De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
18-10-2007
Ottenburg: mysterieuze Tomme
Midden in het gehucht 'De Tomme' in Ottenburg staat een aarden ophoping van 140 x 30 x 6 m. Deze ophoping dateert van de periode van de Egyptische piramides. Men kan er niet naast kijken. Is dit een natuurlijk verschijnsel of werd deze heuvel door de mens gemaakt ? Bernard De Leener is één van de weinige kenners van de Michelsbergcultuur in België. We laten hem aan het woord.
De Michelsbergsite van Ottenburg
In het gehucht "De Tomme" en in het verlengde ervan in de richting van de akkers, evenals langs de steile randen (o.a. in het bos van Laurensart) bevindt zich een Michelsbergsite waar trouwens tal van opgravingen en onderzoeken plaatsgevonden hebben.
Het woord 'Tomme' is afgeleid van "tombe" omdat men vroeger dacht dat de enorme aarden ophoging die vrij goed te zien is tussen de huizen van het gehucht, een graf was. Niets is minder waar. Het gaat wel om een kunstmatige langgerekte aarden heuvel aangebracht door de Michelsbergers. Wellicht is deze ophoging geen overblijfsel van een aarden wal om het promontorium van het plateau af te sluiten, want voor deze functie is de richting van de heuvel verkeerd.
Archeologen vermoeden dat deze volumineuze aarden ophoping eerder als verzamelplaats gebruikt werd.
Iets achteraan, tegen het bos, heeft men via opgravingen in de akkers alle "ingrediënten" van de Michelsbergcultuur gevonden.
In het bos van Laurensart is er een aarden wal loodrecht op de holle weg die naar beneden gaat. Via gesofistikeerde technologïeën is men tot de bevinding gekomen dat deze aarden wal vervolgd wordt aan de andere kant van de weg en zelfs tot heel ver de randen van de afgrond volgt. In het bos langs de steile randen zou er zelfs een gans netwerk zijn van aarden wallen, omzeggens onzichtbaar voor het blote oog.
De Michelsbergcultuur in België
In ons land zijn er heelwat archeologische vindplaatsen uit het midden v.h. Nieuwe Steentijdperk (Midden-Neolithicum rond 3500 v. Chr.).
De benaming 'Michelsberg' verwijst naar een belangrijke site in Duitsland waar men veel materiaal en informatie gevonden heeft van die cultuur. De Michelsbergers installeerden zich steeds op een hoogte in het landschap. Bij voorkeur zelfs op een promontorium of een soort "schiereiland" waarvan de randen langs de omtrek steil waren.
De verbinding naar het plateau werd afgesloten met een "muur", meestal een aarden wal. Op het promontorium of aan de voet ervan waren er steeds bronnen, beken of rivieren...
In het Neolithicum werden landbouw en veeteelt uitgevonden zodat de vestigingsplaatsen zeer vruchtbaar dienden te zijn. Vandaar de talrijke sites in Brabant. De voornaamste kenmerken van deze prehistorische cultuur zijn tulpvormige aarden potten.
Tijdens de Huldenbergse feesten van 2007 werd er op zondag 7/10 in voor- en namiddag een natuurwandeling georganiseerd. De belangstellenden vinden hier de wegwijzer van deze tocht rond het centrum van ons dorp. Duur: ongeveer 01.00u. Veel plezier!
LANGS KLEINE WEGGETJES.
We vertrekken op het gemeenteplein. In het midden staat een fontein. ( in de volksmond: de poemp.) Ze werd geschonken door het echtpaar Limburg-Stirum de Thiennes de Rumbeke. In 1906 vierde dit grafelijk echtpaar zijn gouden huwelijksjubileum en zij schonken dit mooie monument aan de gemeente. Bovenop staat een ijzeren Madonna, patrones van de parochie. Op de zuil zijn de wapenschilden van de families van de schenkers aangebracht. Het water van deze fontein komt van buiten het dorp: de Dreefstraat. Het systeem werd aangebracht door Henri Veiller en zijn vader Jef Veiller, beter gekend als Vlek. Achter de fontein staat de vrijheidsboom. Aan de andere kant van de straat heeft men het monument ter herinnering aan de oorlogsslachtoffers van de beide oorlogen. Het werd opgericht in 1947. De rechtopstaande leeuw (uit het wapenschild van de gemeente) werd reeds enkele malen gestolen. We verlaten het gemeenteplein in de linkerhoek naast het gemeentehuis. Dit werd vakkundig gerestaureerd onder leiding van architect Jef Van Uytsel. Het gebouw dateert uit 1867. De gemeenteschool stond er naast. Ze werd in begin van 1990 afgebroken om het gemeentehuis uit te breiden. We wandelen verder richting De Kronkel. De sporthal van de gemeente Huldenberg. Ze werd ontworpen door architectzanger Jef Van Uytsel, inwoner van onze gemeente. Deze sporthal werd ingehuldigd 31 mei 1996. Ze kreeg haar naam van de kronkels die de IJSE maakt. Voor en achter het gebouw stroomt de IJSE. Deze bijrivier van de Dijle ontspringt nabij de Middenhut te Sint-Genesius-Rode. Ze wordt echt een snelstromende rivier vanaf de Eendenpootvijver te Groenendaal. Op haar loop bevonden zich vijf watermolens : Hoeilaart, Overijse, Huldenberg, Loonbeek en Neerijse. Na Neerijse vloeit de IJse verder naar Korbeek-Dijle om daar uit te monden in de Dijle. Wanneer we de tweede brug oversteken zien we voor ons de gemeenteschool. Oorspronkelijk de school van de zusters Annonciaden van Huldenberg maar overgenomen door de gemeente om er een gemengde school van te maken. We draaien rechts op en laten de school aan de linkerkant.We stappen tot aan de Elzasstraat ( vanwaar komt die naam ?) en nemen dan naar links. De eerste straat rechts nemen we en zo zijn we in de Stockemstraat. (Stock is een eigennaam en hem komt van heim en betekent woning. Dus Stockemstraat betekent : woning van Stock) Deze prachtige holleweg volgen we tot boven in het veld . Juist voorbij de linker houtkant is er een kruispunt. We nemen de losweg links en lopen tussen de afsluiting door. Wanneer we terug in oostelijke richting stappen hebben we een prachtig zicht op het dorp. Ondertussen zijn we afgedaald tot de Kausdelle. We dwarsen deze en gaan het kleine weggetje op. Het wordt klimmen en we bereiken Koxberg. We gaan naar rechts en voor de pomp ( deze is een kopie) die op het kruispunt staat stappen we links het weggetje op. Na een goede 100m nemen we rechts het pad dat tussen twee huizen opwaarts loopt. We blijven het volgen tot we op de Breembos uitkomen. We dalen deze straat af en komen terug aan de Koxberg. We gaan hier naar rechts en draaien de Geroytstraat in. Na de hoeve dalen we de Kafmaasberg af en draaien mee naar rechts nemen de trap om in de Acacialaan te komen. Onderaan de trap slaan we links af en stappen tot aan het huis met nummer 7. Juist voorbij dit huis gaan we naar rechts en stappen naar de weide onderaan de braakliggende grond. We nemen het weggetje dat kronkelend via het bos naar het IJsedal slingert. Eens daar stappen we rechtdoor en komen zo op het IJsepad Op dit pad slaan we links af en komen zo terug aan de Kronkel . De wandeling is nu rond.
DE NATUUR ONDERWEG.
In de holle weg van de Stockemstraat vinden we de hazelaar, de klimop, de robinia ( verkeerdelijk acacia genoemd), de beuk, de haagbeuk, de Amerikaanse eik, de zomer en winter eik. Bij het afdalen van de losweg tussen de weiden ontdekken we smalle en brede weegbree, de sneeuwbes, de peterselievlier. Halfweg de klim-op naar de Vinger bloeit het wilgenroosje en de grote berenklauw. Links en rechts van het pad na de pomp groeit de esdoorn, de ruwe berk en de tamme kastanje. Onderaan de trap van Kafmaas staan een paar kardinaalsmutsjes. Wanneer we de aardeweg afdalen na nummer 7 kunnen we volop genieten van de meidoorn, de eiken, de boskersen, de brandnetels, de varens en tijdens de herfst de vele soorten paddestoelen. In het bos geeft een bron al eeuwenlang helder fris water. Wanneer we aan de IJse zijn vinden we daar nog de zwarte els, de es, het boerenwormkruid, de smeerwortel, rode klaver
NIET VERGETEN !
Tijdens de wandeling luisteren we naar de vogels en genieten we van de heerlijke zichten op Huldenberg.
Langsheen de IJse schitteren de gouden knopjes van het boerenwormkruid in de zon ( als ze er is!).
Foto: internet
Met zijn holle stengel en de lancetvormige geveerde blaadjes valt deze plant ook op door zijn hoogte van 1 tot 1,2m.De knoopjesbloemen vormen een echt schermen steken af tegen het donkergroene loof.
Deze bloemen kunnen gedroogd worden en dan in droogboeketten verwerkt worden. Knip de bloemen en trek ze niet uit. Het is een overblijvende plant.
Wrijft men de blaadjes tussen zijn vingers dan komt er een sterke, aromatische geur vrij.
GEBRUIK:
Door zijn sterke geur werd het kruid voeger gebruikt om ongedierte: vlooien ( op dieren), muggen en motten in kasten te verdrijven.
In de streek van Tienen en Diest snijdt men in de lente de jonge scheuten en verwerkt men ze in pannenkoeken.Tijdens de Middeleeuwen keek men zo nauw niet op de nogal scherpe smaak en werd het in vele gerechten verwerkt: salades, gebak en toetjes, lamsvlees en pudding.
De plant werd ook gebruik als bloedzuiverend. Hem werd de eigenschap toegedicht om wormen te verdrijven. Vandaar de Nederlandse naamgeving.
Vandaar dat men de jonge scheuten bij het begin van de lente verwerkte. Men wilde zich reinigen van de winter.Ook at men tijdens devasten veel vis en men dacht die wormen in het lichaam bracht ! Vandaar het gebruik van het boerenwormkruid.
NIET OP EIGEN HOUTJE GEBRUIKEN! VEEL VAN DEZE PLANT IS NOG ONBEKEND! Al wordt hij al eeuwen door de mens gebruikt!
De zaden die men nootjes noemt,worden gebruikt om likeur te bereiden (o.a. bénédictine).
Het is ook een verfplant. Wordt dus gebruikt om weefsels te kleuren.
Zwangere vrouwen moeten deze plant mijden.
NAAM:
De Latijnse naam zou komen van het Grieks: athanasia. Dit betekent: onsterfelijk. Hetgeen slaat op de bloemen die, zoals hoger gemeld, gedroogd kunnen worden.
Tijdens de wandeling langs de IJse van Smeysberg naar Klein Waver werd onze neus gestreeld door een zoet amandel- en vanillegeur. De mooie moerasspirea is er de oorsprong van.
Deze plant die tot de familie van de rozen behoort groeit het liefst in vochtige bodem. Met een wortelstok en dunne vlezige wortels vindt hij daar zijn voedsel.
Op een roodachtige en holle stengel prijken de crèmekleurige trosjes van kleine bloempjes. Deze verspreiden de hele zomer de zoete geur.
De blaadjes gelijken op de olmblaadjes vandaar dat in de Latijnse naamulmaria voorkomt.omdat de dunne wortels aan een dikkere wortelstok hangen is het eerste gedeelte fylum wat draad betekent en pendula wat hangen wil zeggen.
De zaden zijn kale, spiraalvormige gedraaide dopvruchtjes.
GEBRUIK
Bloemen voor boeketten. Geven ook aan smaak aan bier en wijn. Ook in jams en gestoofd fruit werden ze verwerkt. In de Scandinavische landen werd zevroeger toegevoegd aan bier en mede.
Ze werden ook in de kasten gelegd om een geurtje aan het linnen te geven.
Ook werden ze, samen met het blad,in huis gestrooid voor de aangename geur. Bloemen worden gedroogd voor kruidenmengsels.
Bij het koken geven ze een groenachtige- gele verfstof
Het blad werd door de soep gedraaid. Kookt men blad en stengel dan verkrijgt men een blauwe verstof. De wortels zorgen voor een zwarte kleur.
Jonge scheuten werden als asperges gegeten en de wortelstok als schorseneren.
MEDICINAAL
In 1838 ontdekte men in deze plant het salicylzuur. Het basisproduct van de aspirine. Later zal men deze stof nog vinden in de wilg ( salix) en tenslotte zal men het synthetisch maken.
In de naam aspirine vindt men spirea terug.
VOLKSNAAM
Boksbaardkruid, geitenbaard, bloeiende olm, koningin der weiden ( komt van het Frans Reine des prés.)
In de nabije toekomst zijn er wijzigingen aan de baan Overijse-Leuven gepland. Een gedeelte van het Blauwhof in Loonbeek wordt afgebroken.Een stukje patrimonium verdwijnt.De gelegenheid om even terug te blikken op de historische rol die het Blauwhof in Loonbeek gespeeld heeft.
Het blauwhof, centrum van het economisch en politiek leven in Loonbeek
Het Blauwhof van Loonbeek heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven van het dorp en zijn inwoners.
Oorspronkelijk was het blauwhof een grote hoeve die het centrum was van het economisch en het politiek leven in Loonbeek.Eeuwenlang hebben families pachters de boerderij bewoond en van daaruit de omliggende velden bewerkt.
Zo zijn volgende eigenaars gekend :
Jonker Gillis Breton (1595)
Hugo Creton
Mevrouw Dufrenne (1670-1692)
Meuntinck (Muitinckx) (1703-1736)
Mevrouw Montfort de Rixensart (1735-1789)
Jean-Ferdinand De Cupere
Ridder Karel de Wyel
Jan Bogaerts (1893)
Sebastiaan Lamal en zijn zoon Guillelmus
In de 19e eeuw herbergde de hoeve gedurende jaren de burgemeester van de gemeente:
Jan François Stroobants (+ 15.7.1852), die gehuwd was met de dochter van Guillelmus Lamal, Maria-Theresia Lamal, had er zijn verblijfplaats.
Nadien kwam Ridder de Wyels, die ervoor zorgde dat Loonbeek in 1874 een parochie werd.
De familie Van Weyenbergh en de Ursulinen
In de 20ste eeuw werd na Ridder de Wyels het Blauwhof eigendom van Amand-Jozeph Van Weyenbergh (1844-1933) gehuwd met Marie-Philomène Coose (18461926). Hij kocht het goed in 1906.In een eerste fase gebruikte hij de hoeve als tweede verblijfplaats (hij woonde in het Brusselse, Leuvensesteenweg).In een tweede fase kwam hij er wonen en hij verbleef er tot zijn dood in 1933.Aan de hand van de enkele fotos die uit die tijd nog bestaan en die in het bezit zijn van de familie Van Weyenbergh blijkt duidelijk dat het er heerlijk vertoeven moet geweest zijn. Het gebouw was goed onderhouden en de kinderen en kleinkinderen kwamen er op bezoek en brachten er hun vakantie door.Als vervoermiddel om tot Loonbeek te komen werd de stoomtram gebruikt.
Na de dood van Amand-Joseph in 1933 erfde zijn enige dochter, Julie Van Weyenbergh, het gebouw en de tuinen.Zij was abdis van de Zusters Ursulinen te Zaventem was. De Ursulinen gaven er onderwijs en aan het klooster was een pensionaat verbonden.Julie zag de kans om het gebouw in Loonbeek optimaal te benutten en de hoeve kreeg een andere bestemming: het diende niet alleen als retraiteplaats en uitstapmogelijkheid voor de leerlingen, maar ook als buitenverblijf voor de congregatie waar zieke zusters konden herstellen.
Architecturale teloorgang met de picpus-congregatie
In de periode van de tweede wereldoorlog werd de Leuvense industrieel Donckers eigenaar.Niet voor lang want in 1944 namen de zusters van de Heilige Harten (of Picpussinnen) hun intrek in het domein het Blauwhof.
De congregatie van de zusters van de Heilige Harten en Altijddurende Aanbidding werd door de Franse priester P. Coudrin (1768-1837) tijdens de Franse revolutie gesticht.In 1805 werd het hoofdklooster gevestigd te Parijs, in de Picpus-wijk, vandaar de naam Picpussinnen.In België werd het eerste klooster gevestigd te Tongeren in 1894.De Picpussinnen waren actief in het onderwijs en de bejaardenzorg.
Na hun aankomst in Loonbeek maakten de zusters er hun woonhuis van en begonnen te verbouwen.
Dit was het begin van de architecturale teloorgang van het Blauwhof als historische hoeve.In 1948 werd de zuidelijke vleugel gebouwd, die nu ingenomen is door het O.C.M.W.Er werd bij deze bouw geen rekening gehouden met de architectuurstijl van de oude hoeve.
In 1954 werd een kapel opgetrokken evenals de gebouwen aan de straatkant.De kapel is een architecturaal pareltje, gebouwd in Art-Deco-stijl.Opvallend zijn de mooie glasramen. Maar de gebouwen aan de straatkant werden met weinig smaak en respect voor de bestaande stijl geconcipieerd.Maar ja, in die tijd kon alles !
In 1958 kochten de zusters die er enkele bejaarden verzorgden een stuk grond van 99 a groot langsheen de St.-Jansbergsteenweg.Van Loonbeek uit werd er besloten het home voor oude dames te Heverlee op te richten en de stichting te Loonbeek te sluiten.De zusters verlieten Loonbeek op 8 mei 1963.
De picpussinnen hebben bijna 20 jaar in Loonbeek verbleven. Jammer genoeg moeten wij vaststellen dat zij op architecturaal vlak een niet zo positieve erfenis achterlieten.
De hoeve zelf was verloederd en dringend aan restauratie toe ; de picpussinnen hadden tijdens hun verblijf in Loonbeek meer oog gehad voor nieuwbouw en hadden het historisch patrimonium slecht onderhouden. Ook de tuin was een wildernis geworden.
De afbraak van een stukje patrimonium
Voor de Arme Klaren, afkomstig van de Brusselse Marollen, kwam het Blauwhof in 1963 in aanmerking als nieuwe vestigingsplaats omdat het een aantal voordelen bood.
- de ruimte, die mogelijkheid bood tot bezinning ;
- de natuur, die hen toeliet te leven volgens de leer van Sint-Franciscus en
- het feit dat dit gebouw andere congregaties gehuisvest had.
Toen de zusters in Loonbeek gevestigd waren werd het snel duidelijk dat de bestaande infrastructuur niet helemaal aan hun wensen tegemoet kwam. Tijdens de eerste jaren werd er dan ook verbouwd.
De oude hoeve was in zulke mate verloederd dat er besloten werd het gebouw drastisch aan te passen. Eigenlijk een trieste beslissing want daardoor verdween een stuk van het patrimonium van de gemeente. Het oorspronkelijke Blauwhof bestaat nu nog op postkaart en op enkele zeldzame fotos. Op dezelfde plaats werd een nieuw gebouw opgetrokken dat voor een stuk paste bij de stijl (als men van stijl mag spreken) van de gebouwen die de picpussinnen in 1948 achtergelaten hebben. Er werd een beroep gedaan op een Brusselse aannemer die met plaatselijke metsers en arbeiders werkte zoals René Van Renterghem, de gebroeders Gust en François Nijs en Jean Philips.
De werken namen drie jaar in beslag, van september 1964 tot september 1967. Tijdens die periode hebben de zusters meermaals moeten verhuizen.De vleugel gebouwd door de picpussinnen was de meest aangewezen plaats om te verblijven.Maar zij hebben overal gewoond, zelfs in de trapgang.
In die periode waren er veel zusters op leeftijd ; zij waren ingetreden tijdens de oorlog 14-18.
Daarom werd er in 1972 een lift geïnstalleerd opdat die zusters naar de verdieping zouden kunnen gaan.
Een retraitehuis
Van 1968 tot 1980 werd de zuidelijke vleugel van het gebouw opengesteld voor groepen en particulieren die zich voor een beperkte periode wilden afzonderen.Er leefde in die tijd de opvatting dat mensen moesten kunnen deelnemen aan een spiritueel leven dat voorhanden was.Loonbeek beschikte zodoende over een retraitecentrum.
De zusters zorgden voor de keuken en logies ; ze werden daarbij bijgestaan door een dame, Juffrouw Kapelle, die au pair werkte.Het enige contact dat ze met de bezoekers hadden gebeurde in het begin achter tralies tijdens de diensten ; na het concilie werden de regels versoepeld : een glazen wand diende als scheiding want de zusters moesten de regels van hun orde verder naleven.
In de tuinen konden de bezoekers wandelen en er zich verpozen.Een gedeelte bleef de zusters voorbehouden; zij hadden er ook hun moestuin. De oude boomgaard werd na een tijd ontbost en omgevormd tot speelterrein voor de kinderen van het dorp. In 1999 kocht de gemeente het stuk grond.
Het retraitehuis werd uitgebaat tot 1980. Hoewel zij veel hulp kregen van de autochtone bevolking, bijvoorbeeld door Irma Denies-Nys, Josée Van Fraechem-Nys en Emelie Lahaye- Weemaels, begon deze last zwaar te wegen. Het werk in het retraitehuis en de verzorging van hun oudere collega's lieten hen weinig tijd over voor wat hun hoofdtaak bij uitstek was, het gebed.
In 1980 toonde het O.C.M.W. interesse om een deel van het klooster in te huren voor zijn diensten en dit kwam op een optimaal moment. De zuidelijke vleugel werd dan ook aangepast aan de nieuwe behoeften. Dit betekende dat de zusters het andere gedeelte van het gebouw moesten betrekken, wat opnieuw veranderingen met zich mee bracht, o.a. de bouw van een lift in dat deel van het gebouw om iedereen de toegang tot de verdiepingen toe te laten. Er werd ook een nieuwe ingang voorzien voor het klooster. Het huidig poortje kwam er in 1981 en de buitenzusters kregen er een paviljoentje.In 1996 vervoegde de laatste buitenzuster, zuster Bernadette, de groep koorzusters.
In 1989 kocht de gemeente de volledige vleugel om er alle diensten van het O.C.M.W. in onder te brengen.
In de loop van de jaren 90 moest ieder O.C.M.W. een aantal politieke vluchtelingen een onderdak bieden. In Huldenberg werd het Blauwhof gekozen als opvangcentrum maar de kamers op de verdieping werden wegens de houten wanden niet geschikt gevonden. Zo werd beslist de kapel open te stellen voor een groep Kosovaren. Dit was geen gelukkige beslissing want de interne en externe infrastructuur was ontoereikend om deze mensen op een redelijke wijze op te vangen.
Na meer dan 40 jaar discrete aanwezigheid hebben de zusters Clarissen Loonbeek verlaten en hun intrek genomen in het Franciscaner klooster van Vogelzang te Woluwe.
De drie overblijvende zusters wisten heel goed dat de Loonbekenaars hun clarissen op een piëdestal stelden en nog altijdrespect en waardering voor hun levensfilosofie en hun waarden koesterden.
Ergens lieten de Arme Klaren een grote leegte achter. Het klokje dat zo vele jaren klepte in het hartje van Loonbeek werd weggenomen en naar het buitenland verhuisd; zonder uitdrukkelijk zichtbaar in het straatbeeld van Loonbeek geweest te zijn, hebben de zusters Clarissen met dit klokje gedurende meer dan veertig jaar hun aanwezigheid in het hartje van het dorp willen beklemtonen.
Hoe ziet er de toekomst nu uit ?Hoe gaat het gebouw er uitzien nu er concrete plannen bestaan om een deel af te breken.Wat zal er met de fraaie en stijlvolle kapel gebeuren ? Allemaal vragen die de Loonbekenaars zich rond hun historisch gebouw stellen.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bibliografie
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-1. Na veertig jaar aanwezigheid in het blauwhof verlaten de zusters clarissen het Blauwhof.J.-P. Van Binnebeek
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-2. De zusters Clarissen hebben het Blauwhof verlaten.J.-P. Van Binnebeek
De Dijlevallei heeft reeds zeer vroeg mensen aangetrokken.Dat de Kelten in de streek aanwezig waren staat vast.De naam IJse is trouwens afgeleid van het keltisch woord Iska (= water) dat een variante is van Uiscea uit.Dit laatste woord heeft tevens het woord whisky gevormd.
Neerijse moet daarom verklaard worden als een nederzetting die zich ontwikkeld heeft onderaan de waterloop de IJse, in tegenstelling tot Overijse.Ook later, tijdens de Romeinse periode, zijn in het gebied mensen komen wonen.
Op het einde van de 4e eeuw bedekte het kolenwoud, het Carbonaria Sylva het gebied van Brussel tot de streek tussen Samber en Maas. Na de Frankische invallen behoorde het gebied ten tijde van Karel de Grote tot het Karolingisch domein.Wij hadden toen nog altijd te maken met een bosrijke streek, afgewisseld met heiden, beemden en een grillig reliëf.De oude kaarten tonen aan dat de bossen zowat overal gespreid waren zodat wel eens gesproken werd van Cleyn Soniën.
Bepaalde factoren hebben op dat ogenblik het ontstaan van een dorpsgemeenschap in de hand gewerkt.Eerst en vooral de waterstromen zoals de Dijle en de IJse die zich door dit landschap doorkronkelen.
Corbie
Op religieus vlak kende Neerijse in de 12e en 13e eeuw een bloeiperiode.Dit was te danken aan de merovingische koninklijke Abdij van Sint-Pieter van Corbie.
Zij was één van de befaamste en machtigste religieuze instellingen in de middeleeuwen en was gelegen bij Amiens in Noord-Frankrijk.
Zij werd in 657 door de koningin en heilige St-Batilda gesticht, die haar een domein van 6 mijlen in de ronde geschonken had.Het klooster trok honderden kloosterlingen onder wie Adalardus.
Adalardus was de kleinzoon van Karel Martel en had zijn jeugd doorgebracht op het hof van Karel de Grote.Bij zijn toetreding tot de orde schonk hij het klooster zijn prinselijk patrimonium dat onder andere in het huidige België lag.In Brabant had hij bij voorbeeld bezittingen in Bertem, Neerijse, Overijse en Huldenberg.Hij stierf in 827 en werd heilig verklaard.
Corbie was in de Middeleeuwen oppermachtig.Zij was het centrum van zowel het religieus als het profaan leven.In 1323 werd zelf in haar prachtig binnenhof een kruistocht gepredigd.
Neerijse kon delen in het luister van het machtige klooster van Corbie.
Uit die periode dateert de Romaanse kerk waarvan de torens uit die periode overgebleven zijn.Alleen het feit dat de kerk twee torens had is een duidelijk bewijs dat Neerijse een belangrijk religieus centrum was.Opvallend is wel dat de kerk gebouwd is in de schelderomaanse stijl : de torens staan in het midden in tegenstelling tot de andere Romaanse kerken van de streek, denk maar aan Bertem waar de toren in het westen staat en tot de maasromaanse groep behoort.
De parochie Neerijse is één van de oudste van de streek.Dankzij de aanwezigheid van de abdij van Corbie werd Neerijse reeds in de vroege Middeleeuwen, in tegenstelling tot naburige dorpen, uitgebouwd tot een volwaardige parochie.
Neerijse werd toen opgenomen in het bisdom Kamerijk (Cambrai) en maakte deel uit van de dekenij Brussel.Het bisdom Luik kwam heel dichtbij: de Lane en de benedenloop van de Dijle vormde natuurlijke grenzen.
Het pachthof van Ophem en Corbeye was tijdens de late middeleeuwen de hoeve van de abdij.Getuige daarvan : de schuur vooraan die gebouwd is om het graan van de grote tienden te verzamelen.Met de teloorgang van de abdij kocht de familie van Ophem het domein, vandaar de naam.Het huidige gebouw dateert van de 16e of 17e eeuw.Er zijn wel achteraf nog veranderingen aan het gebouw aangebracht.De naam Lindenhof werd in de 20ste eeuw gegeven.
Op een bepaald ogenblik was de abdij niet meer bij machte haar immens rijkdom te beheren.De ver gelegen goederen brachten nog weinig op.In 1550 werd de abdij in commende gegeven.Het administratief beheer werd een ramp, het patrimonium volledig verwaarloosd.Daarnaast werden de domeinen van Corbie in beslag genomen telkens er een oorlog met Frankrijk uitbarstte. In 1562 kwam een einde aan de heerschappij van de abdij in onze streken.
Economische bloei en vrijheden
Essentieel waren ook de pachthoven die aan de basis lagen de economische ontwikkeling van de streek.Zij werden gewonnen op het woud.Zo stellen we vast dat er in de 11e eeuw een uitbreiding van de oppervlakte van de landbouwgrond was ; nieuwe ontginningen waren aan de orde van de dag.De randen van het Zoniënwoud werden door ontginners aangetast.Later, in de 12e eeuw werd grootschalig ontbost en nieuwe akkers werden blootgelegd.
Neerijse kreeg heel vroeg haar vrijheden en keuren van Hendrik I, Hertog van Brabant die in 1211 aan de inwoners van Neerijse een apart voorrecht verleende.Ze werden vrijgesteld van de opdracht van korenschoven, van de dodehand en van alle lasten.
Het dorp kende drie economische kernen. Eerst en vooral, Ter Meeren.De familie Van de Meeren uit Sterrebeek was in het bezit van het hof, vandaar de naam.Ridder Jan Van der Meeren is de oudst gekende eigenaar van het hof ; hij stierf in 1313.Later heette het hof Roodhof, deze naam bleef bestaan tot in de 20ste eeuw.
Aan de overkant van de IJse was er Eigen.Eigen was een allodium ; dat zijn erfgoederen die men niet door koop bv. verworven heeft ; in het Nederlands is dit vrij erfgoed, eigen, vandaar de plaatsnaam.In het franstalig gedeelte van België staat de naam Eigen voor Alleu. Iedereen kent de plaatsnaam Braine lalleud.
Veel verder stond het hof Tersaat.Wellicht is de naam een afleiding van het Franse woord Sart dat men nog terugvindt in het woord essarté= gerooid.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
De getuigen van het verleden van Neerijse. J.-P. Van Binnebeek & René Hallet. 2005
Sint-Agatha-Rode moet in de vroege Middeleeuwen een onherbergzaam gebied geweest zijn : bossen en moeras.
De Graven van Leuven hebben het hout van het oord tussen Dijle en Lane GEROOID, vandaar de naam Rode.
Zij lieten een kapel bouwen toegewijd aan de Heilige Agatha.In die tijd waren zulke heiligen zeer in trek.Agatha van Catania was de dochter van een vooraanstaande Siciliaanse familie. Zij leefde in de derde eeuw na Christus.Zij werd vermoord onder keizer Decius.Haar borsten werden afgesneden maar een engel genas de wonden in haar cel.Zo wordt de heilige zeer vaak afgebeeld met een schaal waarop twee borsten liggen. Ze werd daarna gesleept over brandende kolen met scherven tot ze stierf. Zo tonen soms afbeeldingen haar op een brandstapel.Zij wordt aangeroepen tegen borstziekten, kanker, pest en hongersnood.Zij is de beschermster van de klokkengieters, hoogovenwerkers, bakkers, juweliers en de beroepen die met vuur te maken hebben (bijvoorbeeld de brandweerlieden).
In de 2de helft van de dertiende eeuw werd begonnen met de gotische kerk die haar huidig uitzicht kreeg in de 14e eeuw.
De graven van Leuven lieten ook een burcht bouwen, die om militaire doeleinden gebouwd werd. Sint-Agatha-Rode lag namelijk op de grens met een leen van de Bisschop van Luik Brunerode geheten.Het lag in de bedoeling van de Graven dat gebied in te palmen.Dat gebeurde in 1105 door huwelijk.Later werd de burcht door de tweede echtgenote van Hertog Hendrik II bewoond, Sophie (+ 1275);zij kreeg het vruchtgebruik ervan.Verder schonken de graven de gronden die tegen een minieme cijns konden gebruikt worden.
Godfried, de jongste zoon van Hertog Hendrik III werd de eerste Heer van Sint-Agatha-Rode en Ottenburg. De heerlijkheid droeg de naam Sint Aechtenrode en omvatte o.a. ook Neten en Eerken. Hendrik III was ridder.Hij vocht o.a. voor de Koning van Frankrijktegen de Vlaanderaars.Samen met zijn enige zoon Jan sneuvelde hij in 1302 op het slagveld in Groeninge.
Zijn kleindochter, getrouwd met de Duitse Graaf van Gulik, erfde de bezittingen.
Er ontstond onenigheid tussen de Hertog van Brabant en de graaf van Gulik die de veiligheid van handelaars tussen onze gebieden en Duitsland niet wou vrijwaren.De Hertog legde beslag op de Brabantse bezittingen maar de heerlijkheid werd verkocht aan de Heer van Schoonvorst, Reinout (+ 1375) geheten.Zo bleef de familie gedurende meer dan één eeuw heerser te Sint-Aechtenrode. Jean-Pierre Van Binnebeek
Geraadpleegde bronnen Uit het verleden van de gemeente Huldenberg. Erik Martens. 1978 Sanctus. Meer dan 500 heiligen herkennen. Davidsfonds. Leuven
Loonbeek wordt voor het eerst vermeld in 1044.Toen bestond de St.-Antoniuskapel die nu nog een onderdeel vormt van het huidige kerkje, nl. de zijkapel.De sacristie stamt uit dezelfde periode en deed dienst als woning van de kapelaan.Het voorrecht om een kapelaan te benoemen behoorde tot de Heren van Loonbeek.
In de twaalfde eeuw, nl. in 1177 stond Loonbeek bekend als Lunebeke. De naam komt van Lauhon = bossen en Baki= beek.
Het huidige kerkgebouw kwam er in de jaren 1400 en de bestaande kapel werd in het geheel geïntegreerd.
In 1246 is er zekerheid omtrent een nederzetting. Maar de helft van het dorp was afhankelijk van Huldenberg, de andere helft (met de kapel) bleef bij Neerijse.
Ondertussen ontstond een heerlijkheid.In 1375 wordt een zekere Willem Vander Cruysse vermeld als heer.Het huidige kerkgebouw kwam er in de jaren 1400 en de bestaande kapel werd in het geheel geïntegreerd.
Daarna kwam Loonbeek in het bezit van de familie Van Wilre.
In 1437 waren er 38 bewoonde haardsteden geteld.
In 1480 stonden er nog 22 woningen
En in 1496 was het aantal bewoonde haardsteden nog verder gedaald tot 20.
Dit is een teken van de moeilijke tijden die onze streek rond 1500 meemaakte.
Reeds heel vroeg hebben volkeren onze streek uitgekozen om er zich neer te zetten. Er werden zeer oude gebruiksvoorwerpen gevonden die aantonen dat het gebied bewoond was. De ophoping in de wijk De Tomme (Ottenburg) dateert van voor 2500 jaar voor Christus ; zij is een stille getuige van de aanwezigheid van een interessante cultuur.
In de Romeinse periode was het gebied volledig bebost. Een aantal wegen doorkruisten de gemeente. Zo was er de Noord-Zuid-heerweg, de zogenaamde Waalse baan, die Baucelet en Rumst verbond.
Hoe liep dan deze baan ?
We volgen ze van Noord naar Zuid. De weg verliet Duisburg via de huidige 'Huldenbergstraat'. Zoals de naam het laat vermoeden, was dit de richting die de reizigers namen om naar Huldenberg te gaan. De weg ging dichtbij aan de 'Schonenboom' voorbij. Vanaf dat punt heette de weg 'Groeneweg' : dit is een naam die algemeen gegeven wordt aan wegen met gras begroeid, een benaming dus die voorkomt om Romeinse wegen aan te duiden.
Vanaf de grens met Huldenberg heette de weg 'Aardeweg' ; hij nam dan de richting van de 'Rattenberchstraete' die voordien de 'Pickendorenstraete' heette (1532). Er was een alternatief via de 'Hoogstraat' en de 'Peynsbeekstraat'. Zo kwamen de reizigers aan de 'Luizenberch' voorbij en kort daarna kwamen ze terecht op het gemeenteplein, de 'Helle', van Huldenberg.
Eens over de 'Grote Brug' of 'Smeiersbergbrug' nam men de 'Gemeyne heerwech gaende van Mechelen naar Namen' (1530) die nadien 'Straete van Huldenbergh naar Namen' en nog later de 'Straete gaende naar Waver' heette. Pas in de 19e eeuw kreeg ze de naam 'Elzasstraat'.
De reis ging dan verder over de 'Coxberg', dan bergaf naar Terlaenen via 'Vossekouter'. Er bestond hier ook een alternatief : men nam de 'Kausdelle' ('Kaus' is afgeleid van 'calciata' waaruit het Middelnederlandse 'calside" - kasseide - afstamt) en men daalde af naar Terlaenen via de 'Moskesstraat'.
Na Terlaenen liep de weg via Neerpoorten over Ottenburg richting Waver en Baudecet.
Het ontstaan van een plein
Aan het kruispunt met Oost-West-verbindingen vormden zich woonkernen. De belangrijkste was wellicht degene die gelegen was aan de 'grotebrug', de enige plaats in de streek waar men met een kar over de IJse kon rijden. Op deze plaats ontstond het huidige gemeenteplein dat wellicht in de Frankische periode zijn huidig uitzicht kreeg. Het plein heeft nog altijd een driehoekige vorm bewaard ; het plein van Duisburg bezit trouwens een gelijkaardig patroon. Het is evident dat beide ontstaan zijn na het doortrekken van de heirweg.
Om over de brug te rijden moest er tolgeld betaald worden. Die brug stond aan de zuidelijke kant van het huidige gemeenteplein. Het was de ideale plek om even halt te houden, te pauzeren, iets te eten of te drinken. Op deze wijze is het plein ontstaan : een aantal huisjes werden gebouwd met bewoners die van de doortocht van de reizigers leefden.
Alles wijst er dus op dat Huldenberg dankzij de heirweg ontstaan is en dat er zeer vroeg een dorpskern moet geweest zijn.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Geraadpleegde bronnen:
Uit het verleden van de gemeente Huldenberg. Erik Martens 1978, blz.19.
In en om het kasteel van Huldenberg. Jozef Vanhoren 1983,blz. 44-46.
Het gemeenteplein te Huldenberg. Jozef Vanhoren. Huldenbergs Heemblad 18.2, blz. 153.
Duisburg, oude vrijheid op nieuwe wegen. Maurits Wijnants 1996, blz.15, 42.
Het toponymische Taallandschap te Huldenberg. Guy Vandeputte 2006, blz.26 Kaart van C. Everaert A° 1756
Deze plant groeit het liefst op een niet droge, licht beschaduwde en vruchtbare grond. Waar de stinkende gouwe staat mag je er van op aan dat er veel stikstof in de bodem zit.
Men vindt hem in open bossen, kreupelhout, langs oude muren en op verwaarloosde landbouwgronden en puinstorten.Deze plant is gebonden aan culturen en is dan ook heel vaak bij boerderijen zien.
Uit een dikke vlezige wortel komt een ronde behaarde stengel die vertakt. Hij breekt gemakkelijk af op de verdikte knoppen. De grof gekartelde blaadjes zijn onderaan grijs- tot blauwgroen.
De bloem is geel en eenvoudig en wordt bestoven door de insecten. Na de bevruchting ontstaat een slanke doosvrucht, die na rijping van onder naar boven open springt. De zadenhebben een baard die zeer olierijk is. De mieren zijn er verzot op. Slepen de zaadjes mee naar het nest en verspreiden zo de plant. De plant is een onderdeel van de papaverachtige. Wie tot deze familie behoort is giftig.
Onze Nederlandse naam komt voort van twee feiten:
1. Het gele sap is zeer onwelriekend om niet te zeggen stinkt.
2. Zowel bloemen als sap zijn goudgeel. Goud= gouwe.
De wetenschappelijke naam Chelidonium zou afgeleid zijn vanhet Latijn coeli donumwat geschenk van de hemel betekent.
Het sap is de basis van een gele kleurstof.
In de volksgeneeskunde is hij bekend om zijn krampwerende en pijnstillende eigenschappen. Het best is de plant gekend als wrattenplant.Een wrat met het sap ingewreven (regelmatig herhalen) verdwijnt. Zwembadwrattenreageren er weinig of niet op.
Verkeerd gebruik van de plant leidt wel tot vergiftiging. Dus oppassen.
Deze plant behoort tot de ruwbladige. Hij wordt 60à 120cm hoog en groeit langs de oever van sloten en beken. De bloemen kunnen zowel wit, roos als paars zijn. Zoals de familienaam het zegt is hij sterk behaard en voelt hij aan als schuurpapier.
In de grond beschikt de plant over een dikke , vlezige, bruine vertakte wortel.
De jonge bladeren kunnen gegeten worden, na koken, als spinazie. De gebleekte stengels worden bereid als asperges en van de wortels maakt men surrogaatkoffie.
In de volksgeneeskunde staat hij bekend als een zeer goedgenees- en heelmiddel.
Van de gedroogde en geraspte smeerwortel maakt men een pap die men in een omslag op dewonde legt.
Wij noemen hem SMEERWORTEL, hij geeft, opgelost in water ,een slijmerig vocht af.
De wetenschappelijke naam komt van het Grieks: Symphyo en dat betekent verenigen Hetgeen dus wijst op de geneeskracht van de plant. Het laten samengroeien van wonden. Omdat de smeerwortel in de geneeskunde gebruikt wordt staat er achter de naam: officinale. Dit verwijst naar de apotheek.
Uit de bladeren en stengels bekomt men na koken een lichtgele kleur.
Blad en stengel zijn, uitermate geschikt als meststof
(foto: de dagkoekoesbloem. Andere foto's vindt u in linker kolom. Bron: Internet)
Elk jaargetijde willen we hier de plantengroei langs de IJse van De Kronkel tot de molen van Loonbeek weergeven. Telkens wordt er een ander deel beschreven. Vandaag lopen we van De Kronkel tot Smeysberg.. Vervolgens komen de delen totKlein Waver; tot de Wijsbrug en tenslotte tot de molen aan de beurt.
Zo vermijden we dat we in herhaling zouden vallen. Want elk deel heeft zijn specifieke plantengroei.. Uiteraard wordt niet elk plantje of grasje in de kijker genomen.
Het is de bedoeling dat we onze ogen openen wanneer we er wandelen en de tijd nemen om de natuur te bewonderen. Er is zo veel te zien.. Maar zien we het altijd?
Vandaag vertrekken we aan de Kronkel. Langsheen de IJsewiegen de vele soorten gras heen en weer in de wind. Tussen al dat groen ontdekken we de kleur van heel wat bloemen.
Aan de brug over de Kleine IJse bloeitSMEERWORTEL enLOOK-ZONDER-LOOK.
Het geel van de boterbloemen zal ons vergezellen tot aan Smeysberg.
Het frêle roze van de ECHTE KOEKOEKSBLOEM laat niet vermoeden dat de DAGKOEKOEKSBLOEM haar zusje is.
Boven dat alles dansen de witte schermen van het FLUITENKRUID.
Om het nog mooier te maken schittert de RODE KLAVER langs de oevers.
Wie zoekt vindt ook nog de WITTE DOVENETEL, de HONDSDRAF en de EREPRIJS die in zijn blauw zijn ijvert met het VERGEET-MIJ-NIETJE.
Misschien hebben we nog andere planten en bloemen ontdekt. Niet alles bloeit in dezelfde periode. Temeer dat de lente ons dit jaar een ferme pad in de korf gezet heeft. April was de lentemaand dit jaar.
Al tussenstukje voor een nieuw seizoen zullen we hier telkens een plant beschrijven die in de volksgeneeskunde een rol gespeeld heeft en daardoor dikwijls een naam gekregen heeft dieverwijst naar het gebruik van de plant.
Keyhof is vandaag de dag een begrip geworden omdat het nauw verbonden is met de orde van de zusters Annonciaden.
Toen August-Jozef dOverschie, burgemeester van Neerijse, het kleine kasteel onderaan de hoeve voor zijn zoon liet bouwen, had hij nooit durven dromen dat de plek later één van de belangrijkste vestigingsplaatsen zou worden van de zusters Annonciaden.Zijn zoon ontnam zich het leven en in 1877 werd het goed aan het aartsbisdom geschonken.Kort daarna konden de eerste zusters er hun intrek in nemen om er de geest van Jeanne de Valois verder te doen leven.De opvoeding van kinderen en het verzorgen van zieken hadden ze zich tot doel gesteld.De rijkdom van deze grondgedachten kon vertaald worden in de rijk versierde kloosterkapel waar eclecticisme en Beuroner stijl de bezoeker aangenaam verrassen omdat men erin geslaagd is, en dit is uniek in België, de twee kunstvormen tot een harmonisch geheel te laten samenvloeien.Deze pathetische omgeving is vandaag nog het decor voor tientalle zusters die van een wel verdiende rust genieten.
Vanuit het zusterkerkhof gelegen in een schilderachtig dal bereiken we de hoeve.
De hoeve Ten Bosch is één van de oudste economische trekpleisters van Huldenberg.In de Middeleeuwen werd de plek op het bos gewonnen, vandaar de naam.Nu spreekt iedereen van Keyhof, wellicht wegens de grote aanwezigheid van keien in de ondergrond.De hoeve staat er nog en wordt sinds enkele jaren bewoond door een notarisfamilie die zich reeds voor de Franse revolutie in de streek gevestigd heeft.
We zetten onze wandeling verder over het middenrif van Huldenberg.
De niet zo lang geleden geasfalteerde Nijvelse baan verbond reeds in de Middeleeuwen de culturele kernen Leuven en Nijvel.Sierlijk loopt de oude weg door het hoogland, langs de velden en de weiden waar vandaag de luxepaarden grazen en door bosjes , overblijfselen van het vroeger uitgestrekte Carbonaria Sylva.
De holle wegen maken deel uit van het Brabants landschap.Zij zijn het resultaat van de jarenlange wisselwerking mens-natuur.Zij brengen ons boven de valleien en laten ons toe hogerop te klimmen, naar points de vue toe waar een adembenemend panorama ons de kans geeft eventjes tot rust te komen: Brabant ligt aan onze voeten.
Onderaan in de vallei verschijnt een sierlijke witte hoeve: Het Withof.
Een gebetoneerde holle weg leidt ons naar een uitgestrekte vlakte waar de landbouw eeuwenlang hoogtij gevierd heeft.
Getuige hiervan zijn de drie vierkantige hoeves die mooi op een lijn deel uitmaken van het heuvelachtig landschap.Minnemour, Withof, Monmax, het zijn namen als uit een sprookje gegrepen en het sprookje is zeer oud.Het elitair karakter van de toenmalige eigenaar komt tot uiting in het torentje boven de ingang dat een duiventil herbergde. Celongaet was toen de naam. Dit adelijke bezit druisde in tegen de economische exploitatie van het complex.De authentieke binnenkoer laat ons een 18e eeuws woonhuis met Spaanse baksteen bewonderen.Maar wat het meest tot de verleiding spreekt is het gotisch gebinte van de grote hooischuur: een technisch hoogstandje dat voortvloeit uit lang vervlogen tijden waar kathedralen de horizon van onze landschappen versierden.
Toen men in de Middeleeuwen deze plek uitkoos, wist men dat de hoeves uitstekend zouden liggen.Een areaal dat alle onderdelen van de landbouwexploitatie combineert : in de laagvlakte, dichtbij de stroom, uitgestrekt weiland waar het vee aan zijn trekken kon komen ; naar de heuvels toe, de teelten van graangewassen die een rijkere ondergrond vergen.
Het gehucht Wolfshagen gelegen in de diepe vallei dankt zijn oorsprong aan de aanwezigheid van water voorkomend uit talrijke beken.Dus zoek in de naam geen wolven of andere wilde dieren, Wolfshagen komt gewoon van een inmiddels verdwenen beek.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Wandeling van 17 juni 2007, een organisatie van het Davidsfonds.
Âren of joenge.t Is zover, we zijn ermee gestart.Een reeks artikels over het Huldenbergs dialect.We zullen ons devuure doen:het loont ook de moeite want het aantalwoorden en uitdrukkingen die afwijken van de gangbare taal is indrukwekkend !
Daan goe nogal ne gang zullen sommigen zeggen !Inderdaad, het is een heleopdracht !Ge kunt er gene kop of steirt oen kraaige : het aantal zinswendingenen woorden is rijk en uiteenlopend.Neem nu de beschrijving van sommige caricaturale types van personen; soms beperkt zich dit tot het uitwendige, bijvoorbeeld hè,krollenkop !.
De beschrijving kan de persoonlijkheid aantasten: weet u wat ne kastar is, ofnegatiever ne fafoel.Negatieve types vind je trouwens bij de vleet: nen hamelaike doeiker of ne kasakendroeër.Hij droet kasak betekent dat hij van mening (of van kamp) verandert.Wat ook niets te maken heeft met kasakkenpataten die, als ze goed opgediend worden, lekker kunnen zijn, neem nu bij een barbecue.Dat is nu effenaf dialect.Amai !Want sommigen fretten -dan ook werkelijk hun kas op, anderen geven uiting van hun filosofische of religieuze overtuiging : t is ne kattekop !
De ene die het financieel breed heeft, zit er goo veu, anderen zeen het nemi zitten !De kans dat ze zich van kant moeke is dan ook reëel.t Es no de knoppe zullen ze zeggen, vooraleer ze tot de daad overgaan.
Sommige vrouwen muige met den huup meigoen, maar voor anderen zegt men : das gene kak !Als je nu aan de verkeerde kant zit, kan je ofwel je kas opfretten of het je niet aantrekken.Het enige wat je nog te doen staat is katoon geive hoewel deze uitdrukking ook in een andere context kan gebruikt worden.
Als jonge gast was het boeiend de anderen te kreite, of te' toekke .Zon kreitzak , als hij betrapt werd, moest dan wel veu de pinnekomme .Moeder zat achter hem met de keuterhoek om hem een rammelink te geive hopend dat hij zou ophouden mè éderien de zot te have .Als het nog één keer zou gebeuren, zou hij ne post pakke en in een veze postuur terechtkomen.Nadat hij zijn les gekregen had, zat hij wel een paar uur te moekke , maar de zaak was wel opgelost.
Vele vrouwen beschouwden men als een lameir . Da kon uuk ni misse , ze bleven de hele dag thuis en zochten naar sociaal contact. Hun taak bestond erin het huis proper te houden; daarbij keirden ze voor de deur ', of kosjten ze mè enopneimvod .Sommigen waren altaaid schuun opgezet , in dit geval was er vaak toeuis gine fret .De vra ging nieveranst noteu ; eur plets was tusse de kassure !Zij was altaët in de weir ve ederien . In extreme gevallen werd ze als sluur bestempeld, een beetje de tegenhanger van leubbe bij de mannen: dit is een gooie en brave man, een goedzak dus !
Terwains zat de man op stamenei .De hielen oevend was haë op schok gegoe .Hij verkocht flave proet , stameneiproet ! Men hoorde af en toe s anderdaags het onvermijdelijke: Haê es me zen klikke en klakke boeâte gevloge ! .Ja, sommige vralé haan wel hoer op eule tanne .
Iemand die zn neus in alles wilde steken was ne moeial . Iemand die aan de luie kantwas, ne loerik .
Bij de joenkeid ging het er anders aan toe.Jongens zochten naar e schuun mokke .Velen waren oeitgesloepe en nogal rap tepeirt .Dezelfde avond deden ze ne scheir en mochten ' in den pikken doenker en puus nor hoeâs meigoe en eule liefalgaa vastscheire . Voeits gebeurde er weinig ; vaak was het niksmendâle , moesten ze ermei kappe en van nul herbeginnen.
Water is voor elke gemeenschap steeds van levensbelang geweest. Daarom dat in elk dorp op verschillende plaatsen bronnen waren die door de bevolking gebruikt werden en ook zorgvuldig onderhouden. Later werden de bronnen uitgediept en zo kon op de put een pomp geplaatst worden. Daardoor werd het werk van water aanzeulen wel wat lichter.
In Huldenberg-dorp waren er verschillende van die bronnen die pompen werden. Hun oorsprong verdwijnt in de nevel der tijden.
Van één waterpunt weten we toch iets meer.
Op ons gemeenteplein staat, wat door iedereen, de pomp genoemd wordt. Maar een echte pomp is het niet. Het water stroomt voortdurend en er staat geen enkel mechanisme op om het water op te pompen.
Het water komt niet uit een bron onderaan. Het wordt geleverd door een bron gelegen in de Dreefstaat. ( indertijd de Pensbeekstraat. )
Aan de overkant van het kapelletje van de H. Familie was er eertijds een pomp ( de pilaar is er nog steeds te zien.) Het water werd voor een deel afgetapt enerzijds naar het kasteel en de molen en anderzijds naar de brouwerij in het dorp. Bij de oprichting van de pomp maakte men een aftakking, om naar het midden van het plein te gaan. Door het beginsel van de communicerende vaten* blijft het water steeds stromen.
De aansluiting van het water werd gedaan door Jozef Veiller en zijn zoon Henri Veiller . Het was de eerste en tweede generatie van de familie VLEK.
Het kasteel, de watermolen en de familie Vanderperren( daar was de brouwerij) zijn de enigen die nu nog water kunnen aftappen.
Op bijgevoegde kaart zie je duidelijk hoe het water vertrekt in de Dreefstraat (op 60m hoogte). Via het kasteel en de molen naar de vroegere brouwerij stroomt om dan op het gemeenteplein (50m hoogte) de pomp te voeden.
POMP.
De PLAETSE ofte MERKT van de gemeente Huldenberg ontstond door ruiling van gronden op 29 september 1681.
De centrale ligging van deze pomp werd er de oorzaak van dat ze de ontmoetingsplaats werd bij uitstek.
Voor vele vrouwen was het de roddelplaats bij uitstek wanneer ze hun was kwamen spoelen. Was er een eetfestijn in de Mariakring dan werden de groenten steevast gewassen aan de pomp.
Velen, die rond het plein woonden, haalden water aan de pomp om de schoonmaak te doen.
Toen in de jaren vijftig er in Huldenberg een groentemarkt was, heeft de pomp meer dan haar nut bewezen.
Voor andere inwoners was het de afspraakplaats . Later waste men er zijn auto of kwam men er vele flessen vullen met het heerlijke water. Weer anderen kwamen er water halen om hun aquaria te verversen.
Dat was plots gedaan want er kleefde een sticker op: NIET DRINKBAAR.
WATERKWALITEIT.
Op 6 januari 2006 werd er een staal genomen van het water.
Na analyse kreeg de waterkwaliteit de volgende beoordeling:
Uit de analyse resultaten blijkt dat het water als drinkbaar mag worden beschouwd. Er zijn geen fysico-chemische of bacteriologische parameters die de norm overschrijden.
Bij het bacteriologisch onderzoek werden in het staal geen coliformen of E.Coli gevonden. Het totaal aëroob kiemgetal bij 22°C was 1kve/ml, ver onder de richtwaarde van 100kve/ml/
Er werd een licht verhoogde waarde gemeten bij het fysico-chemisch onderzoek voor de parameter nitraat(40,2mg/l). Toch is deze niet normoverschrijdend (wettelijke norm <50mg/l). Voor andere parameters werden aanvaardbare en normale waarden gemeten die makkelijk binnen de normen en richtwaarden blijven.
BESLUIT: Het water uit de pomp op het gemeenteplein is drinkbaar.
Maar!
NIET AANGERADEN VOOR KLEINE KINDEREN EN OUDEREN WEGENS HET VERHOOGDE NITRAATGEHALTE!
UITZICHT.
Het is een vierkantige arduinen kantzuil met waterlijsten. Bovenop staat een ijzeren Mariabeeld. Maria de patrones van onze parochie.
Vooraan, boven de uitstroomopening bevindt zich een bronzen medaillon.
Hierop bevinden zich de wapenschilden van de families de LimburgStirum en de Thiennes de Rumbeke. Deze wapenschilden zijn verbonden door een cupido.
Tevens staat er de datum 29 juli 1906 op en de jaartallen 1856 1906 .
Ze herinnert aan het gouden huwelijksjubileum, op datum van 29 juli 1906, van graaf en gravin Thierry de Limburg Stirum en Marie-Thérèse-Astérie-Ghislaine de Thiennes Leyenburg de Rumbeke.Heel het dorp vierde mee.
Als herinnering aan hun huwelijk op 29 januari 1856 te Gent lieten zij deze pomp oprichten en gaven ze als geschenk aan het dorp.
WIE ONTWIERP EN BOUWDE DE POMP?
Het werd een zoeken naar een speld in een hooiberg. Noch het familiearchief van de grafelijke familie, noch de verslagen van het schepencollege en de gemeenteraad uit de jaren 1905 en 1906 gaven enig uitsluitsel.
Bij het zoveelste onderzoek vonden we op het medaillon, onderaan rechts de naam van F. VERMEYLEN.
We kunnen er echt van uitgaan dat hij de ontwerper en realisator is van dit voor onze gemeente belangrijk monument. Hij was beeldhouwer, steenkapper en medailleur .
Deze naam zette ons aan tot verder onderzoek en in een aansluitend artikel lees je meer over deze begaafde Leuvense kunstenaar.
FRANTZ VERMEYLEN.
Deze Leuvense kunstenaar werd er geboren op 24 of 25 november 1857 en stierf er op 18 december 1922. Hij was de zoon van de beeldhouwer Jean François Vermeylen die zijn atelier had in de Minderbroedersstraat te Leuven. Atelier dat de zoon later ook zal bewonen. Zijn eerste lessen kreeg hij in het atelier van zijn vader. Daarna volgde hij de driejaarlijkse basisopleiding tekenen aan de Leuvense Academie. Daar kreeg hij ook van 1875 tot 1878 een beeldhouweropleiding van zijn vader en De Taye en Vanderlinden.
Na een studiereis in het atelier van Augustin Alexandre Dumont in Parijs zette hij het beeldhouweratelier van zijn vader verder. Hij werkte in dezelfde stijl. Zijn vader overleed in 1888 en al wat na die datum gemaakt werd is van Franz Vermeylen (jr.) Hij stelde tentoon op de wereldtentoonstelling van Antwerpen.
Van 1884 tot 1907 werkte hij mee aan de restauratie van het Leuvens stadhuis. Ondertussen deed hij in 1896 ook mee aan de restauratie van het stadhuis in Oudenaarde.
In Oudergem maakte hij de sluitstenen en bas-reliëfs voor Hertoginnedal. Ook hielp hij mee aan de werken van de Sint Geertruikerk te Leuven.Hij restaureerde, na de eerste wereldoorlog, beelden en kruis in de Kalvariekapel van de Naamsestraat te Leuven.
Voor Sint-Pieter in Leuven maakte hij in 1902 het altaar van de fiere Margriet.
Hij kreeg opdrachten voor decoraties op profane gebouwen, monumenten en grafmonumenten.
Hij maakte bustes, groepen en burgerlijk meubilair.
F. Vermeylen was een gekende medailleur. Hij was dan ook sinds 1895 lid van de numismatische**vereniging. Hij makte medailles en erepenningen voor universiteitsprofessoren, ter gelegenheid van speciale gebeurtenissen. Zo maakte hij in 1917, bij de inwijding door kardinaal Mercier van de Sint-Annakapel in Hertoginnedal te Oudergem, een herinneringsmedaille.
Waarom is deze kunstenaar belangrijk voor Huldenberg?
In 1906 ontwierp en realiseerde hij de pomp. Hij was beeldhouwer en steenkapper. Maar hij graveerde ook een herdenkingsmedaille en het medaillon op de pomp voor het gouden huwelijksjubileum van graaf Thierry de Limburg-Stirum en Marie-Thérèse-Astérie-Ghislaine de Thiennes Leyenburg de Rumbeke.
Hij stierf op 22 december 1922 en werd drie dagen later ten grave gedragen in de Sint-Jakobskerk.
Hiermee kwam er een einde aan het beeldhouwersatelier Vermeylen in de Minderbroedersstraat.
Zijn graf, op het stadskerkhof, waar hij, samen met zijn echtgenote Hubertine Vander Aa en zijn jongste dochtertje Marie- Louise rustte werd in 1986 verwijderd. Het bevond zich in zeer slechte staat door gebrek aan onderhoud.
Hij was een erg geliefd mens. Diep gelovig, verstandig, begrijpend en goedhartig; zo kende iedereen hem. Hij was als traditionalistisch kunstenaar en gedegen vakman in wijde kringen geëerd. Als eerbewijs werd hij tot ridder in de Leopoldsorde benoemd.
DROOG
Eind mei begin juni 2007 stond de pomp plots droog.Geen lek water kwam er nog uit. Kleine ramp . De gemeente heeft dan de nodige technische diensten aangesproken en die gingen op zoek naar de oorzaak.Het was zoeken naar een speld in een hooiberg.
Tot men de bronput in de dreefstraat opende. Deze was helemaal dichtgegroeid met de wortels van de omstaande bomen en planten.Zij zaten werkelijk aan de bron.
Dan maar de put helemaal leeggepompt en volledig opgeruimd en schoongemaakt.
De put terug afgedekt en laten vollopen. Sindsdien is stroomt het water weer overvloedig.
Norbert Mosselmans 2007
BIBLIOGRAFIE.
In en om het kasteel van Huldenberg ( J Vanhoren)
Zoniën 1978 nr. 1 Huldenbergnummer
Frantz Vermeylen een vriend des huizes. ( Lutgarde Bessemans Arca Lovaniensis, jaarboek 1989,pp23-40)
DANK AAN
De Heer Albert Veiller:
Hij vertelde over grootvader en vader die de pomp aansloten.
Voor het helpen opzoeken van de gegevens van Frantz Vermeylen.
De Heer René Vanderperren:
Voor de info betreffende het verloop van de waterleiding die de pomp bevoorraadt.
De Heer Virgil NIJS
Voor de ter beschikking stellen van de verslagen van 1905 en 1906 van schepencollege en gemeenteraad van Huldenberg.
De Heer Christiaan Serrus
Voor het bezorgen van de laatste wateranalyse van de pomp.
VERKLARING
*communicerende vaten: vaten die met elkaar in verbinding staan. Door het hoogteverschil van aanvang en uitstroom, blijft het water steeds stromen. Het wil op dezelfde hoogte komen als de aanvang.
2 juni 2007. De KVLV op stap met Jean-Pierre Van Binnebeek. Zonnige dag, iedereen blijgemutst. Een leerrijke, geschiedkundige, en architecturale dag. De kennis van onze gids druppelde in onze geesten. Iedereen luisterde met volle aandacht.Met open mond keken we naar zoveel schoonheid.Verwonderd waren we dat Brussel zoveel te bieden heeft. De kathedraal St Michiel- St Goedele, de begijnhofkerk de St Niklaaskerk, het martelarenplein, de steegjes, de Grote Markt, de frisse pint bij Toone, de gezellige drukte van de hoofdstad..... Pain à la Grèque, dat vergeten we nooit meer: Brood van op de gracht, dat door de paters in hun klooster aan de Wolvengracht verdeeld werd onder de behoeftigen= armenbrood
Wolf hier in de betekenis van een beek.vandaar Woluwe, Wolvengracht. En er is nog zoveel te beleven in Brussel. Jean-Pierre we maken zeker nog eens een afspraak. De KVLV dankt je voor deze dag vol cultuur, vriendschap en ontspanning. Vriendelijke KVLV groeten
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.