De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
11-06-2015
Bij het lezen van uw brief. Blanka Gyselen
(De man van Blanka Gyselen was soldaat in wereldoorlog 2)
Te weten dat gij leeft, en van deze aarde ademt
de geuren en de kleur, de schaduw en de zon,
dat na de harde dag ook u de slaap omvademt,
met deze zachte vacht, die uw verlangen spon.
Te weten dat mijn beeld, in het strelen van uw ogen
gekoesterd langs de toets van vreemde vormen glijdt,
dat mijn verkleinde naam, die uw lippen pogen
aan uw verstorven mond zijn wonde openrijt.
Te weten dat uw hoop, met strakgespannen koorden
de zoete boog bespeelt naar het leven van ons kind,
dat reeds uw innigheid aan nieuwgeboren woorden
en uw verstilde stem aan wiegeliefde wint.
Geliefde, weten dat uw heimwee deze bladen
betraand heeft met het leed waaraan begeren knaagt;
en toch, alleen, doorheen deze nevelzee te waden,
verdwaald van uw gelaat, dat smartelijk vervaagt.
uit de bundel: Heimwee as der branden 1940
11-06-2015, 00:00
Geschreven door André
10-06-2015
Ik ben zo eenzaam. Blanka Gyselen
Ik ben zo eenzaam als de kranke tak
die van te zwaar beladen bomen brak,
allener dan, door regen-vage ruit,
het jonge meisje tuurt de lange zondag uit.
Ik ben zo eenzaam als de witte vlek
waarnaast ik in ons bed het verlaten lichaam strek,
allener dan een wens, die nimmer werd geuit,
allener dan het huis, waarop geen grendel sluit.
Ik ben zo eenzaam als de bruid in het even beven
eer zij zich algeheel de liefde zal begeven,
allener, Heer, dan dit gebed aan het mensenkind
dat door uw hoge kerk zijn enge weg niet vindt.
Ik ben zo eenzaam als, in onbewoonde zaal,
de beurse bloemengeur van lang-verlaten schaal,
allener dan de vrucht, van maden diep doorkorven,
allener dan het kleed van een die is gestorven.
Ik ben zo eenzaam, ach, hoe toch mijn droeve weelde
te toetsen naar de maat van levenloze beelden?
allener ben ik, Heer, dit is de weeë kreet
waarvan uw medelij alleen het einde weet.
10-06-2015, 00:00
Geschreven door André
09-06-2015
De koningin der engelen. Blanka Gyselen
De maagd van Amiens
Aanschouw, hoe liefelijk de kunstenaar mij schiep:
mijn linkerarm, die het moedernest al bouwde,
terwijl hij breed zijn maagdenmantel vouwde
in iedere plooi de vorm tot leven riep.
Mijn rechterhand wijst het u juichend aan:
zo is mijn kind in mij uit deze steen ontstaan.
En ik was weer alleen, zoals in het oerbegin,
de meest gezegende van alle vrouwen.
Toen, boven mij, om voort mij uit te bouwen,
kreeg ik een kroon, gelijk een koningin.
Zij schoof wat schuin in het schouwen naar mijn Zoon
en zie: een aureool omkranste reeds mijn kroon.
Dan is de kunstenaar naar de aarde afgedaald
en zag mij hoog, die wiegend op de winden
mijn kind zo moedermenselijk beminde.
Werd toen het geheim de tijden achterhaald?
Zijn beitel hieuw opnieuw en elke klop
riep rondom mij drie kleine engelen op.
O gij die eindeloos voorbijgaat aan mijn voet
zo kan geen wolk en geen geweld verhinderen,
vrucht in de schoot en moeders van uw kinderen,
dat in dit beeld ik voortbloei aan uw bloed.
Gij baart aan mij, ik draag uw lieven last.
Gods loon, mijn aureool, houden de engelen vast.
09-06-2015, 00:00
Geschreven door André
08-06-2015
De engel spreekt. Blanka Gyselen
Zij beitelen mij uit marmer
een lichaam, een gelaat,
ik ril, ik word niet warmer
binnen dit aards gewaad.
Zij hangen aan mijn schouder
een ingebeelde wiek,
ik zweef, ik ben veel ouder
dan het ruisen der muziek.
Zij lispelen met hun lippen
"seraf" en "cherubijn",
ik stijg tot waar begrippen
volmaakte graden zijn.
Maar eenmaal aan het einde,
verdwijnen woord en vorm,
dan daal ik naar het zijnde,
een wind binnen Uw storm.
Als ik in liefdeshuiver
mij tot de mens beken,
zien zij mij eindelijk zuiver,
God, tussen U en hen?
1952
08-06-2015, 00:00
Geschreven door André
07-06-2015
En eeuwig treedt. Blanka Gyselen
Een eeuwig treedt van uit zijn eenzaamheid
een verre God om aan zijn beeld te kneden
in deze klei
die kleeft aan u en mij.
Een windbegin, bijna van innigheid,
geleidt zijn hand langsheen de oneffenheden
en stijgt tot storm
en die boetseert de vorm.
Dan zwijgt het al. De Schepper peilt zijn werk
dat eeuwig weer in het neerslaan van zijn ogen
tot steen gestold
beeft als zijn donder rolt.
Aan wolk en wolk van zijn geweldig zwerk
op steen en steen over zijn beeld gebogen,
gij hier, ik daar,
slaat hij ze aan elkaar.
En deze twee, die van hun duisternis
ontvonken tot zo bovenaardse klaarte
zien in dit licht
elkanders zielgezicht.
Dan glimlacht hij in zijn geheimenis
en laat hen weer in heel hun stenen zwaarte
los in de tijd
beeld van Zijn eenzaamheid.
07-06-2015, 00:00
Geschreven door André
06-06-2015
Vogelverschrikkers. Blanka Gyselen
Wij staan aan staken opgesteld
tussen uw luchten en het veld
om kraaien te verjagen
de aarde plaatst ons ver uiteen
onder uw hemelen, heel alleen,
om het dwaze lot te dragen
van niets te zijn, noch man noch vrouw,
het kleed, dat geen meer dragen wou
hangt rondom ons, onogelijk,
wel, als een kind voorbij ons gaat
schept zijn verbeelding een gelaat
meer immers is niet mogelijk.
De winden waaien warm en koud
het kind groeit op, het wordt al oud
en zoekt zich tastbaarheden.
Het schemert op dit spel van schijn
zo lang, tot wij versleten zijn
en zelfs de vogelen het weten.
Wat baat dan nog aan veld en vrucht
ons ledig flapperen in de lucht
zo iemand niet vermoedde
hoe iets toch van Uw beeltenis
zonder gezicht aanwezig is
onder die oude hoeden.
06-06-2015, 00:00
Geschreven door André
05-06-2015
De na-regen. Blanka Gyselen
Tussen mijn raam en de openheid
wordt dit mijn uitzicht op uw tijd?
Het schouwen naar de oude den,
nu ik mij gans tot hem beken
maakt hij zich wonderbaarlijk los
van de andere bomen in het bos
en plots ontsteekt Uw zon een vonk
in elke druppel die hij dronk.
Heel even lijkt het of hij hijgt
en wierook langs zijn stam opstijgt.
Dan springt als de gedachte vlug
een eekhoorn langs zijn ruige rug
van tak tot tak, tot in zijn top,
en aan die dartele harteklop
valt, wat Uw hemelregen was,
als diamanten in het gras.
05-06-2015, 00:00
Geschreven door André
04-06-2015
Manewake. Blanka Gyselen
Geen halm beweegt aan het gras
zo klaar is de avondwake
dat onze adems raken
een stilte als van glas.
Laat in die breeklijkheid
langsheen twee zilverberken
heel even niets beperken
het ontstijgen aan de tijd.
Voel in die roerloosheid
hoe buiten de gebaren
uit ons volmaakt bedaren
een kruin zich openspreidt.
en opklimt in dit licht
uit welk gebied ontvloden?
herinneringen, doden
bloeien tot angezicht.
Dorpeilen wij het verband
van ster tot ster nu zuiver?
plots, in die heilige huiver
raakt mij uw aardse hand.
Een stilte als van glas
wiegt vogelen op mijn twijgen
en waar wij ademend hijgen
verroert een kelk in het gras.
04-06-2015, 00:00
Geschreven door André
03-06-2015
Sneeuw. Blanka Gyselen
Geduld, gesneeuwd geduld
waaraan de stem der stormen
tot stilte is gestold
en elke voor gevuld
en overal de vormen
rondom in dons is gerold.
Het leeggegeven grijs
tot horizon gesponnen
houdt heel de hemel ver.
Wat waagt uw wens de reis
zo vaak vergeefs begonnen
naar een mirakelster?
Schend met uw scheden niet
deze maagdelijke wade
over versleten slijk.
Maar ken uw grensgebied:
geduld, het sneeuwt genade
binnen uw klein bereik.
Als in een boom, vlakbij
een vink die overwintert
soms plots van honger piept,
hoor: hoe de kinderschrei
door moeder aarde zindert,
mijn ziel, waarop gij riept.
O baar dan aan uzelf
en laat de tijd geleden
en laat de ster gedoofd.
Onder dit streng gewelf
zweeft een gesneeuwde vrede
de goede wil beloofd.
03-06-2015, 00:00
Geschreven door André
02-06-2015
Aanhef. Blanka Gyselen
Geest van de woorden
Ziel van het lied
boven de boorden
van het peilloos niet,
doortrilt mijn stilte
een klank, een woord
stuw op Uw milde
stroming het voort
tot aan dit zweven
Gij mij vergunt
eeuwig te leven
in het orgelpunt.
02-06-2015, 00:00
Geschreven door André
01-06-2015
Bij een stilleven met Japanse sierkers. Blanka Gyselen
Verwachting
I.
Voel hoe voorzichtig
ik bloesems beur
die haast doorzichtig
mijn vreugdekleur
tot tinten temper
behoedzaam-blij
niet meer december
en nog niet mei
om, uitverkoren,
bevrijd van pijn
zonder de doornen
toch roos te zijn.
II.
Hoe noodt daarneven
dat boek, zo rood,
o lied, o leven
voorbij de dood.
Ontroering trilde
en welt tot snik,
na winterstilten
o ogenblik
tot uw genade
weer in te gaan.
De naakte bladen
staren mij aan.
III.
Hart dat verstarrend
zichzelf bedroog
zie: hoe verwarrend
die rozenboog
zo rijk aan rijmen
te rijpen staat.
Peil de geheimen
van zang en zaad.
Verwacht de winden,
dan: span u strak
en laat u vinden
zingende tak.
01-06-2015, 00:00
Geschreven door André
31-05-2015
Deze grillige nimf. Blanka Gyselen
Hoe deze grillige nimf zo willig ging,
een dwaze adem door haar klare aren,
haar trage stap al zwaarder van bedaren,
toen haar de bosgod in zijn strikken ving?
Nu rust zij, die zijn lusten onderging,
hem naakt in het vage rag der lage varen,
het eenzaam lichaam op verlaten blaren,
nog loom-verdoofd in droom-betovering.
Maar hij, de god, die dronk de zondendorst
aan dubbelvrucht van haar rijpe borst.
wordt reeds verteerd door vleesbegeer-verlangen,
Zal thans de nimf hem vangen in haar zangen?
haar mond bespeelt de ontstolen toverfluit:
de luisterende god, hij wordt haar buit.
1936
31-05-2015, 00:00
Geschreven door André
30-05-2015
Zogende moeder. Blanka Gyselen
Hoe goed het was, na eindelijke bevrijding,
te soezen, elk gevoel, en elk gepeins te ijl,
toen snorde plots, doorheen haar dromen-wijding
een kinderkreetje als een rode pijl.
Zij rees, en luisterde, en reikte schuchter
haar zwak gebaar in sterk ontfermen,
om deze teerste aanraking beduchter
moest even nog haar lichaam kermen.
Thans spat haar kracht in het grootste der geheimen
dat kindermond aan vrouwenborsten snoert,
kan ene zaligheid zo rijk doorvlijmen?
werd, voor dit uur, haar vreugde ooit beroerd?
Zij zucht, daar ruisen engelwieken,
zij glimlacht en haar blik druipt gans de zon,
zij fluistert, hoor de puurste harpmuzieken,
zij voedt: zij is de eeuwige levensbron.
Vraag niet:
is thans de Geest over haar neergekomen
en waakt op deze vleesgeworden dromen?
30-05-2015, 00:00
Geschreven door André
29-05-2015
Zwangere vrouw. Blanka Gyselen
De laatste wake: hoe zij, vreemd ontroerd,
de glans van haar gespannen schoot bestaarde;
het slapens lijf, waarmee haar lichaam paarde
en dat in haar zijn sappen had gevoerd,
verbrak niet meer de sfeer van eenzaamheid:
gesmeede kring, waarin, door alle tijden
de moeders naar hun kinderen schrijden;
supreem gevecht met tijd en eeuwigheid.
Barensbereid naar deze oeroude wet
die vrouwen tot de dood zal sterken,
bestijgen haar, als tere vogelvlerken,
verdwaalde woorden van een oud gebed.
29-05-2015, 00:00
Geschreven door André
28-05-2015
Het jonge vrouwtje. Blanka Gyselen
Het nieuwe huis, de spijzen en de zorgen,
en haar zo kinderlijk geduld,
of zij, bewuster elke morgen,
en zeer beheerst, een rol vervult.
Het wonder van haar waakzaamheid
omvat de dingen in hun grenzen:
zij laat geen bloemen en geen wens verslensen,
en heeft om die gebroken schaal geschreid.
Volgaarne noodt zij onbescheiden gasten
die haar bezit en haar gelaat bekeuren,
zij moet zich van haar vreugd ontlasten,
doch zal hun heengaan niet betreuren.
Wanneer in schemering de dagen scheiden,
zal zij deemoedig het dubbel maal bereiden,
en het naderen van geliefde stap beluisteren,
en zacht zijn naam met warme glanzen fluisteren.
28-05-2015, 00:00
Geschreven door André
27-05-2015
Het witte bruidje. Blanka Gyselen
Wanneer zij hem ter kerke vergezelde
was niet haar lichaam, slechts haar ziel bewogen:
zij heeft de levenswoorden niet gewogen,
alleen de ring, die om haar vinger knelde.
En ook bij dag, terwijl de tijd versnelde:
in zijn bezittersblikken opgezogen
verdwaalden nog haar grote kinderogen
toen schuw haar schouder naar hem overhelde.
Maar nu haar sluiers in zijn handen rusten
en vreemde tederheden haar vrees verlokken
wordt het mysterie aan haar vlees voltrokken.
Ontluikend tot de schoonste aller lusten
wordt zij de rijpe bloem, die in de kern volgroeid
met strakgespannen kelk, bevruchtend openbloeit.
27-05-2015, 00:00
Geschreven door André
26-05-2015
De verloofde. Blanka Gyselen
Toen sprak zij het schone woord: mijn welbeminde,
en sloot de wijde kamers van haar jeugd,
en stond naast hem, voor haar volgroeide vreugd,
onrustig als een schuwe hinde.
Ziet hoe zij thans naar ijle einders schrijdt,
tot ondergang in vreemde drang geboren,
begeren, dat haar later zal behoren,
vertroebelt reeds haar schuldloosheid.
En glanzend gaan de dagen naar hun randen:
zij voelt zijn zoenen op haar handen branden,
en grondeloos in dit oneindig zwijgen,
een weke teerheid naar hun lijven stijgen.
Is dit een lied, dat zij in het loof vermoedt,
of het luisteren naar het ruisen van haar bloed?
dan zucht zij soms, en vraagt beschroomd aan God,
erbarmen om dit onbekende lot.
26-05-2015, 00:00
Geschreven door André
25-05-2015
De jonge baadster. Blanka Gyselen
Zij nadert zoals zij kwam sinds jaren,
met lichte hand klievend het takgewiegel;
haar jonge sprong verbrak de waterspiegel
die beefde bij de worp van haar gebaren.
Maar, ééns toch wordt aan elk het zoet geheim ontvouwd,
het wachtend maagdenlijf in deze waterweelde
verstrakt plots, alsof een hand het streelde,
zij heeft het naakte bad als ene fout berouwd.
Oprijzend tot een onbestemde vlucht,
dekt zij de roze knoppen van haar hoge borsten,
of vreemde ogen haar begluren dorsten,
jaagt zij naar haar gewaad, en hijgt, en zucht.
Het kleine kleed omhult de rilde dij,
een lome rust is op haar schroom gegleden,
een tintel-rilling in haar zedige schreden,
buigt zij naar huis, onder de bomenrij.
Zij kwam en keert, zoals zij ging sinds jaren,
zij ziet de vogels en de bloemen paren:
dan juicht haar mond een grenzeloze melodie,
om wat? voor wie?
1938
25-05-2015, 00:00
Geschreven door André
24-05-2015
Ik zag. Blanka Gyselen
Ik zag zo vaak het najaarsvuur ontbranden
in jonge, lang-bedwongen flakkering,
gestalten langs ontwaakte kamerwanden
omwaarden mij in vage nadering.
Maar, traagden tranen aan mijn ogenranden
en dwaalde na een laatste huivering,
ik bracht de vlam de panden mijner handen
verkalmd in starre glans van loutering.
Mijn lief, weer werd de zon van zomer oud,
maar deze eerst vonk van flauwer goud,
wat vond zij thans deze kamerwanden naakt.
Ik weet mijn hand, door vlammendans omwaakt,
gekromd in de oude ronding om uw hoofd
en roder van een vuur dat nimmer dooft.
24-05-2015, 00:00
Geschreven door André
23-05-2015
Lang. Blanka Gyselen
Lang heeft mijn hart zijn vreemde spel gespeeld:
wel werd zo vaak mijn dorste mond gekust
en heeft mijn klamme hand een hoofd gestreeld
en beefde door mijn leden vage lust.
Maar géén gelaat was méér dan schemerbeeld,
geen streelgebaar, geen klank werd klaar-bewust,
mijn wezen bleef, geheel en onverdeeld,
in nauw-verbroken, gauw-herstelde rust.
Toen kwaamt gij, Lief, nog zaagt gij mij niet aan,