thuishavengoud
Inhoud blog
  • Blogstop
  • Het kruis bij het meer 4. Constant Eeckels
  • Het kruis bij het meer 3. Constant Eeckels
  • Het kruis bij het meer 2. Constant Eeckels
  • Het kruis bij het meer 1. Constant Eeckels
    Zoeken in blog

    We zijn de 34de week van 2025
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Startpagina !
    Blog als favoriet !
    De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
    Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
    19-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn ziel. Hilda Ram
    Mijn ziel gelijkt de dennenboom,
    door teisterende wintervlagen,
    geschud, gerukt, bestormd, geslagen,
    maar recht zich houdend in zijn schroom,
    niet buigend of niet brekend.

    Niet buigend of niet brekend, neen,
    maar schor en hard en zwart geworden,
    maar star en strak, of lang verdorden
    de levenssappen of tot steen
    versteven waar de stoere.

    Een scherpe schaduw op grijze grond,
    zo strekt hij zijn stekelige armen,
    en schijnt te smeken om erbarmen;
    die teisterend vlaag op vlaag hem zond,
    de stugge winterhemel.

    Och, zo een nieuwe lente kwam
    liefkozen, met haar vochtige wasem,
    haar warme weke moederadem,
    de zwarte den zo stijf en stram,
    hem nog eens leerde leven.

    Och, lente heeft zo grote macht;
    zij kan in haar sussende armen,
    wat stervend scheen tot leven warmen,
    ze heeft er velen weergebracht,
    die het aas des doods reeds schenen.

    Ja, als ze teer aan het strelen gaat,
    krijgt ze ook de hardste botten open,
    groen staan ze, het schulpje uitgekropen;
    van licht en morgendauw verzaad,
    de zonne toe te lachen.

    Och, kom toch lente, lente zoet,
    ik wil, ik ook, nog eens herleven;
    kom mij met jeugdig groen omgeven,
    en juichen doen om de overvloed,
    van uw liefste gaven.





    19-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    18-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ons Limburg. Hilda Ram
    Ons Limburg is ons jongste kind,
    het wordt door moeder het meest bemind,
    ons aller Dietse moeder;
    en wij, wij slaan al lonkend ga,
    hoe het met zijn tukjes, vroeg en spa,
    het had bekoor van moeder.

    Ons Limburg is zo fris en jong,
    geen vrees noch gevaar het ooit bevong,
    in de armen onzer moeder;
    het zingt met klinkend klare stem,
    op de oude toon, met de eigen klem,
    de liedjes na van moeder.

    Ons Limburg is ons toch zo lief,
    het is een schalkse hartedief,
    het heeft zoveel van moeder;
    het is een slim, een aardig ding,
    want of het bazel, spreek of zing,
    het is het kakkenest van moeder.

    Ons Limburg is in volle groei,
    het gaf al tekens van zijn bloei,
    gans naar de zin van moeder;
    reeds zingen kan het, luid en hel,
    ook werken wil het, hard en fel,
    tot roem van onze moeder.

    Ons Limburg speelt ons eens de baas,
    het is wel jong, maar lang niet dwaas,
    dat troetelkind van moeder;
    Ons jongste komt aan het hoofd te staan,
    en zouden wij dat benijden gaan?
    het is immers het kind van moeder.


    18-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    17-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sint-Goedelekerk te Brussel op 8 december 1885. Hilda Ram
    Zwaar spreidt de mist zijn sluiers om de stede,
    een morsig, dompig baarkleed, alle licht
    en kleurschakering in zijn vouwen mede
    omhullend. Blindend zijgt hij grauw en dicht,
    te neder in de nauwe, sombere stegen;
    en huiverend, hijgend klimt het hoofd omlaag,
    daar menig, als een schim, omzichtig traag
    ten tempel, op de heuvelkruin gelegen.

    Het is alles licht, en warmte, en gloed daarbinnen,
    geen nevel daar, die ijzend nederdrukt;
    hij liet door het flikkerend kaarslicht zich verwinnen,
    dat met gebloemte en loof het altaar smukt;
    in het geurig luchtgewalm banieren zweven,
    de pijlers sieren met hun kleurenpracht,
    wijl het marmeren beeldwerk op zijn stenen schacht
    in het rozig schemerduister schijnt te leven.

    Triomfgezangen doen de kerk dreunen,
    het verheven gewelfsel galmt de tonen na,
    de droefheid, hier, vergeet haar klagend steunen,
    en schuld en boete vertrouwen op gena;
    bracht zij niet hoop en troost en heil op aarde,
    Zij, de enige reine, in het zondig nageslacht?
    dient hulde niet, en lof en dank gebracht
    aan de Vlekkeloze die de Heiland baarde?

    Immaculata, klinkt uit alle monden;
    van kinderlippen valt het zacht en puur,
    die nimmer smaakten het wrang genot der zonden,
    die nimmer smachtten van der driften vuur;
    en dieper uit de borst, waar stormen woeden,
    waar het leven reeds zijn smartenschatting hief,
    rijst als een smeekbede, boven schuld en grief,
    de lof van Haar, die voor gevaar kan hoeden.

    Gij zalige heuvel, die de stede kronend,
    verbidden naar omhoog uw tinnen heft,
    en smeekt om wat de laagte smadend, honend,
    in dolle Godsverzaking niet beseft;
    Moge van uw kruin gedurig opwaarts klimmen,
    het jubelend lied, dat vlekkeloze onschuld eert,
    de reine bede, die de wrake weert,
    waarmee Gods toorn haar dreigend moet begrimmen.

    (Immaculata= onbevlekt) 






    17-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    16-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het duivelsmeer 4. Hilda Ram
    Zij die het horen
    thans, zij versmoren
    in hun gemoed
    het beter gevoelen,
    dat bij het woelen
    leedwezen broedt.

    Dansend en springend
    juichend en zingend
    wentelen zij voort;
    neen neen neen geen bidden,
    blijf in ons midden,
    vreugd ongestoord.

    Allen vernamen,
    Allen te samen,
    het stichtend geluid;
    doch wat het geweten
    hun ook moge heten,
    vreugde vooruit.

    Jachtend en hijgend
    smachtend en zwijgend
    wordt nu de dans,
    weg is het genoegen;
    afmattend zwoegen
    strengelt de krans.

    Plotseling zwijgt de vedel stil
    en de speelman hoongelach
    laat zich horen, tergend, schril;
    ratelend rolt een donderslag.

    Bruisend mengt zich in de wei
    al vernielend golf aan golf,
    bang verheft zich het noodgeschrei;
    doch waar het nat een weg zich dolf,
    is geen hoop op redding meer,
    niet één enkele ontsnapt de straf;
    worstelend, vloekend gaan ze neer
    in hun wijd, hun zwalpend graf.

    Zo ontstond eens het duivelsmeer,
    met zijn loodachtig asgrauw water,
    wanhoop ligt in zijn dol geklater,
    wanhoop in het golven op en neer.

    (legende uit het Vogezen gebergte)




    16-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    15-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het duivelsmeer 3. Hilda Ram
    Dansen en draaien,
    zwieren en zwaaien,
    vlug door elkaar,
    alles vergetend,
    woest zich vermetend,
    paar op paar.

    Wijl op de snaren,
    krassend de haren,
    de strijker zich spoeit,
    sneller en sneller,
    feller en feller,
    nimmer vermoeid.

    Zachtjes klingelt dan het klokje,
    dat tot vesperbede noodt,
    langzaam gaat de dorpeling kerkwaarts,
    waar hem het klokgeluid ontbood.

    Doch in de weide
    daar onderscheidde
    geen nog de klanken
    die tot het staken
    noopt der vermaken,
    volop in gang.

    Rustelozer zwiert men,
    woeliger tiert men,
    dol van genot,
    wijl op hun vreugde,
    hen de verheugde
    speelman bespot.

    Luider nu ten tweede male
    het zilvertonig klokje klept,
    want straks gaat de dienst beginnen,
    "dansers staat, er dient gerept"!

    15-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    14-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het duivelsmeer 2. Hilda Ram
    Het was geen meer, het was een bonte weide,
    die, bloemrijk, voorheen haar zode spreidde
    ter plaatse, waar nu het loden water ligt.

    En menig was het een hartverkwikkend zicht,
    wanneer de wakkere knapen hun meiden,
    des zondags naar dit danstapijt geleidden.

    Maar vaak vergeet zich vreugde, waar plicht gebiedt,
    dan komt de straf, zo is het hier geschied.

    Een zondag was het, in het mollig bloemenveld wachtten
    de jonge dansers; luide rezen klachten
    weldra, omdat geen vedelaar verscheen.

    Eerst ongeduld, dan woeste drift meteen,
    deed wrok ontstaan en woede. Vloekend stegen
    hun stemmen op, totdat zij eindelijk kregen
    hetgeen zij wensten. Op een kleine rots
    verscheen opeens een bode des genots.

    Een vreemde speelman. Niemand nog bemerkte,
    hoe links en hinkend hij zich opwaarts werkte,
    zijn handen waren klauwen als een bok,
    zo had hij voeten, en een grijns betrok
    zijn hatelijk aangezicht. Doch wat kon het hun schelen,
    de dans begon, men zou zich niet vervelen.


    14-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    13-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het duivelsmeer 1. Hilda Ram
    Kent gij, het duivelsmeer,
    met zijn loodachtig asgrauw water?
    wanhoop ligt in zijn dof geklater,
    wanhoop in het golven op en neer.

    Ruw en naakt is zijn rotsenbed,
    wars van strelende zonnevonken,
    bergt het schuw in zwarte spelonken,
    nimmer door iets dat leeft bezet.

    Nooit nog zag men een rasse vin,
    het water rimpelen in zachte kringen,
    nooit nog eens baadden vogels zwingen,
    scherend langs het zwarte nat, daarin.

    Als de landman in schemertijd,
    het meer des duivels voorbij moet trekken,
    kruist hij zich om zijn moed te wekken,
    prevelt een bede, terwijl voort hij schrijdt.

    Zo, tot afschuw van dier en mens,
    ligt, als blijk van des hemels wrake,
    het duivelsmeer, tot het eens ontwake,
    bulderend spatte uit perk en grens.

    Dan, bij het naken van des werelds eind,
    zal het zijn rotsige gordel breken,
    teisterend zich in de omringende streken,
    storten, waar weelderig het koren deint.

    Straffend kwam het voorlang tot stand,
    het rees als demper van driest verblijden,
    het kwijt zijn plicht tot het einde der tijden,
    gesel voor immer in des Heren hand.

    13-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    12-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een schone oktoberdag. Hilda Ram
    Hoe lacht de zon uit de klare hemel
    de winterende aarde toe. Hoe schoon
    in de gulden straten ligt daar de moede;
    hoe spreidt ze het laatst haar pracht ten toon.

    Zie die blauwige nevel daarginder,
    hoe het koesterend licht zijn sluiers doordringt,
    en over velden en beemden en weiden
    nog eens hem de heerschappij ontwringt.

    Weer knikken de sierlijke wiegelende kruinen
    op het gras hun dartele schaduw toe;
    weer speelt in het vale, bruine lover
    de fluisterende koelte, nimmer moe.

    En het blaadje, reeds bereid tot vallen,
    aarzelt, hecht aan de stam zich vast;
    het is of de reeds versteven sappen
    weer klimmen onder de ruwe bast.

    Het vogeltje dat door de nijdige stormen
    zijn schommelig nestje verwoesten zag,
    vergeet zijn kommer, vergeet zijn lijden,
    neuriet een lied, als het des zomers plag.

    En het bloempje, gedoemd in zijn knop te sterven,
    verstilt door de zware dampen der nacht,
    recht zijn kwijnend stengeltje, opent
    verrukt zijn geurig kelkje, en lacht.

    Weer babbelt het beekje, weer ruist en vliet het,
    door wind noch verstijvende kou gestoord;
    weer speelt en malt het met het zonnig straaltje,
    het visje en het bloempje, dat knikt aan zijn boord.

    Weer kwaken de eenden en schudden hun veren;
    weer zingt de lustige krekel in het gras;
    planten en dieren, alles verheugt zich
    of dood en vernieling niet nakend was.

    Weer stoeit de lieve jeugd in het vrije,
    en juicht en jubelt; huppelt en speelt;
    weer komt de sukkelende ouderdom buiten,
    wie weet of hem voor het laatst hem de zon niets streelt.

    O wanneer des levens winter zal naken,
    de winter, die nooit meer in lente smelt,
    o moge dan herinnering een zonnig straaltje
    spreiden, waar weemoed mij het hart bekneld.




     



    12-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    11-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lentezucht. Hilda Ram
    O, ik tracht zo naar de bloemen,
    de eerste bloemen van den hof,
    winter plunderde al de bedden,
    lei hun bonte tooi in stof,
    doch reeds wiegelen ranke stengels
    in het zonlicht heen en weer,
    vormt, u knopjes; verft u, kelkjes,
    haast u bloemkens, ach wanneer.

    O, ik tracht zo naar het lover,
    het jonge lover in het bos,
    naakt en droevig staan de bomen,
    winter roofde hun de dos,
    maar de botten, zwellen, zwellen,
    breekt uw kluisters, schuchter loof,
    kom te voorschijn, spreid u, kleur u,
    wat ik me in uw schaduw beloof.

    O, ik tracht zo naar de zangen
    van het rustig vogelkoor,
    al de nestjes zijn verlaten,
    winter had geen hart, geen oor,
    maar reeds is de tak gekozen,
    haastig zangers, niet gedraald,
    rept uw wieken, scherpt uw snavels,
    pluimpjes, halmen aangehaald.

    Ach, wat heb ik vaak naar lover,
    bloemen, vogels zo getracht,
    lente kwam, nog bleef ik zuchten,
    ik lette niet op wat ze bracht,
    haast u niet, gebloemde lover,
    vogels, bouw uw nest in vree,
    immer blijft mijn hart verlangen,
    elk getij brengt wensen mee.



    11-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    10-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het molenrad. Hilda Ram
    Molenrad, molenrad,
    worstelend door het weerstrevend nat,
    draai wat sneller, molenrad.
    Weet ge niet, dat op de brug
    Dientje haar bruigom wacht?
    Langzaam draait ge, zwaar en stug,
    of ge moede waart van de vracht,
    of de trage, grauwe beek
    water niet, maar lood u bleek.
    Dientjes blik wordt droef en bang,
    want ze wacht reeds, och, zo lang,
    molenrad, molenrad,
    draai wat sneller, molenrad.

    Molenrad, molenrad,
    stoeiend door het speelse nat,
    draai zo snel niet, molenrad.
    Weet ge niet, dat op de brug
    Dientje bij haar bruigom staat?
    Haastig draait ge, licht en vlug,
    of ge moeite en last vergaat,
    of de dartele, klare beek
    u een speelgenootje bleek.
    Dientje lacht zo gul en blij:
    Doris staat haar ook ter zij.
    Molenrad, molenrad,
    draai zo snel niet, molenrad.



    10-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    09-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij mijn haardje. Hilda Ram
    Ik zit zo gaarne bij mijn haardje
    als daarbuiten, kil en guur,
    tegen het raam de regen klettert;
    als in het nare schemeruur
    zo gemoedelijk gezellig
    brandt het knetterend kolenvuur.

    Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
    op de vlam de blik gericht,
    of in het halve duister volgend
    het spookgevecht, waar schouw en licht,
    dartele schimmen, dalen, klimmen,
    tot daar een van beiden zwicht.

    Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
    overpeinzend in mijn hart
    het roerend woord, dat mij mocht treffen,
    het woord van een geliefde bard,
    tot mijn ziel het diepst verborgen
    zoet geniet de dichterssmart.

    Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
    denkend aan vervlogen tijd,
    aan genoten heil en vreugde,
    aan doorleefde smart en strijd;
    week wordt dan mijn harte weder
    om het verleden, zij het ook wijd.

    Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
    dromend van toekomstig goed,
    bouwend hoge luchtkastelen
    in de wemelende gloed;
    luchtkastelen, die in één adem
    weer in puin verzinken doet.

    Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
    anderen gun ik luider vreugd;
    mij bevalt de lieve vrede,
    met haar sussende geneugd;
    met haar dromen, met haar beelden,
    die in stilte het hart verheugd.










    09-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    08-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De schoonst tijd. Hilda Ram
    De zon lacht, de wind speelt
    in het ruizelend riet zijn kinderspel,
    of kust het bloemken dat zich heelt,
    of zwaait en zwierf de haverbel.

    De vissen dobberen in de vliet,
    de lammeren huppelen langs de baan,
    nog kent het visje de angel niet,
    geen scheren heeft het lam doorstaan.

    Het is alles leven, vreugde en licht,
    waarheen mijn lettend oog zich keert,
    het stemt alles samen tot een gedicht,
    welluidend zoet, onzeglijk teer.

    Een schoon gedicht dat dromen doet,
    het oog met stille tranen vult,
    en beelden wekt voor het krank gemoed,
    die het dol verleden had omhuld.

    Mijn hart is zwaar, mijn hart is droef,
    eens was het licht als des winden schacht,
    nu volgt het mat des levens groef
    met allerhande leed bevracht.

    Gij die aan 's levens drempel staat,
    en hoopvol in de toekomst blikt,
    gij, die nog in uw dageraad,
    voor middagbrand nog onweer schrikt.

    Vertoef, vertoef in het lommerrijk prieel,
    dat argeloze onschuld om u vlecht,
    ernst brengt de toekomst, geen gespeel,
    lang blijve ervaring u ontzegd.



    08-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    07-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Landschap 2. Hilda Ram
    Thans is het winter, bos en velden
    liggen stil en naakt en koud;
    alles zwijgt en schijnt te dromen
    van het zomerzonnegoud.

    Dromend smelt in de open verte
    het nevelig floers van land en lucht:
    witte mist en witte wolken
    met nog witter sneeuw bevrucht.

    In haar zachte donzen mantel
    hult zich de aarde en bergt haar leed;
    maar soms lekt van het levend twijgje
    stil een traan op het blanke kleed.

    Toch, en toch min ik het droeve landschap,
    het heeft iets treffend voor mijn oog,
    als het gelaat eens teergeliefden,
    dat de weemoed overtoog.

    Iets als meelij voel ik wellen
    in mijn zacht gestemde borst;
    iets, dat als een zonnestraaltje,
    smelten wou die winterkorst.




    07-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    06-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Landschap 1. Hilda Ram
    Als der bomen botten breken,
    en het verfrommeld blaadje lacht
    schuchter uit het enge kluisje,
    waar de winter het hield versmacht.

    Als het jong en spichtig grasje
    uit de harde bodem schiet,
    en het weergekeerde vinkje
    neurt zijn eerste lentelied.

    Als de vissen in de vijver
    duiken uit de diepte op,
    en de gladde waterspiegel
    breken met hun vlugge kop.

    Als het vee met dartele sprongen
    uit de stal gehuppeld komt,
    het luchtruim vult met vreugdig loeien,
    door de kou zolang verstomd.

    Dan, dan is het één leven buiten,
    Dan, dan is het feest op het land,
    blijde jubelt al wat stem heeft,
    juicht u tegen ten alle kant.

    06-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    05-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paulina. Hilda Ram
    Wit, wit is het dons van de zachte tortelduif,
    nog witter het luchtig, vlokkig sneeuwgestuif,
    dat, maagdensluier, dekt het gans verschiet;
    maar witter dan uw lelievoorhoofd niet,
    Paulina.

    Zacht, zacht aan aarde en zee de sneeuwvlok raakt,
    geen slapend wicht, dat zij beroert, ontwaakt;
    nog zachter streelt de bries bij zomernoen,
    maar zachter niet dan uw lippenzoen,
    Paulina.

    Koud, koud is de aarde met blanke sneeuw bedekt,
    nog kouder het lijk, waarop zich het baarkleed strekt;
    koud, koud het grafzerk die het vergeten tart;
    maar kouder nog dan al: uw stenen hart,
    Paulina.

    05-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    04-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lentelied. Hilda Ram
    De lente naakt, de lente naakt,
    haar liefelijke adem vult de lucht:
    een geurige walm, een zoete zucht,
    waarbij een sluimerende aarde ontwaakt,
    die, al wat haar dood scheen, leven geeft
    en krachten leent aan al wat leeft.

    De lente naakt, de lente naakt,
    het ruist en bruist in mijn gemoed;
    daar welt en zwelt een ganse vloed
    van stil genoegen, vaak gesmaakt;
    maar immer nieuw toch, immer zoet
    als de adem, die de aarde ontwaken doet.

    De lente komt, de lente komt,
    een luchtig warme wasem speelt
    op het vale gras der weide en streelt
    en kust het, tot weer nieuw geblomt,
    in het nieuw tapijt, zo groen en zacht,
    de blauwe hemel tegenlacht.

    De lente komt, de lente komt,
    en als de bloemen in het gras,
    zo bergen nieuwe vreugden ras,
    wat leed ter neder had gekromd,
    als het weiland onder het jong azuur,
    zo tiert mijn ziel in het lentevuur.

    De lente is daar, de lente is daar,
    een lauwe zefier koost en zoent
    het dorre rijshout, tot het groent;
    tot iedere bot van het vorige jaar
    een bladerrijke twijg ontvouwt,
    en het vogellied weer schalt in het hout.

    De lente is daar, de lente is daar,
    gelijk der bomen najaarsbot
    vermurwt mijn hart in blij genot,
    het ontwaakt als uit een sluimering zwaar,
    het herleeft, herademt, juicht en mint:
    heen is het leed, het heil begint.





    04-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    03-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het dichterenlot. Hilda Ram
    Ik weet niet, wat er mij in het hart ontroert,
    door weemoed wordt het, door vreugd vervoerd:
    een zalige weemoed, een dromerige vreugd;
    het zingt en jubelt, het zucht en treurt;
    verrukking voelt het en smart om beurt;
    het vloeit over van lijden, het is vol van geneugt.

    Een droom beweegt het, een vreemde waan,
    iets als een hoop nog onvoldaan,
    een wens en een vrees, die onzekerheid twijnt;
    een blijheid zalvend door het krank gemoed,
    een treurnis sluierend vervoeringsgloed,
    het is of het, genietend, van weelde verkwijnt.

    Een wereldzee is des dichters ziel:
    haar raakt geen strand, geen vlotte kiel,
    of spiegelend geeft ze hun beeltenis weer;
    het minste wolkje aan het wijd azuur,
    de zachte glimmer van het sterrenvuur,
    het blikt alles om medegevoel op haar neer.

    En daarom lijdt ze, en juicht meteen,
    niets, niets ter wereld is haar te klein,
    niets glijdt ongemerkt op haar boezem hervoort;
    het zijn duizend levens in één vervat,
    het is diep gevoelen, nooit voelenszat,
    dat dichterenlot, dat mijn hart heeft bekoord.





    03-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    02-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pop. Hilda Ram
    Ja, kus uw popje, lieve meid,
    en druk uw warme, malse lippen
    met geestdrift op haar koude wang.
    Ja, koester uw mollige armen
    haar harde leden, onbuigzaam, log.
    Nog kunt ge, wat ge geeft, niet schatten;
    Nog bergt uw rijke liefdestroom,
    met golf op golf zijn diepe bedding:
    nog is het u enkel gegeven vreugd.
    Wat maakt het, of ge op harde rotsen
    of mulle zand uw schatten plengt?
    Geen vergen kent ge, liefdes foltering.

    Ja, kus uw popje, lieve meid,
    en leert de les die het vrouwenhart
    moet oefenen tot des levens eind.
    Ja, immer warmt uw eigen  boezem
    het logge voorwerp uwer min:
    niets kan als het  vrouwenhart zo gloeien,
    gelukkig, zo ge het niet ontdekt,
    gelukkig zo die heldere ogen
    van schuldeloos heil en wellust vol,
    nimmer het pijnlijk hunkerend spreken
    van het smachtig, liefdedorstig hart.
    Ja, mocht ge nimmer het vergen leren.









    02-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    01-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De heide. Hilda Ram
    Eh, die vale, droeve heide,
    ik zag en minde dij meteen,
    in een hutje wilde ik wonen,
    op dijn vlakte, gans alleen.

    Mij verrukt die sombere schoonheid,
    en de eentonige stille rust
    dijner klanken, dijner kleuren,
    die en drift en smarten sust.

    Ik wou geen bloemen, dan dijn klokjes,
    gouden sprankels in dijn nacht,
    ik wou geen rozen, ik wou geen tulpen,
    die een damp, een nevel smacht.

    Ik wou geen kleuren, ik wou geen tinten,
    dan de diepe purperglans,
    die de zon dij leent bij het zinken,
    aan de vurige rode trans:

    dan de zachte blauwe wasem
    in de morgengloor ontstaan,
    bij het flikkeren van de paarlen,
    die dijn vloertapeet belaan.

    Ik wou geen klanken dan het ruisen
    van dijn zwarte dennen,  waar
    het trage koeltje treurt en siddert
    in het schemeruur, zo naar.

    Naar dijn stille, zoete vrede
    zucht mijn boezem. Vreugde, smart,
    mocht het al zijn sluimer delen,
    slechts naar ruste haakt mijn hart.

    Eh, die stille, sombere heide,
    ik zag en minde dij meteen,
    in een hutje wilde ik wonen,
    op dijn vlakte gans alleen.


    01-09-2015, 00:00 Geschreven door André  


    31-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zorgen-wolkjes. Hilda Ram
    Zorgen-wolkjes zeilt maar voort
    langs mijn blauwe hemel;
    denk niet, dat ge het uitzicht stoort
    met uw boos gewemel.
    Het licht ontnemen kunt ge niet,
    moogt ge ook donker wezen;
    want, al dekt gij het hele verschiet
    het zonnetje is gerezen.

    Pakt u samen, zo ge wilt,
    broeit tot zware vlagen;
    ik heb een schuilplaats, ik heb een schild,
    och, wat deert me uw plagen.
    Dan, kortstondig is uw macht:
    met uw boze luimen
    vlucht ge dra voor 's windjes schacht
    als een hoopje pluimen.

    Zorgen-wolkjes zeilt maar door
    ik wil op u niet letten:
    het zachte, lieve zon-gegloor
    kunt ge niet besmetten.
    Nevens, langs en door uw schaduw
    schiet het zijne stralen,
    en mijn hemeltje is toch blauw,
    hoe ge het moogt bemalen.

    Hilda Ram pseudoniem  Mathilda Ramboux.
    Antwerpen 1858- 1901
    Zij schrijft gedichten, en verhalen voor kinderen en volwassenen.







    31-08-2015, 00:00 Geschreven door André  


    Archief per week
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs