De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
05-01-2010
De Kausdelle
DE KAUSDELLE
Gemeente:Huldenberg
Ligging:tussen Elzas en Terlanenveld
Lengte: 713 m
De Kausdelle is een straat in het centrum van de gemeente Huldenberg. Ze is gelegen aan de rechterkant van de Elzasstraat (waarover we het vroeger reeds hadden ) en de eerste straat rechts na de Stockemstraat.
Noemt men haar zo omdat de straat op een kous gelijkt, Een voet en een lang been dat tot de samenkomst met Speylaert gaat ?
Moest het dit kledingsstuk zij dan werd het met ou geschreven!
Maar wanneer we in Huldenberg deze straat bedoelen noemt iedereen het de GROEBE.
Eerst onze Kausdelle.
Splitsen we het woord dan hebben we DELLE en KAUS.
Delle: een slonzige vrouw is het zeker niet
Een lage slootkant die en paar keer per jaar moet opgehaald worden wil men overstromingen vermijden. Het is een pad tussen niet al te hoge hellingen gelegen. Het is dus een laagte.
Deze verklaring kan ons al helpen.
KAUS: zoals al gezegd kan het onmogelijk iets te maken hebben met het kledingsstuk.
Bij verder onderzoek viel ik op het sterrenbeeld BOOGSCHUTTER (juli-september).
In dit sterrenbeeld vond ik Kaus Borealis (noord), Kaus Media (midden) Kaus Australis(zuid). Deze drie sterren vormen samen de boog van de boogschutter en zijn ook K A U S geschreven.
Maar we zien niet in dat er hier in Huldenberg zo een geleerde bol was die het woordje KAUS kon opleggen als deel van een straatnaam. Temeer dat de bewoners van toen weinig om de sterren zullen gegeven hebben. Hun arbeid op het veld was veel belangrijker.
Het was tevens een weg die gemakkelijk genomen werd om naar Terlanen te gaan. Terlanen dat een knooppunt was van Romeinse wegen.
Nu een weg die veel gebruikt werd en die min of meer een Romeinse oorsprong had was reeds vroeg belegd met stenen. In het Latijn Calciata. In het Middelnederlands werd het calside om uiteindelijk kalseide. Ons KAUS ligt daar ergens tussen in.
Langs die weg lagen inderdaad heel wat velden, en weiden.
Om wateroverlast te vermijden werd er dus aangeaard zoals reeds gezegd maar ook was de weg reeds bestraat met stenen, misschien kasseien. Maar waar men die haalde weet ik voor het ogenblik nog niet.
Dus Kausdelle: een laag gelegen reeds met stenen belegde weg.
Blijft er ons woord: GROEBE
In ons dialect is een groebe, een gracht.
Komt van :GREB, GREBBE uit het Germaans gravija, graven
Een meestal door de mens uitgegraven diepte waarin het water bij ontij stroomt.
Wie de Kausdelle opgaat vindt aan zijn linker zijde een steeds stromend beekje .
Dat beekje loopt in een greppel of zoals wij zeggen in een groebbe.
t Kwam er wel op aan om na een avondje uit niet in de groebbe te sukkelen!
norbert mosselmans03/2008 Foto's : Jean-Pierre Van Binnebeek
Gedurende de kerstperiode wordt en voor veel licht gezorgd. Want het is de donkerste tijd van het jaar. Maar men snakt ook al naar het nieuwe leven en men gaat dan op zoek naar het groen van de natuur. We schreven hier al over de hulst, de maretak, de fijnspar. Een plant die ook altijd groen blijft en in deze periode in vele bloem- en kerststukken verschijnt is de (of het) klimop.
Velen denken dat deze plant een parasiet is. Niets is minder waar. Het is een plant met een eigen huishouding zoals alle normale planten. Alleen heeft hij de onhebbelijke gewoonte om overal op de klimmen en zich vast te hechten met zijn zuignapjes. Hij is dan ook onze enige echte liaan. Zijn Latijnse naam Hedera helix komt uit het Grieks. Hedera komt van (k) handanein en betekent: vasthouden. Helix komt van helikos en duidt op het draaien van de plant.. Men zegt ook dat het uit het Keltisch komt waar hedera touw betekende. Hoe dan ook elke verklaring verwijst naar de eigenschappen van de plant: zich ergens rondwinden. Wanneer ze langs een geven omhoog kruipen, hechten ze ik ook vast met hun zuigvoetjes. Ze brengen evenwel geen schade aan omdat ze de steen of cement niet nodig hebben als voedsel. Verwijdert men de plant dan ziet men enkel de merktekens van de zuignappen en dat is wel vervelend al is er dus geen schade aangericht.
Deze plant kan tot 30m hoog worden. Klimop bloeit pas na 810 jaar en dan nog op de twijgen die de zon kunnen opvangen. Dus steeds bovenaan.
Klimop : bloem
De bladeren van de niet bloeiende stengels zijn meestal voorzien van 3 tot 5 lobben terwijl de bladeren op de bloeiende takken lichtjes gegolfd zijn.
De klimop bloeit in de herfst. De geelgroene bloemen produceren veel nectar en zijn dus in het najaar een voedselbron voor wespen, hommels, bijen en vliegen. Zij zorgen dan ook voor de bestuiving. De zwartblauwe bessen rijpen pas in de herfst van het volgende jaar. Daar de plant in de herfst overvloedig bloeit is hij voor de bijen van belang en is het een echte imkerplant. Deze bessen die hard en bitter zijn worden wel door de vogels gelust en zij gaan voor de verspreiding zorgen. Door de onverteerde pit samen met de uitwerpselen ergens anders achter te laten.
De plant is voor ons mensen wel ferm giftig. De boom waarrond klimop groeit blijft leven zolang het bovenste deel van de kruin vrij blijft. Een die overgroeit is, krijgen de bladeren geen zon of licht meer en stoft de fotosynthese. De boom kan geen voedsel meer aanmaken en sterft dus af.
klimop : vruchten
VOLKSGENEESKUNDE
Klimop werd gebruikt als middel tegen reuma, pijnlijke gewrichten en brandwonden. In de moderne artsenijkunde wordt de plant nog steeds verwerkt in siropen tegen bronchitis. Ook wordt in de Middeleeuwen het gebruikt als zalf bij eksterogen, huidklachten, en wonden.
GEBRUIK
De stam van klimop kan een armdik worden en soms nog dikker. Het geelachtig houd werd gebruikt voor lepels en bekers. Men vlocht manden van de twijgen. Een oplossing van het sap gebruikte men als glansspoelmiddel voor zwarte zijde. Als verfplant leverde hij een grijsgroene kleurstof en de oplossing was ideaal als vlekkenverwijderaar bij donker wollen stoffen.
MYTHEN
Goden als Priapos, Hercules, Pan waren getooid met een kroon van klimop. Ook Bacchus sierde zich met klimop. Osiris bij de Egyptenaren en Thor bij de Germanen tooiden zich er ook mee. De 5 lobben van het blad verwijzen naar: geboorte, initiatie, liefde, rust, dood. Het Christendom beschouwde klimop als symbool voor het eeuwig leven. Daarom legde men op het graf klimop. In de negentiende-eeuwse Victoriaanse bloementaal verwees klimop naar vasthoudendheid, vriendschap, trouw en huwelijk.
NAMEN
Een oeroude Nederlandse naam is eiloof. Hierin is ei een andere vorm voor eeuwig.. Het is dus eeuwig loof ofwel: altijd groen. Andere namen zijn eerdsvel ( vel van de aarde: het is een over de grond kruiper).Men zegt ook wintergroen, Daar het ook het symbool van de liefde is gebruikte men ook liefdesklimmer.
LEGENDE
Soms sprak men van Gods Groen. Waarom? God en de duivel streden om de heerschappij. Ze hadden hun gezanten naar een eenzame plek gestuurd om te onderhandelen en deze kwamen daar overeen dat God zou heersen als de bomen bladeren hadden en dat de duivel zou heersen als al de bomen hun bladeren verloren hadden. Nu was er een nieuwsgierig winterkoninkje en dat had zich onder een dor blad verscholen en alles afgeluisterd. Het vloog vlug naar het bos en vertelde alles aan de Vlaamse gaai. Deze schreeuwde het op zijn beurt door het hele bos. Ook alle bomen hoorden het nieuws. Zij besloten dat enige ven hen hun blad zouden behouden. Dat deden: klimop, buxus zilverspar, jeneverbes en maretak. Het werd herfst en deze behielden hun blad. Het hielp niet of de duivel iedere dag kwam kijken en daarbij s nachts nog door het woud blies. De groene planten bogen maar gaven geen krimp. De duivel werd zo droevig dat hij zich in het diepst der aarde terugtrok en nooit meer over de heerschappij der aarde twistte.
ZALIG 2010
norbert mosselmans 12/2009
INFO: Wilde planten Readers Digest Fotos Internet Volksgeneeskunde Internet: kruidenkorf. Nl Namen Internet: deuzie.be Gebruik Internet: amariskruidenvom
Kersttafereel in drie bedrijven - uit het leven ener parochie gegrepen.
Eerste bedrijf : HET GEMENGD ZANGKOOR
De zangers hebben de Duitse mis van Schubert ingeoefend voor de nachtmis; dat wordt mooi! Maar tijdens de generale repetitie raken ze slaags over het probleem van de kleding.Jeannine heeft de ruzie aangezwengeld.Zoals gewoonlijk. In uniform, meent zij, en ze bedoelt de lange zwarte rok, witte blouse en bijhorende sjaal voor de dames. (De heren komen toe met het wijnrode vlinderdasje). Het is veel te koud in de kerk om het uniform te dragen, bijt Annie terug, die altijd zwart zegt als Jeannine wit voorstelt, en vice versa.
Als we met Kerstmis nog geen uniform aandoen, wanneer dan wel ? vraagt een derde nuchter. Ze worden het niet eens.
De koorleider hakt de knoop door: hij stelt voor te stemmen, met handopsteken. De uniformen winnen.De anderen zijn lastig, maar leggen zich neer bij de meerderheid - duidelijk tegen de goesting.
Vrede op aarde, aan de mensen van goede wil.
Tweede bedrijf : DE KERSTSTAL
Dat is al meer dan tien jaar het werk van Jeanneke.En ze maakt er haar werk van.Een halve dag is ze bezig.Ze doet het graag en goed.Maar dit jaar vindt de juffrouw van 't vierde leerjaar dat de kerststal rechts zou moeten staan t.o.v. het hoofdaltaari.p.v. links zoals gewoonlijk; dat komt nl. beter uit voor het toneeltje dat zij, tijdens de kerstwake, met de schoolkinderen wil opvoeren.Probleem : Jeanneke heeft de stal al gezet.Links! Ze wordt voorzichtig gepolst : of de kerststal niet rechts kan staan ?...
Tevergeefs.
Ze komt naar me toe en geeft duidelijk te kennen dat ze de stal niet meer van plaats verzet.Wat denken ze wel ? En als ze het beter kunnen, dat ze het zelf doen !
Dat is oppassen geblazen, want Jeanneke is een goed mens, maar aan haar kerststal mag je niet raken... Ik probeer haar te kalmeren en zeg dat de juffrouw van 't vierde maar een andere oplossing moet vinden.Jeanneke gaat zwijgend weg, ze is wat op haar teentjes getrapt. Ik zie haar denken: "Waarom willen ze nu weer veranderen wat al tien jaar goed staat ? Dat ze hunne plan trekken !"
Vrede op aarde aan de mensen van goede wil.
Derde bedrijf: DE KOSTER-ORGELIST ALBERT (uitspreken : Albeir)
Eigenlijk een goeie knul, maar allergisch aan jeugd en jeugdliturgie.Hij is een kerstmelodie aan 't inoefenen op het orgel boven, als er in de kerk een langharige jongen met een gitaar verschijnt, en een meisje in T-shirt en nauwsluitende jeans, met een dwarsfluit.Ze komen oefenen voor de jeugdviering.Hun aanwezigheid alleen maakt Albert (uitspreken : Albeir) zenuwachtig.
De jonge muzikanten slenteren nonchalant naar voren en beginnen in het priesterkoor hun instrumenten te stemmen.Gemakshalve heeft de jongen plomp één voet op de fluwelen bekleding van een acolietenstoeltje gezet, om de gitaar op zijn knie in de juiste stand te brengen.Het meisje staat afwachtend achter het hoofdaltaar dromerig heen en weer te draaien, als wil ze haar fraaie vormen langs alle kanten laten bewonderen.
Albert (uitspreken : Albeir) heeft het allemaal gezien vanop het hoogzaal.Hij kookt.Ontwijding ! Hij staakt zijn orgelspel.Hoekig duwt hij een paar registerknoppen in, trekt het cilinderdeksel ratelend over de speeltafel naar beneden en komt grommend de houten wenteltrap afgestommeld... Ik ken dat scenario.Hij zal niks zeggen.Alleen mokken.Dat wordt een paar dagen beeld-zonder-klank.
Vrede op aarde aan de mensen van goede wil.
Slot : BRIEF AAN ONZE-LIEVE-HEER
Beste Lieve Heer,
Kerstmis is bij ons op de parochie bijna altijd ruzie.Uw vrede wil maar niet komen. (Ik denk dat het is door de erfzonde, U weet wel : ons ingebakken egoïsme).
Lieve Heer, als U in Rome, in de hogere kringen, iets te zeggen hebt, voor mij mag U Kerstmis gerust laten vallen op de liturgische kalender.
Ik ben erg blij dat U op de wereld kwam - daar geen woord van.Maar iedere keer bij de voorbereiding van uw feest geeft dat zo'n herrie bij ons en zo'n heibel...
Dus voor mij: liever geen Kerstmis meer, of toch niet in onze parochie.Misschien komt er dan pas echte vrede ?
Wandelend langs de zoom van een bos ontmoet je ze ongetwijfeld. Struiken met scherpe stekels en naar zicht mooie berijmde donkerblauwe bessen. Ze nodigen echt uit om te plukken en te proeven. Want ze zijn eetbaar. Zet men zijn tanden er in dan vergaat het lachen nogal vlug. Want i.p.v. een lekkere zoete pruim te proeven is het wrang tot en met. Het is alsof je lippen aan je tanden plakken en je tong aan het gehemelte . Daarom noemt men ze ook sleedoorn.
Sleepruim
Slee betekent wrang. Het komt van sleeuw en dat wil zeggen de tanden stroef maken. In sommige streken noemt men ze ook trekkebek. Zou ons begrip zuurpruim ook daar zijn oorsprong vinden? Maar eens de vriesman er eens over gegaan is, wordt het een heerlijke vrucht vol vitamine C. Men bereidt er heerlijke jam van en ze worden ook op jenever gezet. Ook is ze laxerend , zoals alle pruimen. Voor de vogels is het een veilige nestplaats. Door de nogal lange scherpe doornen zijn de nesten onbereikbaar. De kleine bladen zijn bovenkant dof en onderkant behaard De plant groeit op een droge tot Matig vochtige bodem. Deze moet zandig, leemachtig of kleiig zijn maar zeker niet te zuur. Het hout is lichtgeel. Het is sterk. Daar het maar struiken zijn, zijn er nooit grote formaten beschikbaar en wordt het gebruikt om tanden van grasharken te maken, voor inlegwerk en wandelstokken. Het wortelstel is zo vertakt en verstrengeld dat het op een helling de grond goed vasthoudt. De sleepruim zou aan de oorsprong liggen van vele pruimenrassen. De Latijnse naam: prunus spinosa wil gewoon zeggen: pruim met doornen. Met die doornen bereidden men vroeger zwarte inkt en de bast leverde een rode kleurstof voor wol en linnen. Het is ook de eerst bloeiende plant van de lente. Mooie witte bloemen maken er een ruiker van en er is geen enkel blaadje te zien.
Lees het volgend verhaal.
WAAROM?
Lang geleden had de sleedoorn slechts onopvallende bloemetjes. Dat vond de struik geen ramp want de mensen waardeerden hem toch vanwege zijn gezonde blauwpaarse vruchten in de herfst. Op een dag, bijna 2000 jaar geleden, kreeg een Romeinse soldaat de opdracht doorntakken te verzamelen. Hij moest een kroon maken voor de gevangengenomen Jezus die op de berg Golgotha nabij Jeruzalem gekruisigd zou worden. Deze soldaat was een gewelddadig mens en hij zocht de scherpste takken uit. Nadat hij takken met gemene stekels van de roos en de braam had verzameld, ontdekte hij een struik met hele lange scherpe punten, de sleedoorn. Deze lange doornen zouden Jezus het meeste kwellen.Toen de veroordeelde op de bewuste vrijdag over de weg werd voortgeduwd, ontdekte de sleedoorn dat in de kroon die Jezus droeg ook takken uit zijn struik verwerkt waren. Ontdaan boog hij zijn takken en besloot voortaan niet meer te bloeien uit schaamte. Onafgebroken bad de struik tot de hemel om vergeving voor zijn vreselijke bijdrage aan de doornenkroon.
Op een avond hoorde de sleedoorn een stem die liefdevol tot hem sprak: Beste sleedoorn, jouw takken in de doornenkroon van mijn Zoon zijn niet jouw schuld. Jij kon niet weglopen. De werkelijk schuldige is de soldaat die jouw takken misbruikte om er een wrede kroon van maken. Jou treft geen blaam. Om je onschuld aan de hele wereld duidelijk te maken zal je voortaan in het voorjaar als eerste struik bloeien met grote helder witte bloemen. De bloemen zullen wit zijn, want wit is de kleur van de onschuld. Na iedere winter zullen de mensen uitkijken naar jouw bloemen, die het einde betekenen van de donkere dagen en een bode zijn van de lente, van een nieuw vruchtbaar seizoen. Sinds die dag bloeit de sleedoorn van boven tot onder met witte bloemen op zijn verder kale takken. Vroeg in het voorjaar worden de wegen geflankeerd door witte hagen met bloeiende sleedoorns en parken en bosranden gesierd door de hoge witte struiken die het kale landschap opvrolijken.
Er wordt gezegd dat de ondoordringbare doornstruiken die het kasteel van Doornroosje overwoekerden uit sleedoorns hebben bestaan en niet uit rozenstruiken. Rozen hebben geen doorns maar stekels. Stekels groeien aan de oppervlakte, aan de buitenkant van de tak, als een soort uitstulping. Doornen groeien van binnen uit de tak, vanuit het hout. De doornen van de sleedoorn zijn twijgen die in een scherpe punt eindigen.
Veel pit, weinig vlees
Sleedoornjam
Ingrediënten 2,5 kilogram vruchten van de sleedoorn 2 kilogram suiker 500 gram appels (goudrenet of een andere zure appel)
Bereidingswijze Pluk de vruchten van de sleedoorn na de eerste nachtvorst of stop de vruchten in de diepvriezer. (Dan verdwijnt de wrange smaak). Leg de vruchten in heet water en laat ze een nacht weken. Giet de vruchten af. Rasp de appels en voeg de stukjes toe aan de sleedoornvruchten. Breng de massa aan de kook en laat het enkele tellen borrelend doorkoken. Voeg de suiker toe en laat het nog enkele tellen koken. Desgewenst kan men de massa laten indampen. Sleedoorn is erg gezond!
Sleedoornjenever
Een echte hartversterker voor de wintermaanden. Neem een halve kilogram sleedoornpruimen die reeds bevroren zijn geweest en doorprik ze met een naald. Kook vervolgens een kwart liter water met 300 gram kandijsuiker. Laat deze zoete siroop afkoelen en voeg er 1 liter jenever aan toe. Doe vervolgens de halve kilogram sleedoornpruimen in een twee liter bokaal en voeg hier de gesuikerde jenever aan toe. Laat dit geheel 2 tot 3 maanden op een warme plaats staan en schud geregeld met dit brouwsel. Tegen nieuwjaar is de drank klaar.
norbert mosselmans 11/2009
INFO Bomen en struiken Readers Digest Fotos Internet Natuurverhalen NL Els Baars Recepten Overlevering
DE KOUTER Kouterstraat: Loonbeek Kastanjekouter: Loonbeek Vossekouter: Huldenberg
Lengte: Kouterstraat: 655 m Kastanjekouter: 279m
Vossekouter: 552 m (vanaf grens met Overijse nog 293 m.
Wie wat West-Vlaams kent begrijpt het woordjeKOUTEN.
Het betekent :gezellig samen praten. Een ander woord is keuvelen.
Wie op de kouter werkte zal niet veel kunnen kouten hebben. Want er viel indertijd hard te werken.
Onze kouter komt van het Middeleeuws-Latijn cultra, dat op zijn beurt een latere vorm van cultura is. De Romeinen gebruikten het woord agri-cultura: bewerken van de akkers.
Culturakomt op zijn beurt van colere wat keren met de ploeg,betekent.
En we zijn er.
Het is dus niets anders dan een stuk bebouwd land of bouwland of akker .
In Brabant is een kouter meestal een akkercomplex uit de Gallo-Romeinse tijd of de vroegste Middeleeuwen.
Het open kouterlandschap getuigt van een specifiek drieslagstelsel dat vanaf de middeleeuwen toegepast werd. Ze werden collectief beheerd waarbij telkensvoor één gedeelte ervan (1/3) een braakjaar werd ingelast. In dat braakjaar moest de kouter toegankelijk blijven voor het vee en de dorpskudde. (De grond kon rusten en werd door het vee op een natuurlijke manier bemest).
Kouter: het verticaal ijzer dat voor de ploegschaar staat. In het Frans le coutre. Hier is er dus ook verband.
Nu is de Kouterstraat in Loonbeek wel gelegen in eenbetrekkelijke nieuwe verkaveling maar niets zegt ons dat er daar geen kouters of velden lagen. Goede georiënteerd, betrekkelijk vochtig .
In Loonbeek is er nog een tweede kouter: De Kastanjekouter.
De betekenis van kouter weten we intussen al.
Zitten we daar met die kastanjes.
Ook hier willen we de kastanjes uit het vuur halen.
Detamme kastanje is, al groeit ze hier sinds de Romeinen ze binnenbrachten, geen boom uit onze streken. Wel uit het Middellandse-Zeegebied.
De kastanjes die hier bij ons rijpen zijn stukken minder dik dan diegene die uit het zuiden komen. Ze hebben hier gebrek aan warmte.
Het is evenwel een zeer dankbare vrucht waarvan men in het zuiden dankbaar gebruik maakt om gepofte kastanjes, kastanjemeel, kastanjepuree en marrons glacés, zelfs lekker ijs te maken
De naam zou komen Castanea sativa. Sativa wil zeggen gekweekt.
Castanea komt van Kasanaia dit is een stad in Klein Azië nl in Turkije (evenwel verdwenen).
Op onze Kouter zullenzeker kastanjebomen gestaan hebben. Het was ook een holle weg die naar de hoger gelegen kouters leidde.
In Huldenberg op de grens met Overijse hebben we de Vossekouter.
Eén van onze mooiste hollewegen en beschermd als landschap.
Kouter kennen we dus al.
Het zal een gebied geweest zijn waar veel vossen zaten en die vormden een bedreiging voor het vee.
Vermoedelijk is de oorspronkelijke betekenis van vos, foks(e) (Fr), vùske (Tw) en fos (Fr) 'het dier met de staart'. Een oude Franse benaming voor de vos is 'goupil'. Deze naam is afgeleid van het Franse woord voor wijwaterkwast (goupillon), waarmee de staart van de vos werd vergeleken. Dikwijls komen allerlei kleurvariëteiten voor, vandaar dat jagers vossen met een bepaalde kleur of tekening van een bijnaam hebben voorzien. De meest gangbare vachtkleur draagt de rode vos, roodrok of goudvos. Net als enkele buitenlandse namen zinspelen deze op de roodbruine kleur. Een vos met een zwarte of donkerrode pluim aan de staart wordt brandvos genoemd. De berkevos heeft een witte staartpunt. In de rugvacht van de kruisvos is een donker gekleurd kruis te onderscheiden. In enkele namen komt zijn prooi naar voren: muizerd (jag), vogelvanger, kiekendief (Vla) en kippendief. Een mannetjesvos heet rekel of rikel(foks) (Fr), een vrouwtje moer(vos), teef (Fr) of voe (een verouderde jagersnaam). Een vossenjong wordt welp genoemd. Verschillende verhalen over de vos benadrukken diens spreekwoordelijke slimheid en zijn aandacht trekkende streken. Aan de dierfabels van La Fontaine dankt de vos zijn bekende bijnamen reinaard (zie Frans renard) en rein(tje) de vos.
Het gekke is dat men in Huldenberg spreekt van Vossekouter, in Overijse Vossekoten.
Kouten is het meervoud van ons dialectisch kot.Het kan dus ook verwijzen naar de nestenof met de juiste naam een vossenburcht. Maar aangezien een territorium in onze streken ongeveer600ha of 6km² beslaat, maar hetkan ook gaan van 1km² tot 12km²,zien we niet in dat er hier verschillende burchten waren.
De naam Vossekoten is volgens mij te wijten aan dialectische vervorming of zouden ze hier de R niet kunnen uitspreken hebben?
De Schaveistraat ligt onderaan de kerk in Neerijse en is de verbinding tussen de Loonbeek- en de Beekstraat.
Wie deze straat neemt om in of uit het dorp te rijden of te stappen weet dat ze helt.
Het woord is wel typisch Brabants. Men vind het terug in Overijse, (aan de pompiers o.a) , Linkebeek (natuurdomein Het Schavei; wij noemden dat de bos van Schavaas), Beersel, Hoeilaart
Het woord schavei komt van het Latijn cavare dat ongeveer hetzelfde is als excavare en dat uithollen betekent.
Ook het Franse Chavée duidt in dezelfde richting.Het is dus een holle weg, een groef.
Het zal oorspronkelijk een Romeins hydroniem zijn nl.: naam van de afloop.
Op sommige plaatsen zijn het zandgroeven geworden, op andere haalde men zelfs ijzerzandsteen uit de groeven, want deze kwam bloot te liggen in de holle wegen.
Hoe ontstonden die holle wegen?
Duizende jaren terug, zelfs miljoenen jaren waren onze treken hoger dan nu.Het water dat neervielgebruikte de gemakkelijkste weg en stroomde dus naar beneden. Wij weten allemaal dat water een eroderende kracht heeft die nog vergroot naarmate de helling steiler was en er meer steentjes en zand in zitten.
Als we nu naar onze Schaveikijken dan zien we dat ze afloopt en wel naar de IJse.Onze straat mondt uit in de Beekstraat en ook dat is een aanwijzing dat er eertijds een beek was. Later werden die reeds uitgeschuurde smalle groeven gebruikt door de dieren als weg naar bos of hoger gelegen foerageplaatsen.
Na de ontbossingging de mens deze paden gebruiken om naar de akkers en de weiden te gaan. Later ging hij ze verbreden om met meer vee en bredere karren door te kunnen. Door deze ingrepen werd de grond bij een ferme stortvloed mee afgevoerd en werd de weg nog dieper of de bermen nog hoger, naargelang men het beziet.
Onze Schavei werd dan later onder handen genomen om er een echte straat van te maken.
Daar waar men getracht heeft het intact te houden krijgen we de voor onze streek zo typische holle wegen.
Laat ons ze beschermen en in stand houden en niet gebruiken om te sluikstorten. We vernietigen er een uniek stuk natuur mee!
norbert mosselmans 2008
dank aan V. Nijs : kadastrale lengte van de straat.
Oktober 1959. Huldenberg maakt zich op voor zijn eerste druivenfeesten.
Middensstand en druivenhandelaars hebben de handen in elkaar geslagen en willen er iets groots van maken.
Op 4 oktober 1959 wordt aan de ingang van het kasteelpark de gedenkzuil Felix Sohie onthuld.
René Spreutels metselde de zuil en Harry ElstrØm (°1906 - 1993)maakte de bronzen gedenkplaat.
Waarom staat deze zuil aan de kasteelpoort?
Baron de Peuthy gaf in 1861-1862Felix de toestemming om in de kleine serre van het kasteel proeven te doen met druivenkweek onder glas.
Na vele jaren van vallen en opstaan lukte het hem.
Hij verliet het kasteel en begon in Hoeilaart zijn eerste travaux serren in 1865. In 1878 begonnen de gebroeders Danhieux in Overijse en wat laterwas Emiel Vandenschrieck de eerste inHuldenberg.
Geleidelijk aan breidde de druiventeelt zich uit en rezen de serren overal op.
De druivenstreek: Huldenberg, Hoeilaart, Overijse, Duisburg en Tervuren
Was een schittering van de serren in de zon. Men sprak zelf van de glazen dorpen. Begin de jaren 50van vorige eeuw waren er ongeveer 30000. Vandaag(2009) nog hooguit 200.
Serres afgebroken, en de gronden verkocht als bouwgrond. Kinderen nemen de zaak niet meer over want het is intensief werken. De energieprijzen rijzen de pan uit. De overheid heeft weinig belangstelling voor deze unieke teelt.
Vandaag zijn de gevolgen van dit alles te zien.
WIE IS FELIX SOHIE?
In Hoeilaart wordt op 14 januari1841 Felix Sohie geboren als vierde kind.
Hij behaalt zijn diploma in 1860 aan de tuinbouwschool van Vilvoorde. School die nu nog steeds bestaat en bij de ouderen beter gekend als kuulkrabbersschool. Na het behalen van zijn diploma mag hij beginnen in het Kasteel van Huldenberg bij baron de Peuthy. Het liefst werkt hij in de kleine serre. Men kweekt er bloemen, perziken en druiven.
Het is nu juist de druif die zijn aandacht trekt en het wordt zijn hobby. Temeer dat hij van de baron de toelating kreeg om te experimenteren.
Op de plaats waar de serre stond, staat nog steeds een halve serre( niet meer de originele) tegen de muur. De ranken die er in groeien zijn reeds zeer oud.
In 1865 bouwt hij zijn eerste serre in Hoeilaart op De Berg. Zijn broers helpen hem vanaf 1866. Door het durven lenen van een grote som geld hebben ze reeds elf serren. Ze verbouwen Frankenthal, en Chasselas de Fontainebleau.
In 1867 voorzien zij reeds een eerste verwarmingsysteem en is er in elke serre een waterput om te kunnen sproeien.
In 1878 beginnen de gebroeders Danhieux hun eerste serren in de Scheidhaagstraat nu de gebroeders Danhieuxstraat.
In 1891krijgt de druivenkweek een opdonder van je welste. De serristen zijn als de dood voor een hagelbui. Op 1 juli van dat jaar worden 200000 ruiten verbrijzeld door de hagel.
In 1892 worden de eerste druiven uitgevoerd naar Engeland en hebben de gebroeders meer dan 200 serren.
Er zullen nog meer serren komen maar ook aanverwante nevenbedrijven: vervoer van mest en steenkool. Voor de bouw van een serre is hout, ijzer, glas, lijnolie en krijt ( voor het bereiden van de mastiek). Ook voor de verpakking was hout, papier, en watten( meer gekend als fiber).
Felix Sohie overleed in 1929. We mogen wel zeggen dat hij onze streek een ander gezicht gegeven heeft. Al blijft er niet veel meer van over.
Toch is de druif nog altijd een fantastische vrucht. Zeker nu ze BOB is. Van Europa kreeg ze inderdaad de titel Beschermde Oorsprong Benaming.
De feesten in Huldenberg op 4 oktober 1959.
Het waren de eerste druivenfeesten in Huldenberg de van start gingen op 3 oktober. Er was een hele delegatie van Boerenbond, Politiekers, vertegenwoordigers van de middenstand een afgevaardigde van minister Van den Boeyenants.
Het begon met een tentoonstelling in de zalen Mariakring en Philips. Gevolgd door de drukbijgewoonde prijsuitreiking.
Op zondag 4 oktober werd dan de gedenkzuil Felix Sohie ingehuldigd aan de poort van het kasteel.
In stoet vertrok men van op Koxberg en dit onder begeleiding van de twee muziek maatschappijen: De IJsschegalm en de Ware vrienden.
De personaliteiten namen de stoet in ogenschouw van op de trappen van het kasteel.
Een afgevaardigde van de minister onthulde het beeld.
De muziekmaatschappijen gaven nog elk een concert ten beste.
De Oudemansgilde verschoot haar pijlen op de staande wip; ( ze staat er nog altijd.)
Huldenberg was echt in feest.
Dit jaar staat er de gedenkzuil dan ook 50 jaar. Zuil die er kwam als herdenking aan een man die voor de streek veel betekend heeft.
Norbert mosselmans 09/2009
INFO:
Fotode heer Hagens Wouter ( dank voor het mogen gebruiken)
Gegevensover de zuilde heer Roeikens Robert
Gegevens over Sohie:artikel van A. Veiller in HET VOLK van dinsdag 6 oktober 1959
GEMEENTE: Ottenburg LIGGING: Tekkerstraat LENGTE: 150 m
Dit is de straat die uitmondt in de Tekkerstraat (knikker?) en doodloopt in het veld in casu heide. De Langenheidestraat is de andere grens van die heide.
Los. Woord dat vele betekenissen heeft;
Een los of lynx: katachtig roofdier. Is niet van deze streek Niet gebonden! Roerende goederen niet gesloten! Geen deel ( losse afleveringen) uitmakend van een geheel ! Niet compact (los zand). Buiten verband (losse aantekening). Niet stijf ( een losse tred). Los van tong: babbelachtig zijn. Los van zeden (geen uitleg nodig) Een losse slaap. Ze leven er maar op los.Het regent er op los. Hij heeft een vijs los!
Zo zouden we nog een hele tijd kunnen doorgaan.
Zoeken we verder in het woordenboek dan komen we het woord losweg wel tegen. Met als betekenis: op lichtvaardige wijze, zonder zich te bedenken, zo maar. Maar dat zal zeker niet de verklaring zijn van onze Loswegstraat.
We gaan dat woord, zoals de stratenmakers eens open smijten (maar het zal binnen de kortste keren terug dicht zijn hoor).
Straat: dat kennen we ; komt van het Latijn strata (via) betekent geplaveide weg. Weg: Smalle strook grond in het landschap geschikt gemaakt en gebruikt voor het verkeer. De verbinding van de ene plaats tot de andere. In deze straatnaam is dus een dubbel gebruik van weg aanwezig: straat en weg.
Blijft ons woordje: LOS. In de woordenboeken vinden we niet echt een verklaring voor het woord.
We gingen omdat het om gronden gaat ons licht dan eens opsteken bij de rechtspraak. Er van uitgaande dat waar gronden samenkomen ongewild kweddelen ontstaan. Men kent dat ;dat is van mij en gij blijft er af. Anders
Maar er is evenwel geen enkele wettekst waar het begrip LOSWEG omschreven wordt. Het is dus nergens materiaalrechterlijk geregeld. Het is een kwalificatie die rechtspraak en rechtsleer in de loop der tijden aan bepaalde terreintoestanden zijn beginnen te verlenen. Losweg is een begrip met een precair karakter. Het allerprilste begin vindt men terug in het basisarrest van het hof van cassatie d.d. 25 februari 1841. Bijna 200 jaar geleden schreef men:
Verschillende aangelande eigenaars, die elk geen rechtstreekse uitweg hebben naar de openbare weg kunnen, liever dan gehinderd te worden in de uitbating van hun erven, overeenkomen om een strook grond tegen de grens van hun terreinen in gemeenschap brengen en zo tot gemeen gebruik komen opdat alle aangelande erfeigenaars langs deze tot de grens van hun erven gelegen grondstrook een uitweg kunnen nemen naar de openbare weg.
In moderne taal gezegd:
Wanneer van verschillende grondeigenaars hun stukken zo gelegen zijn dat er voor sommigen geen uitweg is naar de openbare weg, dan kan er een strook grond , in onderlinge afspraak, vrijgemaakt worden, die langs de verschillende percelen loopt en die zo toegang geeft tot de openbare weg.
Er kan dus geen sprake zijn van losweg wanneer elke grondeigenaar daar gelegen een uitweg heeft naar de openbare weg. Als is die weg soms verschillend en misschien zelfs alom. Een losweg impliceert dus de behoefte aan een toegang - en uitweg naar de openbare weg, zonder dat de aanpalende eigendommen zelf toegangen hebben tot deze weg. Tegenwoordig lost men dat op met ruilverkavelingen.
LOSWEGSTRAAT: is dan ook een straat die niet van gisteren dateert en waarvan men zeker mag zijn dat er in die heide eigendommen lagen die van geen kanten aan een openbare weg kwamen en waarvoor men dan verplicht was een uitweg te geven. Denk maar aan kerkgronden of andere gronden die dikwijls ingesloten lagen omdat het schenkingen waren en de omliggende gronden door erfenissen op de duur ergens anders terecht gekomen waren.
norbert mosselmans
foto: Jean-Pierre Van Binnebeek dank: NYS VIRGILE : kadastrale lengte van de straat
We vertrekken aan de J. Vandervorstlaan en behandelen de rechter kant.
In een nieuwbouw wonen Denis van den Doere (Denise Van Loo) en Oscar François.
Hogerop vinden we Marcel Baus en Annie Van Aerschot.
Martine va Marcel va Geeter (Martine De Keyser) en Jacques De Bois zijn de buren.
Dan vinden we Rossen Talle (Vital Philips) en Clara Van Loo.
Maria Verboomen was eerst getrouwd met Robert Philips, daarna met Gilbert Roekens.
José va Rosalé van den Oïsel of José va Lowie va Stoffeles vinden we iets verder met echtgenote Jeannine Van Aerschot.
Mariët van de Bruffoert (Mariette Vanderlinden) woont in het huis hoger met Armand vaJules va Peites of Armand va Fin (Armand Van Aerschot).
Dan vinden we Sarah Baus en Christophe Devroey.
We merken enkele vakantiehuisjes ; verder wonen Marcel va Geeter (Marcel De Keyser) en Serafin va Dolf va Peites (Séraphine Van Aerschot).
Iets hoger woont Hilda va Marcel va Geeter (Hilda De Keyser).
Dan merken we het huis van Linda va Pijp (Linda Vanderlinden) en Marc Vaeremans.
---=oOo=---
We steken de straat over en nemen de overkant onder de loep.
Daar wonen Willy va Marcel va Geeter (Willy De Keyser) en Christiane va Robert vaFloere (Christiane Roeykens).
Enkele huizen lager wonen Frans va Jukke Coelewoert (Frans Sterckx) en Maria va Frei (Maria Michaux).
Ernaast vinden we Dolf va Peites (Adolf Van Aerschot) en Melenee va Pestéves (Melanie Meeus).
Josefin van de Champetter (Josephine De Coster) woont ernaast.Zij was getrouwd met Lowie va Dolf va Peites (Louis Van Aerschot).
Jules va Peites (Jules Van Aerschot) en Fin Hernalsteen waren de buren.Het pand is verkocht en verhuurd.
Jom va Koster (Guillaume De Coster) woonde iets lager met Celien De Braeckeleer.Nu is het de woonst van kleindochter Carine en echtgenoot Gilbert
Dan merken we het huis van Jean De Coster en Jeannine Derom.Het is inmiddels verkocht.
Dit werk is het resultaat van de samenwerking en de inbreng van volgende personen: Paul Craps, Gerarda Verhoeven en Joséphine De Coster. Jean-Pierre Van Binnebeek zorgde voor de tekst en de eindredactie.
De voorbije zomer was er eentje die er mocht zijn. Heerlijk droog. Een lucht , blauw als in de Provence en vooral een temperatuur die ons echt opkikkerde.
Zo een zomer noodt tot terrasjes, zalig niets doen, een BBQ en een lekker glaasje wijn .
Maar men is pas en goed aan al dat heerlijks begonnen ofZZZZZZ In duikvlucht wordt de aanval op al het lekkers dat op tafel staat aangevat.
Ze zijn er: de wespen. t Is alsof ze het ruiken en ergens in een hoekje van tuin of terras hun moment afwachten. De strijd tussen hen en de mens begint. Verjagen, wegwaaien, slaan Hoe meer men het doet hoe meer er komen en hoe agressiever ze zijn.
Het kan de gewone wesp of de Duitse wesp zijn. De gewone wesp heeft op het kopschild een ankervormig zwart vlekje. De Duitse heeft 3 zwarte vlekjes op het gezichtsschild. Beide hebben een spits lichaam dat geel en zwart geringd is. Ze worden ongeveer 22 mm lang.
Wie ze observeert stelt vast dat ze geen zuigslurf hebben zoals de bijen maar wel kaken die alles vermalen.
In het voorjaar en de voorzomer hebben we weinig last van deze insecten. Ze jagen dan op bladluizen en rupsen waarmee ze hun larven voeden. De wespen voeden zich op hun beurt met het zoete speeksel dat de larven produceren.
De koningin stopt bij het eind van de zomer met eierleggen. Het gevolg is dat er geen larven meer zijn die zoet speeksel voortbrengen. Gevolg: de wesp gaat op zoek naar zoet en vindt het dan bij ons: onze drank, fruit, confituur, limonade, ijs Dan begint de strijdt tussen hen en ons.
Zij bouwen hun nest meestal ondergronds. Het nest, in dit geval de raten, wordt opgebouwd uit geknaagd hout. Vandaar dat die nesten de indruk geven van uit papier opgebouwd te zijn. In de raten komt geen honing: zij verzamelen die niet.Maar in elke raat legt de koningin een eitje waaruit dan een werkster of een mannetje (dar) komt. In de herfst sterven de werksters en de mannetjes en zoeken de bevruchte nieuwekoninginnen een schuilplaats om te overwinteren.
Een wespenkolonie telt ongeveer 5000 individuen terwijl er in een bijenkorf tot 50000 kunnen samenhokken.
Dat de wesp geen vriendje is heeft ze aan zichzelf te danken. Ze kan agressief zijn en bezit als verdedigingsmiddel een vlijmscherpe angel waarmee ze tot 10x toe kan stekenzonder er hinder van te vinden. Steekt de bij (die bijlange niet zo agressief is) dat moet ze sterven. Haar angel heeft twee weerhaakjes die in de huid blijven zitten en daardoor worden en angel en gifklier uit het lichaam gerukt met de dood tot gevolg.
De wespen gebruiken die angel in de eerste plaats om prooidieren, insecten, te doden. Maar daarnaast ook als verdedigingswapen tegen vogels, hagedissen en mensen.
In feite is de wesp een nuttig diertje omwille van zijn inzet om schadelijke insecten te verdelgen. Maar zo ervaren wij dit diertje niet: het is een ferme lastpost.
Uitzicht nest Nest
WAT DOEN?
Terroristen van de slaapkamer. Plaaggeesten van een picknick. Bijen en wespen, zij kunnen voor onaangename momenten zorgen. Bijen of wespen steken meestal uit zelfverdediging, een enkele keer om zich te voeden met menselijk bloed. Tijdens de steek brengen ze een giftige stof in de huid. Afhankelijk van iemands gevoeligheid en het aantal steken (dat de hoeveelheid gif bepaalt) vindt een reactie plaats. Bij kinderen is deze vaak iets heftiger dan bij volwassenen. Meestal ontstaat slechts een plaatselijke reactie in de vorm van een rode, jeukende, soms pijnlijke bult, die na enkele uren of dagen weer verdwijnt. Soms echter veroorzaakt het gif een forse reactie in de directe omgeving. Dan ontstaat een uitgebreide rode zwelling die warm aanvoelt en pijnlijk is. Dan is binnen enkele uren alles rond de steekplaats rood, gezwollen en pijnlijk. En het duurt meestal meerdere dagen voordat die klachten verdwenen zijn. Uitermate vervelend maar gelukkig ongevaarlijk.
Alleen als u overgevoelig (allergisch) bent voor bijengif of indien u door zeer veel insecten tegelijk bent gestoken kan uw gezondheid in gevaar komen. Dan blijft de reactie op het gif niet beperkt tot de steekplaats zelf of de directe omgeving maar het hele lichaam reageert. Een dergelijk allergische reactie kan zich uiten in:
een algemene huidreactie waarbij de huid op vele plaatsen rood wordt, hevig jeukt en zwelt.
een reactie van de luchtwegen: hierdoor ontstaat een piepende ademhaling.
een reactie van de darmen met braken en hevige diarree.
In het ergste geval kan de bloeddruk sterk dalen en een verminderd bewustzijn optreden.
Dit gebeurt meestal binnen 20 minuten na de steek.
Wat kunt u zelf doen?
Een achtergebleven angel kunt u met uw nagel eruit schrapen of met een kleine pincet verwijderen. Als het gifzakje er nog aan zit knijp er dan niet in anders komt er nog meer gif in de huid. Het nut van uitzuigen is nooit aangetoond.
Tegen jeuk helpt koelen met ijs op de gestoken plaats (ijs niet direct op de huid maar bijv. gewikkeld in een doekje). Ook mentholpoeder kan de jeuk verlichten. Als de reactie in een arm of been zeer uitgebreid is kunt u het best de arm of het been enige tijd hoog leggen en koelen.
Wanneer moet u direct naar de dokter?
Bij een steek in de mond, de tong of de keel
Als u weet dat u allergisch bent voor bijen of als u de vorige keer een forse reactie hebt gehad op een bijensteek.
Als zeer kort na een steek algemene verschijnselen optreden (overal rode gezwollen plekken, benauwdheid, diarree, flauwvallen).
Enkele tips om een ontmoeting met deze vliegende terroristen te voorkomen.
Dek zoete etenswaren af.
Eet niet op een plek waar bijen of wespen graag zijn, zoals in de buurt van bloemen of voedselafval.
Loop niet op blote voeten in het gras, vooral oppassen met klaver.
Sla niet naar wespen, dan komen ze juist naar u toe!
Drink niet uit een flesje of blikje, geef kinderen een rietje.
Draag beschermende kleding met lange mouwen, lange broek of sla een kleed om de benen.
Draag niet iets zwarts of gebloemds. Iets wits, groen of bruin is het beste.
Gebruik geen geparfumeerde artikelen. Smeer je zo nodig in met een middel als autan of citronellaolie, bij de drogist of apotheek verkrijgbaar.
Een grootmoedermiddeltje: kneus het blad van een weegbree en wrijf er de ontstoken plaats mee in.
Weegbree
WIST JE:
dat de Italiaanse scooter VESPA zijn naam te danken heeft aan de terreur van ons gezellig samenzijn. De Latijnse naam van het insect luidt: VESPULA vulgaris. Het lawaai van de scooter doet aan een wesp denken.
De Wymingenstraat is een weg die verschillende eeuwen oud is.Zo vinden we in 1690 Wijnegemstraat, in 1753 Wijligen Straete en Wijneghem straete, in 1766 Weyningestraete, in 1790 Wijninge heyde en in de 19e eeuw Wijninsche straet.
De naam Wijnegem zelf is evenwel van Frankische oorsprong en betekent "woning of woonplaats van de lieden van Wini". Wini was het hoofd van een Germaanse familie die zich tijdens de zogenaamde Frankische landname of kolonisatie vestigde.
De Wymingenstraat loopt op het grondgebied van Ottenburg en Sint-Agatha-Rode.
In de volksmond werd dit gebied De Boeken genoemd wellicht door de aanwezigheid van een familie die deze bijnaam droeg.
.
In Ottenburg troffen we een viertal huizen.
Hier woonde Maurice Criegers samen met Léa Vanbever. Dit was het ouderlijk huis van Léa. Haar ouders, Pieke va Jommes (Petrus Vanbever en Treen Klak (Catherina Nowé) hebben er gewoond.
We vonden er tevens Méneke Moeen (Zjèf Goossens) getrouwd met Maria Duerinckx. In dit huis zouden 'De Boeken' vroeger gewoond hebben.
We troffen er ook Narre va Kloske (Léonard Vanpee) die er samenwoonde met Mareeke Brug (Marie Berckmans).Nu is dit huis bewoond door Lutgarde Geysegoms en Stefaan Steeno.
Suske va Kjelle (Franciscus Berckmans) woonde hier met Louise Vanmeerbeek.
Talleke va Kjelle (Vital Berckmans) getrouwd met Florence Verhoeven was in de vierde woning gehuisvest.
Sint-Agatha-Rode De Wymingenstraat
Hier woonde Valentin va Lamme Ardâ (Valentine Vrebosch) die getrouwd was met Paul Vanderstraeten.De mensen zeiden tegen hem Tu tamuses, een uitspraak die hij vaak gebruikte tijdens zijn jeugd als hij het ene of het andere meisje op een dansavond trof.
De twee zonen, Elie en Lucien, wonen er nog.
Deze tekst kwam tot stand dankzij de samenwerking van volgende personen: Raf Steeno en Léa Minnoye, David Rosier, Simonne Lagois en Romain Maes.
Op een braakliggende grond, een bouwruïne, een laar (openplaats in het bos), een kapvlakte, afgebrande terreinen, langs de spoorwegbermen vind je het wilgenroosje rond deze tijd wiegend in de wind. Met haar frêle roze bloempjes schittert ze in de zon.
Het is een echte pioniersplant. Waar ze een opening vindt, schiet ze als paddestoelen uit de grond en in een mum van tijd is de hele ruimte ingenomen.
Zo was ze na de tweede wereldoorlog de eerste om zich te vestigen op de puinen van de gebombardeerde steden en met haar roze bloempjes weer nieuw leven in te blazen.
Vanwaar die snelle opmars? De plant zaait zich voort maar ook de wortelstok( heeft jaarringen kan 25 jaar oud worden) brengt nieuwe planten voort.
In de zomer en de herfst zijn het de langwerpige doosvruchten pluizige zaden( die vele jaren kiemkrachtig blijven) los die door de wind ver meegenomen worden. Eens ontkiemd op de nieuwe standplaats gaat de plant zich via zijn houtige wortelstok razendsnel uitbreiden. Ze kunnen zo dik staan dat andere planten geen kans krijgen. De bladeren lijken op die van de wilg. Vandaar de naam wilgenroosje. . Het blad gaf de naam: wilg en de kleur de naam: roos. Dus: wilgenroosje. De plant kan tot 150 cm hoog worden en bloeit van juni tot september. De ree is verzot op deze plant. Andere namen: bastaardwederik, dondertoren, kattenstaart( de echte is wel een andere plant), sint-antoniuslelie, vuurkruid. Gebruik: de pluizen van de zaden werden vroeger gebruikt als vulmateriaal of als bijmengsel bij wol of katoen. In de geneeskunde werd het niet veel gebruik. Al heeft het wilgenroosje adstringerende samentrekkende en verzachtende eigenschappen. Van de wortelstok trok men een thee tegen tongblaar (aften). De jonge scheuten werden rauw of gekookt gegeten. In Rusland vervangen gedroogde bladeren de thee.
de liefde tussen een elfje en een kabouter In de zomer zijn vele vlakten en open plekken prachtig rozerood gekleurd door de bloemen van het wilgenroosje. Het ontstaan van het wilgenroosje is een romantisch verhaal, luister:
Lang, lang geleden leefde aan de rand van het bos, te midden van prachtige bloemen een elfenfamilie in een wilde rozenstruik. Op warme zomerdagen speelden de kleine elfjes in de koele schaduw van het bos, aan de rand van een meertje. Op een mooie dag speelde een elfje aan de voet van een oude grote wilg, toen ze blij verrast een klein kaboutertje naar beneden zag klimmen. Sinds die dag speelden het elfje en het kaboutertje op alle warme dagen samen in het koele bos. Toen zij groter groeiden werden ze verliefd op elkaar. Zij vertelden hun ouders dat ze samen wilden gaan wonen. De verbazing en ontzetting bij de wederzijdse ouders waren zo groot dat ze het hun kinderen verboden. Elfen en kabouters trouwen niet met elkaar! Elfen trouwen met elfen en kabouters met kabouters. Het bedroefde elfje en de verdrietige kabouter vroegen de elfenkoningin om raad en goedkeuring. Deze zei: "een kabouter en een elfje op één kussen, daar zit de duivel tussen". De kabouter ging terug naar zijn wilg en treurde wekenlang, waardoor zijn wilg in een treurwilg veranderde. Ook het elfje ging terug naar haar rozenstruik aan de rand van het bos en huilde dagenlang. De elfenkoningin kon deze droefenis niet aanzien en trok op een heldere herfstdag naar de kabouterkoning voor overleg. Gezamenlijk besloten zij in grote wijsheid dat de twee voor altijd samen mochten leven, maar niet in de gedaante van elf en kabouter maar in een nieuwe gedaante: in de vorm het Wilgenroosje. Dankbaar en gelukkig aanvaarden ze het voorstel. En zo leefden ze nog lang en gelukkig en kregen vele nakomelingen.
Op de hoek van de Kapelweg en aan de voet van de Kapelbergstraat staat de in 1733 gebouwde slotkapel van de baronnen van Neerijse, opgetrokken in classicistische stijl, met enkele herinneringen aan de barok. Op de voorgevel kan je het blazoen van de familie zien en
de kapel heeft een houten peerspits.
De prachtige Kapel van Onze-Lieve-Vrouw ten Pui is een beschermd monument en wordt tijdens de meimaand nog steeds gebruikt.
Onze-Lieve-Vrouw-ten-Pui
De kapel heeft haar ontstaan te danken aan een wonderbaarlijke gebeurtenis.Een herder trof langs de weg in het struikgewas een houten lievevrouwbeeldje aan. Hij nam het mee en borg het thuis op in een kist.De volgende morgen was het beeldje echter verdwenen en de herder vond het opnieuw tussen de struiken. Dat herhaalde zich nog een paar keer. Tenslotte zette de herder het beeldje bij de vindplaats op een pui. Daar komt de benaming vandaan.
Arthur Gottignies liet in 1611 een kapel bouwen en de familie dOverschie liet er in 1733 een nieuwe kapel bouwen. Tegen de zijgevel bevindt zich een vierkante sacristie.
De Kapelweg is een onverharde weg naar het Kasteel van Neerijse en leidt tevens naar de Eygenstraat en de Lindenhoflaan.De weg werd vroeger veel gebruikt door de bewoners van het kasteel.Nu vind je langs de weg twee huizen in de bosrijke kanten.
In één van de huizen woont Xavier Gilis . Hij is de kleinzoon van Emile Gilis van de
Rattenberg uit Huldenberg. Mensen van Neerijse hebben hier nooit gewoond.
In het midden van de weg loopt het nog steeds goed onderhouden bospaadje door dat de Eygenstraat met de Beekstraat verbindt en passeert langs het Lindenhof.
De omgeving van de kapel Onze-Lieve-Vrouw ten Pui is beschermd dorpsgezicht.
We vertrekken links aan de voet van de Kapelbergstraat.
Eerst zien we het gesloten uitstalraam en ingang van het vroegere voedingswinkeltje van Wieva Mister (Louis Van Elsen) en Merja va Beire Smekke (Maria Meeus).
Daaraan vast staat een hoeve van het langgeveltype. Dit is een beschermd monument. Het is het ouderlijk huis van Merja.Haar ouders waren Beire Smekke (Albert Meeus) en
Rozaleeva Franchei (Rosalie Jorge).
Later werd het huis verkocht aan wat men in de volksmond de commune noemde. Wie of wat dat waren weet niemand !
Waar nu een beetje verscholen achter de hoeve de eerste nieuwbouwwoning staat, stond vroeger het oude huisje van Teur va Nuis (Arthur Michiels) en Finke Dest (Josephine De Volder). Zij hadden twee zonen: Janneke Peti (Jean Michiels), hij was beroepsmilitair en klein van gestalte en Kamil va Deske (Camiel Michiels).Het huis werd afgebroken en de bouwgrond werd in twee gedeeld.
Op het andere deel van de eigendom staat nu ook een nieuwbouwwoning van
de kleinzoon van Teur en Finke, de zoon van Kamil.
Zo komen we aan de rijhuizen met beschermde gevels die zo typerend zijn voor de Kapelbergstraat en het uitzicht domineren.
Het eerste rijhuis met grijze gevel was van Mil va Deske (Emilius De Volder) en Martha Van Nieuwenhoven. Nu woont hun zoon Morris va Deske (Maurice De Volder) er.Hij is wat men in de volksmond een jongman noemt. Hij was metser.
Daarnaast woonde in het rode gevelhuis den Witte Roeie, vrouw ongekend.Hun zoon Sussevan den Witte Roeie (Franciscus Goossens) bleef er wonen en was ook jongman.
Toen werd het huis verkocht aan Jan va Jommeke Moes (Jean Leonaer) en Del (Adèle Craps). Hij was schrijnwerker. Haar vader is ooit burgemeester van Loonbeek geweest.
Nu woont er een kleindochter van Delleke, Ilse Leonaer.Zij baatte een tijd lang het ijssalon uit in de Stationsstraat te Overijse.
Het rijhuis met afgekapte gevelsteen is van de Witte Jeus (Petrus Berthels). Zijn dochters Irma va de Witte Jeus (Irma Berthels) en Lein van de Witte Jeus (Helena Berthels) zijn er blijven wonen.
Nu woont de dochter van Torre va Jommeke Moes (Victor Leonaer), Lusija va Torre vaJommeke Moes (Lucia Leonaer) er samen met haar echtgenoot Gert Van Beneden.
Dan komen we bij het witte huis van Lamme va Maf (Guillaume De Poorter) en Zjan (Jeanne De Mulder). Zij kwam van Leefdaal.Hun zoon Rik va Lamme (Henri De Poorter), ook jongman, bleef er wonen en verblijft momenteel in het rusthuis. Het huis staat leeg.
In het scheidingshokje vinden we een nis met een lievevrouwbeeldje.
Het volgende witte gevelhuis is van Flaurius (Florius Debaetselier) en Merja (Maria De Greef). Merja is ook in het rusthuis en het huis staat ook leeg.Zij hadden een klein landbouwbedrijf met enkele serres.
In hetlaatste huis in de rij woonden Susse Staf (Franciscus Debaetselier) en Kerleen (Caroline Muller). Zij waren de ouders van Flaurius. Nu woont de zoon van Flaurius er, Charlie Debaetselier en zijn vrouw Lutgarde Moeys. Hij is vierde schepen van de gemeente Huldenberg.
Zo komen we aan het laatste huis voor de top van de Kapelbergstraat.
Hier woonde Weeke va Treis (Louis Vanderborght).Zijn zoon Mil va Weeke va Treis (Emile Vanderborght) en Floor va Pa Vos (Florence ) waren de volgende bewoners.Zij hadden serres met druiven en groenten en deden ook in chrysanten voor Allerheiligen.
---=oOo=---
Aan de rechterkant verscholen achter de bergkant vinden we twee huizen terug dicht bij de top.
Het is het huis van Zjul va Fille Gelas (Jules Taverniers) en Meree (Marie Decoster).
Nu woont Kamil va Paik (Camiel Michiels) er. Hij was getrouwd met hun dochter Mereelowisva Fille Gelas (Marie-Louise Taverniers). Zij is overleden.
Het huis op de kop van den berg was van Zjef va Paik (Jozef Michiels) en Zjan va Veus (Jeanne Verstraeten).
Deze tekst kwam tot stand dankzij de medewerking van volgende personen: Lisa Beersaerts, Julien De Volder en Yolande De Volder.
Bronnen voor geschiedkundige gegevens:
De Getuigen van het verleden van Neerijse.2005. J.-P. Van Binnebeek R. Hallet.
De tekst en de eindredactie zijn van Yolande De Volder. De foto's zijn van Yolande De Volder en Jean-Pierre Van Binnebeek