De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
24-03-2008
De Billandestraat
Ottenburg
De Billandestraat
De Bilande (het beekje) vormt de verbinding tussen Neerpoorten (Ottenburg) en de Schaatbroekstraat (Overijse) aan de grens met Waver.De lengte van de straat bedraagt 349m.
Eens de Lane over bij de molen van Terlanen krijgen we eenknooppunt van verschillende straten voorgeschoteld. De grootste en breedste (wel meer riool als straat ) is de Neerpoorten. We hebben erde Onderbosstraat,dan de weg die naar Rodebos klimt.In de bocht krijgen we de Oliestraaten wat verder de Hoevestraat die van het dorp naar de Lane daalt. Deze straten liggen allemaal links.
Voorbij de Hoevestraat kunnen we op de rechterkant de Billandestraat instappen.
Bij het woord Billande denkt iedereen onmiddellijk aan de mooie vierkantshoeve die wat verder gelegen is.
Maar deze hoeve heeft haar naam gekregen van één van de twee waterloopjes die in Ottenburg stromen nl. de Lijkstraatbeek (waths in a name?) en de andere is de Bilande.
Deze kleine beek die de grens maakt met Waver is inderdaad de naamgever en van straat en van de grote en Kleine Bilande hoeve en van het grote en kleine Bilandebos.
We hebben nu die naam al verschillende keren teruggevonden in onze streek, maar vanwaar komt hij ?
We gaan het woord even splitsen: Bi en Lande
Bi: wil zeggen bij. Denkt aan het West-Vlaamse: hij zit er bi. Andersgezegd: nabij.
Lande: is de voormiddeleeuwse naam van de Lane.
De Laanis een zijrivier van de Dijle. Ze is 25 km lang en heeft een debiet van 1,5m³/sec. bij laag waterstand.Ze ontspringt in Plancenoit en vloeit door Maransart, Couture Saint-Germain, Lasne (naam) Genval (papier en balatum) Rosières (eertijds bij Overijse en Vlaams), Overijse Tombeek, Terlanen (naam), Sint-Agatha-Rode ( bos rooien) en mondt daar in De Hoek uit in de Dijle.
Was eertijds de grens tussen Aduatieken en Nerviërs.Ook tussendebisdommen Cambrai en Luik was het een grens.
De betekenis van Laan is Keltisch en wil zeggen: kalm, rustig (IJse: Keltisch Isca= water; Voer: Fura= Germaans= de glijdende).
Zowel de hoeven als de bossen liggen in de buurt van de Lane en ons beekje de Bilande mondt er in uit.
In de Billandestraat stonden vroeger een drietal huizen. We ontdekken er enkele bijnamen:
Als we van de Neerpoortestraat komen woonden rechts Jules va Polaïe (Jules Lahaye),
schoenmaker, en Louise Decoster.
Ernaast stond de woonst van Mil va Polaïe (Emile Lahaye) getrouwd met Lange Loewis
(Louise Verheyden).
Lager in de straat waren Mil Schauwers gehuwd met Maree van de Woela (Marie
Lodewijcks) gevestigd.
Tekst :Norbert Mosselmans en Jean-Pierre Van Binnebeek
Deze kleine broer (12cm) van kool- pimpel- en staartmees staat wel zeer modern met zijn zwart-wit gespikkelde puntkuif. Hij leeft in de naaldbossen waar men zijn zacht, ratelend geluid tussen de takken kan horen. Het gekke is dat hij dennenbossen verkiest boven sparrenbossen en dat er toch enkele loofbomen moeten staan, want daarin gaat hij nestelen. Hij hakt zijn nest uit in zacht vermolmd hout. Het naaldhout is te hard voor dat scherpe maar kleine bekje. Het nest wordt in de boom uitgehakt en met mos en korstmos bekleedt. Daarna wordt het bekleed met haar, wol en soms ook spinrag. De 4 tot 8 witte, met rood gespikkelde eitjes, worden in twee weken uitgebroed. De uitgekomen jongen worden door beide ouders gevoed. Wanneer de jongen pas uitgekomen zijn blijft moeder bij en op het nest en mag vader de zware karwei van het voedsel aanslepen alleen doen. Die kleine magen krijgen insecten en larven die onder de boomschors worden gezocht, maar ook dennenzaden en bessen. Tijdens de winter verschijnen ze wel aan de voedertafel in je tuin. Het zijn zoals alle mezen echte acrobaten aan de vetbollen en graanzakjes. Het zijn echte standvogels die in hun geboortebos trouw blijven.
norbert mosselmans
INFO Vogels uit west- en midden-europa readers digest Gids voor onderweg Thirion-natuur
In afwachting dat het echt winter wordt en we het laatste stuk IJse, van de Wijsbrug tot de Loonbeekse molen, bewandelen stellen we vandaag onze derde mezensoort voor: DE STAARTMEES
Deze iets kleine broer van de twee andere is een meester in het nest bouwen. Het bestaat hoofdzakelijk uit mos dat met spinrag en haar samengebonden wordt. Het is een ovaalvormig nest. Ze beginnen er reeds aan in maart. Daarin worden dan 8 tot 12 eitjes gelegd. Via een zijopening komen ze er in. Maar het nest is zo klein dat het ouderpaar de lange staart over de kop moet vouwen.
Het is een klein vogeltje dat toch heel veel energie verbruikt en dus voortdurend op zoek is naar voedsel: insecten en spinnen. Wanneer het echt wintert en onze vriend geen diertjes kan vinden is hij wel genoodzaakt om zaadjes en graantjes te eten. Dan zie je hem ook op de voedertafel. Een strenge winter is dikwijls fataal voor deze gevederde gast. Hij leeft vooral aan bosranden, open plekken in het bos, oude tuinen, boomgaarden en zelfs begraafplaatsen.
Zijn kleed is makkelijk te herkennen: een lange zwart, witgerande staart en een zwart, roze en wit verenkleed. Door zijn lange staart wordt hij nog al eens verward met de witte kwikstaart. Maar deze vriend is veel slanker en heeft meer wit. Ook wikt zijn staart steeds op en neer.
norbert mosselmans 01/2008
naslagwerk: vogels in west en midden-europa readers digest foto internet.
Deze wandeling looptvolledig door de velden. Is makkelijk te doen en niet lang (1.30u.).
We vertrekken in Huldenberg aan het Pakhuis. Eertijds was dit het pakhuis van de brouwerij Saint-Roch.
Na het pakhuis draaien we deM.Cahystraat in. In de volksmond nog altijd de Luizenberg. Deze naam heeft niets te maken met de kriebelende diertjes. Wel met het lies (lis of riet) dat er eeuwen geleden groeide.
Aan de Dreefstraat draaien we rechts op. Voor ons staat het kapelletje uit 1818. Wat lager aan de linkerkant staat de pijler van de pomp. Het is ook daar dat de bron is van het water dat op het gemeenteplein uit de 100-jarige pomp stroomt.
We klimmen rustig de dreef op . Boven de camping zien we links de hoeve Hof ten Schonenberg (1789). Steeds maar stijgen tot aan de Onze-Lieve-Vrouwweg.
Vele inwoners noemen het nog altijd de Kruisdreef. Ze kruist inderdaad de Dreefstraat die verbinding maakt met Duisburg.
Wij blijven rechtdoor gaan en volgen het verharde pad. Door de tussenkomst van de Europese gemeenschap is dit pad opgenomen in een fietsomloop. Opletten dus!
Aan de serren van Potter dwarsen we de Huldenbergse straat . Deze komt ook in Duisburg. We vervolgen het verharde pad. Dit werd een paar jaar geleden aangelegd ten behoeve van de inwoners van Ganspoel. Nu kunnen zij van aan het tehuis langs een verkeersvrije weg naar het dorp.
Op het einde van dit pad staat een kapel (1871). Ze werd gebouwd door pachter Minet ter herinnering aan zijn dochtertje dat op 14-jarige leeftijd overleed.
Voorzichtig de Limburg-Stirumlaan oversteken en naar links volgen.
Rechts ligt het indrukwekkende Hof ten Bos. Men vind er reeds sporen van in de 14de eeuw. Steek gerust je hoofd eens door de poort. De koer is 15a groot. Waterput 35 m diep en draagt evenals de klok het jaartal 1761.
We nemen voorbij de hoeve de weg rechts enwe stappen langs het Ganspoelinstituut . Hier werd in 1928 begonnen met onderwijs voor visueel en later ookvisueel-mentaal en - motorisch gehandicapten.
Links ligt de grote boomgaard die we voorbij stappen tot we op de rechterkant een holle weg zien afdalen.( Er staat een pijltje dat de IJsewandeling aanduidt).
Wij volgen naar beneden en komen zo aan Mennekensbrug. Hier kwamen, volgens de legende, de kabouters (mennekens) s avonds samen om naar het dorp te gaan en al naar gelang te helpen of een poets uit te halen. ( De gronden waren eigendom van de familie Mennekens. Vandaar de naam!)
Rustig stappen we verder. Weer de berg op door een mooie holle weg.Op het plateau stappen we verder rechtdoor. Ook aan het kruispunt .
Eens daar voorbij letten we goed op!Op onze linkerzijde zien we een veldweg . ( Echt tussen twee velden gelegen en soms zien we nog dat de boer de weg omgeploegd heeft en terug aangelegd.) Deze nemen we en stappen zo langs de boomgaard naar de straat.
Aan de ingang van Priesterdelle blijven we opbovenkant en nemen de J. Minetstraat.
Juist voor het laatste huis rechts slaan we het kleine pad in dat ons langs het kerkhof naar de straat brengt. Daar nemen we naar links en aan het kruispuntnemen we de A. Goossensstraat. Links is nu het speelbos.
Eens beneden in de straat staan we terug aan het pakhuis.
De wandeling die we voorstellen, verloopt helemaal in de IJsevallei. We bekijken het eens uit de hoogt en vervolgens lopen we langs het water. We vertrekken op het gemeenteplein bij de honderdjarige pomp.
Langs de trap en de Randoote komen we bij de kerk (13de eeuw). Hier gaan we rechtsom. Voorbij de graven van de Engelse soldaten en bekijken onze zonnewijzer (1764).
We verlaten het kerkhof en stappen langs de pastorij (1664). Steek gerust je hoofd eens door de poort! Langs Pastoorsbos, nu een speelbos, bereiken we de Sint-Rochuskapel. (1727). We nemen de J.Minetstraat en aan het kruispunt draaien we mee naar links en volgen de O.L.Vrouweweg tot aan het laatste huis. Voorbij de afgesloten weide stappen we rechts de veldweg op en gaan zo voorbij de boomgaard tot aan het volgende kruispunt.
Hier de weg naar rechts volgen. We stappen verder en komen tot Vranckxberg in Loonbeek. We dalen deze oude holle weg ( die nu geasfalteerd is) af tot aan de Vandervorstlaan. Bij de kapel stappen we rechtdoor tot het kruispunt (kapel). Hier dwarsen we (voorzichtig) de Sint-Jansbergsteenweg en richten ons op de Weysbrug. Dit eerste gedeelte van de wandeling verloopt helemaal op het Huldenbergs plateau. Van hier uit heb je mooie zichten op de overkant van de vallei, maar ook naar Duisburg.
Aan de Weysbrug gaan we nu de IJse stroomopwaarts volgen. We stappen nu langs een sterk meanderende beek. Na 200m verlaat je het IJsepad en volg je de beek langs haar oever. Dit is een uitzonderlijk gedeelte. Eens terug op de weg zie, dat naast dit pad een kleine heldere beek stroomt. Dit is een beekje dat ontstaan is uit de talrijke bosbronnen die onder aan Margijsbos opwellen. Het gebied is helemaal begroeid met bronbossen. Hert water is zeer helder. Dit gebied is uniek. Laat het ons dus bewaren en er niet inlopen. Het is ten andere zeer moerassig. We blijven stroomopwaarts stappen. Ze ziet nog heel wat vijvers die gevoed worden door natuurlijke bronnen. Tot Klein Waver. Daar bevindt zich op de linkeroever de laatste waterkerskwekerij van Huldenberg. Klein Waver was eertijds een doorwaadbare plaats. Waver betekent: moerasgrond begroeit met struikgewas.
Van hier tot Smeysberg heeft men de beek al rechtgetrokken.. Links heb je bos en rechts bebouwing. Aan de brug van Smeysberg hangen de toestellen om de waterkwaliteit te analyseren. We steken weer voorzichtig de straat over en lopen tussen de twee huizen door. We lopen nu op de oude bedding van de IJse. Links heb je een zeer vochtig, om niet te zeggen nat biotoop en rechts zie je de achterkant van de huizen. Ongeveer halfweg zien we de samenloop van de Grote en Kleine IJse. In het kasteelpark werd de beek gesplitst. Enerzijds om het kasteel te beschermen tegen overstroming; anderzijds om de watermolens die verder dan deze van Huldenberg liggen ook nog water te bezorgen. Aan de school stappen we over de brug en we bevinden ons nu op een groot eiland, want gelegen tussen de twee armen van de IJse. We stappen de tweede brug over en het gemeenteplein ligt in de linkerhoek van de parking; We zijn rond.
Deze wandeling doe je rustig aan en na 2 uur ben je rond.
OGEN OPEN
Tijdens het eerste gedeelte lopen we over het Huldenbergs plateau. Zeer vruchtbare grond. Sinds eeuwen ploegen, eggen, zaaien hier onze boeren. Graangewassen, aardappelen, bieten, witloof voeren hier het hoge woord. Soms zie je nog een vlasleeuwenbekje. Tijdens de afdaling van Vranckxberg staan de stoere zomereiken langs de rand van de weg. Wijfjesvaren staat her en der groen te pronken. Een verloren robinia heeft ook zijn plaatsje op een berm.
Vanaf de Weysbrug volgen we de kronkelende loop van de IJse. Hier en daar vinden we nog de zaaddragende grote berenklauw. De paarse bloem van de grote balsemien bengelt in de zon. De maretak is door de bladval van de bomen zeer goed te zien. We hebben ook al de kardinaalsmuts ontmoet en de schitterende helrode bessen van de Gelderse roos. De bijna opgevreten bladen van het grote hoefblad staan er armzalig bij. De wilde hop heeft reeds heel wat bomen en struiken in zijn macht. Wandel kijk en luister. Maar vooral geniet van dit mooi stukje natuur.
HULDENBERG - De bijnamen van de inwoners, informatie over de straten en de wandelwegen. Op www.bloggen.be/huldenberg vind je allerlei informatie over de gemeente. 'Zo kan je de recentste geschiedenis voor het nageslacht veilig stellen', zegt Jean-Pierre Van Binnebeek.
Hij nam het idee over van Jean Philips die jaren geleden al begon met het noteren van namen en vooral bijnamen van mensen die in het centrum van Huldenberg woonden. Maar verder dan notities in een schrijfboekje kwam het niet.
'Ik vond dat een prachtig idee en ik kreeg meteen de aanmoedigingen van Jean om het verder uit te werken. Vandaag staan er al een paar straten van Huldenberg-centrum, van Loonbeek, Neerijse en Sint-Agatha-Rode online. En de belangstelling groeit van dag tot dag. Van de 29.000 weblogs die vandaag bezocht worden, staan we qua bezoekersaantal rond de 220ste plaats. Als je veel lezers hebt, krijg je ook veel reacties en input. De ene weet dit en de andere wil dat nog kwijt. Zo groeit de hele zaak uit tot een encyclopedie van de Huldenbergse geschiedenis', hoopt Van Binnebeek.
Dubbelchecken
Hij is bijna dagelijks op bezoek bij de wat oudere Huldenbergenaars die nog sappige verhalen kunnen opdissen. Maar een verhaal gaat nooit online voor de auteur het met dat van een tweede of derde verteller vergeleken heeft. Dat dubbelchecken moet de juistheid verzekeren. 'Het is echt leuk om met de mensen te gaan praten. Soms gaat het wat stroef, maar bij de meeste vertellers rollen de verhalen er zo uit. Ik ervaar dagelijks dat de artikeltjes over de bijnamen van de mensen het meeste succes hebben. Je kan niet geloven hoe zeer ze zich aangesproken voelen', zegt Jean-Pierre.
Ondertussen heeft ook nog andere heemkundige en toeristische informatie op de weblog een nest gevonden en krijgt Van Binnebeek het gezelschap van andere auteurs zoals Norbert Mosselmans, Jaak Bertmans en Bernard De Leener. Beschrijvingen van wandelwegen en van leuke fauna en flora die in de Huldenbergse natuur te vinden zijn, komen evenals het ontstaan van de verschillende Huldenbergse dorpen uitgebreid aan bod. Jean-Pierre Van Binnebeek staat ook even stil bij de artistieke troeven van historische Huldenbergse gebouwen. De kapel van het Loonbeekse Blauwhof is daar één van.
De maand april was dit jaar uitzonderlijk mooi en daardoor is de natuur ook een stuk voorop. Maar met een beetje geluk vind je toch nog de zwarte bessen van de vlierstruik.
Een struik die liefst vochtig staat op een grond rijk aan stikstof.
Hij koloniseert zeer vlug braakliggend terrein en gebruikt daarvoor uitlopers van de wortels en afleggers. Dit zijn takken die de grond raken en daar dan wortels schieten en zo een nieuwe plant vormen die zelfstandig kan leven en uitgroeien. Binnen in de takken zit een zacht merg. In de lente bloeit hij met heerlijk ruikende witte bloemschermen. In het najaar hangt hij vol met trossen zwarte bessen. Eens die rijp zijn smullen de vogels hun buikje vol.
Deze struik is al van oudsher als een belangrijke plant beschouwd.Vondsten uit het Stenen tijdperk geven ons reeds zaden van de vlierbessen. Bij de Germanen was het een heilige boom en mocht hij niet omgehakt worden. Zelfs in het begin van de 20ste eeuw moest deze struik met ontzag behandeld worden.Vliersnoeisel mocht niet verbrand worden. Ziekten kon men op de vlier overdragen door de vlierstruik te omarmen en een rijmpje over je ziekte op te zeggen met daarin de vraag dat de struik de ziekte wou overnemen (?). Bij elke woning stond een vlier. Vrouw Holle ( Noorse sprookjesvrouw) bewaakte het huis. De vliegen mijden de struik als de pest. Dat was een reden om die struik dicht bij huis te zetten. Dat Judas zich aan zo een struik verhing is weinig waarschijnlijk. De takken en twijgen zijn te slap.
Naamgeving Het Latijnse woord sambucus betekent schuiftrompet want vroeger werd het vlierhout gebruikt voor het vervaardigen van fluitjes. Het wordt nu nog wel eens gebruikt voor het maken van mondstukken voor midwinterhoorns. In Duitsland noemen ze deze struik Holunder, in Zuid-Limburg Hullunder of Holderteere. De mergrijke vliertakken kunnen op latere leeftijd hol worden. De naam vlier zou zijn afgeleid van het Nederduitse vlieder wat betrekking heeft op het gevederde blad.
Gebruik:
De takken werden gebruikt om fluitjes de maken. Vandaar nog altijd ons woord: FLIERFLUITER.
De bloemen kan men in deeg stoppen en dan lichtjes frituren. Of men kan er een heerlijk drankje mee brouwen.
De rijpe bessen worden verwerkt tot jam en siroop. Vlierensiroop wordt nu nog altijd gebruikt als hoestmiddeltje.Wie kent er de vlierbollen niet. Indertijd noemde men ze Le Ballon de Tournai. Het waren ronde metalen dozen met daarop een ballon.
Ook als verf voor textiel werd deze plant gebruikt: - bladeren gaven een groene verf, - bessen: blauw, lila of violet - en de bast (schors) gaf ons zwart. Als bijtmiddel gebruikte men aluin, ijzer of zout
Bereiding: Verwarm een kleine hoeveelheid water en los er de suiker in op.Daarna laten afkoelen. Pers de citroen en snijdt de schil in vier parten( pitten verwijderen). Steek de bloemen in een grote glazen pot. Voeg er de citroenschil, het zoete water en de rest van het water samen met de wijnazijn aan toe. Roer om en dek af . laat gedurende 4 5 dagen staan. Zeef de vloeistof. Vul flessen en zet er de schroefdop op. Laat dan nog 6 dagen rusten. De vloeistof zal dan mousserend zijn. Eventueel laat je het nog 4 dagen rusten.
PROOST!
Norbert Mosselmans
Naslagwerken: De rijkdom van de kruiden Emma Callery Bomen en struiken Readers Digest www. annetanne.be
Midden in het gehucht 'De Tomme' in Ottenburg staat een aarden ophoping van 140 x 30 x 6 m. Deze ophoping dateert van de periode van de Egyptische piramides. Men kan er niet naast kijken. Is dit een natuurlijk verschijnsel of werd deze heuvel door de mens gemaakt ? Bernard De Leener is één van de weinige kenners van de Michelsbergcultuur in België. We laten hem aan het woord.
De Michelsbergsite van Ottenburg
In het gehucht "De Tomme" en in het verlengde ervan in de richting van de akkers, evenals langs de steile randen (o.a. in het bos van Laurensart) bevindt zich een Michelsbergsite waar trouwens tal van opgravingen en onderzoeken plaatsgevonden hebben.
Het woord 'Tomme' is afgeleid van "tombe" omdat men vroeger dacht dat de enorme aarden ophoging die vrij goed te zien is tussen de huizen van het gehucht, een graf was. Niets is minder waar. Het gaat wel om een kunstmatige langgerekte aarden heuvel aangebracht door de Michelsbergers. Wellicht is deze ophoging geen overblijfsel van een aarden wal om het promontorium van het plateau af te sluiten, want voor deze functie is de richting van de heuvel verkeerd.
Archeologen vermoeden dat deze volumineuze aarden ophoping eerder als verzamelplaats gebruikt werd.
Iets achteraan, tegen het bos, heeft men via opgravingen in de akkers alle "ingrediënten" van de Michelsbergcultuur gevonden.
In het bos van Laurensart is er een aarden wal loodrecht op de holle weg die naar beneden gaat. Via gesofistikeerde technologïeën is men tot de bevinding gekomen dat deze aarden wal vervolgd wordt aan de andere kant van de weg en zelfs tot heel ver de randen van de afgrond volgt. In het bos langs de steile randen zou er zelfs een gans netwerk zijn van aarden wallen, omzeggens onzichtbaar voor het blote oog.
De Michelsbergcultuur in België
In ons land zijn er heelwat archeologische vindplaatsen uit het midden v.h. Nieuwe Steentijdperk (Midden-Neolithicum rond 3500 v. Chr.).
De benaming 'Michelsberg' verwijst naar een belangrijke site in Duitsland waar men veel materiaal en informatie gevonden heeft van die cultuur. De Michelsbergers installeerden zich steeds op een hoogte in het landschap. Bij voorkeur zelfs op een promontorium of een soort "schiereiland" waarvan de randen langs de omtrek steil waren.
De verbinding naar het plateau werd afgesloten met een "muur", meestal een aarden wal. Op het promontorium of aan de voet ervan waren er steeds bronnen, beken of rivieren...
In het Neolithicum werden landbouw en veeteelt uitgevonden zodat de vestigingsplaatsen zeer vruchtbaar dienden te zijn. Vandaar de talrijke sites in Brabant. De voornaamste kenmerken van deze prehistorische cultuur zijn tulpvormige aarden potten.
Tijdens de Huldenbergse feesten van 2007 werd er op zondag 7/10 in voor- en namiddag een natuurwandeling georganiseerd. De belangstellenden vinden hier de wegwijzer van deze tocht rond het centrum van ons dorp. Duur: ongeveer 01.00u. Veel plezier!
LANGS KLEINE WEGGETJES.
We vertrekken op het gemeenteplein. In het midden staat een fontein. ( in de volksmond: de poemp.) Ze werd geschonken door het echtpaar Limburg-Stirum de Thiennes de Rumbeke. In 1906 vierde dit grafelijk echtpaar zijn gouden huwelijksjubileum en zij schonken dit mooie monument aan de gemeente. Bovenop staat een ijzeren Madonna, patrones van de parochie. Op de zuil zijn de wapenschilden van de families van de schenkers aangebracht. Het water van deze fontein komt van buiten het dorp: de Dreefstraat. Het systeem werd aangebracht door Henri Veiller en zijn vader Jef Veiller, beter gekend als Vlek. Achter de fontein staat de vrijheidsboom. Aan de andere kant van de straat heeft men het monument ter herinnering aan de oorlogsslachtoffers van de beide oorlogen. Het werd opgericht in 1947. De rechtopstaande leeuw (uit het wapenschild van de gemeente) werd reeds enkele malen gestolen. We verlaten het gemeenteplein in de linkerhoek naast het gemeentehuis. Dit werd vakkundig gerestaureerd onder leiding van architect Jef Van Uytsel. Het gebouw dateert uit 1867. De gemeenteschool stond er naast. Ze werd in begin van 1990 afgebroken om het gemeentehuis uit te breiden. We wandelen verder richting De Kronkel. De sporthal van de gemeente Huldenberg. Ze werd ontworpen door architectzanger Jef Van Uytsel, inwoner van onze gemeente. Deze sporthal werd ingehuldigd 31 mei 1996. Ze kreeg haar naam van de kronkels die de IJSE maakt. Voor en achter het gebouw stroomt de IJSE. Deze bijrivier van de Dijle ontspringt nabij de Middenhut te Sint-Genesius-Rode. Ze wordt echt een snelstromende rivier vanaf de Eendenpootvijver te Groenendaal. Op haar loop bevonden zich vijf watermolens : Hoeilaart, Overijse, Huldenberg, Loonbeek en Neerijse. Na Neerijse vloeit de IJse verder naar Korbeek-Dijle om daar uit te monden in de Dijle. Wanneer we de tweede brug oversteken zien we voor ons de gemeenteschool. Oorspronkelijk de school van de zusters Annonciaden van Huldenberg maar overgenomen door de gemeente om er een gemengde school van te maken. We draaien rechts op en laten de school aan de linkerkant.We stappen tot aan de Elzasstraat ( vanwaar komt die naam ?) en nemen dan naar links. De eerste straat rechts nemen we en zo zijn we in de Stockemstraat. (Stock is een eigennaam en hem komt van heim en betekent woning. Dus Stockemstraat betekent : woning van Stock) Deze prachtige holleweg volgen we tot boven in het veld . Juist voorbij de linker houtkant is er een kruispunt. We nemen de losweg links en lopen tussen de afsluiting door. Wanneer we terug in oostelijke richting stappen hebben we een prachtig zicht op het dorp. Ondertussen zijn we afgedaald tot de Kausdelle. We dwarsen deze en gaan het kleine weggetje op. Het wordt klimmen en we bereiken Koxberg. We gaan naar rechts en voor de pomp ( deze is een kopie) die op het kruispunt staat stappen we links het weggetje op. Na een goede 100m nemen we rechts het pad dat tussen twee huizen opwaarts loopt. We blijven het volgen tot we op de Breembos uitkomen. We dalen deze straat af en komen terug aan de Koxberg. We gaan hier naar rechts en draaien de Geroytstraat in. Na de hoeve dalen we de Kafmaasberg af en draaien mee naar rechts nemen de trap om in de Acacialaan te komen. Onderaan de trap slaan we links af en stappen tot aan het huis met nummer 7. Juist voorbij dit huis gaan we naar rechts en stappen naar de weide onderaan de braakliggende grond. We nemen het weggetje dat kronkelend via het bos naar het IJsedal slingert. Eens daar stappen we rechtdoor en komen zo op het IJsepad Op dit pad slaan we links af en komen zo terug aan de Kronkel . De wandeling is nu rond.
DE NATUUR ONDERWEG.
In de holle weg van de Stockemstraat vinden we de hazelaar, de klimop, de robinia ( verkeerdelijk acacia genoemd), de beuk, de haagbeuk, de Amerikaanse eik, de zomer en winter eik. Bij het afdalen van de losweg tussen de weiden ontdekken we smalle en brede weegbree, de sneeuwbes, de peterselievlier. Halfweg de klim-op naar de Vinger bloeit het wilgenroosje en de grote berenklauw. Links en rechts van het pad na de pomp groeit de esdoorn, de ruwe berk en de tamme kastanje. Onderaan de trap van Kafmaas staan een paar kardinaalsmutsjes. Wanneer we de aardeweg afdalen na nummer 7 kunnen we volop genieten van de meidoorn, de eiken, de boskersen, de brandnetels, de varens en tijdens de herfst de vele soorten paddestoelen. In het bos geeft een bron al eeuwenlang helder fris water. Wanneer we aan de IJse zijn vinden we daar nog de zwarte els, de es, het boerenwormkruid, de smeerwortel, rode klaver
NIET VERGETEN !
Tijdens de wandeling luisteren we naar de vogels en genieten we van de heerlijke zichten op Huldenberg.
Langsheen de IJse schitteren de gouden knopjes van het boerenwormkruid in de zon ( als ze er is!).
Foto: internet
Met zijn holle stengel en de lancetvormige geveerde blaadjes valt deze plant ook op door zijn hoogte van 1 tot 1,2m.De knoopjesbloemen vormen een echt schermen steken af tegen het donkergroene loof.
Deze bloemen kunnen gedroogd worden en dan in droogboeketten verwerkt worden. Knip de bloemen en trek ze niet uit. Het is een overblijvende plant.
Wrijft men de blaadjes tussen zijn vingers dan komt er een sterke, aromatische geur vrij.
GEBRUIK:
Door zijn sterke geur werd het kruid voeger gebruikt om ongedierte: vlooien ( op dieren), muggen en motten in kasten te verdrijven.
In de streek van Tienen en Diest snijdt men in de lente de jonge scheuten en verwerkt men ze in pannenkoeken.Tijdens de Middeleeuwen keek men zo nauw niet op de nogal scherpe smaak en werd het in vele gerechten verwerkt: salades, gebak en toetjes, lamsvlees en pudding.
De plant werd ook gebruik als bloedzuiverend. Hem werd de eigenschap toegedicht om wormen te verdrijven. Vandaar de Nederlandse naamgeving.
Vandaar dat men de jonge scheuten bij het begin van de lente verwerkte. Men wilde zich reinigen van de winter.Ook at men tijdens devasten veel vis en men dacht die wormen in het lichaam bracht ! Vandaar het gebruik van het boerenwormkruid.
NIET OP EIGEN HOUTJE GEBRUIKEN! VEEL VAN DEZE PLANT IS NOG ONBEKEND! Al wordt hij al eeuwen door de mens gebruikt!
De zaden die men nootjes noemt,worden gebruikt om likeur te bereiden (o.a. bénédictine).
Het is ook een verfplant. Wordt dus gebruikt om weefsels te kleuren.
Zwangere vrouwen moeten deze plant mijden.
NAAM:
De Latijnse naam zou komen van het Grieks: athanasia. Dit betekent: onsterfelijk. Hetgeen slaat op de bloemen die, zoals hoger gemeld, gedroogd kunnen worden.
Tijdens de wandeling langs de IJse van Smeysberg naar Klein Waver werd onze neus gestreeld door een zoet amandel- en vanillegeur. De mooie moerasspirea is er de oorsprong van.
Deze plant die tot de familie van de rozen behoort groeit het liefst in vochtige bodem. Met een wortelstok en dunne vlezige wortels vindt hij daar zijn voedsel.
Op een roodachtige en holle stengel prijken de crèmekleurige trosjes van kleine bloempjes. Deze verspreiden de hele zomer de zoete geur.
De blaadjes gelijken op de olmblaadjes vandaar dat in de Latijnse naamulmaria voorkomt.omdat de dunne wortels aan een dikkere wortelstok hangen is het eerste gedeelte fylum wat draad betekent en pendula wat hangen wil zeggen.
De zaden zijn kale, spiraalvormige gedraaide dopvruchtjes.
GEBRUIK
Bloemen voor boeketten. Geven ook aan smaak aan bier en wijn. Ook in jams en gestoofd fruit werden ze verwerkt. In de Scandinavische landen werd zevroeger toegevoegd aan bier en mede.
Ze werden ook in de kasten gelegd om een geurtje aan het linnen te geven.
Ook werden ze, samen met het blad,in huis gestrooid voor de aangename geur. Bloemen worden gedroogd voor kruidenmengsels.
Bij het koken geven ze een groenachtige- gele verfstof
Het blad werd door de soep gedraaid. Kookt men blad en stengel dan verkrijgt men een blauwe verstof. De wortels zorgen voor een zwarte kleur.
Jonge scheuten werden als asperges gegeten en de wortelstok als schorseneren.
MEDICINAAL
In 1838 ontdekte men in deze plant het salicylzuur. Het basisproduct van de aspirine. Later zal men deze stof nog vinden in de wilg ( salix) en tenslotte zal men het synthetisch maken.
In de naam aspirine vindt men spirea terug.
VOLKSNAAM
Boksbaardkruid, geitenbaard, bloeiende olm, koningin der weiden ( komt van het Frans Reine des prés.)
In de nabije toekomst zijn er wijzigingen aan de baan Overijse-Leuven gepland. Een gedeelte van het Blauwhof in Loonbeek wordt afgebroken.Een stukje patrimonium verdwijnt.De gelegenheid om even terug te blikken op de historische rol die het Blauwhof in Loonbeek gespeeld heeft.
Het blauwhof, centrum van het economisch en politiek leven in Loonbeek
Het Blauwhof van Loonbeek heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven van het dorp en zijn inwoners.
Oorspronkelijk was het blauwhof een grote hoeve die het centrum was van het economisch en het politiek leven in Loonbeek.Eeuwenlang hebben families pachters de boerderij bewoond en van daaruit de omliggende velden bewerkt.
Zo zijn volgende eigenaars gekend :
Jonker Gillis Breton (1595)
Hugo Creton
Mevrouw Dufrenne (1670-1692)
Meuntinck (Muitinckx) (1703-1736)
Mevrouw Montfort de Rixensart (1735-1789)
Jean-Ferdinand De Cupere
Ridder Karel de Wyel
Jan Bogaerts (1893)
Sebastiaan Lamal en zijn zoon Guillelmus
In de 19e eeuw herbergde de hoeve gedurende jaren de burgemeester van de gemeente:
Jan François Stroobants (+ 15.7.1852), die gehuwd was met de dochter van Guillelmus Lamal, Maria-Theresia Lamal, had er zijn verblijfplaats.
Nadien kwam Ridder de Wyels, die ervoor zorgde dat Loonbeek in 1874 een parochie werd.
De familie Van Weyenbergh en de Ursulinen
In de 20ste eeuw werd na Ridder de Wyels het Blauwhof eigendom van Amand-Jozeph Van Weyenbergh (1844-1933) gehuwd met Marie-Philomène Coose (18461926). Hij kocht het goed in 1906.In een eerste fase gebruikte hij de hoeve als tweede verblijfplaats (hij woonde in het Brusselse, Leuvensesteenweg).In een tweede fase kwam hij er wonen en hij verbleef er tot zijn dood in 1933.Aan de hand van de enkele fotos die uit die tijd nog bestaan en die in het bezit zijn van de familie Van Weyenbergh blijkt duidelijk dat het er heerlijk vertoeven moet geweest zijn. Het gebouw was goed onderhouden en de kinderen en kleinkinderen kwamen er op bezoek en brachten er hun vakantie door.Als vervoermiddel om tot Loonbeek te komen werd de stoomtram gebruikt.
Na de dood van Amand-Joseph in 1933 erfde zijn enige dochter, Julie Van Weyenbergh, het gebouw en de tuinen.Zij was abdis van de Zusters Ursulinen te Zaventem was. De Ursulinen gaven er onderwijs en aan het klooster was een pensionaat verbonden.Julie zag de kans om het gebouw in Loonbeek optimaal te benutten en de hoeve kreeg een andere bestemming: het diende niet alleen als retraiteplaats en uitstapmogelijkheid voor de leerlingen, maar ook als buitenverblijf voor de congregatie waar zieke zusters konden herstellen.
Architecturale teloorgang met de picpus-congregatie
In de periode van de tweede wereldoorlog werd de Leuvense industrieel Donckers eigenaar.Niet voor lang want in 1944 namen de zusters van de Heilige Harten (of Picpussinnen) hun intrek in het domein het Blauwhof.
De congregatie van de zusters van de Heilige Harten en Altijddurende Aanbidding werd door de Franse priester P. Coudrin (1768-1837) tijdens de Franse revolutie gesticht.In 1805 werd het hoofdklooster gevestigd te Parijs, in de Picpus-wijk, vandaar de naam Picpussinnen.In België werd het eerste klooster gevestigd te Tongeren in 1894.De Picpussinnen waren actief in het onderwijs en de bejaardenzorg.
Na hun aankomst in Loonbeek maakten de zusters er hun woonhuis van en begonnen te verbouwen.
Dit was het begin van de architecturale teloorgang van het Blauwhof als historische hoeve.In 1948 werd de zuidelijke vleugel gebouwd, die nu ingenomen is door het O.C.M.W.Er werd bij deze bouw geen rekening gehouden met de architectuurstijl van de oude hoeve.
In 1954 werd een kapel opgetrokken evenals de gebouwen aan de straatkant.De kapel is een architecturaal pareltje, gebouwd in Art-Deco-stijl.Opvallend zijn de mooie glasramen. Maar de gebouwen aan de straatkant werden met weinig smaak en respect voor de bestaande stijl geconcipieerd.Maar ja, in die tijd kon alles !
In 1958 kochten de zusters die er enkele bejaarden verzorgden een stuk grond van 99 a groot langsheen de St.-Jansbergsteenweg.Van Loonbeek uit werd er besloten het home voor oude dames te Heverlee op te richten en de stichting te Loonbeek te sluiten.De zusters verlieten Loonbeek op 8 mei 1963.
De picpussinnen hebben bijna 20 jaar in Loonbeek verbleven. Jammer genoeg moeten wij vaststellen dat zij op architecturaal vlak een niet zo positieve erfenis achterlieten.
De hoeve zelf was verloederd en dringend aan restauratie toe ; de picpussinnen hadden tijdens hun verblijf in Loonbeek meer oog gehad voor nieuwbouw en hadden het historisch patrimonium slecht onderhouden. Ook de tuin was een wildernis geworden.
De afbraak van een stukje patrimonium
Voor de Arme Klaren, afkomstig van de Brusselse Marollen, kwam het Blauwhof in 1963 in aanmerking als nieuwe vestigingsplaats omdat het een aantal voordelen bood.
- de ruimte, die mogelijkheid bood tot bezinning ;
- de natuur, die hen toeliet te leven volgens de leer van Sint-Franciscus en
- het feit dat dit gebouw andere congregaties gehuisvest had.
Toen de zusters in Loonbeek gevestigd waren werd het snel duidelijk dat de bestaande infrastructuur niet helemaal aan hun wensen tegemoet kwam. Tijdens de eerste jaren werd er dan ook verbouwd.
De oude hoeve was in zulke mate verloederd dat er besloten werd het gebouw drastisch aan te passen. Eigenlijk een trieste beslissing want daardoor verdween een stuk van het patrimonium van de gemeente. Het oorspronkelijke Blauwhof bestaat nu nog op postkaart en op enkele zeldzame fotos. Op dezelfde plaats werd een nieuw gebouw opgetrokken dat voor een stuk paste bij de stijl (als men van stijl mag spreken) van de gebouwen die de picpussinnen in 1948 achtergelaten hebben. Er werd een beroep gedaan op een Brusselse aannemer die met plaatselijke metsers en arbeiders werkte zoals René Van Renterghem, de gebroeders Gust en François Nijs en Jean Philips.
De werken namen drie jaar in beslag, van september 1964 tot september 1967. Tijdens die periode hebben de zusters meermaals moeten verhuizen.De vleugel gebouwd door de picpussinnen was de meest aangewezen plaats om te verblijven.Maar zij hebben overal gewoond, zelfs in de trapgang.
In die periode waren er veel zusters op leeftijd ; zij waren ingetreden tijdens de oorlog 14-18.
Daarom werd er in 1972 een lift geïnstalleerd opdat die zusters naar de verdieping zouden kunnen gaan.
Een retraitehuis
Van 1968 tot 1980 werd de zuidelijke vleugel van het gebouw opengesteld voor groepen en particulieren die zich voor een beperkte periode wilden afzonderen.Er leefde in die tijd de opvatting dat mensen moesten kunnen deelnemen aan een spiritueel leven dat voorhanden was.Loonbeek beschikte zodoende over een retraitecentrum.
De zusters zorgden voor de keuken en logies ; ze werden daarbij bijgestaan door een dame, Juffrouw Kapelle, die au pair werkte.Het enige contact dat ze met de bezoekers hadden gebeurde in het begin achter tralies tijdens de diensten ; na het concilie werden de regels versoepeld : een glazen wand diende als scheiding want de zusters moesten de regels van hun orde verder naleven.
In de tuinen konden de bezoekers wandelen en er zich verpozen.Een gedeelte bleef de zusters voorbehouden; zij hadden er ook hun moestuin. De oude boomgaard werd na een tijd ontbost en omgevormd tot speelterrein voor de kinderen van het dorp. In 1999 kocht de gemeente het stuk grond.
Het retraitehuis werd uitgebaat tot 1980. Hoewel zij veel hulp kregen van de autochtone bevolking, bijvoorbeeld door Irma Denies-Nys, Josée Van Fraechem-Nys en Emelie Lahaye- Weemaels, begon deze last zwaar te wegen. Het werk in het retraitehuis en de verzorging van hun oudere collega's lieten hen weinig tijd over voor wat hun hoofdtaak bij uitstek was, het gebed.
In 1980 toonde het O.C.M.W. interesse om een deel van het klooster in te huren voor zijn diensten en dit kwam op een optimaal moment. De zuidelijke vleugel werd dan ook aangepast aan de nieuwe behoeften. Dit betekende dat de zusters het andere gedeelte van het gebouw moesten betrekken, wat opnieuw veranderingen met zich mee bracht, o.a. de bouw van een lift in dat deel van het gebouw om iedereen de toegang tot de verdiepingen toe te laten. Er werd ook een nieuwe ingang voorzien voor het klooster. Het huidig poortje kwam er in 1981 en de buitenzusters kregen er een paviljoentje.In 1996 vervoegde de laatste buitenzuster, zuster Bernadette, de groep koorzusters.
In 1989 kocht de gemeente de volledige vleugel om er alle diensten van het O.C.M.W. in onder te brengen.
In de loop van de jaren 90 moest ieder O.C.M.W. een aantal politieke vluchtelingen een onderdak bieden. In Huldenberg werd het Blauwhof gekozen als opvangcentrum maar de kamers op de verdieping werden wegens de houten wanden niet geschikt gevonden. Zo werd beslist de kapel open te stellen voor een groep Kosovaren. Dit was geen gelukkige beslissing want de interne en externe infrastructuur was ontoereikend om deze mensen op een redelijke wijze op te vangen.
Na meer dan 40 jaar discrete aanwezigheid hebben de zusters Clarissen Loonbeek verlaten en hun intrek genomen in het Franciscaner klooster van Vogelzang te Woluwe.
De drie overblijvende zusters wisten heel goed dat de Loonbekenaars hun clarissen op een piëdestal stelden en nog altijdrespect en waardering voor hun levensfilosofie en hun waarden koesterden.
Ergens lieten de Arme Klaren een grote leegte achter. Het klokje dat zo vele jaren klepte in het hartje van Loonbeek werd weggenomen en naar het buitenland verhuisd; zonder uitdrukkelijk zichtbaar in het straatbeeld van Loonbeek geweest te zijn, hebben de zusters Clarissen met dit klokje gedurende meer dan veertig jaar hun aanwezigheid in het hartje van het dorp willen beklemtonen.
Hoe ziet er de toekomst nu uit ?Hoe gaat het gebouw er uitzien nu er concrete plannen bestaan om een deel af te breken.Wat zal er met de fraaie en stijlvolle kapel gebeuren ? Allemaal vragen die de Loonbekenaars zich rond hun historisch gebouw stellen.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bibliografie
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-1. Na veertig jaar aanwezigheid in het blauwhof verlaten de zusters clarissen het Blauwhof.J.-P. Van Binnebeek
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-2. De zusters Clarissen hebben het Blauwhof verlaten.J.-P. Van Binnebeek
De Dijlevallei heeft reeds zeer vroeg mensen aangetrokken.Dat de Kelten in de streek aanwezig waren staat vast.De naam IJse is trouwens afgeleid van het keltisch woord Iska (= water) dat een variante is van Uiscea uit.Dit laatste woord heeft tevens het woord whisky gevormd.
Neerijse moet daarom verklaard worden als een nederzetting die zich ontwikkeld heeft onderaan de waterloop de IJse, in tegenstelling tot Overijse.Ook later, tijdens de Romeinse periode, zijn in het gebied mensen komen wonen.
Op het einde van de 4e eeuw bedekte het kolenwoud, het Carbonaria Sylva het gebied van Brussel tot de streek tussen Samber en Maas. Na de Frankische invallen behoorde het gebied ten tijde van Karel de Grote tot het Karolingisch domein.Wij hadden toen nog altijd te maken met een bosrijke streek, afgewisseld met heiden, beemden en een grillig reliëf.De oude kaarten tonen aan dat de bossen zowat overal gespreid waren zodat wel eens gesproken werd van Cleyn Soniën.
Bepaalde factoren hebben op dat ogenblik het ontstaan van een dorpsgemeenschap in de hand gewerkt.Eerst en vooral de waterstromen zoals de Dijle en de IJse die zich door dit landschap doorkronkelen.
Corbie
Op religieus vlak kende Neerijse in de 12e en 13e eeuw een bloeiperiode.Dit was te danken aan de merovingische koninklijke Abdij van Sint-Pieter van Corbie.
Zij was één van de befaamste en machtigste religieuze instellingen in de middeleeuwen en was gelegen bij Amiens in Noord-Frankrijk.
Zij werd in 657 door de koningin en heilige St-Batilda gesticht, die haar een domein van 6 mijlen in de ronde geschonken had.Het klooster trok honderden kloosterlingen onder wie Adalardus.
Adalardus was de kleinzoon van Karel Martel en had zijn jeugd doorgebracht op het hof van Karel de Grote.Bij zijn toetreding tot de orde schonk hij het klooster zijn prinselijk patrimonium dat onder andere in het huidige België lag.In Brabant had hij bij voorbeeld bezittingen in Bertem, Neerijse, Overijse en Huldenberg.Hij stierf in 827 en werd heilig verklaard.
Corbie was in de Middeleeuwen oppermachtig.Zij was het centrum van zowel het religieus als het profaan leven.In 1323 werd zelf in haar prachtig binnenhof een kruistocht gepredigd.
Neerijse kon delen in het luister van het machtige klooster van Corbie.
Uit die periode dateert de Romaanse kerk waarvan de torens uit die periode overgebleven zijn.Alleen het feit dat de kerk twee torens had is een duidelijk bewijs dat Neerijse een belangrijk religieus centrum was.Opvallend is wel dat de kerk gebouwd is in de schelderomaanse stijl : de torens staan in het midden in tegenstelling tot de andere Romaanse kerken van de streek, denk maar aan Bertem waar de toren in het westen staat en tot de maasromaanse groep behoort.
De parochie Neerijse is één van de oudste van de streek.Dankzij de aanwezigheid van de abdij van Corbie werd Neerijse reeds in de vroege Middeleeuwen, in tegenstelling tot naburige dorpen, uitgebouwd tot een volwaardige parochie.
Neerijse werd toen opgenomen in het bisdom Kamerijk (Cambrai) en maakte deel uit van de dekenij Brussel.Het bisdom Luik kwam heel dichtbij: de Lane en de benedenloop van de Dijle vormde natuurlijke grenzen.
Het pachthof van Ophem en Corbeye was tijdens de late middeleeuwen de hoeve van de abdij.Getuige daarvan : de schuur vooraan die gebouwd is om het graan van de grote tienden te verzamelen.Met de teloorgang van de abdij kocht de familie van Ophem het domein, vandaar de naam.Het huidige gebouw dateert van de 16e of 17e eeuw.Er zijn wel achteraf nog veranderingen aan het gebouw aangebracht.De naam Lindenhof werd in de 20ste eeuw gegeven.
Op een bepaald ogenblik was de abdij niet meer bij machte haar immens rijkdom te beheren.De ver gelegen goederen brachten nog weinig op.In 1550 werd de abdij in commende gegeven.Het administratief beheer werd een ramp, het patrimonium volledig verwaarloosd.Daarnaast werden de domeinen van Corbie in beslag genomen telkens er een oorlog met Frankrijk uitbarstte. In 1562 kwam een einde aan de heerschappij van de abdij in onze streken.
Economische bloei en vrijheden
Essentieel waren ook de pachthoven die aan de basis lagen de economische ontwikkeling van de streek.Zij werden gewonnen op het woud.Zo stellen we vast dat er in de 11e eeuw een uitbreiding van de oppervlakte van de landbouwgrond was ; nieuwe ontginningen waren aan de orde van de dag.De randen van het Zoniënwoud werden door ontginners aangetast.Later, in de 12e eeuw werd grootschalig ontbost en nieuwe akkers werden blootgelegd.
Neerijse kreeg heel vroeg haar vrijheden en keuren van Hendrik I, Hertog van Brabant die in 1211 aan de inwoners van Neerijse een apart voorrecht verleende.Ze werden vrijgesteld van de opdracht van korenschoven, van de dodehand en van alle lasten.
Het dorp kende drie economische kernen. Eerst en vooral, Ter Meeren.De familie Van de Meeren uit Sterrebeek was in het bezit van het hof, vandaar de naam.Ridder Jan Van der Meeren is de oudst gekende eigenaar van het hof ; hij stierf in 1313.Later heette het hof Roodhof, deze naam bleef bestaan tot in de 20ste eeuw.
Aan de overkant van de IJse was er Eigen.Eigen was een allodium ; dat zijn erfgoederen die men niet door koop bv. verworven heeft ; in het Nederlands is dit vrij erfgoed, eigen, vandaar de plaatsnaam.In het franstalig gedeelte van België staat de naam Eigen voor Alleu. Iedereen kent de plaatsnaam Braine lalleud.
Veel verder stond het hof Tersaat.Wellicht is de naam een afleiding van het Franse woord Sart dat men nog terugvindt in het woord essarté= gerooid.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
De getuigen van het verleden van Neerijse. J.-P. Van Binnebeek & René Hallet. 2005
Sint-Agatha-Rode moet in de vroege Middeleeuwen een onherbergzaam gebied geweest zijn : bossen en moeras.
De Graven van Leuven hebben het hout van het oord tussen Dijle en Lane GEROOID, vandaar de naam Rode.
Zij lieten een kapel bouwen toegewijd aan de Heilige Agatha.In die tijd waren zulke heiligen zeer in trek.Agatha van Catania was de dochter van een vooraanstaande Siciliaanse familie. Zij leefde in de derde eeuw na Christus.Zij werd vermoord onder keizer Decius.Haar borsten werden afgesneden maar een engel genas de wonden in haar cel.Zo wordt de heilige zeer vaak afgebeeld met een schaal waarop twee borsten liggen. Ze werd daarna gesleept over brandende kolen met scherven tot ze stierf. Zo tonen soms afbeeldingen haar op een brandstapel.Zij wordt aangeroepen tegen borstziekten, kanker, pest en hongersnood.Zij is de beschermster van de klokkengieters, hoogovenwerkers, bakkers, juweliers en de beroepen die met vuur te maken hebben (bijvoorbeeld de brandweerlieden).
In de 2de helft van de dertiende eeuw werd begonnen met de gotische kerk die haar huidig uitzicht kreeg in de 14e eeuw.
De graven van Leuven lieten ook een burcht bouwen, die om militaire doeleinden gebouwd werd. Sint-Agatha-Rode lag namelijk op de grens met een leen van de Bisschop van Luik Brunerode geheten.Het lag in de bedoeling van de Graven dat gebied in te palmen.Dat gebeurde in 1105 door huwelijk.Later werd de burcht door de tweede echtgenote van Hertog Hendrik II bewoond, Sophie (+ 1275);zij kreeg het vruchtgebruik ervan.Verder schonken de graven de gronden die tegen een minieme cijns konden gebruikt worden.
Godfried, de jongste zoon van Hertog Hendrik III werd de eerste Heer van Sint-Agatha-Rode en Ottenburg. De heerlijkheid droeg de naam Sint Aechtenrode en omvatte o.a. ook Neten en Eerken. Hendrik III was ridder.Hij vocht o.a. voor de Koning van Frankrijktegen de Vlaanderaars.Samen met zijn enige zoon Jan sneuvelde hij in 1302 op het slagveld in Groeninge.
Zijn kleindochter, getrouwd met de Duitse Graaf van Gulik, erfde de bezittingen.
Er ontstond onenigheid tussen de Hertog van Brabant en de graaf van Gulik die de veiligheid van handelaars tussen onze gebieden en Duitsland niet wou vrijwaren.De Hertog legde beslag op de Brabantse bezittingen maar de heerlijkheid werd verkocht aan de Heer van Schoonvorst, Reinout (+ 1375) geheten.Zo bleef de familie gedurende meer dan één eeuw heerser te Sint-Aechtenrode. Jean-Pierre Van Binnebeek
Geraadpleegde bronnen Uit het verleden van de gemeente Huldenberg. Erik Martens. 1978 Sanctus. Meer dan 500 heiligen herkennen. Davidsfonds. Leuven
Loonbeek wordt voor het eerst vermeld in 1044.Toen bestond de St.-Antoniuskapel die nu nog een onderdeel vormt van het huidige kerkje, nl. de zijkapel.De sacristie stamt uit dezelfde periode en deed dienst als woning van de kapelaan.Het voorrecht om een kapelaan te benoemen behoorde tot de Heren van Loonbeek.
In de twaalfde eeuw, nl. in 1177 stond Loonbeek bekend als Lunebeke. De naam komt van Lauhon = bossen en Baki= beek.
Het huidige kerkgebouw kwam er in de jaren 1400 en de bestaande kapel werd in het geheel geïntegreerd.
In 1246 is er zekerheid omtrent een nederzetting. Maar de helft van het dorp was afhankelijk van Huldenberg, de andere helft (met de kapel) bleef bij Neerijse.
Ondertussen ontstond een heerlijkheid.In 1375 wordt een zekere Willem Vander Cruysse vermeld als heer.Het huidige kerkgebouw kwam er in de jaren 1400 en de bestaande kapel werd in het geheel geïntegreerd.
Daarna kwam Loonbeek in het bezit van de familie Van Wilre.
In 1437 waren er 38 bewoonde haardsteden geteld.
In 1480 stonden er nog 22 woningen
En in 1496 was het aantal bewoonde haardsteden nog verder gedaald tot 20.
Dit is een teken van de moeilijke tijden die onze streek rond 1500 meemaakte.
Reeds heel vroeg hebben volkeren onze streek uitgekozen om er zich neer te zetten. Er werden zeer oude gebruiksvoorwerpen gevonden die aantonen dat het gebied bewoond was. De ophoping in de wijk De Tomme (Ottenburg) dateert van voor 2500 jaar voor Christus ; zij is een stille getuige van de aanwezigheid van een interessante cultuur.
In de Romeinse periode was het gebied volledig bebost. Een aantal wegen doorkruisten de gemeente. Zo was er de Noord-Zuid-heerweg, de zogenaamde Waalse baan, die Baucelet en Rumst verbond.
Hoe liep dan deze baan ?
We volgen ze van Noord naar Zuid. De weg verliet Duisburg via de huidige 'Huldenbergstraat'. Zoals de naam het laat vermoeden, was dit de richting die de reizigers namen om naar Huldenberg te gaan. De weg ging dichtbij aan de 'Schonenboom' voorbij. Vanaf dat punt heette de weg 'Groeneweg' : dit is een naam die algemeen gegeven wordt aan wegen met gras begroeid, een benaming dus die voorkomt om Romeinse wegen aan te duiden.
Vanaf de grens met Huldenberg heette de weg 'Aardeweg' ; hij nam dan de richting van de 'Rattenberchstraete' die voordien de 'Pickendorenstraete' heette (1532). Er was een alternatief via de 'Hoogstraat' en de 'Peynsbeekstraat'. Zo kwamen de reizigers aan de 'Luizenberch' voorbij en kort daarna kwamen ze terecht op het gemeenteplein, de 'Helle', van Huldenberg.
Eens over de 'Grote Brug' of 'Smeiersbergbrug' nam men de 'Gemeyne heerwech gaende van Mechelen naar Namen' (1530) die nadien 'Straete van Huldenbergh naar Namen' en nog later de 'Straete gaende naar Waver' heette. Pas in de 19e eeuw kreeg ze de naam 'Elzasstraat'.
De reis ging dan verder over de 'Coxberg', dan bergaf naar Terlaenen via 'Vossekouter'. Er bestond hier ook een alternatief : men nam de 'Kausdelle' ('Kaus' is afgeleid van 'calciata' waaruit het Middelnederlandse 'calside" - kasseide - afstamt) en men daalde af naar Terlaenen via de 'Moskesstraat'.
Na Terlaenen liep de weg via Neerpoorten over Ottenburg richting Waver en Baudecet.
Het ontstaan van een plein
Aan het kruispunt met Oost-West-verbindingen vormden zich woonkernen. De belangrijkste was wellicht degene die gelegen was aan de 'grotebrug', de enige plaats in de streek waar men met een kar over de IJse kon rijden. Op deze plaats ontstond het huidige gemeenteplein dat wellicht in de Frankische periode zijn huidig uitzicht kreeg. Het plein heeft nog altijd een driehoekige vorm bewaard ; het plein van Duisburg bezit trouwens een gelijkaardig patroon. Het is evident dat beide ontstaan zijn na het doortrekken van de heirweg.
Om over de brug te rijden moest er tolgeld betaald worden. Die brug stond aan de zuidelijke kant van het huidige gemeenteplein. Het was de ideale plek om even halt te houden, te pauzeren, iets te eten of te drinken. Op deze wijze is het plein ontstaan : een aantal huisjes werden gebouwd met bewoners die van de doortocht van de reizigers leefden.
Alles wijst er dus op dat Huldenberg dankzij de heirweg ontstaan is en dat er zeer vroeg een dorpskern moet geweest zijn.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Geraadpleegde bronnen:
Uit het verleden van de gemeente Huldenberg. Erik Martens 1978, blz.19.
In en om het kasteel van Huldenberg. Jozef Vanhoren 1983,blz. 44-46.
Het gemeenteplein te Huldenberg. Jozef Vanhoren. Huldenbergs Heemblad 18.2, blz. 153.
Duisburg, oude vrijheid op nieuwe wegen. Maurits Wijnants 1996, blz.15, 42.
Het toponymische Taallandschap te Huldenberg. Guy Vandeputte 2006, blz.26 Kaart van C. Everaert A° 1756
Deze plant groeit het liefst op een niet droge, licht beschaduwde en vruchtbare grond. Waar de stinkende gouwe staat mag je er van op aan dat er veel stikstof in de bodem zit.
Men vindt hem in open bossen, kreupelhout, langs oude muren en op verwaarloosde landbouwgronden en puinstorten.Deze plant is gebonden aan culturen en is dan ook heel vaak bij boerderijen zien.
Uit een dikke vlezige wortel komt een ronde behaarde stengel die vertakt. Hij breekt gemakkelijk af op de verdikte knoppen. De grof gekartelde blaadjes zijn onderaan grijs- tot blauwgroen.
De bloem is geel en eenvoudig en wordt bestoven door de insecten. Na de bevruchting ontstaat een slanke doosvrucht, die na rijping van onder naar boven open springt. De zadenhebben een baard die zeer olierijk is. De mieren zijn er verzot op. Slepen de zaadjes mee naar het nest en verspreiden zo de plant. De plant is een onderdeel van de papaverachtige. Wie tot deze familie behoort is giftig.
Onze Nederlandse naam komt voort van twee feiten:
1. Het gele sap is zeer onwelriekend om niet te zeggen stinkt.
2. Zowel bloemen als sap zijn goudgeel. Goud= gouwe.
De wetenschappelijke naam Chelidonium zou afgeleid zijn vanhet Latijn coeli donumwat geschenk van de hemel betekent.
Het sap is de basis van een gele kleurstof.
In de volksgeneeskunde is hij bekend om zijn krampwerende en pijnstillende eigenschappen. Het best is de plant gekend als wrattenplant.Een wrat met het sap ingewreven (regelmatig herhalen) verdwijnt. Zwembadwrattenreageren er weinig of niet op.
Verkeerd gebruik van de plant leidt wel tot vergiftiging. Dus oppassen.
Deze plant behoort tot de ruwbladige. Hij wordt 60à 120cm hoog en groeit langs de oever van sloten en beken. De bloemen kunnen zowel wit, roos als paars zijn. Zoals de familienaam het zegt is hij sterk behaard en voelt hij aan als schuurpapier.
In de grond beschikt de plant over een dikke , vlezige, bruine vertakte wortel.
De jonge bladeren kunnen gegeten worden, na koken, als spinazie. De gebleekte stengels worden bereid als asperges en van de wortels maakt men surrogaatkoffie.
In de volksgeneeskunde staat hij bekend als een zeer goedgenees- en heelmiddel.
Van de gedroogde en geraspte smeerwortel maakt men een pap die men in een omslag op dewonde legt.
Wij noemen hem SMEERWORTEL, hij geeft, opgelost in water ,een slijmerig vocht af.
De wetenschappelijke naam komt van het Grieks: Symphyo en dat betekent verenigen Hetgeen dus wijst op de geneeskracht van de plant. Het laten samengroeien van wonden. Omdat de smeerwortel in de geneeskunde gebruikt wordt staat er achter de naam: officinale. Dit verwijst naar de apotheek.
Uit de bladeren en stengels bekomt men na koken een lichtgele kleur.
Blad en stengel zijn, uitermate geschikt als meststof
(foto: de dagkoekoesbloem. Andere foto's vindt u in linker kolom. Bron: Internet)
Elk jaargetijde willen we hier de plantengroei langs de IJse van De Kronkel tot de molen van Loonbeek weergeven. Telkens wordt er een ander deel beschreven. Vandaag lopen we van De Kronkel tot Smeysberg.. Vervolgens komen de delen totKlein Waver; tot de Wijsbrug en tenslotte tot de molen aan de beurt.
Zo vermijden we dat we in herhaling zouden vallen. Want elk deel heeft zijn specifieke plantengroei.. Uiteraard wordt niet elk plantje of grasje in de kijker genomen.
Het is de bedoeling dat we onze ogen openen wanneer we er wandelen en de tijd nemen om de natuur te bewonderen. Er is zo veel te zien.. Maar zien we het altijd?
Vandaag vertrekken we aan de Kronkel. Langsheen de IJsewiegen de vele soorten gras heen en weer in de wind. Tussen al dat groen ontdekken we de kleur van heel wat bloemen.
Aan de brug over de Kleine IJse bloeitSMEERWORTEL enLOOK-ZONDER-LOOK.
Het geel van de boterbloemen zal ons vergezellen tot aan Smeysberg.
Het frêle roze van de ECHTE KOEKOEKSBLOEM laat niet vermoeden dat de DAGKOEKOEKSBLOEM haar zusje is.
Boven dat alles dansen de witte schermen van het FLUITENKRUID.
Om het nog mooier te maken schittert de RODE KLAVER langs de oevers.
Wie zoekt vindt ook nog de WITTE DOVENETEL, de HONDSDRAF en de EREPRIJS die in zijn blauw zijn ijvert met het VERGEET-MIJ-NIETJE.
Misschien hebben we nog andere planten en bloemen ontdekt. Niet alles bloeit in dezelfde periode. Temeer dat de lente ons dit jaar een ferme pad in de korf gezet heeft. April was de lentemaand dit jaar.
Al tussenstukje voor een nieuw seizoen zullen we hier telkens een plant beschrijven die in de volksgeneeskunde een rol gespeeld heeft en daardoor dikwijls een naam gekregen heeft dieverwijst naar het gebruik van de plant.