De latrine-theorie - het ontstaan van de landbouw
Landbouw is niet het resultaat van iemand met een lumineus idee, die wat dieren afzonderde uit het wild en op een vrije dag graankorrels verzamelde om op een van vegetatie vrijgemaakt perceeltje uit te zaaien. Het ontstond allemaal ongeveer vanzelf, zon 10.000 jaar geleden, in het Nabije Oosten. Een van de theorieën die daarbij wordt aangehaald, is die van 'de latrine'. Als mensen wilde granen verzamelden en opaten, kwamen er soms onverteerde korrels via de stoelgang weer in de natuur terecht. Dat gebeurde op de 'latrineplaatsen': plekken op een kleine afstand van het jagerskamp, waar de vegetatie open werd gehouden om wilde dieren te kunnen spotten. Na een tijdje zag men dat de graankorrels uit de uitwerpselen kiemden en zelfs goed groeiden dankzij de extra bemesting. Door de concentratie op de latrineplek ontstond iets dat op een graanveldje leek. En vermits de mensen bij voorkeur de grootste korrels uit de natuur verzamelden, was er een onbewuste selectie naar grotere, meer productieve planten. Uiteindelijk werd de stap gezet om dit systeem wat verder te helpen, door de grond voor te bereiden en actief te zaaien. Wat precies de aanzet daartoe was, is moeilijk in te schatten. Misschien gebeurde het wel uit noodzaak, in een periode van verslechterend klimaat of uit de hand lopende bevolkingsaangroei? Hoe het ook zij, de landbouw was vertrokken. Wat de veeteelt betreft, is er eveneens een geleidelijk, zichzelf ontwikkelend scenario. De geschiedenis van het varken is daarbij een goed voorbeeld. Bepaalde everzwijnen overwonnen beetje bij beetje hun angst voor de mens, aangetrokken als ze waren door het voedselafval en wellicht ook de uitwerpselen in de buurt van de kampen. Deze stoutmoedige evers hadden een voordeel op de angsthazen binnen hun soort want ze beschikten over meer voedsel, hadden minder last van roofdieren (die uit de buurt van de jagers bleven) en planten zich dus naar hartelust voort. Natuurlijk viel af en toe een ever ten prooi aan de mensen maar omdat de nakomelingen het zo goed deden, bleef er een steeds groeiende troep van ever in de buurt van het kamp rondhangen. En ze werden niet allemaal uitgeroeid want het waren goede afvalopruimers en een zelfkwekende vleesbron in de buurt was steeds meegenomen. Zo werden evers geleidelijk aan varkens. Het ging allemaal vanzelf. Anton Ervynck, De oudste ronde van Vlaanderen. Een archeologisch parcours, Davindsfonds Uitgeverij, 2011.
|