De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
18-01-2015
Nachtgracht bij regen. Marie Metz-Koning
Diep duiken heimelijke huizenrijen,
in duister weg, alsof zij de ogen duchten,
de bomen kermen tranenzware zuchten,
gladglimpend lichten regennatte keien.
De nacht, die, dovend alle leefgeruchten,
onhoorbaar sluipend in de stad kwam glijen,
lijkt nu wel zachtjes overal te schreien,
in murmelgoten die onzichtbaar vluchten.
Ver spreidt, al kleiner wordend, het ros geblikker
van waailantaarns, loensende nachtsmarten,
lachend vals weg, door natbetraande glazen.
Verlokkend rimpelend licht, in schubgeflikker,
dat akelig schittert op het bange, zwarte
grachtenwater, waar de wind laag langs komt blazen.
18-01-2015, 00:00
Geschreven door André
17-01-2015
Storm. Marie Metz-Koning
Loei aan o wind, en wuif niet uit het zuiden
met tere trekken rond mijn rusteloos hoofd,
maar wakker aan, het vuur dat nooit verdooft,
met sterke drang van stoere stormgeluiden.
De mens die scheppen wil, hij hoort het luiden
van de eeuwigheid, boven wat schijn belooft,
en wat kan hem, die in zichzelf gelooft,
het zoet gedoe van een slaaplied beduiden?
Loei aan, en wek in mij de vlammenkracht,
uit vuur heeft God de werelden geschapen,
help mij mijn hoogste krachten samenrapen.
Wat baat de rust voor alles is volbracht?
Wie met zichzelf om zichzelve strijd,
hij kent geen rust dan de eeuwige rusteloosheid.
17-01-2015, 00:00
Geschreven door André
16-01-2015
De vrouw spreekt. Marie Metz-Koning
Omhul mij met een wit gewaad,
de peinzing van mijn stil gelaat,
zij als een boek dat één maar leest,
een bijbel die de ontwijding vreest,
ik droeg het kruis door de eeuwen heen,
ik ken de lach die ik eeuwig ween,
ik weet alleen wat liefde heet,
en het heilig woord dat niemand weet.
Omhul mij met een wit gewaad,
besluier mijn gewijd gelaat,
maar in mijn ogen tranenmoe,
daar doet een bloem zichzelve toe,
een bloem die toch wil opengaan,
van bladen die ten hemel slaan,
en reiken, reiken naar het licht,
gelijk de droom van mijn gezicht.
Mijn armen, armen strekken uit,
mijn woorden, wonder van geluid,
geluiden die ik zelf niet weet,
waarin ik steeds mijzelf vergeet,
omhul mij met een wit gewaad,
besluier mijn betraand gelaat,
leg rond om mij wat bloemen uit,
bezing mij als een eeuwige bruid.
Ik ben zo bang, ik ben zo moe,
toch viel het licht mijn leven toe,
toch is mijn hoofd omhoog gericht,
toch ken ik het wetend Godsgezicht,
omhul mij met een wit gewaad,
vergeet de bloem van mijn gelaat,
vergeet mijn bleke weerloosheid,
een broze bloem aan God gewijd.
16-01-2015, 00:00
Geschreven door André
15-01-2015
Aanvang. Marie Metz-Koning
In de kosmische nacht,
was de rust van de godheid,
een vuur dat wacht,
een vuur van liefde omgeven,
kern van kracht, kiem van leven.
In de kosmische nacht,
was de godheid een gedacht,
in zichzelf gebleven,
maar het ving aan te stralen,
adem te halen.
Lichtkernen gingen gloren,
werelden werden geboren,
Uit de grenzeloze eeuwigheid,
trad de tijd,
reeg uren aan uren,
in eindeloos duren.
Wet stelde perken,
kracht wrochtte werken,
wil dreef het raderenheer,
van de werelden om en weer.
Haat en weerstand ontstonden,
strijd en straf werden ontbonden,
licht werd de keerzij van duisternis,
schaduw de keerzij waar luister is,
wateren wekten de landen,
zeeën wekten de stranden.
Uit miljoenen ongezaaide zaden,
kiemden bloemen en bladen,
dieren traden uit holen te voren,
werden in waters en gronden geboren.
En uit het ene der godheid ontstond,
dat wat de andere in liefde verbond,
man en vrouw, samen in trouw,
tot één die ze riep weer in liefde verenigt,
samen tot één in de liefde die lenigt.
Schrijnende wonde,
van twee die ontstonden,
waar één bij één was in rust.
1920
1864- 1926
15-01-2015, 00:00
Geschreven door André
14-01-2015
Waarom.
Waarom dekt het helder azuur,
de uitgestrekte hemelbogen?
Om aan het blauw gelijk te zijn,
van uw lieflijk tintelende ogen.
Waarom siert het gloeiend rood,
het puikje van de rozelaren?
Om van uw bekoorlijke wang,
het schitterend blosje te evenaren.
Op bevel van de liefdegod,
is mijn enige uitgelezen,
al dat schoon alleen gewrocht,
zonder aan u gelijk te wezen.
Waarom is de sneeuw zo wit,
als zij nederdaalt op de dreven?
Om van je mooie borst albast,
een flauwe schets te geven.
Waarom is de glans zo schoon,
van de gouden zonnestralen?
om gelijk te zijn aan het haar,
dat ik van je schouders langs zie dwalen.
Op bevel van de liefdegoed,
is mijn enige uitgelezen,
al dat schoon alleen gewrocht,
zonder gelijk aan u te wezen.
Waarom doet de natuur ons steeds,
door haar schoonheid de borst ontgloeien?
In haar zien wij al dat schoon,
waardoor gij ons pleegt te boeien.
Waarom kan muziek ons het hart,
door haar toongeruis veroveren?
Omdat zij, als de klank
van uw zilveren stem, kan toveren.
Op bevel van de liefdegod,
is mijn enige uitgelezen,
al dat zoet alleen gewrocht,
zonder aan u gelijk te wezen.
(geen dichter vermeld)
14-01-2015, 00:00
Geschreven door André
13-01-2015
Het duifje.
Het duifje moe van het vliegen,
strijkt op haar schouder neer,
en vleit aan haar lippen,
om kusjes keer op keer.
En zie haar mondje weigert,
die dienst van liefde niet,
maar kust en neemt de kusjes,
die het schalkse dier haar biedt.
Dan klapwiekt weer de vogel,
de blanke hals ontvlucht,
en drijft op matte vlerken,
in het deinend blauw der lucht.
En eensklaps neergestreken,
en wie bestelde het dus,
zet zij zich op mijn schouder,
en biedt mij kus op kus.
(geen dichter vermeld)
13-01-2015, 00:00
Geschreven door André
12-01-2015
Lieve lach.
Ik heb haar naam met kunstig schrift,
in de lindeboom gegrift.
Waar zij 's avonds zich laat vinden,
als de maan naar de hemel klimt,
en door het lommer van de linden,
het zilveren licht van sterren glimt.
Leest zij op de gladde stam,
het geheim van mijn minnevlam,
die mijn binnenste blijft ontsteken,
raadt zij wie haar naam daar sneed?
Lieve linde, geef mij een teken,
als je denkt dat zij het weet.
Maar ook ik heb haar bespied,
het was zijzelf, onwetend, het niet,
die het geheim mij heeft verraden,
ja, toen zij haar naam daar zag.
Ik gluurde door de dichte bladen,
speelde om haar mond een lieve lach.
(geen dichter vermeld)
12-01-2015, 00:00
Geschreven door André
11-01-2015
Zwerfzieke wind.
De zwerfzieke wind, huppelend moe,
slaat de gazen wieken toe,
en verschuilt zich in het groen,
van het frisse meiplantsoen.
Luistergraag als maagden zijn,
komt daar een lief maagdelijn,
luisteren in het gewelfd prieel,
naar het gezang van filomeel.
Het nachtegaaltje moe gekust,
zingt zijn gaaike in de rust,
hij prijst de zaligheid der min,
voor zijn teder hartsvriendin.
Het meisje ontvangt dat zoet akkoord,
het minnelied voor het eerst gehoord,
en het zoete mijmeren moe,
slaat zij de zijden wimpers toe.
De wind, de stoutert, die het verried,
heeft de tedere maagd bespied,
en zijn schuilhoek weer ontvlucht,
bracht mij de boodschap met een zucht.
(Geen dichter vermeld)
11-01-2015, 00:00
Geschreven door André
10-01-2015
Rozemond.
Laatst groette mij een rozemond,
een liedje huppelde op mijn lippen,
ik liet het onbedachtzaam glippen,
en het werd een kus in de eigen stond.
Thans is het meisje ver van mij,
en daar mijn mond zich spitst tot kussen,
doch het zoetste verlangen niet kan blussen,
wordt ieder kusje een melodij.
Vlieg lieve verzen, vlieg aldus,
en drukt ze ontgloeid u aan de tippen,
van haar nektarzoete rozenlippen,
zo wordt weer wat gij waart: een kus.
(geen dichter vermeld)
10-01-2015, 00:00
Geschreven door André
09-01-2015
Op het strand.
Wat was het strand zonnig en zo breed,
toen ik u zag, de golven weken staag
verder terug, en op mijn vragen schreedt
gij vriendelijk naast mij voort. Een frisse vlaag
van levenslust doorstroomde ons, zo blij
als kinderen waren wij. Zoals kinderen doen,
begonnen wij elkander helpend, toen
een berg van zand te bouwen, om daar vrij
te kunnen op staan aan de verste rand,
waar eb eindigt. En wij stonden daar,
zo rustig hand in hand, en wonderbaar
klonk ons het branding breken tegen het strand.
Ver achter ons was nu het mensengewoel,
wij waren samen met ons kinderlijk gevoel,
jij had op mijn schouder je hoofd geleid,
en peinzend staarden wij in de oneindigheid.
Daar kwam de vloed, wij zagen het bruisen reeds
van ver, het opsteken van der golven kam,
het opstuiven van de baren heir, dat steeds
met breder scharen, dreigend nader kwam.
Toen wilde ik mijn armen om je heen slaan,
en zeggen: laat ons hier blijven staan,
als wij elkander houden is het goed,
al stort over ons de watervloed.
Maar gij werd voor de hoge zee beducht,
en nam de plooien van je kleed bijeen,
en zijt naar veiliger strand terug gevlucht,
en liet mij op de zandberg heel alleen.
1893
geen dichter vermeld
09-01-2015, 00:00
Geschreven door André
25-12-2014
Klokkendeun. Nine Van der Schaaf
Welke vreemd klokkengelui hoor ik in mijn droom nu zingen,
zo zilverig zacht en kleurig van toon?
Het komt van de oude weelde van de dingen.
Rondom het lotgeval weiland en water,
rondom de lentedroom dorpen, gehuchten
staken hun torenspits fijn in de luchten.
Klokkenspel, maan-stem in kinderlijke dromen,
over het weiland, over de golven van de wind,
meldend en zingend het gaan en komen,
rondom het uur en de dag die bindt.
Vaders stem en moeders stem, jong nog en roerig,
toekomststem, klokkendeun, donker en licht,
droeve belevenis en blijde vervoering,
het leven zo bloeiwarm in donker en licht.
25-12-2014, 00:00
Geschreven door André
24-12-2014
Goudvlinder. Nine Van der Schaaf
De goudvlinder is als een ziel geruisloos gekomen,
scheepje van licht dat het oog treft met helle straal,
jij slaat het duister, goudvlinder, wijl jij je spel speelt,
jij bent op het zwarte land de eerste verblijdende praal,
jij bent een kind en een wolkje door God gedreven,
jij weet van de duivel niet in je blij heiligenkleed,
jij weet van de storm niet als het windlied omneuriet,
jij weet van de dood niet als jij het bloemenhart betreedt.
In de zee van het al,
droom en wereld van mijn daags bezit,
zijn maar tijdelijk van elkaar gescheiden,
ik ben het stof die in de aarde vergaat,
ik ben de ziel die leeft in het verschijnen,
eenzaam ben ik in de dagelijkse ban,
door mijn zijn omsloten, breekbare wand,
als ik sterf zullen wij samen monden,
in de zee van het al, jij en ik verbonden.
24-12-2014, 00:00
Geschreven door André
23-12-2014
De storm. Nine Van der Schaaf.
Het maakt zo stil de storm te voelen komen,
de wolken kondigen de wil van de natuur,
en de wind roept niet, maar spreekt verborgen,
nu is de storm in de mensen massa gelegen.
Overal is het gemompel, en het fluitend hoge
alarm dat samenroept, de wolken donkeren,
het antwoord is weifelend, het geluid is breed,
de mensen hurken samen, om samen te durven.
De wolken schuiven dichter, het is nauw op aarde,
geen hemel doch flitslichten verlichten ons,
de grauwe uren zijn zonder helder geloof,
dan alleen dat ene dat de storm aanvaardt.
Van de hartstochtelijke moeder, die doet rijpen
de bloeivelden van de vreugde, en in leed-voren,
zaaide het verzet, dat tot een laaiend koren
aanwies, meer dan bewustheid van klein
berijpen, is van haar wil het omhuld bedoelen.
23-12-2014, 00:00
Geschreven door André
22-12-2014
De schone nacht. Nine Van de Schaaf.
De schone nacht is van vergetelheid vervuld, daar staan
de schoven van de uren die verbloeiden, zilverlicht
schijnt op de lege strakke landen. Nadat lang
de voeten moe, zich spoedden naar een doel gaan wij
nu lichter voort, een zweven van de ongelijke vloer
is onze dromentocht, en voor onze ogen het geweven
zilverdoek van maan en nevel heft zich op.
Hier eindt het vaste harde land, een bleke zee
ligt voor ons, dienend in een zachte glooiing zonder
grenzen, onder de ronde schijf van maan en nevel die
alom haastig vervluchtigt in de hemelstreek.
22-12-2014, 00:00
Geschreven door André
21-12-2014
Het vaartuig. Nine Van der Schaaf
Nu de zon is weggezonken en haar gloed is verbleekt aan de kim,
zijt gij wachtende in de koelte aan het koelblauwe water,
ik wacht het vaartuig dat mij dragen zal naar mijn woning,
wachtende heb ik de hele dag zien heengaan, en ben niet heengegaan.
Nu zie ik ver over de landen en over het blauwe water,
zie mijn vaartuig komen met wuivende wimpel, blinkende
in het laatste licht van de dag. Alles is stil om mij heen,
alleen in de verte beweegt het kleine vaartuig dat nadert.
Aan de kim staan de ronde wolken stil slapende,
ik weet een roeier die arbeidt met kalme riemslag,
boven hem spreidt een ontzaggelijke vogel zijn wieken uit,
zijgt langzaam neer. De velden worden mij vreemd in de schemer,
ik hoor geritsel in de weinige bomen. Zult gij hier overnachten?
Het water ademt in trage golving. Het vaartuig is dra hier,
de roeier droomt van het liefdegetij dat voorbij is, dromende
houdt hij de riemen in de boot, schuift zacht langs de oever,
de biezen houden de boot vast. De roeier ziet hoe ik instap,
en knikt: "wij zullen tezamen nu huiswaarts varen."
1915
Terhorne 1882- Bloemendaal 1973
21-12-2014, 00:00
Geschreven door André
20-12-2014
De vorst. Carl Scharten.
Over grijze straatvloeren,
woei de felle wind, en wij hadden kou,
wij warme dieren, voeren
dwars door hem heen, hij wou
te ijl, wij heel dicht bijeen, en zo
leek hij te spannen, maar wij spanden.
Het was een schone tocht, zo
te lopen als trompetters met koude handen,
het was een fiere tocht, wij wilden
bergen opgaan, maar waar anderen faalden,
waren wij toch bergwillenden, hoe kil de
ijswind ons joeg, wij keerden niet, noch draaiden.
Het was een prachtige tocht, en zegevierend
kwamen wij thuis, Germaanse vorsten,
strak lachte ik je toe, het koude harnas bestierend,
maar hoe zoelte die koelte, als jouw mond open kierend,
en ving in vocht witte warmte mijn koele dorsten.
20-12-2014, 00:00
Geschreven door André
19-12-2014
Sneeuwavond. Carl Scharten
In de witte winterkamer
wijlt heldere schemering
van sneeuw, die buiten ging
maakten de straat eenzamer
en inniger, door bleke
gordijnen dringt die blanke
stilte van wit, de klanken
zijn klein en klaar van spreken,
als bloemen zonder steel,
zo eenzaam in de lucht,
wijl het gaande voetgerucht,
stilt in witten sneeuwendeel.
In het witte, sneeuwige licht,
schemerig door de kamer,
fluistert een zoet gestamer,
zoel langs mijn aangezicht.
Mijn vrouw, wat is er blank
een jubeling in ons,
wij kinderen, die dat dons
zo minnen, die zo rank
de jeugd jubelen voelen,
in dit zuivere sneeuwlicht,
de schemering verdicht,
maar blankheid blijft, door koele
en blanke winternacht,
dromen er bloemen, wit
en geel geurend, ik zit
met jou in de nacht.
19-12-2014, 00:00
Geschreven door André
18-12-2014
In de troonlaan. Carl Scharten
In de troonlaan,
gingen wij
onder de lichte bogen
van helle bladeren staan,
samen in die zaal van zonneblaan.
Mijn koningin, o zingen wij
klaar, voor zo een licht omtogen.
In de troonlaan,
lagen wij
op weelderige bermen,
koningen van deze aarde, te baden
in de gulden geur van eikebladen.
Mijn koningin, o zingen wij
zwaar, waar zo zware geuren ons omwarmen.
In de troonlaan
zagen wij
in onze bedwelmende ogen,
koningin van het geluk, vergaan
in de gloed en in het gloeiende zonneslaan.
Mijn koningin, o zingen wij
zacht uit, van zo een machtig minnelijk togen.
18-12-2014, 00:00
Geschreven door André
17-12-2014
Reinheid. Carl Scharten
De dag, toen mij een boerenmeisje bracht,
een schort vol bloemen, rood en paars en geel,
en vriendelijk lachend zei: is het niet veel?
en ik blij het kind dankte, toch heel even dacht:
hoe bont en grof, maar dan, wat groen en zacht-
getinte kelken plukte op een fijne steel,
en die daartussen schikte, zodat heel
het lelijke vervloeide in reine kleurenpracht.
Toen zag ik in, dat blanke reinheid niet
moet gaan, door het leven als een stille non,
maar in zacht lichtend kleed, zingend een lied
van geluk, opdat zij de aarde een zon
van juichend leven zij, en ze overgiet
met stromend teergoud licht, een hemelbron.
17-12-2014, 00:00
Geschreven door André
16-12-2014
Mijn ziel. Carl Scharten
Er groeit in het bos een witte bloem, fijn
van kelk, zij wiegt heel zachtjes, en gaat bloeien