De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
13-04-2024
De Kloosterkapel van Keyhof 7
De kloosterkapel van het Keyhof te Huldenberg - 7
Honderd jaar geleden, in 1909, werd de huidige kloosterkapel van het Keyhof in gebruik genomen.Wij grijpen deze unieke gelegenheid aan om dit stijlvolle architecturale kunstwerk in het grootste gebouw van Huldenberg in de kijker te stellen. (Wenst u de eerste delen van dit artikel te lezen, dan gaat u best naar het menu onder 'Monumenten: Keyhof')
De Beuroner stijl (vervolg)
Boven het middenschip nemen we de beeldnamen voor Maria waar.Deze beeldnamen zijn aanroepingen uit de litanie van O.-L.-Vrouw. Rechts zien we:
MR
Maria Koningin
Tiga Jesse Twijg van Jesse
Stella Matutina
De morgenster
Cedrus exaltata
De verheven ceder
Turris Davidica
De toren van David
Electa ut Sol
Uitverkoren als de zon
In chordis et organo
met snarensspel en orgel
(wordt vervolgd)
Jean-Pierre Van Binnebeek
Onze dank gaat naar de zusters Annonciaden van het Keyhof voor hun hartelijk onthaal, in het bijzonder eerwaarde zuster E. Brants voor het ter beschikkingstellen van de nodige documentatie.
Dank tevens aan Val�re Fransen voor de unieke foto�s en aan pastoor-deken Jaak Bertmans voor het herlezen van de teksten.
Bronnen:
Het archief van Keyhof te Huldenberg.Verschillende documenten, o.a.
- de kapel, ruimte van spiritualiteit van menswording
- Zuster annonciaden van Huldenberg
- Monumentendag 1996 � Kapel van Keyhof
JP. Van Binnebeek � R. Hallet. De getuigen van het verleden van Neerijse. Leuven 2005.
J. Claes, A. Claes, K Vincke. Sanctus. Meer dan 500 heiligen herkennen. Davidsfonds. Leuven. 2004
Schilderijen uit de collectie van Ren� d�Overschie
Verschillende documenten van Internet, o.a. Benediktiner Erzabtei St. Martin zu Beuron im oberen Donautal
Honderd jaar geleden, in 1909, werd de huidige kloosterkapel van het Keyhof in gebruik genomen.Wij grijpen deze unieke gelegenheid aan om dit stijlvolle architecturale kunstwerk in het grootste gebouw van Huldenberg in de kijker te stellen.
De boom van Jesse
We zetten onze zoektocht verder, meer bepaald op de muren van de kapel die met schilderingen uit dezelfde periode als die op het gewelf bedekt zijn.
E�n van de opvallendste schilderingen is de boom van Jesse ; hij bevindt zich vooraan links in de kapel en is een bijbelse benaming voor de nakomelingen van (de Hebreeuwse naam) Isa� (vertaald in het Grieks en het Latijn als Jesse).
De boom verbeeldt de geschiedenis van het volk waaruit Jezus is geboren.Uit zijn wortels ontspringt de boom met op zijn takken de twaalf koningen van Juda als volgt weergegeven: David, Salomon, Asa, Roboam, Josaphet, Joas, Osias, Joathan, Manasse, Ezechias, Josias en Joachas. De top van de boom wordt gevormd door Maria. In Jesaja 11,1 staat: "Een twijg ontspruit aan de stronk van Isa� (Jesse), een telg ontbloeit aan zijn wortels�.
Verder ontdekken we als schildering:
- symbolen van de eucharistie omringd door druivelaars: de kelk met hostie en het Christogram (koor);
- de werktuigen van het lijden: trektang en hamer, geselkolom en roede, kruis met spons en speer, doornenkroon, drie nagels, omkranst met gestileerde passiebloemen (schip);
- Maria�s naam (SM) en de koninginnekroon, omkranst met Franse lelies, die verwijzen naar de H. Johanna.
In september 1923 heeft kardinaal Mercier de kapel tot kerk geconsacreerd.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Onze dank gaat naar de zusters Annonciaden van het Keyhof voor hun hartelijk onthaal, in het bijzonder eerwaarde zuster E. Brants voor het ter beschikkingstellen van de nodige documentatie.
Dank tevens aan Val�re Fransen voor de unieke foto�s en aan pastoor-deken Jaak Bertmans voor het herlezen van de teksten.
Bronnen:
Het archief van Keyhof te Huldenberg.Verschillende documenten, o.a.
- de kapel, ruimte van spiritualiteit van menswording
- Zusters annonciaden van Huldenberg
- Monumentendag 1996 � Kapel van Keyhof
JP. Van Binnebeek � R. Hallet. De getuigen van het verleden van Neerijse. Leuven 2005.
J. Claes, A. Claes, K Vincke. Sanctus. Meer dan 500 heiligen herkennen. Davidsfonds. Leuven. 2004
Schilderijen uit de collectie van Ren� d�Overschie
Verschillende documenten van Internet, o.a. Benediktiner Erzabtei St. Martin zu Beuron im oberen Donautal
De kruisweg in de kloosterkapel van Keyhof te Huldenberg Huldenbergs patrimonium
De kruisweg in de kloosterkapel van Keyhof is wellicht de meest indrukwekkendste van de gemeente. Hij werd geplaatst in 1909, het jaar waarop de kapel het daglicht zag.
De kruisweg, uitgevoerd in bas-reli�f, is waarschijnlijk van beeldhouwer Frans de Vriendt (Lier 1829 - Borgerhout 1919). Hij is dus van dezelfde beeldhouwer als die van de O.L.Vrouwkerk van Alsemberg, geplaatst op 3 november 1878.
Kruisweg in de O.L.Vrouwkerk te Alsemberg. F. de Vriendt wordt afgebeeld in statie 7, 13 en 14. Hierboven statie 13.
Hieronder de kruisweg van de kloosterkapel van Keyhof in Huldenberg. Info Zr Denise Van Deuren foto's Val�re Fransen & Jean-Pierre Van Binnebeek
In de kloosterkapel van Keyhof staat een mooie 'Boom van Jesse' afgebeeld. Hieronder een toelichting rond de betekenis van deze boom.
De �boom van Jesse�
De voorstelling van de (�stam-�)boom van Jesse gaat terug op de grote profeet Jesaja. Hij hanteert als eerste voor de ouderlijke band tussen Isa� en David de aan de plantkunde ontleende beeldspraak van de afstamming (11,1-2): �Een twijg ontspruit aan de stronk van Isa�, een telg ontbloeit aan zijn wortel. De geest van Jahweh rust op hem, een geest van ��.
Volgens de geslachtslijst van Jezus bij Matte�s en Lucas is Isa� de stamvader van de heilige Jozef, de wettelijke vader van Jezus. Beide evangelisten geven in de aanvang van hun evangelie een om aan te geven dat Jezus wel degelijk de langverwachte Messias is, door God beloofd aan Zijn volk.
Vermits Jezus op de allereerste plaats gezien moet worden als de (unieke) Zoon van God, waarbij dan het (maagdelijke) moederschap van Maria betrokken wordt, wordt deze stamboom (van Jozef) al zeer snel toegepast op zijn echtgenote Maria!
Deze genealogische lijst wordt dan ook meestal voorgesteld als stamboom van Jezus/Maria en staat populair bekend als �De boom van Jesse� [(D) die Wurzel Jesse]. De �boom van Jesse� is de symbolische stamboom van Christus. Uit Jesse, vader van koning David, groeit de geslachtsboom der koningen van Juda op, met bovenaan de twijg die Maria is en de bloem die Jezus is.
Voorstellingswijze van de stamboom
* �Jesse� - ligt of zit onderaan de boom te slapen.
- uit zijn zijde groeit een boomstam of �rank. Bijzondere betekenis: Isa� slaapt zoals
Adam sliep wanneer Eva uit ��n van zijn ribben gevormd werd. Aldus betreft het hier typologisch een voorafbeelding van de Stichting van de Kerk, die gebeurde toen Jezus op het kruis stierf, waarbij Hij de Geest gaf en waarbij water en bloed uit Zijn zijde vloeide.
* Boom: - aantal stengels: ofwel ��n rank die opwaarts uitloopt op Maria en Kind
ofwel twee ranken die zijdelings oplopen en zich dan terug verbinden
in de figuur van Maria met Kind.
* generatiefiguren: In de takken van de stamboom staan en/of profeten, koningen of sibyllen;
heel af en toe hoort ook Virgilius erbij.
* Het aantal generaties, al dan niet elkaar opeenvolgend, is zeer gevarieerd:
- Het aantal van (3 x 14=) 42 generaties dat Matte�s aangeeft tussen Jesse en Jezus, is te groot om monumentaal weer te geven.
- Meestal bedraagt hun aantal 12, zeker bij een tweedeling van de boom (6 op elke tak). Wanneer het 12 koningen betreft worden zij in verband gebracht met de 12 apostelen �de steunpijlers van de Kerk� (typologisch).
Het gebouw is het oudste woonhuis van de gemeente. Het heeft door de eeuwen heen heel wat meegemaakt. Het dankt zijn bouw in 1615, tijdens de godsdienstoorlogen, aan het bestand van 1610 tot 1622, dat door aartshertogin Isabella afgesproken werd.
Postkaart en foto uit eigen archief. Op de gevel staat A 161Y, anno 1615. De Y, Romeins cijfer dat voor 5 staat, is in 1834 tijdens een restauratie aangebracht.(eigen foto).
In de Middeleeuwen
Op de plaats waar nu de watermolen staat, stond reeds in de 14e eeuw een gebouw dat als 'Coerenmolen' (korenmolen) beschreven stond. Dit kunnen we lezen in het Leenboek van de Heren van Brabant uit het jaar 1374. Jan van Huldenberg bezat het heerschap over de heerlijkheid Huldenberg met alle rechten en toebehoren waaronder de molen. De hertogen van Brabant hadden hun vazallen, de heren van Huldenberg, de heerlijkheid geschonken en hadden voor hen een burcht aan de IJse en een prestigekerk op de 'Huldenberg' vanaf 1251 laten bouwen. De molen gaf de heren de nodige inkomsten om verder hun hertogen te kunnen dienen. Zij konden de 'belasting op het gemaal' heffen. Ze werd in 1855 afgeschaft. De bewoners van de heerlijkheid waren dus verplicht hun koren of rogge hier te laten malen omdat de molen in Huldenberg een banmolen was.
Toch hielden zich vele inwoners niet aan deze regel. De nog bestaande 'Molenweg' in Loonbeek, die zijn verlenging had in Huldenberg voordat de fusies van gemeenten in 1977 plaatsvonden, werd gebruikt door de plaatselijke bevolking om naar de molen van Loonbeek te gaan, omdat die wellicht goedkoper was.
Het malen werd door een molenaar verricht die de molen voor een pachtsom huurde. Hij mocht een hoeveelheid meel na het malen voor zich houden, het schepmeel, en kreeg van de eigenaar een scheploon. De verpachting duurde meestal 6 jaar en kon vernieuwd worden. De molenaar was ook verplicht het graan te malen dat de heer voor het verbruik van zijn gezin nodig had.
De Heren die de naam 'van Huldenberg' voerden, bleven zo tot in het begin van de jaren 1400 eigenaar van de heerlijkheid en alle eigendommen.
Dan kwam de burcht en de molen ofwel door nalatenschap ofwel ook door aankoop in het bezit van andere families.
--> Jan Withem werd in 1433 eigenaar ;
--> Hendrik van Withem verkocht het goed aan Jan van Houthem in 1491 ;
--> Maria van der Spout, zijn weduwe, erfde het domein, met o.a. 'de corenmolen met een kleinen hoff' ;
--> Na haar dood in 1532 werd het kasteel en de toebehorende gebouwen verdeeld onder Wouter van Straesborch en Antoon van Houthem die erin slaagde, negen jaar later, de bezittingen te herenigen. We kennen tevens de naam van de molenaar van toen, Hendrik de Coninck.
--> Na zijn dood in 1546 verwierf zijn zoon de bezittingen. Zijn weduwe verkocht in 1546, na een proces over de erfenis, het patrimonium aan koopman Jan Charles voor zijn zoon Bernard Charles, Streignaert genoemd.
De verkoopakte geeft ons een goede beschrijving van het gebouw dat aan een andere molenaar, Hendrik Goeseels, verhuurd was. Hij was pachter van "eenen schoonen corenmolen metten radt, maelsteenen en alle andere molengereck (gerief) daartoe diendende en behoorende metten huisinge (woningen), stallingen ende andere edificiën daer aen wesende met den colck daer aen liggende ende metten arcken (sluis of schof) daertoe behoorende ende alle andere heur toebehoorten". Zo vernemen we dat de molen ook dienst deed als boerderij (stallingen) en dat zal later ook blijken te zijn.
Toen begonnen de godsdienstoorlogen die 80 jaar duurden. Huldenberg ontsnapte niet aan de wreedheden van de geuzen. In 1572 en in 1578 werd de kerk verwoest. Ook het kasteel en de watermolen moesten eraan geloven ; ze werden vernield omdat ze het eigendom waren van katholieken.
In 1607 overleed Bernard Charles. Zijn neef Jan Charles, Streignaert de Hemricourt, werd heer van Huldenberg. Hij was getrouwd met Marie Jammaert, een edele dame die familielid was van Jan Jammaert, de priester, kapelaan en koster van de O.-L.-Vrouwekerk. Zij hadden hetzelfde wapenschild.
De bouw van de huidige watermolen
Toen werd tussen 1610 en 1622 het Twaalfjarig Bestand door aartshertogin Isabella afgesproken. De oorlog duurde daarna wel nog verder en werd afgesloten door de Vrede van Münster van 1648.
Tijdens het bestand, een rustige periode, konden gebouwen opnieuw van de geleden schade hersteld worden en van ontbrekend materiaal en huisraad voorzien worden.
De kerk werd hersteld en met nieuw religieus meubilair voorzien. Jan Charles liet een prachtige doopvont maken waarop 1621 te lezen is. Ook zijn twee wijwatervaten uit hetzelfde jaar. Het kasteel kreeg vanzelfsprekend een nieuwe beurt en ook de molen werd herbouwd. Het was een onderslagmolen, waarbij het water onderaan het rad deed draaien, tegen de wijzers van de klok in. Stroomopwaarts van de IJse is nog altijd de molenvijver te zien. Deze diende als wateropslagplaats in geval van waterschaarste. In Huldenberg heet deze plaats het "Savoerke", omdat de heer hier karpers in doorlopend water liet zwemmen om ze van de moddersmaak te ontdoen. Het woord is afgeleid van het Frans "savourer", proeven en genieten van de vis. Het is ook lang de plaats geweest waar koppeltjes enkele romantische momenten kwamen beleven.
Hard labeur voor de molenaar en zijn werkvolk. Het oude waterrad dat tot 1922 dienst deed. (Postkaarten)
Het is dus geen toeval dat op de gevel van de watermolen muurankers te zien zijn die het jaarcijfer van de werken aan de molen aangeven : A 161Y staat te lezen. Toen de werken uitgevoerd werden, is vast en zeker het jaartal 1615 in Arabische cijfers aangebracht. Dit was in die tijd de gewoonte. Bijvoorbeeld op het kasteel van Leefdaal lezen we 1626 in Arabische cijfers. Ook andere gebouwen in de streek zijn in hetzelfde geval. Wat is er in Huldenberg gebeurd ? Later, tijdens de Franse periode (rond 1795-1800), werd de molen gedeeltelijk verwoest. De IJsegevel moest het ontgelden. De restauratie gebeurde in 1834 door Baron Theodoor de Baudequin de Peuthy. Wellicht heeft men toen de muuranker Y, die het Romeinse cijfer V (5) is, gebruikt omdat die voorhanden was en men geen Arabische 5 had. Dit heeft nadien het lezen van het jaar 1615 bemoeilijkt.
De problemen waren niet van de baan want de familie Charles had wellicht te veel geld in de restauratie gestoken. Jan Charles overleed in 1636. Zijn zoon, ook Jan Charles genoemd, had schulden en de goederen werden gehypothekeerd. Ook kwam hij in een Brusselse gevangenis terecht waar hij in 1666 overleed. In die periode was Hendrik de Wil molenaar. In 1673 belandden de goederen in een openbare verkoop. De molen werd eigendom van Jan Van der Moeren, de heer van Smeiersberg. Deze heerlijkheid lag aan de overkant van de IJse.
Vier jaar later, in 1677, kocht Filips Rijckerwaert, heer van Tiberchamps, het kasteel en één jaar later de molen die inmiddels eigendom geworden was van de weduwe van Jan Van der Moeren, Ludgardis Pasteels. Filips Rijckerwaert werd heer van Huldenberg en Smeiersberg.
Het waren moeilijke tijden. Tijdens de tweede helft van de 17e eeuw en in het begin van de 18e eeuw was onze streek het toneel van voorbijtrekkende legers. We kregen ze allemaal op doortocht : de Fransen, de Engelsen, de Hollanders en de Duitsers. Ze veroorzaakten verwoestingen, ze stichten branden, ze vernietigden de bezittingen van de Huldenbergenaren. Ook Filips Rijckerwaert had het moeilijk. De Franse overweldigers dreigden een vijftigtal notabelen op te hangen en het dorp in brand te steken. Vrouwe Florentia de Landas, de echtgenote van Filips Rijckerwaert, betaalde 400 gulden om het onheil te voorkomen.
In het oorlogsgewoel waren er ook positieve gebeurtenissen te vermelden ; in 1681 ruilde Filips Rijkerwaert het dorpsplein, dat in zijn bezit was, voor een gemeenschappelijke weide die aan zijn domen grensde. Op het plein richtten de Huldenbergenaren een wip op voor de schuttersgilde.
Molenaars waren in die periode (1686) Gilis Verspreven, die gehuwd was met Johanna Huyghens, en tussen 1692 en 1694 Hendrik Pletincx. We noteren ook tussen 1709 en 1723 Jan Spijltjes gehuwd met Catharina de Smeth.
Moeilijke tijden voor molenaars
Er kwam een einde aan de verschrikkelijke periode die ons land kende op 11 april 1713 met de Vrede van Utrecht. Onze streken vielen voortaan onder de voogdij van Oostenrijk. Een nieuwe wind waaide over Huldenberg want op 13 maart 1714 vond de gerechtelijke verkoop van de heerlijkheid Huldenberg plaats aan Claude Eugène de Baudequin de Peuthy, hoofdmeier van Vilvoorde, een kantelmoment dus voor ons dorp. Deze familie zou tijdens 4 generaties een zekere rust brengen bij de lokale bevolking.
Maar voor de molenaar was het andere koek ! De eerste molenaars hadden nog goed. Ingel de Coninck (1720-1735) en Geeraert de Coninck (na 1735) konden goed hun brood verdienen.
Toen Karel-Filips de Baudequin, heer van Peutie, Huldenberg en Smeiersberg de heerlijkheid erfde, legde hij in 1736 een huurprijs vast die driemaal hoger lag dan de vorige. Of hij daardoor in de adelstand verheven werd, weten we niet, maar hij kreeg in 1766 de titel van baron. Filips De Busscher en echtgenote Joanna Van Pee waren de nieuwe molenaars vanaf 1737. Het moet gezegd worden dat de baron kunstwerken schonk aan de O.-L.-Vrouwekerk, o.a. het hoofdschilderij van de kerk, 'de Tenhemelopneming van Maria' van Gaspar De Crayer.
Zijn zoon baron Idesbald-Albert de Baudequin sloot in 1773 een nieuw huurcontract af met molenaar Peter Forneville, die opnieuw hoger in prijs lag. In 1800 was die al 7 keer hoger. Molenaars hadden het moeilijk om de eindjes aan mekaar te knopen. Forneville bleef molenaar tot 1811.
Achteraan in de tuin staat nog altijd uit die periode, buiten het pachhof gelegen, het bakhuis. In de latei van de ingangsdeur lezen we het bouwjaar 1790.
Inmiddels was baron Theodoor de Baudequin in 1800 de nieuwe kasteelheer geworden met als huurder van de watermolen vanaf 1811 Godefridus Mertens en echtgenote Catharina Lowet. Hun huurprijs kende geen verhoging. Het was in die tijd de gewoonte de huurcontracten te vernieuwen met Sint-Andries, die zijn feestdag op 30 november heeft, dus bij het begin van de Advent. Dit gebeurde in 1814. Egidius Sneessens en Anna-Gertrude Coel namen de molen en het hof over. Egidius bleef molenaar tot zijn dood in 1845. Zijn zoon Jan-Filips volgde zijn vader op en bleef er tot 1891. In 1885 werd hij nog burgemeester. Zoals reeds gezegd liet baron Theodoor de Baudequin de IJsegevel in 1834 restaureren waarbij de anker Y geplaatst werd. Op dat ogenblik had de graanmolen 3 paar molenstenen. Het was tevens in hetzelfde jaar dat de baron het idee had een godshuis, in de volksmond 'het Hospice' genoemd, te stichten. Het gaat terug tot een schenking van de familie de Baudequin de Peuthy. Volgens akte van 9 maart 1834 voor notaris Roberti te Leuven legeerde baron Theodoor de Baudequin de Peuthy een huis, hof en bijhorigheden aan het weldadigheidsbureel van Huldenberg. Het 'hospice' kwam naast de graanmolen, in de richting van het gemeenteplein. Het werd in de jaren 1960 afgebroken.
Bovenaan, het smal rad (0,54 m) dat tot 1922 draaide ; onderaan het nieuwe bredere rad (1,35 m) dat in 1922 geplaatst werd. (postkaarten)
Recentere tijden
Na de familie Sneessens werd Jan-Baptist Landeloos, bijgenaamd Tiske Pot, gehuwd met Maria-Julia Van der Kelen, bijgenaamd Emilieke, huurder van de watermolen. Inmiddels was de familie de Baudequin in 1864 uitgestorven door een kinderloos huwelijk en was Thierry de Limburg Stirum de nieuwe kasteelheer dankzij zijn huwelijk met gravin Marie-Thérèse de Thiennes de Rumbeke, die als achternicht van de de Baudequins het kasteel en de goederen erfde.
De molen bleef een familiezaak want de zoon van de molenaar, Felix Landeloos, bijgenaamd Feike Pot, getrouwd met Maria Van Geel, nam de functie van zijn vader over.
In 1922 werd een nieuw en breder waterrad geplaatst. Het oude houten rad dat 0,54 m breed was, werd door een breder vervangen dat 1,35 m mat. Stevig metselwerk voerde voortaan het water naar het rad dat een diameter van 3,6 m had.
In 1947 werd de ingang gemaakt die uitgeeft op de de Peuthystraat.
Rond de jaren 1960 verloederde het domein. Het waterrad en de eeuwenoude kastanjeboom werden verwijderd en Felix liet in 1965 het molenhof en de landen errond over aan zijn dochter Marie-Josée, bijgenaam Marja. Zij was getrouwd met Fille, Theophiel Coekelbergs. In 1975 verlieten ze Huldenberg.
Het molenhof werd in een koninklijk besluit van 26 juni beschermd.
In 1983 werden Jozef Verplaetse (Zjèf van de Muile) en Brigitte Bijttebier (Brizjit van de Muile) eigenaars van het pand en lieten het restaureren.
De watermolen van Huldenberg is nu in goede handen maar... de romantische koppeltjes zijn inmiddels verdwenen.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
In en om het kasteel van Huldenberg. Jozef Vanhoren. Acco 1983.
Uit het verleden van Huldenberg. Erik Martens. 1978.
Over de graanmolen van Huldenberg. Erik Martens. 1983. Heemblad van de HKH.
Het waterrad van de watermolen van Huldenberg. Willy Goossens. 2005. Heemblad van de HKH.
Historische nota. Molenhof. Restauratie. 1984.
Dank aan Jozef Verplaetse en Brigitte Bijttebier.
Dank aan Norbert Mosselmans voor de verstrekte informatie.
Loonbeek-Kermis is een oude gewoonte en nauw verbonden met de verering van Sint-Antonius-Abt.De Loonbekenaars maakten op die dag veel plezier en verzamelden zich in de plaatselijke cafés.
In de lage Landen is het meest opmerkelijke ritueel rond de viering van Antonius het slachten van een varken en het consacreren en bij opbod verkopen van de varkenskop. Op vele plekken werd de Sint vereerd maar het ritueel verschilde wel van plaats tot plaats.
In Loonbeek bestond er ook een traditie. Ter gelegenheid van Loonbeek-Kermis werd in de families een varken geslacht. De kop (of de helft ervan) werd geschonken aan de kerk.Na de hoogmis die niet alleen door de Loonbekenaars maar ook door talrijke pelgrims uit naburige parochies bijgewoond werd, vond de verkoop van de varkenskoppen aan de kerkpoort plaats. De plaatselijke veldwachter stond in voor de verkoop. Wie het meeste bood, kreeg de varkenskop (soms een halve). Zo werden er telkens een vijftal koppen aangeboden.De opbrengst van de verkoop ging naar de kerk. Met de tweede wereldoorlog werd er met de traditie van verkoop gebroken.Maar de Loonbekenaars bleven Loonbeek-Kermis vieren.
In 1983 was dit nog altijd zo, namelijk in zaal Den Til die die dag als café fungeerde.De organisatie van de Kermis berustte bij de Kaartvrienden.Op een vergadering van de kerkfabriek lanceerde Albert Verbeeck het idee van de verkoop van varkenskoppen. De andere leden, Albert Van Hoegaerden, Jean Renders, Georges Michiels, Willy Verheyden en pastoor Jaak Bertmans stemden ermee in.
Zo werd de eerste verkoop in zaal Den Til georganiseerd.Het systeem was heel simpel:vijf koppen werden aangeboden; de toehoorders konden telkens 20 frank inleggen in de hoop de laatste te zijn om het eindbedrag te bereiken dat pastoor Jaak secuur op zijn lei verborgen hield. Willy Verheyden was de man die de hele verkoop in goede banen moest leiden. Van boven op zijn stoel duidde hij de opstekende vingers aan en probeerde hij iedereen tevreden te stellen.De materiële organisatie berustte bij de Loonbeekse verenigingen.
Het was een waar succes, voor herhaling vatbaar.De formule is gebleven - 20 F is nu wel 1 euro geworden -, de sfeer is dezelfde gebleven en Loonbeek beleeft nog ieder jaar zijn verkoop van varkenskoppen op identieke manier.
De namiddag werd voorbehouden voor een gezellig samenzijn, met taart, appelbeignets smoutebollen en later tiramisu.Meestal kwam er muziek aan te pas: doedelzakspelers,accordeonisten en andere muzikanten op oude instrumenten, tot in de late uurtjes.
Er zijn tevens pogingen ondernomen om variatie in de organisatie te brengen, de ene al succesvoller dan de andere.Zo werd er gedurende enkele jaren een tekenwedstrijd voor de schoolkinderen gehouden.Iedereen had prijs, maar drie schoolkinderen kregen respectievelijk goud, zilver en brons.
Den Til werd gesloten.Maar de traditie werd niet onderbroken.Het evenement verhuisde naar de feestzaal van het Blauwhof.Later, na de bouw van de zaal Van der Vorst, kreeg de verkoop zijn definitieve bestemming.Er werd inmiddels geopteerd voor één varkenskop en aanverwante gerechten: kip kap, klaargemaakte kop, pensen, tong, poten en oren die de opbod moesten doorstaan. Gedurende verschillende jaren werden deze gerechten op een traditionele wijze door Felix Caeckelberghs klaargemaakt. Dan heeft Luk Dewit de taak overgenomen.Een nieuwigheid was dat voor sommige gerechten een recept meegegeven wordt.
De Varkenskoppenverkoop vindt dit jaar op 21 januri 2024 om 10.30 plaats.
Dank aan Monique Nijs, Willy Verheyden en Josephine De Coster voor de verstrekte informatie.
Loonbeek wordt voor het eerst vermeld in 1177 als Lunebeke. De naam komt van het Keltisch Lauhon = bossen en Baki=beek, dus beek in de bossen.
Sinds 1044
stond er een kapelletje van St Antonius Abt.
De plaats waar die kapel stond is geweten : ze bevond zich waar nu de
sacristie van de kerk is.
De eerste
bewoners zijn in Loonbeek rond 1245, na ontbossingen, aangekomen. In de
archieven wordt melding gemaakt van een overeenkomst tussen pachters die zich
in Loonbeek vestigden en de abdij van Park. We kennen ook de namen van de pachters :
Michael de Monte, Godfried Rophus en zijn zuster, Franco, Hendrik, Johannes en
Steneldis. Dit is een mooi voorbeeld van
het prille begin van een gemeenschap dat later zal uitgroeien tot een
dorp. Telkens duiken er nieuwe gronden en novale tienden op. Dit zijn
heffingen veelal met kerkelijk karakter op de oogsten van nieuw gewonnen
landerijen. Maar er bestond in die tijd
geen parochie en geen kerk, alleen een
kapelletje; de gelovigen waren ofwel afhankelijk van Huldenberg ofwel van
Neerijse.
De huidige
kerk is er pas in 1450 gekomen. Ze werd
opgetrokken in gotische stijl. Toen waren er in Loonbeek 38 bewoonde haardsteden. In de jaren nadien daalde het aantal inwoners
: tussen 1480 en 1496 stonden er een twintigtal woningen.
In 1500
verwierf Jan vander Vorst de heerlijkheid Loonbeek die in het bezit was van
Wouter, de heer van Huldenberg. Jan
Vandervorst had als bijnaam Ghys en was rechtsgeleerde. De naam Margijsbos is wellicht afkomstig van
menier Ghijs zoals de mensen hem pleegden te noemen. Hij was rechtsgeleerde
en vanaf 1505 verkreeg hij de hoge justitie in Loonbeek, daardoor kon hij zware
lijf- en doodstraffen laten voltrekken. Hij stierf op 15 mei 1509 en werd in de
St.- Goedelekerk in Brussel begraven.
Andere leden
van de familie lieten zich later onder de Sint-Antoniuskerk begraven. De twee prachtigste grafstenen, die je in de streek
kan vinden, zijn van twee zonen, Jan (priester), Engelberg en diens echtgenote
Anna Ophem en ze zijn nog te zien in de muren van het koor. Ze zijn een bewijs
van de splendeur, de luister van de familie vander Vorst.
De kerk
bleef eigendom van de familie vander Vorst tot na hun vertrek op het einde van
de 18e eeuw. Ze fungeerde als
slotkapel. In 1763 brachten ze hun
wapenschild in het koor aan. Het is in
stuc verwerkt en in rococostijl.
Het koor met bovenaan het wapenschild van de familie vander
Vorst. (eigen foto)
De kerkelijke situatie van Loonbeek was een apart verhaal. In feite waren de parochianen aangewezen op
Neerijse of Huldenberg maar ter plaatse hadden de inwoners de kapelaan van de
familie vander Vorst. Die kapelaan had
een rente en hij moest iedere dag een mis lezen in de slotkapel. Hij was zelfstandig en onafhankelijk van
geestelijke oversten. Dit leidde vaak
tot ongenoegen van de pastoors van Neerijse maar ondanks alle betrachtingen van
deze laatsten bleef de situatie in Loonbeek onveranderlijk tot 1873.
De huidige tribune was de woning
van de kapelaan. In 1984 werd een
opening ontdekt en de aanwezigheid van restanten van een kleine open haard en
een schoorsteenmantel.
Zo zag de
kerk er voor 1945 uit. (foto KIK)
Inmiddels was graaf de Ribeaucourt eigenaar geworden van de
heerlijkheid. In dat jaar 1873 schonk hij
het kerkgebouw aan de gemeente die een aanvraag indiende om als zelfstandige
parochie erkend te worden (dus juist 150 jaar geleden). Op een vergadering op 10
december 1873 verzette de parochie Neerijse zich tegen deze aanvraag. Desondanks verscheen 1 jaar later, op 30
december 1874, het koninklijk besluit dat de zelfstandigheid bevestigde en de
eerste pastoor, eerwaarde heer Karel Van Gorp, werd benoemd in november 1875. Het geschil tussen Neerijse en Loonbeek bleef
nog een tijdje aanslepen. Maar op een buitengewone
zitting op 9 september 1877 besliste de kerkraad van Neerijse toch 12.000 fr.
te geven aan de kerk van Loonbeek op voorwaarde dat Loonbeek zou afzien van
alle eisen rond de eigendommen van de kerk van Neerijse. Dit werd door een
koninklijk besluit van 18 juli 1878 goedgekeurd.
De vierledige stalle die in het koor stond werd in 1873 beschreven
en dateerde uit de 16e eeuw.
De vroegere preekstoel (foto KIK)
Rond 1900 was de kerk te klein geworden. Pastoor Teodule Coven besliste ze groter te
maken. Ze kreeg twee traveeën bij aan de
westkant.
Deze foto toont
duidelijk aan dat de kerk met twee traveeën (die nog niet geschilderd zijn) vergroot
werd. (foto KIK)
Midden
januari wordt Sint-Antonius Abt gevierd. Zijn standbeeld dat in de kerk staat,
gaat terug tot de 17e eeuw.
Een reliek in een ostensorium van de 15e eeuw wordt vereerd
en tijdens de mis worden varkenskoppen voor het altaar gelegd. Daarna trekt iedereen naar zaal Vandervorst
en worden de koppen en bijkomende vleesstukken per opbod verkocht.
Inmiddels
is de parochie Loonbeek 150 jaar geworden, een reden om met vieringen uit te
pakken want in Loonbeek kon gefeest worden zoals het schilderij Kermis in
Loonbeek van Adrien Van de Putte het duidelijk bewijst.
Sint-Agatha-Rode moet in de vroege Middeleeuwen een onherbergzaam gebied
geweest zijn van bossen en moeras. De
graven van Leuven hebben het hout van het oord tussen Dijle en Lane laten rooien,
vandaar de naam Rode.
Zij lieten een kapel bouwen toegewijd aan de Heilige Agatha. In die tijd waren zulke heiligen zeer in
trek. Agatha van Catania was de dochter
van een vooraanstaande Siciliaanse familie.
Zij leefde in de derde eeuw na Christus.
Zij werd vermoord onder keizer Decius.
Haar borsten werden afgesneden maar een engel genas de wonden in haar
cel. Zo wordt de heilige zeer vaak
afgebeeld met een schaal waarop twee borsten liggen. Ze werd daarna gesleept over brandende kolen
met scherven tot ze stierf. Zij wordt aangeroepen tegen borstziekten, kanker,
pest en hongersnood. Zij is de
beschermster van de klokkengieters, hoogovenwerkers, bakkers, juweliers en de
beroepen die met vuur te maken hebben (bijvoorbeeld de brandweerlieden).
De heilige Agatha verwelkomt ons
op de makelaar (makelaar = lat op de aanslag van dubbele deuren of vensters)
van de buitenzijde van het portaal van de St-Agathakerk van onze deelgemeente.
Ze draagt een schaal met twee borsten. Het houten beeld dateert uit 1913.
In de 2de helft van de dertiende eeuw werd begonnen met de bouw van de
gotische kerk die haar huidig uitzicht kreeg in de 14e eeuw. Ze werd in witte zandsteen van Gobertange (een
plaats in Waals-Brabant) gebouwd. Ze is een
driebeukige gotische kerk met een ingebouwde westtoren. Een groot deel is in de
vroeg gotische stijl opgetrokken. Het
koor is in Brabantse gotiek. De robuuste
westtoren bevindt zich tussen twee zijbeuken en dit is de reden waarom het
bedehuis deel uitmaakt van het maasromaanse type omdat de toren in het westen
staat zoals bij de kerk van Bertem. Maar
ze staat wel op de grens van het schelderomaanse type, een grens die gevormd
wordt door de Laan ; aan de overkant
hebben kerken de toren(s) in het midden zoals in Neerijse en in Huldenberg.
Naast de toren vinden we de doopkapel met een fraaie achthoekige doopvont.
Tijdens
de recente restauratie werd de bevloering uitgenomen . Daardoor ontdekte men de
plattegrond en de funderingen in ijzerzandsteen van een romaanse kerk van het
jaar 1000. De gotische kerk was errond gebouwd.
(foto internet)
In
de Middeleeuwen was de ingang van de kerk aan de zuidelijke kant; het vroegere
portaal is nog zichtbaar. In 1760 werd
in de westgevel een classicistisch portaal gemaakt dat nu de ingang van de kerk
is.
In de 15e en 16e eeuw werden schilderingen
aangebracht. Sommige zijn nog zichtbaar.
Zo merken we er één met Sint-Sebastiaan in goede staat. Een ander uit de 17e eeuw stelt
het laatste oordeel voor.
Sint-Sebastiaan. Muurschildering in de kerk van
Sint-Agatha-Rode (eigen foto).
Na het wegnemen van de preekstoel werd een prachtige muurschildering van
Sint-Pieter op de eerste linker zuil van de middenbeuk ontdekt. Aan de
overkant, op de eerste rechter zuil werd een andere minder duidelijke
schildering blootgelegd ; het is quasi zeker dat het om Sint-Paulus gaat.
Sint-Pieter met in de rechter hand de sleutel. Zuilschildering
in de kerk van Sint-Agatha-Rode (eigen foto).
In dezelfde eeuw werden glasramen geplaatst die tijdens de tweede
wereldoorlog beschadigd werden. Het
glasraam uit 1871 in de voorgevel van Jean-François Pluys werd bewaard. Het is
een afbeelding van de Heilige Agatha. In
de doopkapel is er een mooi glasraam dat mooi aansluit bij het doopritueel :
het is een tweeluik dat links de erfzonde voorstelt (Adam en Eva worden uit het
aardsparadijs verbannen) en de doop van Jezus-Christus door Johannes de
Doper. De glasramen in het koor werden
in 1940 vernietigd door de ontploffing van de brug over de Dijle. Zij werden in 1962 vervangen door 5 nieuwe.
Het middelste stelt een tafereel van de Heilige Margareta van Alacope samen met
het Heilige Hart voor. De vier andere tonen vier gebeurtenissen uit het leven
van Sint-Agatha. Ze zijn een ontwerp van Jef Colruyt en een uitvoering van
Frans David Crickx.
De marteling van de heilige Sint-Agatha. Glasraam in
het koor van de kerk van Sint-Agatha-Rode. Werk van Jef Colruyt en Frans David
Crickx (1962) (eigen foto).
De kerk van Sint-Agatha-Rode is tevens een prachtig retabel in
gepolychromeerd hout rijk. Het dateert
uit de jaren 1900-1910 en is van een onbekende beeldhouwer. Het versiert het
altaar in de rechter zijbeuk en bestaat uit een dubbel luik. Twee gebeurtenissen van de marteldood van de
heilige Sint-Agatha worden uitgebeeld : links Sint-Agatha wordt over brandende
kolen gesleept , rechts worden haar borsten met ijzeren tangen afgerukt.
Het retabel (eigen fotos)
De kerk had vroeger al heel wat meegemaakt. In de 16de eeuw is ze afgebrand, vermoedelijk
in 1578 door toedoen van de Geuzen. Eind 16de eeuw werd met de herstellingen
begonnen. Tijdens de Franse overheersing bleef de kerk gespaard door de
gewiekstheid van de toenmalige pastoor, maar werden wel de klokken door de Fransen
weggehaald voor oorlogsdoeleinden. In 1802 werden er twee nieuwe klokken in de toren gehangen,
gegoten door Andreas Ludovicus van den Gheyn een bekende klokkengieter. Eén ervan verdween tijdens wereldoorlog II
maar werd daarna vervangen.
Op 3 juli 1979 werd de kerk en de omgeving geklasseerd
en één jaar later was een dossier klaar voor renovatie dat onlangs werd
uitgevoerd.
Dankzij
de restauratiewerken zijn er archeologische vondsten gedaan. Zo is er ontdekt
dat de voorgevel, de grote toren en enkele zijbeuken geen funderingen hadden. Ook werden twee graven blootgelegd.
In 1738 hing de Waalse horlogemaker Charles
Alexandre Lion een Lion-uurwerk in de toren van de kerk. Hoewel zijn familie
ook in enkele Leuvense kerken gewerkt heeft, is dit uurwerk in ons land een
zeldzaamheid. Het uurwerk is bijna
intact en functioneert zoals vroeger. Alleen
het opwinden gebeurt nu elektrisch. Tandwielen zijn verbonden met een
ankerrad met slinger. Daardoor draait
een as die zowel het uurwerk op de toren van de kerk als het slagwerk van de
klokken aandrijft.
Het raderwerk
van het Lion-uurwerk. (eigen fotos)
De kerk werd op 18 september 2021 plechtig ingezegend.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
Internet.- Het archeologisch onderzoek in de
Sint-Agathakerk in Sint-Agatha-Rode. Vanessa Vander Ginst & Maarten
Smeets.
Internet.- Interview van Denise Debrouwer, architecte,
in het kader van Open Monumentendag 2020.
Internet. Interview van Saskia Martens in het kader
van Open Monumentendag 2020.
Ter gelegenheid van haar 45-jarig bestaan werd op de trappen van het gemeentehuis van Huldenberg in 1958 een merkwaardige foto genomen.
Op deze foto staan 126 vrouwen en 7 mannen. We zijn erin geslaagd de bijnamen van deze personen terug te vinden.
Hieronder vindt u, in drie delen, de bijnamen, voornamen en namen van deze personen.
Foto: archief van Fin Gillekens. Dank aan alle personen die meegewerkt hebben aan het opsporen van deze namen. Speciale dank aan Fin Gillekens voor de fijne analyse van de foto.
Enkele dagen voor 6 januari 2015 is het schilderij De aanbidding van de Wijzen ons gerestaureerd terugbezorgd. Het schilderij hangt normaal in de rechter kruisbeuk, naast het glasraam dat de aanbidding der herders uitbeeldt.
Het is een kopie naar het meesterwerk van Pieter Paul Rubens dat in de Sint-Janskerk in Mechelen hangt. Dit schilderij van 1617 wordt beschouwd als één van de meesterwerken van de Antwerpse schilder.
Hoofdaltaar Sint-Jan Mechelen.
De kopie dateert van de 18e eeuw. Het eerste wat opvalt is dat het Huldenbergse schilderij een weergave in spiegelbeeld is. Men kan veronderstellen dat de (anonieme) schilder het doek naar een gravure geschilderd heeft. De kopie is ook veel kleiner dan het originele werk van Rubens dat het centrale paneel van een drieluik boven het altaar uitmaakt. De zijpanelen stellen de doop van Christus en Sint-Jan op Patmos voor.Onze-Lieve-Vrouw houdt het kleine Christuskind op een kussen dat ligt in een kribbe gevuld met stro. Een koning met witte baard knielt neer en biedt het Kindje Jezus een beker met goudstukken aan. Hij draagt een mantel in goudbrokaat en een pelerine met hermelijn.
Detail van het schilderij.
Alle aandacht gaat naar het centrale thema, het kindje, de koning en de moeder Gods. Het licht uitstralend kind wordt intens benadrukt. De andere koning draagt een rode mantel die met juwelen bezet is. Hij heeft een gouden wierookvat in de handen. De derde koning, een zwarte met tulband, opent zijn geschenk, een koffertje met mirre. Het gevolg van de koningen neemt het bovengedeelte van het doek in. De personages zijn minder goed zichtbaar als op het originele werk. Achter de koning met de rode mantel genieten twee kinderen van het gebeuren.
De compositie is eenvoudig waarbij kleuren en lichtinval een belangrijke rol spelen.
De aanbidding der wijzen. P.P. Rubens. Kopie O.L.Vrouwekerk Huldenberg (eigen foto)
Tekst en fotos Jean-Pierre Van Binnebeek
De aanbidding door de herders. P.P. Rubens
De aanbidding door de herders. (Kopie. O.-L.-Vrouwekerk Huldenberg.- Eigen Foto)
Het schilderij gaat terug op een schilderij dat door Pieter-Paul Rubens tussen 1617 en 1619 vervaardigd werd. Dit kunstwerk is in het bezit van de Musée des Beaux Arts in Marseille.
De aanbidding der herders. P.P. Rubens. Kopie. O.-L.-Vrouwekerk. Huldenberg
L adoration des bergers. P.P. Rubens. Musée des Beaux Arts Marseille. Foto Internet)
Het kunstwerk bevond zich oorspronkelijk in de Mechelse kerk van Sint-Jan de Evangelist en Sint-Jan de Doper. Het maakte deel uit van het retabel van het hoofdaltaar. Tijdens de Franse periode, in 1794, werd het naar Parijs overgebracht, daarna, in 1802, naar Marseille. Het werd nooit gerestitueerd. Dadelijk
valt op dat de kopie een spiegelbeeld is van het originele werk. Dit heeft te maken met het feit dat de kopie die in Huldenberg hangt, vervaardigd werd aan de hand van een gravure.
Deze dateert van 1620 en zou van Lucas Vorsterman (1595-1675) zijn.
.
Gravure (L. Vorsterman. Museum Plantijn-Moretus Antwerpen & abdij Premonstratenzers Averbode)
Rechts ziet men Maria, Jozef en het kind dat aan de herders links wordt getoond. Een vrouw is geknield en houdt de armen gekruist voor de borst, terwijl anderen voorovergebogen toekijken. Ze hebben geschenken mee: eieren en twee geslachte hanen die tegen de kribbe geplaatst zijn. Op de achtergrond staat een vrouw met een waterkan op het hoofd. Helemaal links merken we een hond op. Rechts ontwaren we naast Sint-Jozef, de os en de ezel. Engeltjes geven aan de scene een buitenaardse sfeer.
Het schilderij, dat in Huldenberg hangt, vertoont enkele verschillen met de gravure.
Een hond zit aan de voeten van Maria. De achtergrond is verschillend. Op het schilderij kijkt men links op een ver landschap. Het gebouw achteraan is ook anders. Op de gravure merkt men de schaduw van de waterkan.
Als men het originele werk met de kopie vergelijkt merkt men dat de kleuren verschillend zijn. Dit is het bewijs dat de kopie vervaardigd werd aan de hand van de grijs-wit-gravure.
De cougnou is een typisch kerstgebak dat tijdens de kerstperiode geconsumeerd
wordt. In Huldenberg kan hij bij de bakker gekocht worden.Het is tevens een traditie dat hij na de
middernachtmis als geschenk aan de zangers van het Koninklijke Vocaal Ensemble
Sint-Cecilia aangeboden wordt.
De cougnou is een briochebrood waarvan de vorm Le pain de Jésus est un pain
brioché dont la forme rappelle celle de
l'enfant Jésus emmailloté.herinnert aan die
van het in luiers gewikkelde Kindje Jezus. Il peut aussi avoir la forme spéciale d'un pain à deux têtes.
Het kan ook de vorm van een brood met twee hoofden hebben. On ajoute à la pâte des raisins secs ou des pépites de chocolat accompagnés parfois par
des grains de sucre. Rozijnen worden aan het deeg toegevoegd, vergezeld van korrels suiker. Il est à différencier du craquelin qui est accompagné uniquement de
pépites de sucre. Het werd meestal gegeven aan kinderen op kerstochtend en vaak
geserveerd met een kop warme chocolademelk. Ce pain semble être originaire de l'ancien
Hainaut mais son usage s'est répandu dans
toutes les provinces du sud des Pays-Bas belgiques et en Principauté de Liège . Dit brood zou
afkomstig zijn uit Henegouwen.Het gebruik
ervan heeft zich verspreid in alle Waalse provincies en wordt nu beter bekend
in Vlaanderen.
Het woord gaat terug tot het Picardische (Noord-Franse) 17e
eeuwse quenieux, dat zijn met eieren en melk geknede broodjes. Het woord quenieux stamt van coniado of cuneolus, kleine (drie)hoek, dat een spel was. In 1560 zien we er een afbeelding van als Breughel het spel schildert op zijn schilderij Kinderspelen.
Foto genomen in het Kunsthistorisches Museum van Wenen.
De cougnous werden normaal versierd met ronde vormen in terracotta of
plaaster. Men vond ze in het centrum van het gebak, daarom werden ze de navel
van het kindje genoemd.Na 1960 zijn ze
niet meer vervaardigd.In Huldenberg
worden ze met een kindje in suiker voorgesteld.
Heel binnenkort zien we de kermismolens op het dorpsplein hun plaats innemen.
Naar jaarlijkse traditie viert Huldenberg Bamis, een term die in de Huldenbergse volkstaal Boeëmis wordt uitgesproken, wat najaar betekent.Deze traditie gaat terug tot in de vorige eeuwen.Bamis komt van Sint-Baafsmis.Op 1 oktober wordt Sint-Bavo (of Sint-Baafs) gevierd.Hij werd, en wordt nog altijd, aangeroepen tegen het mislukken van de oogst.Op zijn feestdag moesten de pachtgelden betaald worden.
Bavo van Gent was een Haspengouws edelman, die eigenlijk Allowin heette.Hij leefde in de 7de eeuw (ca. 589-ca 654).Hij leidde een leven vol uitspattingen, bekeerde zich en gaf na de dood van zijn echtgenote zijn goederen aan de armen.
Door zijn afkomst wordt Bavo meestal voorgesteld als ridder in wapenrusting met mantel en zwaard en een valk op de arm of naast hem, aan zijn voeten.Hij is trouwens de patroon van de valkeniers.
Soms wordt hij voorgesteld in zwarte benedictijnerkledij omdat hij in de Gentse St.-Pietersabdij woonde.Nadien werd hij kluizenaar en leefde hij in een holle boom.
Bavo werd ook aangeroepen tegen kinkhoest, long- en keelontsteking.
Tekst: Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen:
- Geneesheiligen in de lage landen.J. Claes, A. Claes, K. Vincke.Davidsfonds Leuven.
- Sanctus, Meer dan 500 heiligen herkennen.J. Claes. A. Claes. K. Vincke.Davidsfonds Leuven.
En maar wachten opdat het eens echt winter zouworden! Uiteindelijk hebben op een vriesdag het laatste stuk IJse van de Weysbrug tot de molen van Loonbeek eens afgestapt. Het is een zeer kort stukje.
Het is die strook die parallel met de straat loopt en waar de IJse rechtgetrokken is. Dat zal hoogst waarschijnlijk voor de molen gedaan zijn. Door die recht trekking heeft het water een hogere snelheid en dus ook meer energie om de watermolen te laten draaien.
Het water had aan de brug een temperatuur van 8° C en aan de molen nog 5° C te verklaren door het in openlucht liggen en dus zonder enige afdekking. Daar waar het water meer stroomopwaarts onder de bomen doorloopt zen dus minder onderhevig is aan afkoeling door blootstelling aan de wind.
Langs het pad staat de Gelderse roos waar nog enkele gedroogde rode bessen aan hangen. Ook de kardinaalsmuts is aanwezig en is enkel te herkennen aan de kurklijstenop de takken. De mooiepaarse bessen zijn verdwenen enkelnog enkele lege zaaddozen hangen te bengelen aan de twijgen. Wel schiet de plant al en ziet men het prille groen reeds aan de knoppen.
Dekatjesvan de boswilg laten ook hun witte donzen vacht al zien.
Aan zwarte els en hazelaar bengelen de katjes. Het zijn windbestuivers.
Het vrouwelijk bloempje van de hazelaar is piepklein en paars. Dat van de hazelaar even klein en mooi rood.
Her en der staat nog een reuzenberenklauw met zijnzaadschermen. Wit berijmd zijn het echte juweeltjes.
In een els bakent een koolmees met zijn typisch twink, twink, zijn terrein af.
In de verte hoor je een zwarte specht roffelen.
De zon komt ook een piepen en in de door de takken priemende stralen dansen de muggen hun eerste lentedans.
Ondertussen zijn we aangekomen bij de watermolen. Het rad is weg (1952) want er werd een turbine gebouwd die de zaak draaiend hield.
De molen werd voor 1495 reeds vermeld en was de banmolen. Elke dorpeling moest daar zijn graan laten malen en de Heer had van elke gemalen zak graan recht op een aantal schepels als belasting.
Aan de overkant staat het kasteel van Loonbeek thans privé-eigendom.
De wet Poullet voerde op 19 mei 1914 de leerplicht in. Elk kind was vanaf het jaar dat het 6 jaar werd of was, verplicht naar school te gaan tot zijn 12 jaar. Door het uitbreken van de eerste wereldoorlog kwam deze verplichting pas op gang in 1918.
In Loonbeek was er al een bewaarschool vanaf 1914 en vanaf 1915 zijn de zusters Annonciaden van Huldenberg er reeds aanwezig. Ze waren er dus als de kippen bij in Loonbeek.
Het was pastoor Theodule Covens die droomde van een klooster en een school. Hij kocht dus een stuk grond op de Kastanjekouter en vroeg aan zijn neef (architect) om een plan te tekenen.
Pastoor Covens werd ziek en stierf.
Van dan af nemen de Zusters Annonciaden het heft in handen.
Het schoolgebouw op de Kastanjekouter
Op 01 oktober 1915 wordt zuster Corona de eerste overste te Loonbeek..
De Zusters bouwen een klooster met kapel en twee gemeubileerde klassen in 1928. De eerste leerling voor de lagere school wordt ingeschreven op 16 september 1927. Eind van 1928 wordt de lagere school geopend met 32 ingeschreven leerlingen.
De bewaarschool van de gemeente wordt dan ook overgeheveld en afhankelijk van de meisjesschool van de Zusters.
In 1936 worden twee klassen bijgebouwd . De keuken van het klooster werd als noodlokaal gebruikt.
In 1937 wordt voor de vierde graad (11 leerlingen) een lokaal bijgebouwd. Wekelijks krijgen deze leerlingen kook - en handwerkles.
De BJB start in 1942 met 25 meisjes. Vanaf de bevrijding in 1945 vergaderen zij in de parochiezaal.
Om de onafhankelijkheid en de vrijheid van de zusters te verzekeren wordt er op 24 april 1943 een stuk grond van 50 a rondom het klooster gekocht.
In 1945, met de bevrijding, zijn de zusters van Loonbeek nog niet terug van de vlucht. Van het Keyhof trekken de zusters Ernestina en Clarinda (Maria de Brouwer) te voet naar Loonbeek. Daar staan ze voor een gesloten deur. Zuster Clarinda kruipt langs het keldergat naar binnen. Gelukkig was de kelderdeur niet in slot en geraakt, via de normale weg, ook zuster Ernestina binnen. Maar ze waren niet de eersten. Er was al bezoek geweest en heel wat materiaal was verdwenen. Maar niet getalmd, de kinderen werden samen getrommeld en de lessen gingen terug van start. Zuster Clarentia gaf kookles en Ernestina nam de andere vakken voor haar rekening.
Ongeveer veertien dagen later kwamen om 22 uur, doodmoe, de zusters Clemence, Pancratia en Eutropa toe. Het normale schoolleven kon terug van start gaan..
De moderne tijd komt er aan! In 1947 werd de school voorzien van elektriciteit en in 1949 kwamen de cellen van de zusters aan de beurt.
De speelplaats werd in 1952 onder handen genomen en voor drie vierde geplaveid en de ingang drooggelegd. Naast het klooster bouwde men dan ook een bergplaats voor hout en kolen.
De zusters Pancratia en Ernestina
Omwille van het bereiken van de ouderdomsgrens trad zuster Clémence op 31 augustus 1953 uit dienst. Daar er toen een te kort aan leerlingen was viel er een tweede klas.
Daardoor kwamen er in één klas zeven leerjaren te zitten. Dit was een uiterst moeilijke toestand. Er werd dus hulp gegeven door andere zusters.
De klassen in 1956 met de zusters Tharcisia en Reine
In 1955 was de school in feest: Zuster Loyola vierde haar diamanten jubileum.
Het schooljaar 1957 1958 startte goed want er waren voldoende leerlingen voor twee lagere schoolklassen.
Men voerde in de volgende jaren nog kleine herstellingen uit aan het klooster en schilderde men de kapel.
Het leerlingenaantal verminderde en in 1966 had men toch nog twee klassen.
De zusters verlieten Loonbeek in 1972. De lagere school werd overgeheveld naar de gemeenteschool. Enkel de kleuterschool bleef er tot 1975.
De zusters Richarda en Reine
Zusters in Loonbeek
Corona 1915- 1916 kleuterschool (kl)
Gonzague 921- 1932 kl
Alida 1921- 1928 kl
Clemence 1928 - 1954 lager onderwijs (lo)
Hermana 1928 - 1929 huishouding (hh)
Caroline 1920 1930 hh
Odonie 1931 - 1937 hh
Cesaria 1932 - 1941 kl
Pancratia 1936 - 1954 lo
Eutropia 1938 - 1945 hh
Marcilia 1941 - 1946 kl
Nympha 1945 - 1946 kl
Auberta 1946 - 1947 kl
Theodora 1947 - 1948 kl
Nestorina 1948 - 1954 kl
Clotilde 1953 - 1954 hh
Reine 1953 - 1972 lo
Richarda 1954 - 1972 ko
Tharcisia 1956 - 1962 lo
Er zijn maximum zes zusters en drie klassen geweest in Loonbeek.
In 1972 bedroeg de totale oppervlakte 49are 90 ca. De eigendom werd verkocht in twee delen. Op 21 september 1972 werd de school verkocht aan de familie Rosiers Trappeniers en de grond aan de familie Van Wayenbergh.
De familie Rosiers Trappeniers maakte er na enkele verbouwingen een feestzaal en ontmoetingsplaats van maken. De zaal is door iedereen gekend als DEN TIL. Deze naam verwijst naar een duiventil. Het was er een in en uit van je welste en men was er steeds welkom.
DEN TIL startte op 1 oktober 1976 en stopte op 1 oktober 1996. Twintig jaar heeft hij dus het wel en wee van Loonbeek beleefd en mee bepaald.
De zaal werd verkocht 1999 aan een architectenbureau. Het woonhuis (klooster) werd verkocht op 30 juni 2001 aan de familie Maertens Jacobs.
De dag van vandaag is er in Loonbeek nog altijd een bloeiende gemengde gemeenteschool.
Zij vormt nu de toekomst!
Maar de generaties die gevormd werden in de zusterschool zullen zeker met veel plezier terugdenken aan die heerlijke tijd op de Kastanjekouter.
Norbert Mosselmans 03/2013
De grot en de school in de winter
Dank aan:
Z.E.Z. Emerence Brants van de Zusters Annonciaden van Huldenberg : zij gaf ons de toelating om het archief van de Zusters i.v.m. Loonbeek uit te pluizen.
Antoinette Trappeniers: Zij gaf ons de info over wat er na 1972 met de school van Loonbeek gebeurde. Ook bezorgde zij ons fotos : de luchtfoto, de winterfoto en het grotje in de tuin.
Uit het archief komen de foto s van de Zusters en de klassen
St. Antoon en St. Sebastiaan (20 jan), komen met het hardste van de winter aan.
t Is koud in alle kerken op Sint-Antonius met zijn verken.
St. Antonius is een ijsmaker, of een ijsbreker.
St. Antonius komt over met hoog water Of met een hard hoofd
Als het vriest op St. Antonius, dan dooit het op St. Sebastiaan.
Met St. Antonius lengen de dagen, zoveel als het eetmaal van een monnik.
St. Anteunis met zijn vèrken, Vader abt van Kouderkerken, is er een die steeds verkiest, dat het op zijn feestdag vriest.
Antonius gezegden en volkse wijsheden
Brood dat op Sint-Antoniusdag wordt gezegend, beschimmelt niet en weert onheil af van mensen en dieren.
Omdat het stelen en verorberen van een Antoniusvarken gelijk stond aan heiligschennis, werd in Italië van personen die onder onverklaarbare omstandigheden overleden, wel gezegd: 'Ha forse rubato un porco di San Antonio' ('hij zal wel een varken van Sint Antonius gestolen hebben').
Lied uit Leuven van de studentenclub van de Katholieke Hogeschool Leuven Departement Rega.
Sa, laat ons vrolijk wezen, op Sint-Antonius feest, feest, feest, Op Sint-Antonius feest. Sint-Antonius en de duivel waren gemeen, En ze dansten om het zeest, zeest, zeest, en ze dansten om het zeest.
Eén van Lucifers posturen, die wilde vrolijk zijn, zijn, zijn, Die wilde vrolijk zijn. Hij droeg een ijzer braadpan op zijn hoofd, En een vaatje brandewijn, wijn, wijn, en een vaatje brandewijn.
A vous !, zeid' hij, Sint-Antoneke, 't is een glazeke tegen de vaak, vaak, vaak, 't Is een glazeke tegen de vaak. Sint-Antonius riep: "'k een mag geen brandewijn", En hij goot het tegen zijn kaak, kaak, kaak, en hij goot het tegen zijn kaak.
Dat was om hem te kwellen, door 't nemen van de drank, drank, drank, Door 't nemen van de drank. Sint-Antonius greep de duivel bij de steert, En hij schreeuwde wel zes uren lang, lang, lang, en hij schreeuwde wel zes uren lang.
Antonius werd rond 250 na Christus in Egypte geboren. Hij was de eerste en populairste van de woestijnvaders die het wereldse leven verlieten om in de woestijn de verbinding met God te vinden. Hij woonde als kluizenaar op de berg Kolzim bij de Rode Zee.Hij wordt dan ook Antonius de Kluizenaar geheten.
Daarom wordt hij voorgesteld als kluizenaar met baard gekleed in een donkerbruin habijt.
Hij werd verleid door de duivel - daarom wordt hij soms afgebeeld met een duiveltje en hij voerde een zware strijd tegen verzoekingen.
Hij kreeg dan ook veel navolging maar vormde geen kloostergemeenschap.Zijn levensverhaal werd door één van zijn leerlingen St Athanasius de Grote opgetekend.
In 561 werd zijn graf ontdekt en vanaf 1491 worden zijn stoffelijke resten bewaardin de St-Julien-kerk te Arles.
Als attribuut draagt heeft hij een taustaf, een rozenkrans, een boek en een klokje aan de staf.Dit staat symbool voor de bel die de antonieten, een orde van ziekenbroeders die naar hem genoemd werd, luidden wanneer ze aalmoezen verzamelden.
Soms hangt het klokje aan de hals van een varken naast hem.Dit varken verwijst naar de zonde en de verleiding.De antonieten hadden ook het recht een aantal varkens vrij te laten rondlopen in de steden.
De T-vormige staf gaat terug tot de gebruikelijke abtsstaf.Sint-Antonius wordt trouwens ook Sint-Antonius Abt geheten.De vlammen aan zijn voeten staan symbool voor de bestrijding van het antoniusvuur.
Op zijn feestdag (17 januari) werd vlees uitgedeeld aan de armen.
Antonius is de patroon van armen, zieken, slagers, herders, hoveniers, doodgravers en varkenshoeders.
Antonius werd aangeroepen tegen pest, zweren, wratten en puisten.
Hij is één van de heiligen die het meest afgebeeld worden op kunstwerken.Zo vinden we hem op het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck.Zijn verleidingen werden uitgebeeld door Hiëronymus Bosch.De thematiek werd door tal van andere schilders overgenomen zoals Salvator Dali, Hans Memling Pieter Bruegel, Albrecht Dürer en Paul Delvaux.
Bron : Sanctus Meer dan 500 heiligen herkennen.2002. Davidsfonds. Leuven