De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
22-05-2011
De koninklijke Filharmonie - deel 1
In 1997 verscheen een interessant werk over de geschiedenis van de Koninklijke Filharmonie van Ottenburg.Raf Steeno die jarenlang voorzitter was, was de auteur.De tekst is in die mate leerrijk omdat het een beeld schetst van de sociale relaties in een dorp waar de mogelijkheden tot vermaak beperkt waren.
Raf Steeno gaf ons de toelating een deel van dit brokje Ottenburgse geschiedenis te publiceren.
Voor wie geïnteresseerd is: er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar.
Deel 1 Oorsprong en politiek
Voor de oorlog van 1914-18 hing Ottenburg volledig af van de stad Waver.De post, de Rijkswacht, de belastingen en later ook de telefoon waren allemaal gevestigd te Waver.Ook voor de dokter, de apotheker, de markt (kleding, schoenen, enz.) waren de Ottenburgenaars volkomen afhankelijk van Waver.
Het is dan ook niet te verwonderendat dit alles een grote invloed had op het reilen en zeilen van onze Ottenburgse gemeenschap.
Van in de 19e eeuw waren in Waver, twee grote, goed gestructureerdefanfares, die respectievelijk de namen droegen van: Les Amis Réunis en La Philharmonique.Rond de eeuwwisseling groeide hun aantal naar vier.Zij waren mekaar waard en beschikten over 60 à 70 of in sommige perioden over nog meer muzikanten.Regelmatig hadden in Waver grootse muziekactiviteiten plaats, bijzonder op de Alphonse Bosch- en de Kerkplaats.Veel inwoners uit Ottenburg snoven de sfeer en aantrekkingskracht van deze verenigingen en hadden een sterke behoefte ooit eens muzikant te worden in een vereniging te Ottenburg.
In 1876 werd deze droom gerealiseerd, en stichtte men in onze gemeente, dus helemaal onder de invloed van Waver, een fanfare met als naam: Les Amis Réunis.
Veel inwoners uit onze gemeente die het niet eens waren met de ideeën van deze personen wat zich bij de gemeenteraadsverkiezingen duidelijk manifesteerde, speelden met de gedachte om zelf ook een muziekvereniging te stichten.Dit werd reeds drie jaar later, nl. in 1879 bewaarheid.
Automatisch en naar Wavers voorbeeld kreeg deze de naam van La Philharmonique (dit betekent muziekminnend).
Deze twee muziekverenigingen gingen in Ottenburg elk hun eigen weg maar bij de gemeenteraadsverkiezingen steeg de spanning en was jaloersheid, naijver en allerhande twisten de aanleiding tot een soms geanimeerde tweestrijd.
Les Amis Réunis bestond hoofdzakelijk uit katholieken terwijl la Philharmonique een meer liberale strekking had.
In 1997 verscheen een interessant werk over de geschiedenis van de Koninklijke Filharmonie van Ottenburg.Raf Steeno die jarenlang voorzitter was, was de auteur.De tekst is in die mate leerrijk omdat het een beeld schetst van de sociale relaties in een dorp waar de mogelijkheden tot vermaak beperkt waren.
Raf Steeno gaf ons de toelating een deel van dit brokje Ottenburgse geschiedenis te publiceren.Voor wie geïnteresseerd is: er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar.
Het was dus in het jaar 1879 dat enkele personen de koppen bij mekaar staken met als doel een nieuwe fanfare te stichten om te kunnen wedijveren met de reeds bestaande muziekvereniging.Het waren de heren Jan-Baptist Lenoir, Michel Michiels en Jozef Peeters, drie mannen uit de begoede middenklasse, die terzelfder tijd ook verzeild waren in de dorpspolitiek, met andere woorden op dit gebied rechtstreekse concurrenten van de reeds bestaande maatschappij.Deze drie families zullen in de loop der jaren een grote rol spelen in de ontwikkeling het voortbestaan van de vereniging.
Volgens goede bron hebben op dat moment zelfs enkele muzikanten van de reeds bestaande fanfare, Les Amis Réunis, zich aangesloten bij de nieuwe vereniging, omwille van bestaande vriendschapsbanden.Zulke feiten zullen zich in de toekomst nog enkele malen herhalen.
Hard hebbend deze mensen gewerkt.Maar met de steun van enkele vrienden werd spoedig het beoogde doel bereikt en op korte tijd stapten zij fier door de Ottenburgse straten met hun muziek om dan het jaar daarop, in 1880, met een eigen vaandel te kunnen pronken.
Deze nieuwe fanfare had natuurlijk een bestuur nodig en het waren de stichters die onwillekeurig de eerste bestuursleden werden met Jan-Baptiste Lenoir als voorzitter, Michel Michiels als ondervoorzitter en Jozef Peeters, de man die er een dagboek op nahield, als secretaris.Deze laatste werd enkele jaren later erevoorzitter terwijl nog andere vrienden hielpen om de vereniging in rechte banen te leiden en de verschillende taken te verdelen.
Het voornaamste element bij een fanfarestichting was natuurlijk de zorg voor de nodige fondsen, nodig voor de aankoop van instrumenten, muziekpartituren, studieboeken en de aanwerving van een bekwaam muziekmeester.
Er was in t algemeen weinig geld bij de mensen, die allemaal een eenvoudig leven kenden, met weinig inkomsten en lange werkdagen.Van muziekscholen was er natuurlijk geen sprake om dezelfde reden: gebrek aan tijd, aan geld en nog meer het probleem van de moeilijke verplaatsingen.
Hoe konden ze dan hun voornaamste onkosten dekken?
Daarvoor werden er op de eerste plaats leden, zeg maar supporters gerekruteerd.Die betaalden 6 Fr. per jaar en mochten daarvoor gratis naar het jaarlijks concert komen.Zij waren een geweldige morele steun voor de muzikanten en lieten hun voorliefde voor hun verenging graag zien aan de buitenwereld door hun aanwezigheid op iedere muzikale activiteit.
De muzikanten moesten in principe om hun instrument te helpen betalen maar nog meer als bewijs van lidmaatschap dezelfde bijdragen inbrengen maar zij deden dit door maandelijks O,50 Fr. te storten.Verder was er een jaarlijkse gemeentelijke subsidie van 25 Fr. Daarvoor moest de vereniging haar medewerking verlenen aan de jaarlijkse processies: Kermisdag, H. Sacramentsdag en de daarop volgende donderdagavondprocessie.De gemeentelijke bijdrage werd stilaan verhoogd en bedroeg in 1914 reeds250 Fr.
(Wordt vervolgd)
Raf Steeno
Uit "De koninklijke Filharmonie, een brokje Ottenburgse Geschiedenis"
In 1997 verscheen een interessant werk over de geschiedenis van de Koninklijke Filharmonie van Ottenburg.Raf Steeno die jarenlang voorzitter was, was de auteur.De tekst is in die mate leerrijk omdat het een beeld schetst van de sociale relaties in een dorp waar de mogelijkheden tot vermaak beperkt waren. Raf Steeno gaf ons de toelating een deel van dit brokje Ottenburgse geschiedenis te publiceren.Voor wie geïnteresseerd is: er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar.
De muziekstudie gebeurde op een primitieve manier en de eerste notenleerlessen werden onder mekaar aangeleerd.In de winter kwamen de kandidaat-muzikanten s avonds onder kaarslicht bij mekaar en samen werd de moeilijke notenleer besproken en ingeoefend.In de zomer, en er waren nog echte zomers, kwamen muzikanten met hun instrument s avonds na de dagtaak samen op de graskant of op de bermen van de weg waar dan eenvoudige stukjes en dansjes aangeleerd werden. Overal hoorde men door de avondstilte vrolijke deuntjes wat een speciale sfeer gaf aan het rustige dorpsleven.
De muziek van toen was betrekkelijk eenvoudig en veel jongeren leerden door zelfstudie. Zij gingen wel hier en daar wat uitleg vragen maar verder bewezen zij dat met veel wilskracht een behoorlijk resultaat kon bereikt worden.
Op de wekelijkse repetities werd dan door de dirigent de nodige uitleg gegeven, waardoor muziek spelen mogelijk werd.
Persoonlijke aanleg en inzet waren vanzelfsprekend zeer belangrijk om als muzikant te kunnen meedoen.
Lokaal
Om op een verantwoorde manier te kunnen repeteren moest er natuurlijk een lokaal gezocht worden.Dit werd nogal gemakkelijk gevonden in de Kerkstraat (tegenwoordig huisnummer 10) bij Jan-Baptiste Dekeyser, die er een café uitbaatte met achteraan een voor die tijd behoorlijke ruimte die dienst deed als danszaal met de kermissen.
De repetities hadden daar wekelijks plaats op zondag na de hoogmis.Dit lokaal werd later uitgebaat door zijn dochter en haar schoonzoon Alfred Vanpée en later door diens dochter, gehuwd met Ernest Van Groenderbeek.De fanfare is er gebleven tot 1948.
Dirigent
Een volgende, maar moeilijke beslissing, was op zoek te gaan naar een muziekleraar, muziekmeester of maatslager zoals hij toen ook genoemd werd.Vrij vlug veranderde men deze namen onder de invloed van Waver in Chef.De eerste chef was Emiel Baus, die nogal spoedig opgevolgd werd door Jozef Jacobs en in 1898 was het Emile Boisacq die het roer in handen nam.
Hij ontving voor zijn werk 150 F per jaar.In 1901 was die bijdrage opgelopen tot 180 F.Deze overeenkomst werd in 1905 in een speciale vergoeding per repetitie, concert of andere prestatie omgezet en bedroeg dan 5 F per activiteit.In 1910 nam Alfred Van pee de dirigeerstok in handen.Deze persoon, ook lokaalhouder, was met hart en ziel verbonden aan de nog jeugdige muziekvereniging en heeft er dan ook hard voor gewerkt.Hij begon met zelf lichte muziekstukjes te componeren, bepaalde liederen en eenvoudige stapmarsen, alsook verschillende processie- en begrafenismarsen.De treurmars of doodsmars nr. 1 die wij heden nog gebruiken is een werk van hem.
De muzikanten begeleidden vroeger, en dit tot voor enkele jaren, al de leden bij hun overlijden met vaandel en muziek naar hun laatste rustplaats.
De aldaar door een bestuurslid, meestal de voorzitter in naam van de vereniging uitgesproken afscheidsrede, werd dikwijls al adelbrief aan de familie meegegeven en door deze laatst zorgvuldig bewaard, zelfs ingekaderd.
Verder zorgde dirigent A. Vanpée ook voor aangename, gemakkelijke en plezierige muziekstukken die meer op dansmuziek geleken.Zo werden veel jongeren gefascineerd door de muziek en kregen behoefte om als muzikant actief te worden.
(Wordt vervolgd)
Raf Steeno
Uit "De koninklijke Filharmonie, een brokje Ottenburgse Geschiedenis"
Bermen, dijken en vochtige loofbossen zijn bedekt met het witte bloementapijt van het fluitenkruid.
Deze plant groeit op een stikstofrijke bodem maar ook op verwaarloosde vruchtbare grond waar geen plaats is voor andere planten.
Het is de meest voorkomende schermbloemige en de eerste die in de lente in bloei staat.
Heel dikwijls heeft men ze nog niet zien staan, maar wel geroken.
Het fluitenkruid verspreidt bij warm weer een kenmerkende geur en deze is van verre te ruiken.
De plant heeft een gegroefde stengel die bovenaan kaal is en onderaan behaard. De bladeren zijn fijn geveerd in getande slippen. Hij gelijk goed op de kervel, die ook een schermbloemige is.
Het fluitenkruid wordt 60 tot 150 cm hoog. De plant bloeit met langgesteelde samengestelde schermen.Na de bloeitijd worden de dopvruchtengevormd. Ze zijn kegelvormig en glad en hebben een korte snavel.
Het is een volkomen onschuldige plant. Werd zelfs als groenvoer gebruikt.
De stengel, die hol is, werd door de kinderen als blaaspijp gebruikt maar ook maakten ze er fluitjes van. Vandaar de naam.
De wetenschappelijke naam Anthriscus sylvestris komt uit het Grieks.
Anthriscus komt van athos = bloem, ryskos = heg en sylvestris betekent bosbewonend.
We zijn het duivenseizoen begonnen in april. Waar we vroeger vele duivenmelkers hadden, blijft er nu niet veel meer van over.
In de vrije natuur is er ook een duif te ontdekken: de houtduif, of bosduif. In sommige streken spreekt men ook van een valduif.
Men hoort zemet haar zacht gekoer op veld en in het bos.
Voor de boer is deze onschuldig uitziende duif ( men zegt zelfs: wat een onnozele duif) wel een echte vijand.
In het park eten ze het toegeworpen brood. Maar op de velden! Ze eten granen, aardappelen, bieten, erwten en groenten Vooral tijdens de wintermaanden bestormen ze de velden waar degranen pas ingezaaid zijn.
Vinden ze geen rijk gedekte tafel op de velden dan eten ze: klimopbessen, eikels en onkruidzaden.
Er wordt aardig op duiven geschoten. Maar daardoor mindert de populatie niet wezenlijk.
Enkel een zeer strenge winter kan invloed hebben op de populatie.
Het nest is een dun maar stevig platform tussen de boomtakken.Men ziet soms de eieren liggen van onder uit. Er zijn drie legsels per jaar.
De jonge, pas uitgekomen ,duiven zijn eerst ongeveer naakt maar toch met wat geelachtig dons bedekt. Tijdens de 29 35 dagen die ze in het nest verblijven zullen ze hun grijs verenkleed ontwikkelen.
Een goed herkenningsteken van de houtduif is de witte boord in de nek.
Als je tijdens de wandeling deze mooie vogels ziet, observeer hem dan. Je zal dan zien hoe plechtstatig hij over het veld of de wei kan stappen.
EEN VERHAAL
U denkt dat de duif roekoe, roekoe roept. Maar als u goed luistert, hoort u dat hij iets anders zegt. Wat hij roept en hoe dat zo gekomen is, leest u in dit oude verhaal over de Ark van Noach. En dan begrijpt u ook waarom de duif sindsdien rode poten heeft.
Vele, vele maanden dobberde de Ark van Noach op de wateren van de overstroomde wereld. Na de eindeloze regenperiode klaarde de lucht op. In die dagen was blauw de kleur van de hoop. De hoop dat er een einde zou komen aan de overstromingen en een einde aan de toorn van God. Was het water al aan het zakken? Viel er al weer land droog? Noach vroeg aan de vliegende dieren een vrijwilliger om op onderzoek uit te gaan. De sterke witte raaf stelde zich direct beschikbaar, maar verkwanselde zijn opdracht en werd een zwarte krassende vogel. Ook de ijsvogel dacht alleen aan zichzelf en werd blauw van de diep blauwe lucht1. Noach was boos en teleurgesteld in hen. Drie maal een scheepsrecht dacht hij bij zichzelf, ik ga het nog een keer proberen. Hij dacht diep na welke vogel de meest geschikte zou zijn en besloot ten slotte dat hij de lompe, wat tragere, maar o zo betrouwbare duif op onderzoek uit te sturen. Met veel geklapper vloog de wat lompe vogel over de uitgestrekte wateren. Al snel zag hij wat groen op het verdronken land. Daar lagen allemaal kadavers. Hij trippelde over het sompige land, waar het bloed van de dode dieren vermengd was met het water van de overstroming. Sindsdien zijn de poten van de duif bloedrood. De trouwe vogel was niet vergeten dat hij een belangrijke opdracht had te vervullen. Hij trok een takje met groene bladeren van de boom en vloog er mee terug naar de Ark. Noach was blij verrast dat de duif zo snel terug kwam met het bewijs dat het water zakte en het leven terugkwam. Spoedig konden ze een nieuw bestaan opbouwen op de droogvallende aarde. Noach vroeg de duif wat hij had gezien. De vogel was nog steeds zo verbijsterd en in de war over alle dode dieren die hij had gezien, dat hij alleen maar mompelde, rotte koe, rotte koe. Sinds die tijd staat de duif dicht bij de mensen en voert hun opdrachten nauwgezet uit. Maar nog altijd heeft hij rode poten en roept hij nog steeds rotte koe, rotte koe, rotte koe
De Nacht van de Geschiedenis Tentoonstelling Davidsfonds DE HULDENBERGSE PROCESSIE maart 2011
Kledingsstukken
AMIKT
Vierkantig of rechthoekig doek dat met twee linten kruisgewijs over de borst gebonden wordt. Is van Romeinse oorsprong.
Naam komt van het Latijn: amicere, hetgeen omhullen betekent.
ALBE:
Wit kleed dat de priester onder het kazuifel draagt. Kreeg zijn naam van alba:Latijn voor wit. Het witte kleed van de dopelingen in de beginjaren van de Kerk.
CINGEL:
De cingel is de meestal witte koord waarmee de albe van de geestelijke om het lichaam wordt vastgehouden.
KAZUIFEL:
Komt van casula dat huisje betekent.
Wordt gedragen door de priester die voorgaat tijdens de eucharistieviering.
Was oorspronkelijk een mouwloos opperkleed in een volmaakte cirkelvorm met een opening in het midden. Men noemt ze gotisch.
Later werden ze kleiner, stijver en met meer borduurwerk. Men noemde ze ook klokmodel. Ze kregen ook de naam vioolkistomdat de voorzijde er als een grote vioolkist uitziet.
Vergeet niet dat de priester voor het Concilie van 1962 met zijn rug naar het volk stond.
DALMATIEK:
Kledingsstuk dat door de diaken gedragen. Verschilt van het kazuifel doordat het afhangende korte mouwen heeft.
Het kreeg zijn naam doordat het op een kledingsstuk uit Dalmatië leek .Het is anders versierd dan het kazuifel.
TUNIEK:
Gedragen door de subdiaken. Naam komt van het Latijn: tunica of tunicella. ( korte jas). Gelijkt op de dalmatiek maar is meestal nog iets minder versierd.
Diaken en subdiaken zijn als lagere wijding niet meer in voege sinds het decreetvan Paus Paulus VI in 1967.
KOORKAP:
Heeft een andere vorm dan het kazuifel. Is als een wijde mantel die vooraan sluit met een gesp. Heette in de middeleeuwen cappa. De mantel had indertijd een kap of capuchon.Is afkomstig van de Romeinse kledij.Heeft ook steeds de kleur van de dag.
STOLA:
Een strook stof, versierd en in de liturgische kleur van het kazuifel. Wordt over de albe en gekruist gedragen. Vandaag wordt het gewoon rechtaf gedragen als de priester geen kazuifel aan heeft.
Is het symbool van het juk van het kruis waarover het kazuifel gedragen wordt als de mantel der liefde.
MANIPEL:
Gedragen over de linkerarm. Was oorspronkelijk een zweetdoek. Staat symbool voor de last en het werk in de wijngaard van de Heer.
Heeft dezelfde kleur als kazuifel en stola.
(wordt vervolgd)
Tekst norbert mosselmans foto's jean-pierre van binnebeek
De Nacht van de Geschiedenis Tentoonstelling Davidsfonds DE HULDENBERGSE PROCESSIE maart 2011
Rekwisieten
BALDAKIJN:
Baldakijn of processiehemel is een vierkante rijkversierde overkapping. De priester die de monstrans droeg tijdens de processie werdhet baldakijn boven het hoofd gehouden. Het werd meestal gedragen door notabelen van het dorp. Anderen droegengrote flambeeuwen. Het werd steeds voorafgegaan door misdienaars die kwistig met het wierookvat zwaaiden en de altaarbellen lieten rinkelen.
MISSAAL:
Meestal een rijkversierd gebedenboek met de lezingen dat diende bij het opdragen van de mis. In de loop der eeuwen zijn er kostbare missalen uit handen van kunstenaars gekomen.
MONSTRANS:
Ontstaan uit de reliekhouders die tijdens de middeleeuwen op het altaar stonden. Geleidelijk aan werd ook de geconsacreerde hostie tentoongesteld. In het begin beperkte men zich tot de vorm van de reliekhouders maar geleidelijk aan werden de voorschriften strenger en ontstond de monstrans (montrare = tonen).
Door de eeuwenheen zijn uit de handen van kunstsmeden prachtige sacramentsmonstransen ontstaan.
De monstrans werd gebruikt tijden het lofen tijdens de sacramentsprocessie.
Stralenmonstrans met de H.Geest onder de gedaante van een duif. Vooraan de pelikaan die zijn jongen voedt. Aan de zijkanten twee engelen in aanbidding. Heeft een hoogte van 74 cm en gemaaktvan zilver en messing.(geel koper).
KELK:
Komt van het Latijn calix. Voornaamste liturgisch vaatwerk. De kunstsmid gebruikte edele metalen: goud en zilver, zoals voorgeschreven. De dag van vandaag gebruikt men andere materialen al moeten ze onbreekbaar zijn.
KELK
2de helft van de XVIIdeeeuw.Zilver.
KELK
Kelk van pastoor Moerenhout ( laatste pastoor van Huldenberg uit het Augustijnenklooster van
Groenendaal).Zilver uit 1756.
KELK
Tinnen kelk van rond 1800 ( Franse Revolutie).
PROCESSIEKRUIS
Ligt aan de oorsprong van het altaarkruis. Bij het verlaten van de sacristie werd het processiekruis voorop gedragen. Wordt in een standaard geplaatst tijdens de misviering of zoals in onze kerk is het er steeds aanwezig. Wanneer de processie uitgaat opent het kruis, gedragen door een misdienaar en omgeven door twee kandelaars, de processie.
FLAMBEEUW
Kaarsenhouder. Er waren twee soorten.
De grote :die in de sacramentsprocessie gedragen werdennabij de H. Sacrament onder de hemel.
De kleine: gedragen door de gelovigen die achter de hemel kwamen.
PAPIERSNIPPERS,
ZAND, BLOEMEN
Om de processie in rechte banen te leiden werden er op straat stroken aangebracht hetzij met gekleurde papiersnippers, hetzij met zand of zelfs met bloemen. Deze laatste werden nogal eens verboden omwille van de kans van uitglijden.
Tekst norbert mosselmans Foto's jean-pierre van binnebeek
Velen zullen nog de Mariakring gekend hebben. Het was in de tweede helft van de twintigste eeuw de parochiezaal waar tal van activiteiten konden plaatsvinden. Het gebouw werd afgebroken toen het gemeenteplein in de jaren negentig gerenoveerd werd.
De postkaart gaat terug tot voor WO I. Links op de achtergrond: de Mariakring. Op het plein staat de pomp (gebouwd in 1905) op een andere plaats dan nu.
Op de Popp-kaart (daterend van rond 1860) merken we reeds een gebouw op de plaats waar de Mariakring stond (perceel 223b).
Au Vert Chasseur
Rond de eeuwwisseling fungeerde het gebouw als melkerij.Meineke (Philomène) Parijs, weduwe, stond voor de zaak in.
Zij was de moeder van Jerôme Parijs (1881-1923) die, in de eerste helft van de twintigste eeuw, er het café Au Vert Chasseur hielt. Hij was getrouwd met Marie Van Eyck, die de dochter van den Troef was.
Jerôme Parijs was schepen in Huldenberg.Als cafébaas was hij zeer actief en creatief.Zo stichtte hij de Van Hauwaertkring, een veloclub die de naam droeg van de toemalige wielervedette Cyriel Van Hauwaert die verschillende klassiekers in de wacht sleepte en in 1909 de eerste belg was die een rit in de Ronde van Frankrijk won.Een voorbeeld van activiteit was het organiseren van ringsteken per fiets.Dwars door het plein, langs het pad dat er doorheen liep, werden ringen geplaatst.Het doel van het spel was per fiets en met een stok zoveel mogelijk ringen, in een minimum van tijd, te steken.
Jerôme Parijs stierf op relatief jonge leeftijd (42 jaar) en zijn echtgenote hertrouwde na het overlijden van haar man met Guillaume Borremans uit Overijse.Zij hadden op late leeftijd een zoon, René Borremans, die als jonge knaap tijdens de tweede oorlog op 14 mei 1940 overleed.
In die periode vonden andere families onderdak in het gebouw: bv. Torre va Freike (Victor Van Loo) en de garde van de graaf.
De foto hier onderaan is genomen in de tuin van de Mariakring.Drie families zijn erop verenigd: de familie Parijs, de familie Vlek en die van den Troef.De tuinen van de drie families paalden aan elkaar en waren alleen door de IJse gescheiden.
v.l.n.r. (2) Jerôme Parijs,(3) Silvee van den Troef (Sylvie Van Eyck) die later toetrad tot de zusters Annonciaden als zuster Daniëlla, (4) Maree van den Troef (Maria Van Eyck) , (5) Leonee van den Troef (Léonie Van Eyck, echtgenote van Talle Vandermosten), (6) Maree Vlek (Marie Veiller), (7) Lentin van den Troef (Léontine Van Eyck, echtgenote van Armand va Sja de Smed), (8) Paul Vlek (Paul Veiller), (9) Fonje Vlek (Fons Veiller).
De kinderen onderaan kunnen we niet herkennen. (foto archief Pierre De Bois)
Rond 1930 werd het hele gebouw voor 101.000 F aan Jef Trappeniers uit Loonbeek verkocht. Hij renoveerde het en liet zijn schrijnwerkerij onder de reeds bestaande zaal onderbrengen.
Een parochiezaal
Na het failliet van de eigenaar werd het gebouw eigendom van de graaf de Limburg Stirum die er een parochiezaal van maakte.
Tijdens de oorlog stelde de graaf de zaal ter beschikking aan Leuvenaars die de stad voor de bombardementen ontvluchtten.
Ook werd in de vestiaire, de ruimte onder het podium, soep klaargemaakt voor de winterhulp en de schoolkinderen.
De Mariakring werd tussen 1949 en 1963 bewoond door Architect Stanis (Stanislas Vanpée) en zijn echtgenote Valree va Mister (Valérie Gilis).Na de oorlog tekende hij plannen voor uitbreiding van het gebouw: er werd een vleugel aan de kant van de Elzasstraat bijgebouwd.Het werd de inkomhal van de woning.
In de naoorlogse periode was het gebouw het centrum van tal van parochiale activiteiten.De Jeugdkring werd erin gehuisvest.
(wordt vervolgd)
Bronnen Postkaarten van Huldenberg Foto uit het archief van Pierre De Bois Dank aan Albert Veiller, Annette Vanderlinden en Willy Vandermosten voor de verstrekte info. Tekst Jean-Pierre Van Binnebeek
Velen zullen nog de Mariakring gekend hebben. Het was in de tweede helft van de twintigste eeuw de parochiezaal waar tal van activiteiten konden plaatsvinden. Het gebouw werd afgebroken toen het gemeenteplein in de jaren negentig gerenoveerd werd.
Een fraaie voorgevel
In het begin van de twintigste eeuw vertoonde de voorgevel van het gebouw drie traveeën met een perfecte symmetrie.
Het middenstuk had drie verdiepingen. Een sierlijke rondboog in twee kleuren overspande de hoofddeur. Bovenaan stond de tekst te lezen J PARYS VANEYCK de uitbaters van het café.
De eerste verdieping was van de benedenverdieping gescheiden door een horizontale siersteen die door de hele voorgevel liep.Daarboven vond men een raam met boog met erboven het opschrift AU VERT CHASSEUR, de naam van het café.
De tweede verdieping had een fraai dubbelraam met twee kleine rondbogen die uiteindelijk door een sierlijke overkoepelde rondboog onder een trapgevel overspannen waren.
Aan beide zijden van het middenstuk telde het gebouw een gelijkvloerse verdieping en een eerste verdieping, volledig symmetrisch en met hetzelfde uitzicht als de middentravee.Telkens waren deuren en ramen omringd door een speklaag in witte steen.
Het gebouw kende nadien veranderingen.Ook de voorgevel werd aangepast.
Opvallend waren de drie openslaande vensters (portes-fenêtres).Twee van de drie werden in de jaren veertig onderaan dichtgemetseld en vervangen door gewone ramen.
Op de hoek met de Elzasstraat werd een vleugel in dezelfde stijl bijgebouwd.Hij diende als kantoor en een deel van de woning van architect Stanis.
De zaal
Je kwam binnen via een grote dubbele deur in een gang, dadelijk rechts had je een ruimte met ingebouwde kasten waar vroeger de bibliotheek gehuisvest was. Een groot raam gaf zicht op 't plein. Toen de Jeugdkring erin kwam zaten de meeste boeken er nog in.
Van in de gang had je via een houten trap met een trede van 5/6 toegang tot de zaal. Zoals in alle zalen vroeger had je een houten verhoog achteraan en links en rechts langs de zijkanten van een 20 cm hoog met in het midden dan de zaalruimte. Op het verhoog achteraan stond een mooie houten toog (die verplaatsbaar was). Hierboven was het plafond iets lager dan de zaal en tegen die muur stond op een sokkel een zeer groot mariabeeld.
(foto parochiearchief)
Het podium achteraan lag een 1.20 m hoger en was toegankelijk rechts en links met een smalle trap 5/6 treden. Deze trap liep dan rechts en links naar beneden in de kelder. Dit was dan de ruimte onder het podium (kleedkamer) die met een achterdeur toegang gaf tot een kleine tuin.
Het podium was geflankeerd door twee Corinthische nepzuilen; bovenaan pronkten naast mekaar het gemeentewapen van Huldenberg en het wapenschild van de familie de Limburg Stirum, die in de tweede helft van de 20ste eeuw eigenaar geweest is van het pand .
Aan beide zijden van de twee heraldische symbolen kon men de leuze Voor altaar enhaard lezen.Zij betekent Voor Kerk en gezin en gaat terug tot de Boerenkrijg toen op 12 oktober 1798 de boerenbevolking (de brigands) in opstand kwam tegen de Franse bezetter (de Sansculotten).De legendarische brigand Charles-François Jacqmin (alias Charles de Loupoigne of Charlepoeng) vormde in die tijd een verzetgroep; hij werd in juli 1799 verraden en gedood tijdens een schermutseling in Margijsbos te Loonbeek.
Het podium tijdens een gastoptreden van Tim Visterin bekend om zijn succeslied Merlijn, de tovenaar, een organisatie uit de jaren 70 van de Jeugdkring. (foto uit het archief van Mia De Keyser)
(Wordt vervolgd)
Bronnen
Foto's uit het archief van Mia De Keyser en het kerkarchief. Dank aan Annette Vanderlinden en Willy Vandermosten voor de verstrekte info. Tekst Annette Vanderlinden en Jean-Pierre Van Binnebeek(Wordt vervolgd)
Velen zullen nog de Mariakring gekend hebben. Het was in de tweede helft van de twintigste eeuw de parochiezaal waar tal van activiteiten konden plaatsvinden. Het gebouw werd afgebroken toen het gemeenteplein in de jaren negentig gerenoveerd werd.
De Jeugdkring
De Jeugdkring werd opgericht in 1969 onder de toenmalige benaming VLC-jeugd (Veiller Martine, Langsberg Eliane, Caron Greta), de stichters. Annette Vanderlinden vervoegde vlug, op zeer jeugdige leeftijd, dit trio.
Toen het pand in de jaren 60 leeg kwam te staan heeft de jeugdkring erop aangedrongen hier zijn lokalen te mogen vestigen.
Zij namen hun intrek in het lokaal gelegen vooraan, vroeger dienstdoend als openbare bibliotheek.
Stilaan groeide de groep en werd het lokaal onder het podium ingepalmd. De zaal werd gebruikt als spellokaal voor de leden en eveneens voor georganiseerde festiviteiten zoals het groepsfeest, het sinterklaasfeest, optredens, bal, enz.
De zaal werd gebruikt voor tal van festiviteiten.We herkennen op het podium,Anneke vaSuzannevaJullekePataat (Ann Michiels), Danny Vlek (Danny Van Goidsenhoven) en Gino en Anneke va Moens (Gino en Ann Ackermans). (foto uit het archief van Mia De Keyser)
Toen deze lokalen het groeiende aantal leden niet meer kon slikken, nam de Jeugdkring een gedeelte van de zaal in beslag door er een houten wand in te plaatsen. Dit werd het derde lokaal en van deze infrastructuur heeft de jeugd jaren genoten. Ieder lokaal was voorzien van een dikke ronde, hoge kolenkachel. Deze werden in de koudste maanden al om 10 uur s morgens aangestoken om alles warm genoeg te krijgen tegen 14.00 uur, het startuur van de zondagse activiteiten.
Het aanpalende huis Stanis dat eveneens eigendom van de gemeente was, kwam leeg te staan.
Dit was de kans om aan alle leeftijdsgroepen een apart lokaal te bieden.
Het heeft de kring veel moeite gekost maar het is hen uiteindelijk toch gelukt. Annette Vanderlinden herinnert zich dat de toenmalige burgemeester Charel Verheyden haar zei : Gij gaat dat toch niet blijven doen!.
Het huis was ondertussen in erbarmelijke staat en de jongeren hebben het met man en macht opgeknapt: alles behangen, geverfd en voorzien van het nodige meubilair.
Ondanks alles begon de woning gebreken te vertonen : waterinsijpeling achteraan, trapleuning stuk, gebarsten treden, rotte ramen, enz. Het was niet meer verantwoord en veilig.
Ondertussen had de gemeente het voormalig pakhuis aangekocht en gerestaureerd; na veel aandringen werd de zolderverdieping ingericht voor de jeugd en ze vertoeven er heden ten dagen nog altijd.
Annette Vanderlinden vertelt verder: De mooiste momenten heb ik meegemaakt in de Mariakring en het aanpalende huis. Hier zou ik een boek kunnen over schrijven. Eén ding is zeker, het had in handen van de gemeente moeten blijven en met een bewaarde voorgevel was dit een prachtig cultureel centrum geweest !
Het einde van een mooi stuk patrimonium
Foto archief J.Vandeuren-Verheyden
In de jaren negentig kende het centrum van Huldenberg grootse werken en vernieuwingen.De Mariakring kon er niet aan ontsnappen.De zaal beantwoordde niet meer aan de vereiste veiligheid.
In een eerste fase werden de schoolgebouwen achteraan met de grond gelijk gemaakt.Nadien was het de beurt aan het café Jef Stoel en tenslotte werd de kraan ingezet voor het slopen van de Mariakring.
Foto archief J.Vandeuren-Verheyden
Het ruimde de plaats voor een stijlloos appartementsgebouw.
Bronnen
Foto's uit het archief van Mia De Keyser en de familie J. Vandeuren-Verheyden. Dank aan Annette Vanderlinden en Willy Vandermosten voor de verstrekte info. Tekst Annette Vanderlinden en Jean-Pierre Van Binnebeek
Het is winter. De natuur slaapt en rondom de woning zien we heel wat vogels op zoek naar voedsel. Tijdens de winter willen we een reeks zeer bekende gasten in onze tuin eens van dichterbij leren kennen. Onze eerste gast :
DE KOOLMEES of de kèizemus
Deze vogel is de grootste van de mezenfamilie maar ook de agressiefste en de meest acrobatische. Vet en andere voedsel in een netje zetten hem aan om de meest acrobatische toeren uit te halen. In het voorjaar eet hij de voorjaarsknoppen ( suiker) later worden dat vruchten, zaden bessen , keukenafval en spinnen. Hij beschikt over een hele scala van geluiden. Anders dan bij andere mezen.Zijn meeste tonen klinken metaalachtig. Het is als een hamertje op een aambeeld. Tie-tsjer, tie-tsjer, tie-tsjer of pie-toe , pie toe. Hoor je het? Het nest is komvormig en gevoerd met mos, dons, gras en haar. Deze vogel bouwt het in een holte van een boom of een muur maar ook in een nestkastje en liefst nog in een brievenbus. Er komen vijf tot twaalf eieren en het vrouwtje broedt ze uit in twee weken. Na vier weken zijn de jongen zelfstandig.
Guido Gezelle schreef over het mezennest een prachtig gedicht.
H E T M E E Z E N N E S T J E
Een meezennestje is uitgebroken, dat, in den wulgentronk gedoken, met vijftien eikes blonk; ze zitten in den boom te spelen, tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, tak-om, met velen en k lach mij, k lach mij, k lach mij bijkans krom. Het meezenmoêrtje komt getrouwig, komt op den lauwen noen, al blauwig en geluwachtig groen; het brengt hun dit en dat, om te azen, tak-om, tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, ze razen, en kruipen, vlug, het meezennestjen in. Het meezenvaârrtje zit - de looveren verduiken t voor t gestraal - te tooveren, al in de meezentaal; daar vliegen ze, al med' een, te zamen, tak-om, tak-op, tak-af, tak-in, tak-uit, en, amen, het meezennestje is weêrom ijele en uit.
Biblio: Vogels van west en middeneuropa readers digest De verzamelde werken van Guido Gezelle internet
Hij is zeer makkelijk te herkennen aan zijn lichtblauw mutsje en zijn gele borst. Hij heeft geen stropdas zoals de koolmees .Het is een stand en broedvogel.
Deze vogel leeft doorgaans in hoge boomtoppen maar zoekt zijn voedsel graag op voedertafels. Daar is hij een nog grotere acrobaat dan de koolmees. Hij eet alles. Maar op deze tafel kunnen de pimpelmezen zeer agressief zijn tegen soortgenoten. Wie het eerst daar is heet eerst ook eet. Daar wordt niet van afgeweken!
Hij broedt in boomholten waar het paar allerlei zacht materiaal Deze iets kleiner broer (11cm) van de koolmees is wel veel kleuriger. deponeert: mos, dor gras, dorre bladeren en zelfs wol; ook haartjes, veertjes en dons. Nestkastjes zijn uitgelezen broedplaatsen. De ingang moet dan wel zo klein zijn dat koolmees en huismus geen toegang hebben. Ze leggen zeven tot twaalf eitjes en beginnen te broeden wanneer het legsel ongeveer volledig is. Verlaat het vrouwtje het nest dan dekt ze alles af met nestmateriaal om de warmte te behouden. Uitgekomen jongen krijgen een menu van rupsen en blijven één tot drie weken in het nest.
De zang is minder rijk dan van de koolmees. Hij bestaat uit twee of drie noten gevolgd door een triller. Zij alarmroep is een schelden tjur-rr.
norbert mosselmans (01/2008)
info foto internet vogels uit west-europa readers digest
Langs straten en op pleinen staan ze te schitteren met hun veelkleurige lichtjes en ballen. Over al hoort men 'O dennenboom ' De kerstboom is terug van weg geweest. Maar onze kerstboom is geen dennenboom maar een spar.
Deze soort hoort hier eigenlijk niet thuis. Hij is hier aangeplant als kerstboom maar ook voor zijn hout. Hoofdzakelijk hoort hij thuis in Noord- en Midden-Europa. Van de Alpen tot Scandinavië en van de Balkan tot in Rusland. Hij houdt van een vochtige atmosfeer en een koud klimaat. Hij groeit dan ook op grote hoogten. Daar ontwikkelt hij zich tot een krachtige boom met een fraaie rechte stam. In onze streken wordt hij bijlange niet zo fraai. In vergelijking van zijn broers uit het hoge noorden is hij een verschrompeling. Hij werd hier ingevoerd in de 18de eeuw. De stammen uit het hoge noorden werden en worden veelal als masten gebruikt op zeilboten maar ook van grote en hoge tenten. Hij kan tot 62 hoog worden en zeer oud worden. Men spreekt tot 600 jaar. De fijnspar verdraagt veel schaduw en daardoor worden ze dicht bij elkaar geplant. Het is echt helledonker in een sparrenbos. Maar daardoor had men een grotere houtopbrengst. Na 3 tot 35 jaar kon men aan de kap beginnen. Daarna de grond ploegen en opnieuw planten.
De vrouwelijke bloem
De spar heeft platte naalden die rondom de twijg staan. Ze zijn scherp gepunt. De bovenste twijgen zijn omhoog gericht de onderste gaan neerhangen. Deze twijgen zijn roodachtig bruin.De boomschors is roodachtig bruin. Later zal, bij oudere bomen, deze kleur overgaan naar donker paarsachtig.. De schors vertoont barsten die ronde kleine gladde platen vormen.
De vruchten zijn 12 tot 18cm lange kegels. Die als sigaren van 2,5cm dikte aan de boom hangen. Tijdens de herfst rijpen de zaden maar het is pas een jaar later dat de kegel zijn zaden los zal laten. Hoger schreven dat de spar om zijn hout gekweekt wordt.
Hij levert sterk, licht , elastisch hout met een bleekgele kleur. Het is vooral gekend als vurenhout. Het wordt evenwel ook gebruikt voor kisten, interieurs, in de papierindustrie, voor violenbouw, als hei en telefoonpalen en in de scheepsbouw. In sparrenhout (vurenhout) vind je steeds kleine knoesten (wieren) tussen de grote. De den (grenenhout) heeft dat niet omdat hij geen zijtakken heeft. Op stam vindt men de harsblaren. Uit deze hars zal men terpentijn winnen. Heel de boom zit vol alveolen die met hars gevuld zijn. Ze hebben geen verbinding met elkaar. Het zijn die harsbubbels die ervoor zorgen dat het haardvuur knettert wanneer je harshoudend hout brandt. Het hout mag jaren drogen, toch blijft het vonken en gensteren. Het hout werd ook als mijnhout gebruikt.in de mijnen stutte men er de gangen mee. Wanneer er een instorting dreigde dan ging het hout zingen kraken en wist men dat men zich uit de voeten moest maken. Ander hout bezweek onmiddellijk onder de druk. Dit is ook de verklaring waarom er in de Kempen zoveel naaldhoutbossen aangeplant werden.
KERSTBOOM
De spar is reeds eeuwen het symbool van groei en bloei en de verjager van heksen en slechte geesten. Vroeger bond men sparrenboompjes hoog in de mast van een terugkerend zeilschip; men hoopt met kerst terug thuis te zijn. In de 5de eeuw was het reeds de Boom des levens in de mysteriespelen in Duitse kerken. Bij die gelegenheid was de boom versierd met appels en koekjes. In de 9de eeuw verbood Karel de Grote het opzetten van deze boom. Paus Martinus II deed hetzelfde in de 10de eeuw. Straatsburg toonde de eerste versierde kerstboom reeds in 1605. Het is pas in de 19de eeuw dat de opmars zal beginnen.
VOLKSGENEESKUNDE
Sinds mensenheugenis weet men dat het sap van de spar en bij uitbreiding bijna alle coniferen, slijmoplossend is en helpt bij aandoening van de luchtwegen. De etherische olie wordt, opgelost in heet water, gebruikt bij griep, koorts, astma.
LEGENDE Deze legende komt uit Beieren
Het was volop winter. Het sneeuwde en het vroor dat het kraakte. De drie bosarbeiders keerden terug naar huis. Onderweg kwamen ze een mooie vrouw tegen. Zij brak van een spar drie takken af en gaf ze aan de mannen met de woorden: Dit zijn gelukstakken. Bewaar ze goed. Twee arbeiders vertrouwden het zaakje niet en gooiden de vermeende heksentakken weg. De derde stak het takje op zijn muts. Als bij wonder veranderde het in een echte gouden tak. Onmiddellijk liepen de twee anderen terug om hun takjes te zoeken. Wie vandaag naar de Beierse bossen gaat zal die twee mannen nog steeds zoekend vinden.
ZALIG KERSTFEEST
Hoe herkennen ?
Spar : De naalden staan alleen rondom de tak solo (alleen) Den : de naalden staan per 2 duo ( per twee) Lork: de naalden staan gegroepeerd legio (met vele)
norbert mosselmans 12/2009
INFO
Bomen en struiken Readers Digest Fotos Internet Legende internet Kerjean info Volksgeneeskunde internet Gielenaroma
Verdwenen erfgoed Het 'Hospice' of het Godshuis - deel 1
Het grootste deel van de zuidelijke kant van de vroegere Kasteelstraat (de huidige de Peuthystraat) werd ingenomen door het Hospice.Het gebouw stond juist naast de watermolen, rechtover het pachthof Van Bruystegem.
Foto archief Keyhof- Het Hospice aan de Kasteelstraat.
Het Godshuis, een schenking
Het Godshuis, in de volksmond het Hospice genoemd, gaat terug tot een schenking van de familie de Baudequin de Peuthy waarbij volgens akte van 9 maart 1834 voor notaris Roberti te Leuven baron Theodoor de Baudequin de Peuthy een huis, hof en bijhorigheden aan het weldadigheidsbureel van Huldenberg legeert. Dit gebouw stond tussen de watermolen en het dorpsplein en was op het einde van de 18e eeuw, in het begin van de 19e eeuw gebouwd.
Bedoeling was onderdak aan 6 behoeftige vrouwen zonder inkomsten, geboren en wonend te Huldenberg, te verschaffen. Nadien kwamen er ook mannen.
Daarbij kwam er nog een jaarlijkse en eeuwigdurende en onafkoopbare rente van 2000 F aan de stichting, waarvan 1800 F moesten dienen voor onderhoud en voedsel van de ouderlingen.
Deze rente zou een aanvang nemen op de dag van het overlijden van de baron en werd gehypothekeerd op het hof ten Schonenberg.
Indien zijn erfgenamen een beroep zouden doen op wetschikkingen om deze rente af te kopen, zou de afstand moeten gebeuren voor een kapitaal van 50.000 F belegd op onroerende goederen en panden.
De oprichting van een katholieke school
Zijn wens was tevens dat er in Huldenberg katholiek onderwijs zou gegeven worden. Er bestond reeds een school voor het gemeentelijk onderwijs. Een vrije school zou zodoende de jeugd aan de schadelijke invloed van de goddeloosheid kunnen onttrekken.De baron keek duidelijk in de richting van Neerijse waar baron dOverschie een gelijkaardig project op touw had gezet en in 1862 een beroep deed op de Zusters van Liefde van de Heilige Vincentius a Paolo om het katholiek onderwijs te verzekeren.
Op aanraden van E.H. Van Lathem besliste hij rond dezelfde periode een vrije school naast het godshuis te laten oprichten. Hij zou het resultaat van zijn beslissing nooit zien want hij overleed te Brussel op 23 mei 1863.
We stellen inderdaad vast dat op de Popp-Kaart die rond 1860 getekend werd, het schoolgebouw nog niet voorkomt terwijl het godshuis duidelijk te zien is.
Popp-kaart (rond 1860): op het leeg perceel (208d) zou iets later de school komen.
In deze periode bestuurden de zusters van Maria gekend als de zusters Maricollen van de Charles de Bériotstraat Leuven het godshuis en de vrije school. We hebben daaromtrent weinig informatie.
(wordt vervolgd)
Bronnen: In en om het kasteel van Huldenberg.J. Vanhoren
Archief Keyhof Parochiearchief Huldenberg
Dank aan Denise Van Deuren, Jaak Bertmans, GhislaineMercy en Miel Van Reusel voor de verstrekte info.
Verdwenen erfgoed Het 'Hospice' of het Godshuis - deel 2
Het grootste deel van de zuidelijke kant van de vroegere Kasteelstraat (de huidige de Peuthystraat) werd ingenomen door het Hospice.Het gebouw stond juist naast de watermolen, rechtover het pachthof Van Bruystegem.
De overname door de zusters Annonciaden
Met Pasen 1911 namen de zusters Annonciaden van Keyhof de taak van de zusters Maricollen over.
Mevr. De Greef, onderwijzeres van de gemeentelijke meisjesschool, ging met pensioen en pastoor Timarche verkoos zusters te hebben in plaats van leken als onderwijzeressen. Hij deed een aanvraag bij de Algemene overste van de zusters Maricollen die over het aantal zusters niet beschikten. Zo werden de Annonciaden aangesproken zowel voor de gemeenteschool als voor het godshuis want pastoor Timarche had niet graag zusters van twee verschillende orden in dezelfde parochie.
In die tijd bestond het godshuis uit drie zusters, twee voor het rusthuis en één voor de bewaarschool.Zuster Adelinda die met Pasen de bewaarschool overnam, had 105 leerlingen!
Na de zomervakantie, in oktober 1911, gaven twee andere zusters onderwijs in de lagere school naast het gemeentehuis: zuster Florimonda deed het 1ste tot het 4de jaar (samen 83 leerlingen !) en zuster Emila deed het 5de tot het 8ste jaar (samen 64 leerlingen!).
Speelplaats van de school
De zusters in het gemeentehuis
Voor de zusters was er geen huis beschikbaar. Zij verbleven tot het einde van het jaar in het Godshuis. Vervolgens besliste het gemeentebestuur dat de zusters onderwijzeressen van de bewaarschool en de lagere school de achterkant van het gemeentehuis mochten bewonen; zij konden de plaats betrekken waar de vroegere onderwijzeres gewoond had.Zij verbleven er tot 1952.
Hieronder een foto uit het parochiearchief van Huldenberg.
De foto werd genomen in de tuin van het gemeentehuis.Op de achtergrond merkt men de kerk, de casino en de eerste twee huizen van de Langestraat die later gesloopt werden.
De tuin van het gemeentehuis was omringd door een muur met erin (men ziet het tussen de twee zusters links) een kapelletje.
Op de foto staan de eerste zusters Annonciaden die met de opdracht gestart zijn:
Staande van links naar rechts:
Zr Emilaschool 5de tot 8ste jaar
Zr Florimondaschool 1ste tot 4de jaar
Zr Féliciennerusthuis (1914-1916)
Zr Adelinda bewaarschool in het rusthuis
en zittend
Zr Bonaventurarusthuis (1911-1918)
De eerste vijf zusters in de tuin van het gemeentehuis
In 1952 richtte de congregatie op de aanpalende grond in de Elzasstraat een nieuw gebouwencomplex op: 4 klaslokalen, waaronder een bewaarklas. Vier aanpalende ruimten werden als klooster ingericht. Zodoende kregen de zusters een nieuwe woonst die zij tijdens het verlof 1952 konden betrekken.
Op 1 september 1953 werd de bewaarschool ontdubbeld: zo had Huldenberg twee bewaarklassen, één naast het godshuis en één in de Elzasstraat.
Binnentuin naast de kasteelstraat.
Het einde van het Hospice
Op 14 augustus 1963 werd het ouderlingentehuis opgegeven. Zuster Eustasie, die er 41 jaar actief was en sinds geruime tijd er alleen met de ouderlingen woonde, ging naar Keyhof.De drie ouderlingen werden opgenomen in het rusthuis van Overijse.
In de periode 1911-1963 hebben 19 zusters Annonciaden in het Hospice diensten bewezen. Zij stonden in voor de bejaardenzorg of de huishouding.
Zuster
Familienaam
1911-11
Urbanie
Dielens
1911-18
Bonaventura
Van Lindt
1914-16
Felicienne
Van Nieuwenhoven
1916-18
Apollonia
Meulepas
1918-21
Antonia
Docx
1918-20
Hippolite
Stockmans
1920-21
Cassiana
Vandenberge
1921-27
Celestine
Boeckx
1922-63
Eustasie
Piron
1923-33
Liberta
Wagemans
1927-31
Himeline
Van Oevelen
1930-31
Neria
Vennekens
1931-43
Cunegonde
Van Nieuwenhoven
1933-34
Raphaëli
Mees
1934-35
Raineldis
Verhaegen
1943-45
Waldetrudis
Vercammen
1943-45
Constantia
De Vroede
1944-57
Sylvina
De Bont
1945-47
Athanasia
Verdaet
Bronnen: In en om het kasteel van Huldenberg.J. Vanhoren
Archief Keyhof
Parochiearchief Huldenberg
Archief Familie Van Deuren
Dank aan Zr. Denise Van Deuren, Jaak Bertmans, Colette De Keyser, GhislaineMercy en Miel Van Reusel voor de verstrekte info.
Verdwenen erfgoed Het 'Hospice' of het Godshuis - deel 3
Het grootste deel van de zuidelijke kant van de vroegere Kasteelstraat (de huidige de Peuthystraat) werd ingenomen door het Hospice.Het gebouw stond juist naast de watermolen, rechtover het pachthof Van Bruystegem.
De eerste zuster Annonciade kwam met Pasen 1911 in de bewaarschool van het Hospice aan.In het totaal noteren we 10 zusters Annonciaden die ingezet werden in de bewaarschool van het Hospice.
1911-16
Adeline
Nijs
1916-21
Gonzaga
Van Dun
1921-24
Cyrina
Van Mellaert
1924-28
Vincent
Collogne
1925-27
Leonarda
Taelemans
1926-27
Humilia
Lanckmans
1928-32
Irma
Segers
1932-33
Odulpha
Willems
1933-36
Corona
Heremans
1935-67
Hombeline
Van Kerkhoven
Zuster Hombeline maakte de verhuis mee naar het nieuwe klooster en de nieuwe school in 1952.
Het rusthuis en zijn bewoners
Van de mensen die er gewoond hebben, hebben we weinig gegevens gevonden.
We onthouden Joanna Catherina Vandenplas die er op 90-jarige leeftijd overleden is.
Joanna Catherina Vandenplas (4.6.1856-28.6.1946)
in de tuin van het Hospice.
Verder zijn enkele toenamen overgebleven:
- Pieke va Trese Ruus die slechtziend was.
- Fienke
- Susse en Wannes va Gaus, ook de Gauskes genaamd.
- Berthe va Minet die het goed van Minet onderhielt, heeft er ook gewoond.
In 1963, toen het tehuis reeds opgegeven was kon de oudste dochter van Tille Kallot in het hospice een tijdje verblijven.
In 1966 werden de gebouwen van het Hospice te Huldenberg gesloopt.Het stuk werd verkaveld en René van Michiel (René Vanderperren), Mil Kwip (Emiel Van Reusel), Advocaat Nijs en de toenmalige bank Cera kochten de gronden. Het schilderachtige pand ruimde de plaats voor een winkelcentrum en appartementen.
Plan en uitzicht van het domein
Als men vanaf de watermolen vertrok, had men eerst een tuin, daarna de eerste vleugel van het gebouw die de kleuterschool herbergde. Sommigen zullen nog bij zuster Ombeline gezeten hebben.
Iets verder gaf een deur toegang tot een binnenkoer waar de ingang van een rusthuis was.Achteraan was er een dodenhuisje.
Hieronder een groepsfoto waarop de gevel van het Hospice te zien is, wellicht één van de laatste keren dat het gebouw op een foto voorkwam .Enkele jaren daarna werd het gebouw afgebroken.
Groepsfoto huwelijk van Miel Van Reusel en Ghislaine Mercy op 11 september 1958.
Van l. naar r. onderaan:
Sjarel van de Garasj (Charel Van Wayenbergh),Sjarel va Klei (Charel Van Der Linden), Neke (Leonie Foucaert), Marsel va Klei (Marcel Van Der Linden), Mariët va Sajet (Mariette Renders),Godelieve Van Der Linden, Jeanne Delsaert.
Van l. naar r. bovenaan:
Kamil van den Tooreman (Kamiel Mercy), Tanke Nee (Stephanie Van Hoegaerden), Marja va Sjetoo (Maria Van Roo), Léon va Tiske den Tooreman (Léon Mercy), Jean va Sja de Smet (Jean Van Wayenbergh ), Ghislaine Mercy, Josephine Van Doorslaer, Mil Kwip (Emiel Van Reusel), Roger Van Weddingen, verborgen dame is: Maree va Gen va Constant (Marie Vanderlinden), Jeanne Kwip (Jeanne De Becker), Jan va Jeanne Kwip (Jean Van Reusel), Sjarel va Steenes (Charel Van Reusel), Moris va Susse Mus (Maurice De Keyser), Julia Wargée, Den Brië (Jean Breedstraat),Maree vaSteenes (Marie Van Reusel),,Gen va Kwip (Eugène Debecker),Adeline x, (echt van Marie Van Reusel), Jeanne van Weddingen, Edward Lelong, Anna De Keyser, Alfons van Reusel, Emiel Van Reusel , Marie Tourrée, Armand va Sja de Smet (Armand Van Wayenbergh), Marie DHondt, Ré va Sja de Smet (Henri Van Wayenbergh), Plene (Pauline De Becker),Rosalee va Sjade Smet (Rosalie Van Wayenbergh), Jean va Kwip (Jean Debecker), Wannes va Steenes (Joannes Van Reusel), Léontin vanden Troef (Léontine Van Eyck).
Bronnen: In en om het kasteel van Huldenberg.J. Vanhoren
Archief Keyhof
Parochiearchief Huldenberg
Archief Familie Van Deuren
Dank aan Zr. Denise Van Deuren, Jaak Bertmans, Colette De Keyser, GhislaineMercy en Miel Van Reusel voor de verstrekte info.