De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
24-01-2015
Moeder. Jacqueline Van der Waals
Moeder, naar wier liefde mijn verlangen,
sinds mijn kinderjaren heeft geschreid,
hoe zult gij mij straks ontvangen,
na die lange scheidingstijd?
Zult gij mij aanstonds als uw kind begroeten,
als ik ontwaken zal uit mijn dood,
zal ik nederknielen mogen aan uw voeten,
met mijn hoofd in uw schoot?
Maar wat dan? Wat zult gij tot mij zeggen,
bij het ver gegons van de engelenschaar,
als gij uw jonge, blanke hand zult leggen,
op mijn oude, grijze haar?
24-01-2015, 00:00
Geschreven door André
23-01-2015
Maanlicht. Jacqueline Van der Waals
Mijn kamer, waar ik argeloos,
daarstraks kwam binnenlopen,
verlangende alleen te zijn,
waar ik mij veilig dacht,
was mij door het felle maanlicht
ontvreemd, dat door het open-
geslagen venster binnenkwam,
uit klare zomernacht.
O, dat gewetenloze licht,
dat rustig lag te slapen
op het koele bed, waar ik zo graag,
mijn hoofd verbergen ging,
en dat mijn lieve kamer in
een lichtgrot had herschapen,
waar ieder ding mij vreemd en koud,
en zwijgend ontving.
23-01-2015, 00:00
Geschreven door André
22-01-2015
Een verjaardag. Jacqueline Van der Waals
Nooit hebben de rozen zo schoon gebloeid,
nooit zag ik de hemel zo blauw,
nooit was het gras zo blij getooid,
met diamanten van dauw.
Ik had een roze kleedje aan,
en stond bij het struikgewas,
een vogel zong een lied, hij dacht
dat ik een roosje was.
Nooit heb ik het veld zo onrustig gezien,
ik liep door het golvend graan,
daar heb ik de brievenbesteller ontmoet,
ik sprak hem even aan.
Ik had een rode bloesje aan,
met een grote, zwarte das,
er was een kleine bij,
die dacht dat ik een klaproos was.
Nooit is mij de eenzaamheid zo zoet,
zo vol vertroosting geweest,
ik stond alleen in de maneschijn,
na afloop van het feest.
Ik had een wit japonnetje aan,
en stond in het hoge gras,
een vlinder kuste mij goede nacht,
hij dacht dat ik een lelie was.
Den Haag 1868- Amsterdam 1922
22-01-2015, 00:00
Geschreven door André
21-01-2015
Eenzaamheid. Marie Metz-Koning
O eenzaamheid, o etherbleke vlam,
die ongezien de mensen verteert,
ik heb mij niet meer van u afgekeerd,
nadat de laatste feestnacht me overkwam.
O eenzaamheid, ik heb mij niet geweerd,
wanneer uw gulzigheid mij alles nam,
wanneer het beste en liefste u niet ontkwam,
tot in leegte het al was weggeteerd.
O eenzaamheid, meedogenloze brand,
die al maar dieper, al maar breder wreet,
liefde en geluk en eindelijk zelfs het leed,
als nutteloos uit uw kring verbant.
Mij zijt gij een verlossingsgod geweest,
want uit uw as verrees bevrijdt mijn geest.
21-01-2015, 00:00
Geschreven door André
20-01-2015
Weerzien. Marie Metz-Koning
Ik zie u weer, mijn heide, mijn donkere, stille,
zo droeve makker, de enige die ik beminde,
toen ik arm en eenzaam, als een bedelblinde
door het leven ging, van kindheids af mijn wille.
Ik zie u weer, mijn heide, wat sterke vrienden
zijn wij geweest, het wijde smarttrillen
van bruine zeepaarden, zetten zich aan het rillen,
mijn arm hart, dat nergens een toevlucht wist te vinden.
Als toen hoor ik de noordenwind in uw pijnen gillen,
de oude kruinen kermen als ontzinden.
Als toen schreeuwt een uil zijn verschrikkelijk schrille
doodsprofetie, maar eenzaamheid, ik bevind
mij ver van u, nu liefdes zoete wille,
van eeuwige vreugde mijn ziel wist te omwinden.
20-01-2015, 00:03
Geschreven door André
19-01-2015
Morgenzon. Marie Metz-Koning
Laat klinken fel uw helle lichttrompet,
gij nacht overwinnaar, stralen majesteit,
zie land en water sidderend neergespreid,
in het vonkend vuur, dat uit uw ogen spet.
Zie alles wachten, open hemelwijd
de wijde wereld, onder een blinkend net
van dauw, zo wacht eens vorstentred,
een blijde feeststad dat zijn komst bereid.
Traag kroop de zware zwartwinternacht,
een log, lui beest, dat maar niet wijken wou,
een wolkenvracht gedachten, dreigend grauw,
drong om mij heen, ik heb zon, naar u gesmacht.
Mijn ogen, wijd in mijn beschreid gezicht,
gaan gulzig drinken van uw glorielicht.
19-01-2015, 00:00
Geschreven door André
18-01-2015
Nachtgracht bij regen. Marie Metz-Koning
Diep duiken heimelijke huizenrijen,
in duister weg, alsof zij de ogen duchten,
de bomen kermen tranenzware zuchten,
gladglimpend lichten regennatte keien.
De nacht, die, dovend alle leefgeruchten,
onhoorbaar sluipend in de stad kwam glijen,
lijkt nu wel zachtjes overal te schreien,
in murmelgoten die onzichtbaar vluchten.
Ver spreidt, al kleiner wordend, het ros geblikker
van waailantaarns, loensende nachtsmarten,
lachend vals weg, door natbetraande glazen.
Verlokkend rimpelend licht, in schubgeflikker,
dat akelig schittert op het bange, zwarte
grachtenwater, waar de wind laag langs komt blazen.
18-01-2015, 00:00
Geschreven door André
17-01-2015
Storm. Marie Metz-Koning
Loei aan o wind, en wuif niet uit het zuiden
met tere trekken rond mijn rusteloos hoofd,
maar wakker aan, het vuur dat nooit verdooft,
met sterke drang van stoere stormgeluiden.
De mens die scheppen wil, hij hoort het luiden
van de eeuwigheid, boven wat schijn belooft,
en wat kan hem, die in zichzelf gelooft,
het zoet gedoe van een slaaplied beduiden?
Loei aan, en wek in mij de vlammenkracht,
uit vuur heeft God de werelden geschapen,
help mij mijn hoogste krachten samenrapen.
Wat baat de rust voor alles is volbracht?
Wie met zichzelf om zichzelve strijd,
hij kent geen rust dan de eeuwige rusteloosheid.
17-01-2015, 00:00
Geschreven door André
16-01-2015
De vrouw spreekt. Marie Metz-Koning
Omhul mij met een wit gewaad,
de peinzing van mijn stil gelaat,
zij als een boek dat één maar leest,
een bijbel die de ontwijding vreest,
ik droeg het kruis door de eeuwen heen,
ik ken de lach die ik eeuwig ween,
ik weet alleen wat liefde heet,
en het heilig woord dat niemand weet.
Omhul mij met een wit gewaad,
besluier mijn gewijd gelaat,
maar in mijn ogen tranenmoe,
daar doet een bloem zichzelve toe,
een bloem die toch wil opengaan,
van bladen die ten hemel slaan,
en reiken, reiken naar het licht,
gelijk de droom van mijn gezicht.
Mijn armen, armen strekken uit,
mijn woorden, wonder van geluid,
geluiden die ik zelf niet weet,
waarin ik steeds mijzelf vergeet,
omhul mij met een wit gewaad,
besluier mijn betraand gelaat,
leg rond om mij wat bloemen uit,
bezing mij als een eeuwige bruid.
Ik ben zo bang, ik ben zo moe,
toch viel het licht mijn leven toe,
toch is mijn hoofd omhoog gericht,
toch ken ik het wetend Godsgezicht,
omhul mij met een wit gewaad,
vergeet de bloem van mijn gelaat,
vergeet mijn bleke weerloosheid,
een broze bloem aan God gewijd.
16-01-2015, 00:00
Geschreven door André
15-01-2015
Aanvang. Marie Metz-Koning
In de kosmische nacht,
was de rust van de godheid,
een vuur dat wacht,
een vuur van liefde omgeven,
kern van kracht, kiem van leven.
In de kosmische nacht,
was de godheid een gedacht,
in zichzelf gebleven,
maar het ving aan te stralen,
adem te halen.
Lichtkernen gingen gloren,
werelden werden geboren,
Uit de grenzeloze eeuwigheid,
trad de tijd,
reeg uren aan uren,
in eindeloos duren.
Wet stelde perken,
kracht wrochtte werken,
wil dreef het raderenheer,
van de werelden om en weer.
Haat en weerstand ontstonden,
strijd en straf werden ontbonden,
licht werd de keerzij van duisternis,
schaduw de keerzij waar luister is,
wateren wekten de landen,
zeeën wekten de stranden.
Uit miljoenen ongezaaide zaden,
kiemden bloemen en bladen,
dieren traden uit holen te voren,
werden in waters en gronden geboren.
En uit het ene der godheid ontstond,
dat wat de andere in liefde verbond,
man en vrouw, samen in trouw,
tot één die ze riep weer in liefde verenigt,
samen tot één in de liefde die lenigt.
Schrijnende wonde,
van twee die ontstonden,
waar één bij één was in rust.
1920
1864- 1926
15-01-2015, 00:00
Geschreven door André
14-01-2015
Waarom.
Waarom dekt het helder azuur,
de uitgestrekte hemelbogen?
Om aan het blauw gelijk te zijn,
van uw lieflijk tintelende ogen.
Waarom siert het gloeiend rood,
het puikje van de rozelaren?
Om van uw bekoorlijke wang,
het schitterend blosje te evenaren.
Op bevel van de liefdegod,
is mijn enige uitgelezen,
al dat schoon alleen gewrocht,
zonder aan u gelijk te wezen.
Waarom is de sneeuw zo wit,
als zij nederdaalt op de dreven?
Om van je mooie borst albast,
een flauwe schets te geven.
Waarom is de glans zo schoon,
van de gouden zonnestralen?
om gelijk te zijn aan het haar,
dat ik van je schouders langs zie dwalen.
Op bevel van de liefdegoed,
is mijn enige uitgelezen,
al dat schoon alleen gewrocht,
zonder gelijk aan u te wezen.
Waarom doet de natuur ons steeds,
door haar schoonheid de borst ontgloeien?
In haar zien wij al dat schoon,
waardoor gij ons pleegt te boeien.
Waarom kan muziek ons het hart,
door haar toongeruis veroveren?
Omdat zij, als de klank
van uw zilveren stem, kan toveren.
Op bevel van de liefdegod,
is mijn enige uitgelezen,
al dat zoet alleen gewrocht,
zonder aan u gelijk te wezen.
(geen dichter vermeld)
14-01-2015, 00:00
Geschreven door André
13-01-2015
Het duifje.
Het duifje moe van het vliegen,
strijkt op haar schouder neer,
en vleit aan haar lippen,
om kusjes keer op keer.
En zie haar mondje weigert,
die dienst van liefde niet,
maar kust en neemt de kusjes,
die het schalkse dier haar biedt.
Dan klapwiekt weer de vogel,
de blanke hals ontvlucht,
en drijft op matte vlerken,
in het deinend blauw der lucht.
En eensklaps neergestreken,
en wie bestelde het dus,
zet zij zich op mijn schouder,
en biedt mij kus op kus.
(geen dichter vermeld)
13-01-2015, 00:00
Geschreven door André
12-01-2015
Lieve lach.
Ik heb haar naam met kunstig schrift,
in de lindeboom gegrift.
Waar zij 's avonds zich laat vinden,
als de maan naar de hemel klimt,
en door het lommer van de linden,
het zilveren licht van sterren glimt.
Leest zij op de gladde stam,
het geheim van mijn minnevlam,
die mijn binnenste blijft ontsteken,
raadt zij wie haar naam daar sneed?
Lieve linde, geef mij een teken,
als je denkt dat zij het weet.
Maar ook ik heb haar bespied,
het was zijzelf, onwetend, het niet,
die het geheim mij heeft verraden,
ja, toen zij haar naam daar zag.
Ik gluurde door de dichte bladen,
speelde om haar mond een lieve lach.
(geen dichter vermeld)
12-01-2015, 00:00
Geschreven door André
11-01-2015
Zwerfzieke wind.
De zwerfzieke wind, huppelend moe,
slaat de gazen wieken toe,
en verschuilt zich in het groen,
van het frisse meiplantsoen.
Luistergraag als maagden zijn,
komt daar een lief maagdelijn,
luisteren in het gewelfd prieel,
naar het gezang van filomeel.
Het nachtegaaltje moe gekust,
zingt zijn gaaike in de rust,
hij prijst de zaligheid der min,
voor zijn teder hartsvriendin.
Het meisje ontvangt dat zoet akkoord,
het minnelied voor het eerst gehoord,
en het zoete mijmeren moe,
slaat zij de zijden wimpers toe.
De wind, de stoutert, die het verried,
heeft de tedere maagd bespied,
en zijn schuilhoek weer ontvlucht,
bracht mij de boodschap met een zucht.
(Geen dichter vermeld)
11-01-2015, 00:00
Geschreven door André
10-01-2015
Rozemond.
Laatst groette mij een rozemond,
een liedje huppelde op mijn lippen,
ik liet het onbedachtzaam glippen,
en het werd een kus in de eigen stond.
Thans is het meisje ver van mij,
en daar mijn mond zich spitst tot kussen,
doch het zoetste verlangen niet kan blussen,
wordt ieder kusje een melodij.
Vlieg lieve verzen, vlieg aldus,
en drukt ze ontgloeid u aan de tippen,
van haar nektarzoete rozenlippen,
zo wordt weer wat gij waart: een kus.
(geen dichter vermeld)
10-01-2015, 00:00
Geschreven door André
09-01-2015
Op het strand.
Wat was het strand zonnig en zo breed,
toen ik u zag, de golven weken staag
verder terug, en op mijn vragen schreedt
gij vriendelijk naast mij voort. Een frisse vlaag
van levenslust doorstroomde ons, zo blij
als kinderen waren wij. Zoals kinderen doen,
begonnen wij elkander helpend, toen
een berg van zand te bouwen, om daar vrij
te kunnen op staan aan de verste rand,
waar eb eindigt. En wij stonden daar,
zo rustig hand in hand, en wonderbaar
klonk ons het branding breken tegen het strand.
Ver achter ons was nu het mensengewoel,
wij waren samen met ons kinderlijk gevoel,
jij had op mijn schouder je hoofd geleid,
en peinzend staarden wij in de oneindigheid.
Daar kwam de vloed, wij zagen het bruisen reeds
van ver, het opsteken van der golven kam,
het opstuiven van de baren heir, dat steeds
met breder scharen, dreigend nader kwam.
Toen wilde ik mijn armen om je heen slaan,
en zeggen: laat ons hier blijven staan,
als wij elkander houden is het goed,
al stort over ons de watervloed.
Maar gij werd voor de hoge zee beducht,
en nam de plooien van je kleed bijeen,
en zijt naar veiliger strand terug gevlucht,
en liet mij op de zandberg heel alleen.
1893
geen dichter vermeld
09-01-2015, 00:00
Geschreven door André
25-12-2014
Klokkendeun. Nine Van der Schaaf
Welke vreemd klokkengelui hoor ik in mijn droom nu zingen,
zo zilverig zacht en kleurig van toon?
Het komt van de oude weelde van de dingen.
Rondom het lotgeval weiland en water,
rondom de lentedroom dorpen, gehuchten
staken hun torenspits fijn in de luchten.
Klokkenspel, maan-stem in kinderlijke dromen,
over het weiland, over de golven van de wind,
meldend en zingend het gaan en komen,
rondom het uur en de dag die bindt.
Vaders stem en moeders stem, jong nog en roerig,
toekomststem, klokkendeun, donker en licht,
droeve belevenis en blijde vervoering,
het leven zo bloeiwarm in donker en licht.
25-12-2014, 00:00
Geschreven door André
24-12-2014
Goudvlinder. Nine Van der Schaaf
De goudvlinder is als een ziel geruisloos gekomen,
scheepje van licht dat het oog treft met helle straal,
jij slaat het duister, goudvlinder, wijl jij je spel speelt,
jij bent op het zwarte land de eerste verblijdende praal,
jij bent een kind en een wolkje door God gedreven,
jij weet van de duivel niet in je blij heiligenkleed,
jij weet van de storm niet als het windlied omneuriet,
jij weet van de dood niet als jij het bloemenhart betreedt.
In de zee van het al,
droom en wereld van mijn daags bezit,
zijn maar tijdelijk van elkaar gescheiden,
ik ben het stof die in de aarde vergaat,
ik ben de ziel die leeft in het verschijnen,
eenzaam ben ik in de dagelijkse ban,
door mijn zijn omsloten, breekbare wand,
als ik sterf zullen wij samen monden,
in de zee van het al, jij en ik verbonden.
24-12-2014, 00:00
Geschreven door André
23-12-2014
De storm. Nine Van der Schaaf.
Het maakt zo stil de storm te voelen komen,
de wolken kondigen de wil van de natuur,
en de wind roept niet, maar spreekt verborgen,
nu is de storm in de mensen massa gelegen.
Overal is het gemompel, en het fluitend hoge
alarm dat samenroept, de wolken donkeren,
het antwoord is weifelend, het geluid is breed,
de mensen hurken samen, om samen te durven.
De wolken schuiven dichter, het is nauw op aarde,
geen hemel doch flitslichten verlichten ons,
de grauwe uren zijn zonder helder geloof,
dan alleen dat ene dat de storm aanvaardt.
Van de hartstochtelijke moeder, die doet rijpen
de bloeivelden van de vreugde, en in leed-voren,
zaaide het verzet, dat tot een laaiend koren
aanwies, meer dan bewustheid van klein
berijpen, is van haar wil het omhuld bedoelen.
23-12-2014, 00:00
Geschreven door André
22-12-2014
De schone nacht. Nine Van de Schaaf.
De schone nacht is van vergetelheid vervuld, daar staan
de schoven van de uren die verbloeiden, zilverlicht
schijnt op de lege strakke landen. Nadat lang
de voeten moe, zich spoedden naar een doel gaan wij
nu lichter voort, een zweven van de ongelijke vloer
is onze dromentocht, en voor onze ogen het geweven
zilverdoek van maan en nevel heft zich op.
Hier eindt het vaste harde land, een bleke zee
ligt voor ons, dienend in een zachte glooiing zonder
grenzen, onder de ronde schijf van maan en nevel die