DE WATERMOLEN VAN HULDENBERG
Het gebouw is het oudste woonhuis van de gemeente. Het heeft door de eeuwen heen heel wat meegemaakt. Het dankt zijn bouw in 1615, tijdens de godsdienstoorlogen, aan het bestand van 1610 tot 1622, dat door aartshertogin Isabella afgesproken werd.

Postkaart en foto uit eigen archief. Op de gevel staat A 161Y, anno 1615. De Y, Romeins cijfer dat voor 5 staat, is in 1834 tijdens een restauratie aangebracht.(eigen foto).
In de Middeleeuwen
Op de plaats waar nu de watermolen staat, stond reeds in de 14e eeuw een gebouw dat als 'Coerenmolen' (korenmolen) beschreven stond. Dit kunnen we lezen in het Leenboek van de Heren van Brabant uit het jaar 1374. Jan van Huldenberg bezat het heerschap over de heerlijkheid Huldenberg met alle rechten en toebehoren waaronder de molen. De hertogen van Brabant hadden hun vazallen, de heren van Huldenberg, de heerlijkheid geschonken en hadden voor hen een burcht aan de IJse en een prestigekerk op de 'Huldenberg' vanaf 1251 laten bouwen. De molen gaf de heren de nodige inkomsten om verder hun hertogen te kunnen dienen. Zij konden de 'belasting op het gemaal' heffen. Ze werd in 1855 afgeschaft. De bewoners van de heerlijkheid waren dus verplicht hun koren of rogge hier te laten malen omdat de molen in Huldenberg een banmolen was.
Toch hielden zich vele inwoners niet aan deze regel. De nog bestaande 'Molenweg' in Loonbeek, die zijn verlenging had in Huldenberg voordat de fusies van gemeenten in 1977 plaatsvonden, werd gebruikt door de plaatselijke bevolking om naar de molen van Loonbeek te gaan, omdat die wellicht goedkoper was.
Het malen werd door een molenaar verricht die de molen voor een pachtsom huurde. Hij mocht een hoeveelheid meel na het malen voor zich houden, het schepmeel, en kreeg van de eigenaar een scheploon. De verpachting duurde meestal 6 jaar en kon vernieuwd worden. De molenaar was ook verplicht het graan te malen dat de heer voor het verbruik van zijn gezin nodig had.
De Heren die de naam 'van Huldenberg' voerden, bleven zo tot in het begin van de jaren 1400 eigenaar van de heerlijkheid en alle eigendommen.
Dan kwam de burcht en de molen ofwel door nalatenschap ofwel ook door aankoop in het bezit van andere families.
--> Jan Withem werd in 1433 eigenaar ;
--> Hendrik van Withem verkocht het goed aan Jan van Houthem in 1491 ;
--> Maria van der Spout, zijn weduwe, erfde het domein, met o.a. 'de corenmolen met een kleinen hoff' ;
--> Na haar dood in 1532 werd het kasteel en de toebehorende gebouwen verdeeld onder Wouter van Straesborch en Antoon van Houthem die erin slaagde, negen jaar later, de bezittingen te herenigen. We kennen tevens de naam van de molenaar van toen, Hendrik de Coninck.
--> Na zijn dood in 1546 verwierf zijn zoon de bezittingen. Zijn weduwe verkocht in 1546, na een proces over de erfenis, het patrimonium aan koopman Jan Charles voor zijn zoon Bernard Charles, Streignaert genoemd.
De verkoopakte geeft ons een goede beschrijving van het gebouw dat aan een andere molenaar, Hendrik Goeseels, verhuurd was. Hij was pachter van "eenen schoonen corenmolen metten radt, maelsteenen en alle andere molengereck (gerief) daartoe diendende en behoorende metten huisinge (woningen), stallingen ende andere edificiën daer aen wesende met den colck daer aen liggende ende metten arcken (sluis of schof) daertoe behoorende ende alle andere heur toebehoorten". Zo vernemen we dat de molen ook dienst deed als boerderij (stallingen) en dat zal later ook blijken te zijn.
Toen begonnen de godsdienstoorlogen die 80 jaar duurden. Huldenberg ontsnapte niet aan de wreedheden van de geuzen. In 1572 en in 1578 werd de kerk verwoest. Ook het kasteel en de watermolen moesten eraan geloven ; ze werden vernield omdat ze het eigendom waren van katholieken.
In 1607 overleed Bernard Charles. Zijn neef Jan Charles, Streignaert de Hemricourt, werd heer van Huldenberg. Hij was getrouwd met Marie Jammaert, een edele dame die familielid was van Jan Jammaert, de priester, kapelaan en koster van de O.-L.-Vrouwekerk. Zij hadden hetzelfde wapenschild.
De bouw van de huidige watermolen
Toen werd tussen 1610 en 1622 het Twaalfjarig Bestand door aartshertogin Isabella afgesproken. De oorlog duurde daarna wel nog verder en werd afgesloten door de Vrede van Münster van 1648.
Tijdens het bestand, een rustige periode, konden gebouwen opnieuw van de geleden schade hersteld worden en van ontbrekend materiaal en huisraad voorzien worden.
De kerk werd hersteld en met nieuw religieus meubilair voorzien. Jan Charles liet een prachtige doopvont maken waarop 1621 te lezen is. Ook zijn twee wijwatervaten uit hetzelfde jaar. Het kasteel kreeg vanzelfsprekend een nieuwe beurt en ook de molen werd herbouwd. Het was een onderslagmolen, waarbij het water onderaan het rad deed draaien, tegen de wijzers van de klok in. Stroomopwaarts van de IJse is nog altijd de molenvijver te zien. Deze diende als wateropslagplaats in geval van waterschaarste. In Huldenberg heet deze plaats het "Savoerke", omdat de heer hier karpers in doorlopend water liet zwemmen om ze van de moddersmaak te ontdoen. Het woord is afgeleid van het Frans "savourer", proeven en genieten van de vis. Het is ook lang de plaats geweest waar koppeltjes enkele romantische momenten kwamen beleven.

Hard labeur voor de molenaar en zijn werkvolk. Het oude waterrad dat tot 1922 dienst deed. (Postkaarten)
Het is dus geen toeval dat op de gevel van de watermolen muurankers te zien zijn die het jaarcijfer van de werken aan de molen aangeven : A 161Y staat te lezen. Toen de werken uitgevoerd werden, is vast en zeker het jaartal 1615 in Arabische cijfers aangebracht. Dit was in die tijd de gewoonte. Bijvoorbeeld op het kasteel van Leefdaal lezen we 1626 in Arabische cijfers. Ook andere gebouwen in de streek zijn in hetzelfde geval. Wat is er in Huldenberg gebeurd ? Later, tijdens de Franse periode (rond 1795-1800), werd de molen gedeeltelijk verwoest. De IJsegevel moest het ontgelden. De restauratie gebeurde in 1834 door Baron Theodoor de Baudequin de Peuthy. Wellicht heeft men toen de muuranker Y, die het Romeinse cijfer V (5) is, gebruikt omdat die voorhanden was en men geen Arabische 5 had. Dit heeft nadien het lezen van het jaar 1615 bemoeilijkt.
De problemen waren niet van de baan want de familie Charles had wellicht te veel geld in de restauratie gestoken. Jan Charles overleed in 1636. Zijn zoon, ook Jan Charles genoemd, had schulden en de goederen werden gehypothekeerd. Ook kwam hij in een Brusselse gevangenis terecht waar hij in 1666 overleed. In die periode was Hendrik de Wil molenaar. In 1673 belandden de goederen in een openbare verkoop. De molen werd eigendom van Jan Van der Moeren, de heer van Smeiersberg. Deze heerlijkheid lag aan de overkant van de IJse.
Vier jaar later, in 1677, kocht Filips Rijckerwaert, heer van Tiberchamps, het kasteel en één jaar later de molen die inmiddels eigendom geworden was van de weduwe van Jan Van der Moeren, Ludgardis Pasteels. Filips Rijckerwaert werd heer van Huldenberg en Smeiersberg.
Het waren moeilijke tijden. Tijdens de tweede helft van de 17e eeuw en in het begin van de 18e eeuw was onze streek het toneel van voorbijtrekkende legers. We kregen ze allemaal op doortocht : de Fransen, de Engelsen, de Hollanders en de Duitsers. Ze veroorzaakten verwoestingen, ze stichten branden, ze vernietigden de bezittingen van de Huldenbergenaren. Ook Filips Rijckerwaert had het moeilijk. De Franse overweldigers dreigden een vijftigtal notabelen op te hangen en het dorp in brand te steken. Vrouwe Florentia de Landas, de echtgenote van Filips Rijckerwaert, betaalde 400 gulden om het onheil te voorkomen.
In het oorlogsgewoel waren er ook positieve gebeurtenissen te vermelden ; in 1681 ruilde Filips Rijkerwaert het dorpsplein, dat in zijn bezit was, voor een gemeenschappelijke weide die aan zijn domen grensde. Op het plein richtten de Huldenbergenaren een wip op voor de schuttersgilde.
Molenaars waren in die periode (1686) Gilis Verspreven, die gehuwd was met Johanna Huyghens, en tussen 1692 en 1694 Hendrik Pletincx. We noteren ook tussen 1709 en 1723 Jan Spijltjes gehuwd met Catharina de Smeth.
Moeilijke tijden voor molenaars
Er kwam een einde aan de verschrikkelijke periode die ons land kende op 11 april 1713 met de Vrede van Utrecht. Onze streken vielen voortaan onder de voogdij van Oostenrijk. Een nieuwe wind waaide over Huldenberg want op 13 maart 1714 vond de gerechtelijke verkoop van de heerlijkheid Huldenberg plaats aan Claude Eugène de Baudequin de Peuthy, hoofdmeier van Vilvoorde, een kantelmoment dus voor ons dorp. Deze familie zou tijdens 4 generaties een zekere rust brengen bij de lokale bevolking.
Maar voor de molenaar was het andere koek ! De eerste molenaars hadden nog goed. Ingel de Coninck (1720-1735) en Geeraert de Coninck (na 1735) konden goed hun brood verdienen.
Toen Karel-Filips de Baudequin, heer van Peutie, Huldenberg en Smeiersberg de heerlijkheid erfde, legde hij in 1736 een huurprijs vast die driemaal hoger lag dan de vorige. Of hij daardoor in de adelstand verheven werd, weten we niet, maar hij kreeg in 1766 de titel van baron. Filips De Busscher en echtgenote Joanna Van Pee waren de nieuwe molenaars vanaf 1737. Het moet gezegd worden dat de baron kunstwerken schonk aan de O.-L.-Vrouwekerk, o.a. het hoofdschilderij van de kerk, 'de Tenhemelopneming van Maria' van Gaspar De Crayer.
Zijn zoon baron Idesbald-Albert de Baudequin sloot in 1773 een nieuw huurcontract af met molenaar Peter Forneville, die opnieuw hoger in prijs lag. In 1800 was die al 7 keer hoger. Molenaars hadden het moeilijk om de eindjes aan mekaar te knopen. Forneville bleef molenaar tot 1811.
Achteraan in de tuin staat nog altijd uit die periode, buiten het pachhof gelegen, het bakhuis. In de latei van de ingangsdeur lezen we het bouwjaar 1790.
Inmiddels was baron Theodoor de Baudequin in 1800 de nieuwe kasteelheer geworden met als huurder van de watermolen vanaf 1811 Godefridus Mertens en echtgenote Catharina Lowet. Hun huurprijs kende geen verhoging. Het was in die tijd de gewoonte de huurcontracten te vernieuwen met Sint-Andries, die zijn feestdag op 30 november heeft, dus bij het begin van de Advent. Dit gebeurde in 1814. Egidius Sneessens en Anna-Gertrude Coel namen de molen en het hof over. Egidius bleef molenaar tot zijn dood in 1845. Zijn zoon Jan-Filips volgde zijn vader op en bleef er tot 1891. In 1885 werd hij nog burgemeester. Zoals reeds gezegd liet baron Theodoor de Baudequin de IJsegevel in 1834 restaureren waarbij de anker Y geplaatst werd. Op dat ogenblik had de graanmolen 3 paar molenstenen. Het was tevens in hetzelfde jaar dat de baron het idee had een godshuis, in de volksmond 'het Hospice' genoemd, te stichten. Het gaat terug tot een schenking van de familie de Baudequin de Peuthy. Volgens akte van 9 maart 1834 voor notaris Roberti te Leuven legeerde baron Theodoor de Baudequin de Peuthy een huis, hof en bijhorigheden aan het weldadigheidsbureel van Huldenberg. Het 'hospice' kwam naast de graanmolen, in de richting van het gemeenteplein. Het werd in de jaren 1960 afgebroken.

Bovenaan, het smal rad (0,54 m) dat tot 1922 draaide ; onderaan het nieuwe bredere rad (1,35 m) dat in 1922 geplaatst werd. (postkaarten)
Recentere tijden
Na de familie Sneessens werd Jan-Baptist Landeloos, bijgenaamd Tiske Pot, gehuwd met Maria-Julia Van der Kelen, bijgenaamd Emilieke, huurder van de watermolen. Inmiddels was de familie de Baudequin in 1864 uitgestorven door een kinderloos huwelijk en was Thierry de Limburg Stirum de nieuwe kasteelheer dankzij zijn huwelijk met gravin Marie-Thérèse de Thiennes de Rumbeke, die als achternicht van de de Baudequins het kasteel en de goederen erfde.
De molen bleef een familiezaak want de zoon van de molenaar, Felix Landeloos, bijgenaamd Feike Pot, getrouwd met Maria Van Geel, nam de functie van zijn vader over.
In 1922 werd een nieuw en breder waterrad geplaatst. Het oude houten rad dat 0,54 m breed was, werd door een breder vervangen dat 1,35 m mat. Stevig metselwerk voerde voortaan het water naar het rad dat een diameter van 3,6 m had.
In 1947 werd de ingang gemaakt die uitgeeft op de de Peuthystraat.
Rond de jaren 1960 verloederde het domein. Het waterrad en de eeuwenoude kastanjeboom werden verwijderd en Felix liet in 1965 het molenhof en de landen errond over aan zijn dochter Marie-Josée, bijgenaam Marja. Zij was getrouwd met Fille, Theophiel Coekelbergs. In 1975 verlieten ze Huldenberg.
Het molenhof werd in een koninklijk besluit van 26 juni beschermd.
In 1983 werden Jozef Verplaetse (Zjèf van de Muile) en Brigitte Bijttebier (Brizjit van de Muile) eigenaars van het pand en lieten het restaureren.
De watermolen van Huldenberg is nu in goede handen maar... de romantische koppeltjes zijn inmiddels verdwenen.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
In en om het kasteel van Huldenberg. Jozef Vanhoren. Acco 1983.
Uit het verleden van Huldenberg. Erik Martens. 1978.
Over de graanmolen van Huldenberg. Erik Martens. 1983. Heemblad van de HKH.
Het waterrad van de watermolen van Huldenberg. Willy Goossens. 2005. Heemblad van de HKH.
Historische nota. Molenhof. Restauratie. 1984.
Dank aan Jozef Verplaetse en Brigitte Bijttebier.
Dank aan Norbert Mosselmans voor de verstrekte informatie.
|