De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
04-06-2015
Manewake. Blanka Gyselen
Geen halm beweegt aan het gras
zo klaar is de avondwake
dat onze adems raken
een stilte als van glas.
Laat in die breeklijkheid
langsheen twee zilverberken
heel even niets beperken
het ontstijgen aan de tijd.
Voel in die roerloosheid
hoe buiten de gebaren
uit ons volmaakt bedaren
een kruin zich openspreidt.
en opklimt in dit licht
uit welk gebied ontvloden?
herinneringen, doden
bloeien tot angezicht.
Dorpeilen wij het verband
van ster tot ster nu zuiver?
plots, in die heilige huiver
raakt mij uw aardse hand.
Een stilte als van glas
wiegt vogelen op mijn twijgen
en waar wij ademend hijgen
verroert een kelk in het gras.
04-06-2015, 00:00
Geschreven door André
03-06-2015
Sneeuw. Blanka Gyselen
Geduld, gesneeuwd geduld
waaraan de stem der stormen
tot stilte is gestold
en elke voor gevuld
en overal de vormen
rondom in dons is gerold.
Het leeggegeven grijs
tot horizon gesponnen
houdt heel de hemel ver.
Wat waagt uw wens de reis
zo vaak vergeefs begonnen
naar een mirakelster?
Schend met uw scheden niet
deze maagdelijke wade
over versleten slijk.
Maar ken uw grensgebied:
geduld, het sneeuwt genade
binnen uw klein bereik.
Als in een boom, vlakbij
een vink die overwintert
soms plots van honger piept,
hoor: hoe de kinderschrei
door moeder aarde zindert,
mijn ziel, waarop gij riept.
O baar dan aan uzelf
en laat de tijd geleden
en laat de ster gedoofd.
Onder dit streng gewelf
zweeft een gesneeuwde vrede
de goede wil beloofd.
03-06-2015, 00:00
Geschreven door André
02-06-2015
Aanhef. Blanka Gyselen
Geest van de woorden
Ziel van het lied
boven de boorden
van het peilloos niet,
doortrilt mijn stilte
een klank, een woord
stuw op Uw milde
stroming het voort
tot aan dit zweven
Gij mij vergunt
eeuwig te leven
in het orgelpunt.
02-06-2015, 00:00
Geschreven door André
01-06-2015
Bij een stilleven met Japanse sierkers. Blanka Gyselen
Verwachting
I.
Voel hoe voorzichtig
ik bloesems beur
die haast doorzichtig
mijn vreugdekleur
tot tinten temper
behoedzaam-blij
niet meer december
en nog niet mei
om, uitverkoren,
bevrijd van pijn
zonder de doornen
toch roos te zijn.
II.
Hoe noodt daarneven
dat boek, zo rood,
o lied, o leven
voorbij de dood.
Ontroering trilde
en welt tot snik,
na winterstilten
o ogenblik
tot uw genade
weer in te gaan.
De naakte bladen
staren mij aan.
III.
Hart dat verstarrend
zichzelf bedroog
zie: hoe verwarrend
die rozenboog
zo rijk aan rijmen
te rijpen staat.
Peil de geheimen
van zang en zaad.
Verwacht de winden,
dan: span u strak
en laat u vinden
zingende tak.
01-06-2015, 00:00
Geschreven door André
31-05-2015
Deze grillige nimf. Blanka Gyselen
Hoe deze grillige nimf zo willig ging,
een dwaze adem door haar klare aren,
haar trage stap al zwaarder van bedaren,
toen haar de bosgod in zijn strikken ving?
Nu rust zij, die zijn lusten onderging,
hem naakt in het vage rag der lage varen,
het eenzaam lichaam op verlaten blaren,
nog loom-verdoofd in droom-betovering.
Maar hij, de god, die dronk de zondendorst
aan dubbelvrucht van haar rijpe borst.
wordt reeds verteerd door vleesbegeer-verlangen,
Zal thans de nimf hem vangen in haar zangen?
haar mond bespeelt de ontstolen toverfluit:
de luisterende god, hij wordt haar buit.
1936
31-05-2015, 00:00
Geschreven door André
30-05-2015
Zogende moeder. Blanka Gyselen
Hoe goed het was, na eindelijke bevrijding,
te soezen, elk gevoel, en elk gepeins te ijl,
toen snorde plots, doorheen haar dromen-wijding
een kinderkreetje als een rode pijl.
Zij rees, en luisterde, en reikte schuchter
haar zwak gebaar in sterk ontfermen,
om deze teerste aanraking beduchter
moest even nog haar lichaam kermen.
Thans spat haar kracht in het grootste der geheimen
dat kindermond aan vrouwenborsten snoert,
kan ene zaligheid zo rijk doorvlijmen?
werd, voor dit uur, haar vreugde ooit beroerd?
Zij zucht, daar ruisen engelwieken,
zij glimlacht en haar blik druipt gans de zon,
zij fluistert, hoor de puurste harpmuzieken,
zij voedt: zij is de eeuwige levensbron.
Vraag niet:
is thans de Geest over haar neergekomen
en waakt op deze vleesgeworden dromen?
30-05-2015, 00:00
Geschreven door André
29-05-2015
Zwangere vrouw. Blanka Gyselen
De laatste wake: hoe zij, vreemd ontroerd,
de glans van haar gespannen schoot bestaarde;
het slapens lijf, waarmee haar lichaam paarde
en dat in haar zijn sappen had gevoerd,
verbrak niet meer de sfeer van eenzaamheid:
gesmeede kring, waarin, door alle tijden
de moeders naar hun kinderen schrijden;
supreem gevecht met tijd en eeuwigheid.
Barensbereid naar deze oeroude wet
die vrouwen tot de dood zal sterken,
bestijgen haar, als tere vogelvlerken,
verdwaalde woorden van een oud gebed.
29-05-2015, 00:00
Geschreven door André
28-05-2015
Het jonge vrouwtje. Blanka Gyselen
Het nieuwe huis, de spijzen en de zorgen,
en haar zo kinderlijk geduld,
of zij, bewuster elke morgen,
en zeer beheerst, een rol vervult.
Het wonder van haar waakzaamheid
omvat de dingen in hun grenzen:
zij laat geen bloemen en geen wens verslensen,
en heeft om die gebroken schaal geschreid.
Volgaarne noodt zij onbescheiden gasten
die haar bezit en haar gelaat bekeuren,
zij moet zich van haar vreugd ontlasten,
doch zal hun heengaan niet betreuren.
Wanneer in schemering de dagen scheiden,
zal zij deemoedig het dubbel maal bereiden,
en het naderen van geliefde stap beluisteren,
en zacht zijn naam met warme glanzen fluisteren.
28-05-2015, 00:00
Geschreven door André
27-05-2015
Het witte bruidje. Blanka Gyselen
Wanneer zij hem ter kerke vergezelde
was niet haar lichaam, slechts haar ziel bewogen:
zij heeft de levenswoorden niet gewogen,
alleen de ring, die om haar vinger knelde.
En ook bij dag, terwijl de tijd versnelde:
in zijn bezittersblikken opgezogen
verdwaalden nog haar grote kinderogen
toen schuw haar schouder naar hem overhelde.
Maar nu haar sluiers in zijn handen rusten
en vreemde tederheden haar vrees verlokken
wordt het mysterie aan haar vlees voltrokken.
Ontluikend tot de schoonste aller lusten
wordt zij de rijpe bloem, die in de kern volgroeid
met strakgespannen kelk, bevruchtend openbloeit.
27-05-2015, 00:00
Geschreven door André
26-05-2015
De verloofde. Blanka Gyselen
Toen sprak zij het schone woord: mijn welbeminde,
en sloot de wijde kamers van haar jeugd,
en stond naast hem, voor haar volgroeide vreugd,
onrustig als een schuwe hinde.
Ziet hoe zij thans naar ijle einders schrijdt,
tot ondergang in vreemde drang geboren,
begeren, dat haar later zal behoren,
vertroebelt reeds haar schuldloosheid.
En glanzend gaan de dagen naar hun randen:
zij voelt zijn zoenen op haar handen branden,
en grondeloos in dit oneindig zwijgen,
een weke teerheid naar hun lijven stijgen.
Is dit een lied, dat zij in het loof vermoedt,
of het luisteren naar het ruisen van haar bloed?
dan zucht zij soms, en vraagt beschroomd aan God,
erbarmen om dit onbekende lot.
26-05-2015, 00:00
Geschreven door André
25-05-2015
De jonge baadster. Blanka Gyselen
Zij nadert zoals zij kwam sinds jaren,
met lichte hand klievend het takgewiegel;
haar jonge sprong verbrak de waterspiegel
die beefde bij de worp van haar gebaren.
Maar, ééns toch wordt aan elk het zoet geheim ontvouwd,
het wachtend maagdenlijf in deze waterweelde
verstrakt plots, alsof een hand het streelde,
zij heeft het naakte bad als ene fout berouwd.
Oprijzend tot een onbestemde vlucht,
dekt zij de roze knoppen van haar hoge borsten,
of vreemde ogen haar begluren dorsten,
jaagt zij naar haar gewaad, en hijgt, en zucht.
Het kleine kleed omhult de rilde dij,
een lome rust is op haar schroom gegleden,
een tintel-rilling in haar zedige schreden,
buigt zij naar huis, onder de bomenrij.
Zij kwam en keert, zoals zij ging sinds jaren,
zij ziet de vogels en de bloemen paren:
dan juicht haar mond een grenzeloze melodie,
om wat? voor wie?
1938
25-05-2015, 00:00
Geschreven door André
24-05-2015
Ik zag. Blanka Gyselen
Ik zag zo vaak het najaarsvuur ontbranden
in jonge, lang-bedwongen flakkering,
gestalten langs ontwaakte kamerwanden
omwaarden mij in vage nadering.
Maar, traagden tranen aan mijn ogenranden
en dwaalde na een laatste huivering,
ik bracht de vlam de panden mijner handen
verkalmd in starre glans van loutering.
Mijn lief, weer werd de zon van zomer oud,
maar deze eerst vonk van flauwer goud,
wat vond zij thans deze kamerwanden naakt.
Ik weet mijn hand, door vlammendans omwaakt,
gekromd in de oude ronding om uw hoofd
en roder van een vuur dat nimmer dooft.
24-05-2015, 00:00
Geschreven door André
23-05-2015
Lang. Blanka Gyselen
Lang heeft mijn hart zijn vreemde spel gespeeld:
wel werd zo vaak mijn dorste mond gekust
en heeft mijn klamme hand een hoofd gestreeld
en beefde door mijn leden vage lust.
Maar géén gelaat was méér dan schemerbeeld,
geen streelgebaar, geen klank werd klaar-bewust,
mijn wezen bleef, geheel en onverdeeld,
in nauw-verbroken, gauw-herstelde rust.
Toen kwaamt gij, Lief, nog zaagt gij mij niet aan,
vergat mijn hart zijn spel van scherts en waan?
Een weelde-rilling door mijn leden rees
en groeide in mijn openbloeiend vlees,
en plots ontdekte mijn herrezen geest
mijn hart én lijf gereed tot énig feest.
23-05-2015, 00:00
Geschreven door André
22-05-2015
Bange nachten 1 (gasthuismuren). Blanka Gyselen
Nog hangt om hoge, grauwe gasthuismuren
van tijdloze dag het trage talmen,
de avondklokken slaan hun zware galmen
door schaars geluid van levenslege uren.
Reeds dooft de nieuwe nacht de laatste vuren
in het wijde weven van zijn watten walmen
als wilde hij tot wonderlijk verkalmen
het uitgebrande hart der moede lijders puren.
Ik hoor een vreemde vrouw in smarten baren,
haar wreedste schreeuw gevolgd van vol bedaren
bij de eerste kreet van het kinderleven.
Waartoe mijn vege leden teder beven?
Ik heb nochtans van angsten-zwarte nachten
geen moedersmart, geen weelde te verwachten.
22-05-2015, 08:55
Geschreven door André
21-05-2015
Mijn stille stad 3. Blanka Gyselen
In avondzegen zaait het zongelaat
op ranken torenspits zijn rode vuur,
de huizen-rij vervaagt tot grauwe muur
met schaarse lach van hel-gekleurd plakkaat.
Nog licht geen lampenoog door schemerstraat
en stoort geen jazz-muziek dit innigste uur
waarop mijn stille stad voor korte duur
gedachtenloos in dromen ondergaat.
Ik weet in donkere tocht mij zijn: vestaal
waarvan het blank gewaad angstvallig waakt
op broze vlam van heimvolle lust.
Door de avond schrijdt mijn hart naar liefdemaal,
heeft niet een hete hand mijn hand geraakt,
en heeft geen moede mond mijn mond gekust?
21-05-2015, 00:00
Geschreven door André
20-05-2015
Mijn stille stad 2. Blanka Gyselen
Dit is het zwaartepunt der dagen maat:
de goedheid van een groet aan alle deuren,
de streling van gestegen etensgeuren
naar het veel ontberen van het veegst gelaat.
En elke mens in zijn oprechte staat:
de jeugd, zo fleurig om het licht-gebeuren,
de ouden, grauw in nuchtere luchten-kleuren,
maar elk zijn eigen vreugd, en eigen haat.
Mijn warme stad, mijn milde middagstad
die wild mijn willen slingert in uw rad,
hoe dool ik, droom-beroofd, door blote straten?
Ik drink de blinde gift van iedere blik,
ik draag het naamloze leed van elke snik,
maar kan deze weelde mijn begeren baten?
20-05-2015, 00:00
Geschreven door André
19-05-2015
Mijn stille stad 1. Blanka Gyselen
Mijn stille stad, hoe vroom zij wordt herboren,
gereed tot geven van het levenssein
en-schoon ontbloot in jonge morgengloren,
bereid tot verse vreugd en verse pijn.
Het angelus, uit elke hoge toren,
is oude boodschap in een nieuw refrein.
De dakenstraten mogen dit wel horen,
maar weten niet wat hun de dag zal zijn.
Ik ben de maagd, die naakt bij traag ontwaken,
behagelijk haar tengere leden strekt,
maar, tot het rein bewustzijn plots gewekt,
haar teder vlees bedekt met bleke laken
en over schone droom te schromen ligt
het prille licht op haar verblijd gezicht.
19-05-2015, 12:29
Geschreven door André
18-05-2015
De zomer. Blanka Gyselen
O God, laaiende liefde.
De zomer is:
uit uw zengende zoen
zingend geboren,
een schallend klaroen
uw adem op het wuivende koren.
Tot uw groeiende roem
deze zwellende vrucht,
deze rijp-rode bloem,
deze zwangere lucht.
Wat danst mijn dronken, donker bloed
als dol om zoveel overvloed:
al avonden zo schuldig-stil
tot gul genieten zonder wil,
al liefde-nachten, zwart en zwoel,
al morgenvreugd, verzadigd-koel.
Hoe laait door deze zomerkoorts
mijn hart: die hoge, rode toorts.
1936
Antwerpen 1909-1959
18-05-2015, 00:00
Geschreven door André
15-05-2015
God moet mij gaarne zien. Alice Nahon
God zei dat ik een liedje moest maken,
ik zei dat ik het niet kon,
hij leidde mijn weifel-hand en wilde bij me blijven,
zoals een moeder doet die het kindje leert schrijven,
en het liedje begon.
En het lied begon te groeien uit mijn handen,
lijk uit de mei het gras;
nog voor ik aan die wasdom bloei en zaad kon wensen,
stond heel mijn harte rijp van liedjes voor de mensen,
zodat ik dichter was.
Zodat ik dichter werd door Gods genade,
ik, die zo zerp van ziel,
geen wijze dingen wist, geen weeldewoord van boeken,
hoe heeft mijn Lieven Heer mij, arme, uit gaan zoeken,
voor zijn muzieken stiel?
En ik weet, maar tussen ieder melodietje,
waarmee ik de mensen dien,
is het woordje "waarom", een stille, matte schakel;