorten. De natuur selecteert wie het best aangepast is aan de omstandigheden van het moment, en geeft die meer kans op nakomelingen, die zelf ook meer kans op nakomelingen hebben. De ongeschikten deemsteren weg, de geschikten erven de wereld. Zo ontstaan nieuwe soorten, en verdwijnen oude.
De eilanden liggen een heel eind van het Zuid-Amerikaanse vasteland vandaan. Niet zo ver dat geen dier of plantenzaad er ooit kan geraken, maar zodra je er bent, zit je wel geïsoleerd. Je bent gebonden aan één duidelijke plek met haar kenmerkende omstandigheden, zodat de natuurlijke selectie in één duidelijke richting werkt, en je nakomelingen zich specifiek aan dat ene eiland zullen aanpassen.
Big bird
Dat mechanisme werkt nog steeds door. Een half jaar geleden meldden onderzoekers inSciencedat ze nóg een nieuwe vinkensoort hadden zien ontstaan, in slechts een paar generaties.
Nog steeds gaan de meeste biologen er automatisch van uit dat de oer-darwinvinken op de eilanden arriveerden vanuit het Zuid-Amerikaanse vasteland. Maar is dat wel zo?
Meestal duurt het honderden generaties alvorens de selectie één type naar voren heeft gehaald en de minder geschikten volledig heeft laten uitsterven, tot die ene overschietende voldoende ver weg is geëvolueerd van zijn voorouders en hun afstammelingen op andere plaatsen, om zichzelf een nieuwe soort te mogen noemen.
Veldbiologen Rosemary en Peter Grant zagen in 1981 op het kleine eilandje Daphne Major een nieuw mannetje arriveren, van de soortGeospiza conirostris.Een immigrant uit Española, ruim 100 kilometer verderop, met een andere grootte, een andere bek en een ander lied. Dat maakte hem onaantrekkelijk, maar toch paarde hij met een wijfje van de plaatselijke soortGeospiza fortis.Jonge mannetjes leren het lied van hun vader, en wijfjes paren bij voorkeur met mannetjes die zingen zoals hun vader. De nakomelingen van de immigrant bleven dus onder elkaar paren. De onderzoekers volgden ze zes generaties lang, en ze bleven enkel met elkaar paren. Een nieuwe soort! Ze telt nu een dertigtal individuen en is voorlopig big bird gedoopt. Zodra blijkt dat ze zich permanent gevestigd heeft, krijgt ze een officiële Latijnse naam.
Twee jaar geleden vertelden onderzoekers van de Universiteit van Uppsala, eveneens inScience,dat ze de twee genen hadden ontdekt die het sterkst doorwegen in de vorm van een vinkenbek. Daarmee konden ze een andere observatie van de Grants verklaren: de bek van de overlevende exemplaren vanGeospiza fortisna een zware droogte in 2004 en 2005 was kleiner geworden. Zo hadden ze minder te lijden onder de, door de droogte verergerde, concurrentie van de grootgebekteGeospiza magnirostris.
Streken
Het autochtone wijfje.rr
DNA-onderzoek heeft onderhand bevestigd wat Darwin al veronderstelde: alle achttien soorten darwinvinken stammen af van één voorouderlijke soort. Darwin zag het zo: enkele vinken van het vasteland waren per toeval op een van de eilanden gestrand, twee miljoen jaar geleden, en hadden zich aangepast. Na een tijdje kwamen er enkele op een volgende eiland terecht, en hun nakomelingen pasten zich aan. Waarna weer een avontuurlijk paartje overwipte, en hun nakomelingen Eindresultaat: achttien soorten darwinvinken.
Nog steeds gaan de meeste biologen er, in navolging van aartsvader Darwin, automatisch van uit dat de oer-darwinvinken op de eilanden arriveerden vanuit het Zuid-Amerikaanse vasteland. Maar is dat wel zo? Onderzoekers van de staatsuniversiteit van San Diego vertellen in het vakbladThe Auk: ornithological advancesdat ze alle relevante eigenschappen van de darwinvinken en de veertien nauwst verwante soorten in een rekenmodel staken, samen met gegevens over de natuur in de verschillende streken van Zuid-Amerika, de Galapagoseilanden én het Caribische gebied (voor de kust van Noord-Amerika). Met een streek bedoelden ze een gebied met een eigen typische natuur, zoals de Andes of Amazonië.
Toen ze hun onderzoeksgebied indeelden in vijf streken kwam Zuid-Amerika er als het meest waarschijnlijke gebied van oorsprong uit. Maar in een model met acht streken wonnen de Cariben. Meer onderzoek is gewenst.
De nieuwe vinkensoort. rr
Een half jaar geleden meldden onderzoekers dat ze nóg een nieuwe vinkensoort hadden zien ontstaan, in slechts een paar generaties