We zijn de 34de week van 2025
De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
27-11-2015
Hemelblauw. Hélène Swarth
Mijn liefdeheimwee voor het hemelazuur,
doorbarnd van sterren als vonken godenvuur,
het groot verlangen van mijn vlammend hart,
naar het blij bevrijdend heilig stervensuur.
Om op te zweven in het blauw paleis van God,
waar zijn zij thans wanneer ik ten hemel tuur,
bewonderend koel, mij voelend een arm atoom,
die sterren ver en klein mijn aanzijn duur.
Mijn denken bouwde tussen God en mij,
niet te overkomen hoog een koude muur
van grauw graniet. Mocht die storten in puin.
Dat ik weer zien kan als een kindje puur,
want al mijn denken maakt mij wijs noch blij,
het lege blauw en het leed dat ik verduur.
27-11-2015, 00:00
Geschreven door André
26-11-2015
Overstroomde landen. Hélène Swarth
Een reuzenbaarkleed, zilvergrijs satijn,
ligt over heel de polderwei gestrekt,
waar luwe mei geen loverleven wekt,
dan wilgenkruinen, tuilend pluimefijn.
Boven het water wenend lijze lekt,
uit grijze luchten bleke wederschijn,
en hemel en aarde smelten zonder lijn,
tot waar een dakje het grijze oranje vlekt.
Maar plots verbreekt een brede zonnelach
van vrolijk koolzaad, als een gulden zoom
van sombere wolken, het grijs waar al in lag.
O bloeiend goud, o lichte lentedroom,
tussen hemel en aarde trekt uw vredevlag,
dat nu de duif in zege wederkomt.
26-11-2015, 00:00
Geschreven door André
25-11-2015
Wilde wingerd. Hélène Swarth
De wilde wingerd laat haar blaren mat
druppelen neer, en vlekken als vallend bloed
het murwe mul, wel wetende dat zij moet
verwelken en sterven, langzaam, blad na blad.
Verslapt en saploos, moe van duldenmoed,
wijl zomerzon haar kwijnend zijn vergat,
gekruisigd wreed op bruin vermolmde lat,
smeekt ze om één bleke streling nog van gloed.
En krachtloos, klachtloos, zijgen zij één voor één
de bladeren neer, en laat armzalig bloot
de martel strak gespannen ranken ween.
O wingerd, bloedige blaren om een droeve dood,
na mei beloofde zomerzaligheden,
zo nodig verloren en die gij nooit genoot.
25-11-2015, 00:00
Geschreven door André
24-11-2015
Rozen. Hélène Swarth
Nu sterven de rozen wel overal,
maar ik heb gered van de ruwe dood,
in een lucht als van lente, in een kelk van kristal,
septemberrozen liefderood.
Maar nu vallen de bladeren al in mijn hand,
nu vallen de bladeren al in mijn schoot,
en ze lijken de schelpen van het levensstrand,
en de vlokkende wolken van avondrood.
En de tranen zo zwaar van wie niet bemint,
en tragisch trage druppels bloed,
één ziet er mij aan als een lijdend kind
met vlammende wangen, dat sterven moet.
Nu blijven alleen maar de harten bloot,
en de smartelijke doornen in kil kristal,
ze waren al zo broos, zo rijp voor de dood,
nu sterven de rode rozen wel overal.
24-11-2015, 00:00
Geschreven door André
23-11-2015
Levensland.Hélène Swarth
November nevelt in mijn levensland,
ik heb in wanhoop niet mijn land beplant,
geen hyacint vol prikkelzoet aroom
van hoop en liefde, als jonge dichtersdroom.
Geen tengere krokus zonnevonken geel,
geen vlammentulp wordt in april mijn deel,
verkwijnend liet ik leeg het ontredderd perk,
en vroeg: "waartoe dit doelloos droeve werk"?
Zijn voos of vol de bollen die ik plant?
nooit keert de lente naar mijn levensland,
nu zweept november-sneeuw mij in het bleek gelaat,
nu peint berouw mijn ziel om wanhoopsraad.
Nooit keert mijn levensmei, maar toch slaat schrik
mijn hart. Als eeuwige lente kwam, zou ik
zou ik haar altaar naderen zonder offerand,
wijl ik leeg verwilderd liet mijn levensland.
23-11-2015, 00:00
Geschreven door André
22-11-2015
Geknakte rozelaar. Hélène Swarth
Hoe roert mijn ziel die trouwe rozelaar,
die stormgeknakt vol milde bloeienswil,
mijn kerkhof-somber, groeven kelderkil
hoveken, troost met rozen wonderbaar.
November streng maakt alle bomen stil,
die zoevend klagen, droeve om het kranke jaar,
hij zond tot moorden de noorderwind met klaar,
blauw zwaard naar het bos, dat wachtte in bang getril.
De grond, staalhard, van bladeren geel en bruin,
voor koning winters intrede rijk tapijt,
kreunt schril van kou. Maar stervende in mijn tuin,
bloeit nog, met wreedgeknakte ranken, en wijdt
de herfst de laatste bleke bloem, die schuin
geslagen boom, al gevend nog tederheid.
22-11-2015, 00:00
Geschreven door André
21-11-2015
Boslaan. Hélène Swarth
Mooi glooit de laan, ruigbruin van beukennoten,
geblond van donzig groeiend bermengras,
droefgroen van mos, blijblank van repen glas
der wagensporen waterval als sloten.
Rouwviolette in wee versteven plas,
golft sombere heide gevlekt met dennenloten
langs de oude laan, die veilig houdt omsloten,
het woud met bomen trouw, uit heldenras.
De beuken rijzen boven het laag krioelen
van nederig mos en kruipend heidekruid,
en nijdige venijnige bonte paddestoelen.
Zo zendt mijn ziel met heimwee ruisgeluid,
om de adem Gods in het hoogste loof te voelen,
haar droom bomen boven het leven uit.
21-11-2015, 00:00
Geschreven door André
20-11-2015
Kerk in juni. Hélène Swarth
Door het lente lindegroen der kerkruiten,
zendt een blanke zon naar het gele kroonkoper,
een brede beek van zilverlicht. Doop er
uw vleugels in en vlucht naar het ruisende buiten.
Mijn hart, hoe wijlt gij in een mensenkerk? Verkoop er
uw vrijheid niet voor vrede. Of moe van het muiten
verkiest gij het orgelklagen boven het fluiten
der vogels? Kom o vreugde in vrede, hoper.
Kom mee waar aarde en zomer hoogtij vieren,
waar vlammen rozen, en scharlaken vruchten,
waar de zee rolt turkozen en saffieren,
waar blanke wolken over blauwe luchten
wandelen als engelen, waar Gods eigen lieren,
de bomen zingen al wat wij maar zuchten.
20-11-2015, 00:00
Geschreven door André
19-11-2015
Op mezelf. Hélène Swarth
Wanneer God mij ontviel, op wie heb ik vertrouwd? Op mezelf.
Op welke rots mijn troon van trots gebouwd? Op mezelf.
Wie bleef mij trouw wanneer liefde hoonde en vriendschap vlood? Ikzelf.
Wie leidde mij door het zwarte smartenwoud? Ikzelf.
Van welk mysterie ondoorgrond durfde ik mijn lied te laten zingen vrij en stout? Van mezelf.
In welke diepe zeeën dook mijn ziel om koralen? In mezelf.
In welke donkere mijnen dolf ik goud? In mezelf.
Waar stapelen zich de jaren tot grijze wolken droef en ijzig koud? In mezelf.
Uit mezelf ben ik getreden, anders klonk mijn lied mij in de oren,
waarin mijn ziel gejuicht heeft en gerouwd, om mezelf.
Ik bladerde in mijn boek van jeugd met koele bevreemding,
en ik wijt mijn leed aan ik weet niet welke fout, van mezelf.
Ik heb heel de wereld aanschouwd, in mezelf.
19-11-2015, 00:00
Geschreven door André
18-11-2015
Gevelde linden. Hélène Swarth
O wreed vermoorde lieve zomerlinden,
vol merelzang en blonde maanlicht-sproken,
waagden nauwelijks uw bladsmaragd te kraken,
met zijden vleugels tedere suizelwinden.
Hoe kont gij, milde aan lommer en bloezemroken,
voor het slechte werk de ruwe beulen vinden,
die het schandmerk branden, en de stroppen winden
rondom uw toppen, martelaren ongewroken.
Gelijk een pelgrimsstoet, in lange reien,
zie ik al de linden van mijn dreven komen,
eentonig droef doorklaagt mijn ziel haar schreien.
En ik wil herkennen tussen al die bomen,
mijn linde lief, wier koele bladermeien,
ruisen aan het raam waar mijn jeugd zat te dromen.
18-11-2015, 00:00
Geschreven door André
17-11-2015
Uit mijn kinderjaren. Hélène Swarth
Een sombere tuin waar de kloosterklokken tampen,
een muur van populieren vormt de horizon,
uit de blanke lucht komt een zwakke zilverzon,
het golvend lover even bevend schampen.
In het grijze kerkje zingt een bleke non,
in het matte licht van donzen wierookdampen,
extatisch rein van vrede in levensrampen,
en hoe de hemel de aarde ten laatste overwon.
Aan het venster zingt een klein vijfjarig meisje,
op het blanke voorhoofd brandde God al zijn merk,
de stemming in het vrome paradijsje.
Vol zacht zang weergalmt uit de kerk,
die eens z al wenen, een teder klagend wijsje
van hemel-heimwee in haar dichtwerk.
17-11-2015, 12:08
Geschreven door André
16-11-2015
Leliewei. Hélène Swarth
De grijze voorhang van de winter week,
en ik zag de hemel in een droomgezicht,
een leliewei vol zilveren meilicht,
en spelende engelen, stengelteer, in bleek
en blij getinte klederen. Het aangezicht
zo rein extatisch, kwelend zacht, zo week
een melodie dat, nevelend heen, bezweek
de donkere smart die mij ten gronde richt.
En ik zie ze spelen in de meiwei,
vol witte bloemen, in de witte lentelucht,
een tederkleurige, neuriënde rei
van meisjes rank, zo ziet mijn hemelzucht,
de engelen weer in zoet gespelemei,
die leliewei, waarheen mijn heimwee vlucht.
1902
Amsterdam 1859- Velp 1941
16-11-2015, 00:00
Geschreven door André
18-10-2015
Afwezigheid. Antoinette Buckinx-Luyckx
Nachten
dragen mijn gedachten
ginder naar de stille plek
waar de sterren helder blinken
het lied van nachten zo doet klinken
dat het de droom tot leven wekt.
Waar het gefluister van de winden
over hoge bergenkruin
een verloren traan doet vinden
in het dal van bloementuin.
Waar de lichte glimlach vlindert
die zijn tocht van hier begon,
lach en traan en weemoed, het zindert
al in het goud van de blije zon.
Nachten
dragen mijn gedachten
naar de verre vreemde plek
waar de sterren lichte dromen
die van ginder herwaarts komen
diep en schoon verlangen wekt.
18-10-2015, 00:00
Geschreven door André
17-10-2015
Het oud verhaal. Antoinette Buckinx-Luyckx
De struik van wilde rozen ruist een oud verhaal,
en alles in mij luistert naar zijn innige taal,
hij voelt zich veilig in de schaduw van de toren,
die slechts als echo zijn verhaal komt storen,
hij weet dat de horizon zelf tot het verbond behoort,
en nu begrijpend luistert naar het ruisend woord,
dat deuren opent van een wijde wereld,
waar tuinen, lentefris en dauwbepereld,
zich sluiten tot een dicht en donker woud,
waarover het verdriet zijn mantel vouwt.
De toren en de horizon, zij kenden reeds het verhaal,
door een wilde rozenstruik verteld in de eigen taal,
wanneer zijn povere bloei verstikt in het lover,
de droom wil binden aan zijn kort getover,
van voorjaarsschoonheid en van zonnebloei,
het beeld van vluchtig aards gestoei,
maar altijd luisteren horizon en toren,
als waren zij met een hart geboren,
naar het schoon en tragisch heimwee van het verhaal,
een mensenleed geborgen in een bloementaal,
dat echo wekt tot achter de horizon,
maar in geen mensenwereld binnen kon.
17-10-2015, 00:00
Geschreven door André
16-10-2015
Goede reis. Antoinette Buckinx-Luyckx
Goede reis,
de zon geleide u op uw wegen,
een fakkel in de nacht,
het licht dat als een zegen
Gods mildheid openlacht,
dat als een wijde mantel,
met plooien zonder end,
ons beiden houdt omsloten,
en afstand telt, noch kent.
Goede reis,
ik berg voorzichtig in de plooien
van het gouden zonnekleed,
mijn schamel-stille groeten,
mijn liefde en ook mijn leed,
dat àl u vergezelle
en nimmer u verlaat,
zo deze reis als de andere,
die naar het einddoel gaat.
16-10-2015, 11:01
Geschreven door André
15-10-2015
Herfstmijmering. Antoinette Buckinx-Luyckx
Het geluid van stappen over dorre blaren,
klinkt als de verre tonen van een dodenklok,
een kreet van pijn, die met een harde zinder,
door fijne vezels van mijn wezen trok.
Een kreet van pijn om al het schoon van de aarde,
dat in de dood al weer een stuk verleden werd,
het komen en het gaan van zoveel beelden,
als filmen geboetseerd in het rusteloze hart.
Waarover stage stervensweemoed sluiert,
als wazige beelden voor een sterke lens,
die het lichte, wijde perspectief belemmeren,
waar het mooiste wordt afgesloten door een dichte grens.
Maar al wat heengaat is niet slechts verleden,
het is het voorspel van een heden en een ver verschiet,
het blijft in ons gelijk herinneringen,
wier stempel in ons wezen diepe tekens stiet.
Verleden is de weg die wij allen gingen,
en waarvan alles ons met bloed getekend heeft,
de pijn en vreugde, schoonheid, deugd en zonde,
ook wat wij haten nu heeft eens in ons geleefd.
Zo gaan wij met de stukken van het verleden,
hetzij lief of leed, door het heden naar een nieuwe dag,
maar vreugde moet de droefheid overstralen,
want over de donkere herfst bloeit een gouden lach.
15-10-2015, 00:00
Geschreven door André
14-10-2015
Mijn verhaal. Antoinette Buckinx-Luyckx
Ik hoor de regen ruisen,
en schrijf aan mijn verhaal,
ik teken vroom de letters,
tot levensblije taal.
Zij leven als symbolen,
hier onder mijne hand,
gedweeë marionetten,
maar wankele broze band.
De aaneengeregen letters,
zij schijnen mij niets meer,
dan onder het jonge stoeien,
een vorm van hard verweer.
Zo danst dan, dartele woorden,
want regen ruist zijn pijn;
tragiek van harlekijnen,
zal mijn verhaal dan zijn.
14-10-2015, 00:00
Geschreven door André
13-10-2015
De deemstering in onze woon. Antoinette Buckinx-Luyckx
Voelt ge niet het teer-supreme,
dat onze lieve woning wijdt
tot een klein hemelhuisje,
tot een oord van innigheid.
Voelt ge niet de blijde stemming
die om al die dingen hangt,
zegt mijn blik niet, hoe mijn ziel nu
naar een zoen van u verlangt.
Naar een zoen van uwe liefde,
die zo diep en innig-schoon
bloeit in uwe manneziele,
en die leeft in onze woon.
Die de kruisjes van het leven
als een zoete last steeds schraagt,
en de plicht als eeuwige schoonheid
door de stille dagen draagt.
Ik neig mijn hoofd heel dicht naar het uwe,
zoen mijn hunkerende ogen, kind,
voelt ge niet het innig-tedere
dat zich om onze zielen windt.
13-10-2015, 09:32
Geschreven door André
12-10-2015
Bij onze verloving. Antoinette Buckinx-Luyckx
Hoe heerlijk toen ik deze morgen,
die eerste zonnestraal
zo blij zag piepen door de ruiten,
en vogels hoorden kwelen buiten,
in wondere dichterstaal.
Ik voelde toen mijn harte zwellen
van innig-groot genot;
ik moest van blijde ontroering knielen,
en heb uit het diepste van mijn ziel,
zoveel gevraagd aan God.
Gevraagd, dat heel ons verder leven
zou zijn als deze dag;
geen wolken aan de hemel hangen,
begroet door heldere vogelzangen,
en door een zonnelach.
Gevraagd, dat in onzer beide zielen,
die weelde bloeien zou,
om immer aan elkaar te geven,
in smart en vreugde van het leven,
in liefde, hecht en trouw.
1930
Geboren te Lommel in 1903 en gestorven te Antwerpen in 1983
Zij is een Limburgse dichteres. En schrijft ook christelijk
geïnspireerde verhalen en romans.
12-10-2015, 00:00
Geschreven door André
20-09-2015
Mijn woonst. Hilda Ram
Ik huis in wuivende olmenkruinen,
gelijk het vogelvolkje doet,
omzwaaid, omzwierd van rijs en bladen,
waardoor de zon blij lonkend piept.
Een witte berk staat ginds te dromen,
zo recht en slecht, zo rank en slank,
met aan zijn voet een roze meidoorn,
gelijk voor het Lieve Vrouwebeeld,
de bloemenkorf der stille kerk.
Verder droomt met hout omzoomd,
de wijde vijver. Het ondersteboven
houdt hij de stronken in zijn schoot,
en doet ze wiegewagend sluimeren.
Alhier, aldaar schiet het gestraal
der zon in sprankelende banen,
waarop het flikkerend, flakkerend danst
een diamanten paarlenregen.
Dan als een blanke maagdenstoet,
komt ginds een zwanenrei gevaren,
beroerend nauwelijks het rustig vlak.
En als de vogels in de takken,
En als de stronken in de schoot,
van het diepe, spiegelklare water,
En als het flonkerend geruis,
van diamanten zonnesprankels,
of traag, gelijk de zwanenrei,
Zo huppelen, dommelen, dansen, zweven,
zo blij en vrolijk, kalm en stil,
mijn onbedwongen zielsgepeinzen,
al om en rond hun vrij gebied.
Hoe onbeduidend uit de hoogte
de mensen schijnen, die op het net
der wandelpaden, zich bewegen.
En och, zij wanen zich zo groot,
wat zouden de olmen, medelijdend
hun kruinen schudden, wisten zij het,
wat zou het vogelvolkje spotten.
En toch, en toch, het is mensenwerk,
het planten van de bomengroepen,
hij bracht het water hier te saam.
Dan, moge hij nog zo nietig schijnen,
hij heerst hij enkel door zijn geest,
voor hem alleen is het blij beseffen,
al de anderen zijn en weten het niet.
1900
20-09-2015, 00:00
Geschreven door André