De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
24-01-2022
De IJse in de winter
DE IJSE IN DE WINTER
En maar wachten opdat het eens echt winter zouworden! Uiteindelijk hebben op een vriesdag het laatste stuk IJse van de Weysbrug tot de molen van Loonbeek eens afgestapt. Het is een zeer kort stukje.
Het is die strook die parallel met de straat loopt en waar de IJse rechtgetrokken is. Dat zal hoogst waarschijnlijk voor de molen gedaan zijn. Door die recht trekking heeft het water een hogere snelheid en dus ook meer energie om de watermolen te laten draaien.
Het water had aan de brug een temperatuur van 8° C en aan de molen nog 5° C te verklaren door het in openlucht liggen en dus zonder enige afdekking. Daar waar het water meer stroomopwaarts onder de bomen doorloopt zen dus minder onderhevig is aan afkoeling door blootstelling aan de wind.
Langs het pad staat de Gelderse roos waar nog enkele gedroogde rode bessen aan hangen. Ook de kardinaalsmuts is aanwezig en is enkel te herkennen aan de kurklijstenop de takken. De mooiepaarse bessen zijn verdwenen enkelnog enkele lege zaaddozen hangen te bengelen aan de twijgen. Wel schiet de plant al en ziet men het prille groen reeds aan de knoppen.
Dekatjesvan de boswilg laten ook hun witte donzen vacht al zien.
Aan zwarte els en hazelaar bengelen de katjes. Het zijn windbestuivers.
Het vrouwelijk bloempje van de hazelaar is piepklein en paars. Dat van de hazelaar even klein en mooi rood.
Her en der staat nog een reuzenberenklauw met zijnzaadschermen. Wit berijmd zijn het echte juweeltjes.
In een els bakent een koolmees met zijn typisch twink, twink, zijn terrein af.
In de verte hoor je een zwarte specht roffelen.
De zon komt ook een piepen en in de door de takken priemende stralen dansen de muggen hun eerste lentedans.
Ondertussen zijn we aangekomen bij de watermolen. Het rad is weg (1952) want er werd een turbine gebouwd die de zaak draaiend hield.
De molen werd voor 1495 reeds vermeld en was de banmolen. Elke dorpeling moest daar zijn graan laten malen en de Heer had van elke gemalen zak graan recht op een aantal schepels als belasting.
Aan de overkant staat het kasteel van Loonbeek thans privé-eigendom.
De wet Poullet voerde op 19 mei 1914 de leerplicht in. Elk kind was vanaf het jaar dat het 6 jaar werd of was, verplicht naar school te gaan tot zijn 12 jaar. Door het uitbreken van de eerste wereldoorlog kwam deze verplichting pas op gang in 1918.
In Loonbeek was er al een bewaarschool vanaf 1914 en vanaf 1915 zijn de zusters Annonciaden van Huldenberg er reeds aanwezig. Ze waren er dus als de kippen bij in Loonbeek.
Het was pastoor Theodule Covens die droomde van een klooster en een school. Hij kocht dus een stuk grond op de Kastanjekouter en vroeg aan zijn neef (architect) om een plan te tekenen.
Pastoor Covens werd ziek en stierf.
Van dan af nemen de Zusters Annonciaden het heft in handen.
Het schoolgebouw op de Kastanjekouter
Op 01 oktober 1915 wordt zuster Corona de eerste overste te Loonbeek..
De Zusters bouwen een klooster met kapel en twee gemeubileerde klassen in 1928. De eerste leerling voor de lagere school wordt ingeschreven op 16 september 1927. Eind van 1928 wordt de lagere school geopend met 32 ingeschreven leerlingen.
De bewaarschool van de gemeente wordt dan ook overgeheveld en afhankelijk van de meisjesschool van de Zusters.
In 1936 worden twee klassen bijgebouwd . De keuken van het klooster werd als noodlokaal gebruikt.
In 1937 wordt voor de vierde graad (11 leerlingen) een lokaal bijgebouwd. Wekelijks krijgen deze leerlingen kook - en handwerkles.
De BJB start in 1942 met 25 meisjes. Vanaf de bevrijding in 1945 vergaderen zij in de parochiezaal.
Om de onafhankelijkheid en de vrijheid van de zusters te verzekeren wordt er op 24 april 1943 een stuk grond van 50 a rondom het klooster gekocht.
In 1945, met de bevrijding, zijn de zusters van Loonbeek nog niet terug van de vlucht. Van het Keyhof trekken de zusters Ernestina en Clarinda (Maria de Brouwer) te voet naar Loonbeek. Daar staan ze voor een gesloten deur. Zuster Clarinda kruipt langs het keldergat naar binnen. Gelukkig was de kelderdeur niet in slot en geraakt, via de normale weg, ook zuster Ernestina binnen. Maar ze waren niet de eersten. Er was al bezoek geweest en heel wat materiaal was verdwenen. Maar niet getalmd, de kinderen werden samen getrommeld en de lessen gingen terug van start. Zuster Clarentia gaf kookles en Ernestina nam de andere vakken voor haar rekening.
Ongeveer veertien dagen later kwamen om 22 uur, doodmoe, de zusters Clemence, Pancratia en Eutropa toe. Het normale schoolleven kon terug van start gaan..
De moderne tijd komt er aan! In 1947 werd de school voorzien van elektriciteit en in 1949 kwamen de cellen van de zusters aan de beurt.
De speelplaats werd in 1952 onder handen genomen en voor drie vierde geplaveid en de ingang drooggelegd. Naast het klooster bouwde men dan ook een bergplaats voor hout en kolen.
De zusters Pancratia en Ernestina
Omwille van het bereiken van de ouderdomsgrens trad zuster Clémence op 31 augustus 1953 uit dienst. Daar er toen een te kort aan leerlingen was viel er een tweede klas.
Daardoor kwamen er in één klas zeven leerjaren te zitten. Dit was een uiterst moeilijke toestand. Er werd dus hulp gegeven door andere zusters.
De klassen in 1956 met de zusters Tharcisia en Reine
In 1955 was de school in feest: Zuster Loyola vierde haar diamanten jubileum.
Het schooljaar 1957 1958 startte goed want er waren voldoende leerlingen voor twee lagere schoolklassen.
Men voerde in de volgende jaren nog kleine herstellingen uit aan het klooster en schilderde men de kapel.
Het leerlingenaantal verminderde en in 1966 had men toch nog twee klassen.
De zusters verlieten Loonbeek in 1972. De lagere school werd overgeheveld naar de gemeenteschool. Enkel de kleuterschool bleef er tot 1975.
De zusters Richarda en Reine
Zusters in Loonbeek
Corona 1915- 1916 kleuterschool (kl)
Gonzague 921- 1932 kl
Alida 1921- 1928 kl
Clemence 1928 - 1954 lager onderwijs (lo)
Hermana 1928 - 1929 huishouding (hh)
Caroline 1920 1930 hh
Odonie 1931 - 1937 hh
Cesaria 1932 - 1941 kl
Pancratia 1936 - 1954 lo
Eutropia 1938 - 1945 hh
Marcilia 1941 - 1946 kl
Nympha 1945 - 1946 kl
Auberta 1946 - 1947 kl
Theodora 1947 - 1948 kl
Nestorina 1948 - 1954 kl
Clotilde 1953 - 1954 hh
Reine 1953 - 1972 lo
Richarda 1954 - 1972 ko
Tharcisia 1956 - 1962 lo
Er zijn maximum zes zusters en drie klassen geweest in Loonbeek.
In 1972 bedroeg de totale oppervlakte 49are 90 ca. De eigendom werd verkocht in twee delen. Op 21 september 1972 werd de school verkocht aan de familie Rosiers Trappeniers en de grond aan de familie Van Wayenbergh.
De familie Rosiers Trappeniers maakte er na enkele verbouwingen een feestzaal en ontmoetingsplaats van maken. De zaal is door iedereen gekend als DEN TIL. Deze naam verwijst naar een duiventil. Het was er een in en uit van je welste en men was er steeds welkom.
DEN TIL startte op 1 oktober 1976 en stopte op 1 oktober 1996. Twintig jaar heeft hij dus het wel en wee van Loonbeek beleefd en mee bepaald.
De zaal werd verkocht 1999 aan een architectenbureau. Het woonhuis (klooster) werd verkocht op 30 juni 2001 aan de familie Maertens Jacobs.
De dag van vandaag is er in Loonbeek nog altijd een bloeiende gemengde gemeenteschool.
Zij vormt nu de toekomst!
Maar de generaties die gevormd werden in de zusterschool zullen zeker met veel plezier terugdenken aan die heerlijke tijd op de Kastanjekouter.
Norbert Mosselmans 03/2013
De grot en de school in de winter
Dank aan:
Z.E.Z. Emerence Brants van de Zusters Annonciaden van Huldenberg : zij gaf ons de toelating om het archief van de Zusters i.v.m. Loonbeek uit te pluizen.
Antoinette Trappeniers: Zij gaf ons de info over wat er na 1972 met de school van Loonbeek gebeurde. Ook bezorgde zij ons fotos : de luchtfoto, de winterfoto en het grotje in de tuin.
Uit het archief komen de foto s van de Zusters en de klassen
St. Antoon en St. Sebastiaan (20 jan), komen met het hardste van de winter aan.
t Is koud in alle kerken op Sint-Antonius met zijn verken.
St. Antonius is een ijsmaker, of een ijsbreker.
St. Antonius komt over met hoog water Of met een hard hoofd
Als het vriest op St. Antonius, dan dooit het op St. Sebastiaan.
Met St. Antonius lengen de dagen, zoveel als het eetmaal van een monnik.
St. Anteunis met zijn vèrken, Vader abt van Kouderkerken, is er een die steeds verkiest, dat het op zijn feestdag vriest.
Antonius gezegden en volkse wijsheden
Brood dat op Sint-Antoniusdag wordt gezegend, beschimmelt niet en weert onheil af van mensen en dieren.
Omdat het stelen en verorberen van een Antoniusvarken gelijk stond aan heiligschennis, werd in Italië van personen die onder onverklaarbare omstandigheden overleden, wel gezegd: 'Ha forse rubato un porco di San Antonio' ('hij zal wel een varken van Sint Antonius gestolen hebben').
Lied uit Leuven van de studentenclub van de Katholieke Hogeschool Leuven Departement Rega.
Sa, laat ons vrolijk wezen, op Sint-Antonius feest, feest, feest, Op Sint-Antonius feest. Sint-Antonius en de duivel waren gemeen, En ze dansten om het zeest, zeest, zeest, en ze dansten om het zeest.
Eén van Lucifers posturen, die wilde vrolijk zijn, zijn, zijn, Die wilde vrolijk zijn. Hij droeg een ijzer braadpan op zijn hoofd, En een vaatje brandewijn, wijn, wijn, en een vaatje brandewijn.
A vous !, zeid' hij, Sint-Antoneke, 't is een glazeke tegen de vaak, vaak, vaak, 't Is een glazeke tegen de vaak. Sint-Antonius riep: "'k een mag geen brandewijn", En hij goot het tegen zijn kaak, kaak, kaak, en hij goot het tegen zijn kaak.
Dat was om hem te kwellen, door 't nemen van de drank, drank, drank, Door 't nemen van de drank. Sint-Antonius greep de duivel bij de steert, En hij schreeuwde wel zes uren lang, lang, lang, en hij schreeuwde wel zes uren lang.
Antonius werd rond 250 na Christus in Egypte geboren. Hij was de eerste en populairste van de woestijnvaders die het wereldse leven verlieten om in de woestijn de verbinding met God te vinden. Hij woonde als kluizenaar op de berg Kolzim bij de Rode Zee.Hij wordt dan ook Antonius de Kluizenaar geheten.
Daarom wordt hij voorgesteld als kluizenaar met baard gekleed in een donkerbruin habijt.
Hij werd verleid door de duivel - daarom wordt hij soms afgebeeld met een duiveltje en hij voerde een zware strijd tegen verzoekingen.
Hij kreeg dan ook veel navolging maar vormde geen kloostergemeenschap.Zijn levensverhaal werd door één van zijn leerlingen St Athanasius de Grote opgetekend.
In 561 werd zijn graf ontdekt en vanaf 1491 worden zijn stoffelijke resten bewaardin de St-Julien-kerk te Arles.
Als attribuut draagt heeft hij een taustaf, een rozenkrans, een boek en een klokje aan de staf.Dit staat symbool voor de bel die de antonieten, een orde van ziekenbroeders die naar hem genoemd werd, luidden wanneer ze aalmoezen verzamelden.
Soms hangt het klokje aan de hals van een varken naast hem.Dit varken verwijst naar de zonde en de verleiding.De antonieten hadden ook het recht een aantal varkens vrij te laten rondlopen in de steden.
De T-vormige staf gaat terug tot de gebruikelijke abtsstaf.Sint-Antonius wordt trouwens ook Sint-Antonius Abt geheten.De vlammen aan zijn voeten staan symbool voor de bestrijding van het antoniusvuur.
Op zijn feestdag (17 januari) werd vlees uitgedeeld aan de armen.
Antonius is de patroon van armen, zieken, slagers, herders, hoveniers, doodgravers en varkenshoeders.
Antonius werd aangeroepen tegen pest, zweren, wratten en puisten.
Hij is één van de heiligen die het meest afgebeeld worden op kunstwerken.Zo vinden we hem op het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck.Zijn verleidingen werden uitgebeeld door Hiëronymus Bosch.De thematiek werd door tal van andere schilders overgenomen zoals Salvator Dali, Hans Memling Pieter Bruegel, Albrecht Dürer en Paul Delvaux.
Bron : Sanctus Meer dan 500 heiligen herkennen.2002. Davidsfonds. Leuven
Kribben in Huldenberg De kerststal in de Sint-Antoniuskerk van Loonbeek
Zoals ieder jaar staat in de Sint-Antoniuskerk van Loonbeek de kerststal die geplaatst werd door de leden van de kerkfabriek. De beelden werden in de jaren 80 door zuster Amandine uit Ganspoel gerestaureerd.
Het Kindje Jezus moet nog geboren worden en de herders en de Drie Wijzen zulllen nog langskomen.
Kribben in Huldenberg De kerststal op het Gemeenteplein
maar waar blijft de sneeuw ?
Traditiegetrouw ontdekken we, zoals ieder jaar op het plein, de kribbe die naast de Pomp en voor de Kerstboom opgetrokken is.In een kleine overdekte ruimte naast de kribbe is er plaats voor een koppel schapen.
De beelden werden in de jaren 80 door zuster Amandine uit Ganspoel gerestaureerd.
Toen hadden we nog een besneeuwd tapijt met Kerstmis.
Kribben in Huldenberg Het kerstgebeuren in de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg
Zoals ieder jaar staat in de O.L.Vrouwekerk van Huldenberg de kerststal die geplaatst werd door de leden van de kerkfabriek.
Opmerkelijk zijn de beelden van de kribbe, uit de hand van May Claerhout.
May Claerhout (Pittem, 21.2.1939 - Oostmalle, 7.11.2016) is een Belgische artieste die beeldhouwwerken in brons en terracotta creëert.Ze staat vooral bekend voor talrijke standbeelden die zij maakte voor openbare gebouwen (o.a. voor het Rijksarchief en de gebouwen van de Europese Unie).Haar atelier staat in Malle en ze werkt samen met haar echtgenoot Armand Storms die instaat voor het gieten van de bronzen beelden en het bakken van de kunstwerken in terracotta.
---=oOo=---
In het glasraam van de zuidelijke dwarsbeuk is het kerstgebeuren afgebeeld. Dit is het grootste glasraam van de kerk.
De bestelling en de realisatie van het werk geschiedde in de zomer van 1938. Het werd ontworpen door glazenier Lou Asperslag.
Het glasraam stelt een klassiek kersttafereel voor.Opvallend zijn wel de expressieve gelaatsuitdrukkingen van de personages.
Centraal wordt de Heilige Maagd afgebeeld met Jezus in de armen.Met veel moederliefde zorgt ze voor haar pas geboren baby. Rechts zit Jozef biddend, links zien we de os en de ezel.Boven Maria straalt de ster van Bethlehem tussen twee engelen.Eén van hen draagt de tekst Gloria in excelsis deo, Ere zij God in de hoogste hemelen.Onderaan links staan drie herders met een schaap, rechts de drie wijzen.
De inbreng van de grafelijke familie vinden we terug in de vier alliantiewapens onderaan het raam.
Het zijn van links naar rechts de wapenschilden van:
Baron Theodoor de Baudequin de Peuthy (1800-1863) en zijn echtgenote Philippine de Haultepenne met baronnen kroon met dertien parels.
Baron Gaspard-Bernard de Draeck de Ronsele en zijn echtgenote MariePulcherie de Baudequin de Peuthy (1781-1864) met baronnen kroon met dertien parels.
Graaf Frans-Jozef de Thiennes de Rumbeke en zijn echtgenote barones Astérie de Draeck de Ronsele met kroon van goud met drie fleurons van hetzelfde, wat de kroon van graaf is.
Graaf Thierry de Limburg Stirum en zijn echtgenote Marie-Thérèse de Thiennes de Rumbeke met kroon van goud met drie fleurons gescheiden door twee kleinere fleurons waaruit een muts van keel steekt uitlopend in een steeltje van hermelijn; dit is de kroon van de vroeger regerende graven van het Heilig Roomse Rijk.
De bedoeling ervan was de verbondenheid van de adellijke familie de Baudequin de Peuthy met die van de Limburg Stirum weer te geven. De overgang geschiedde tussen 1863 en 1865.
Toen men in 1938 besloot de kerk zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke staat terug te brengen, deed men een beroep op glasraamspecialist Louis Franciscus (Lou) Asperslag. Lou Asperslag werd op 12 juni 1893 in Den Haag geboren. Hij behoorde tot de vooroorlogse school van katholieke glazeniers, waarvan Joep Nicolas en Charles Eyck de kern vormden.Hij voerde stijlvernieuwing in, die later jongeren inspireerde.Zijn studie van de ramen in de Franse kathedralen maakten van hem een meester in het toepassen van kleur- en lichtvariaties. Naast verwezenlijkingen in Nederland was hij ook productief in Vlaanderen.
Bronnen De glasramen in de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg. Jean-Pierre Van Binnebeek. Huldenbergs Heemblad. 2005-3. Blz. 220-234.
Traditiegetrouw hebben tientallen verlichte tractoren op zaterdag 11 december 2021 het gemeenteplein ingepalmd. In de sfeer van kerstmagie op het kasteel gaven ze een voorproefje van het nakende kerstfeest.
11 november : wapenstilstand in Huldenberg. De oorlogsslachtoffers worden herdacht.
Op 11 november, de laatste dag van wereldoorlog I, worden traditiegetrouw onze oorlogsslachtoffers van de twee wereldoorlogen herdacht.
Reeds in 1920 werd in de eerste rechterzuil in de O.-L.-Vrouwekerk een gedenksteen aangebracht voor de soldaten die tijdens de eerste wereldoorlog 1914-1918 gesneuveld zijn.
Gedenksteen van de oorlogsslachtoffers 1914-1918 in de O.-L.-Vrouwekerk te Huldenberg.
Het is een drieluik met in het midden een piëta : Maria wordt voorgesteld als Moeder van de Smarten ; zij heeft het dode lichaam van haar zoon, Jezus Christus, op haar schoot. In de linkerbovenhoek zien we het Belgische wapenschild, in de rechter het Huldenbergse.
Links staan de vijf namen van de oorlogsslachtoffers : Alfons Goossens, Léon Kriegels, René Theyssens, Emiel Vanderkelen en André Van Kildonck.
Rechts lezen we de Latijnse tekst : Melius est nos mori in Bello quam videre mala gentis nostrae. Vertaald betekent dit : Het is beter in de oorlog om te komen dan het leed van ons volk te aanschouwen.
Onderaan staat geschreven : Aan onze soldaten gesneuveld voor het vaderland 1914-1918.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bron : In en om het kasteel van Huldenberg. J. Vanhoren. 1883
Op 11 november, de laatste dag van wereldoorlog I, worden traditiegetrouw onze oorlogsslachtoffers van de twee wereldoorlogen herdacht.
Op het monument op het gemeenteplein staan de namen van de oorlogsslachtoffers van 1914-18 en 1940-45.
Onthulling van het monument op 18 mei 1947 (foto archief Keyhof)
Dit monument is een driezijdige afgeknotte piramide. Het monument werd ontworpen door bouwkundige Stanis Van Pee.Op de eerste zijde staan de namen van de militaire oorlogsslachtoffers,op de tweede de burgerlijke en op de derde een herdenking aan Generaal Genotte.
Bovenop prijkt een rechtstaande leeuw (door Daniël Van Huffel) ; hij werd gestolen en door een ander exemplaar vervangen.
Het monument stond oorspronkelijk in het midden van een driehoekig parkje op het gemeenteplein. Tijdens de werken van de jaren 90 werd het verplaatst en het maakt nu deel uit van het plein.
Het monument in het midden van een driehoekig parkje
Zijde 1: de militaire slachtoffers:
1914-18
Alfons Goossens (1895-1919). Hij was beenhouwer van beroep en ongehuwd. Werd ziek tijdens de oorlog door de onmenselijke omstandigheden waarin soldaten moesten overleven. Hij is overleden op 31 januari 1919, dus 81 dagen na de wapenstilstand in het militair hospitaal te Elsene.
Léon Kriegels (1888-1918).(1889-1914). Hij was ongehuwd en werd gekwetst aan de IJzer. Hij is gestorven op 17 november 1914 in het gasthuis van Calais (Frankrijk).
René Theyssens (1888-1918). Hij was landbouwer en gehuwd met Hortensia Hendrickx. Hij had twee zoontjes, David en Alberic. Hij kwam in een kamp in Nederland terecht en overleed op 4 januari 1918 in Hardewijk (Nederland).
Emiel Vanderkelen (1890-1914). Hij was serrist van beroep in de wijk Kaalheide en gehuwd met Maria De Brouwer. Hij had een zoontje Henri en een dochtertje Cecilia Rosina. Hij werd gekwetst te Dendermonde en is overleden op 12 september 1914 in het Krijgsgasthuis te Antwerpen.
André Van Kildonck (1893-1914). Hij was ongehuwd en woonde onder Smeysberg. Er zijn geen bewijzen gevonden van zijn overlijden. Officieel werd een vonnis uitgesproken van overlijden in Lombardzijde op 20 oktober 1914.
1940-45
Emile Gilis (1913-1940). Hij was gehuwd met Germaine Panneels en vader van zoontje Gilbert. Hij sneuvelde op 10 mei 1940, dus op de eerste dag van wereldoorlog II te Veldwezelt. Zijn compagnie van tanks moest een sector, achter het Albertkanaal verdedigen ; dit was één van eerste strategische doelwitten van de Duitsers.
Georges Steenbeek (1919-1940). Hij woonde in de wijk Wolfshaegen. Zoals Emile Gilis is gesneuveld op de eerste dag van de oorlog, op 10 mei 1940. Hij bevond zich in Bitsingen, in dezelfde streek. Zijn vrachtwagen werd getroffen door de kogels van een Duits vliegtuig, een Messerschmitt.
Zijde 2 : de burgerlijke slachtoffers:
René Borremans (1932-1940). Hij was 8 jaar toen hij op 14 mei 1940 aan de hand van zijn moeder in de huidige Borremansstraat liep toen hij getroffen werd door de scherven van een Duitse bom. Zij moeder werd zwaar gekwetst en bleef de rest van haar leven de gevolgen hiervan dragen.
Maurice Cahy (1911-1944). Hij was slachter van beroep en getrouwd met Maria Anastasia De Keyser. Hij had twee kinderen, Alfons en Godelieve. Hij werd getroffen in de Elzasstraat door een obus van de Flak (Duits vliegtuiggeschut) op 23 juni 1944.
Victor Philips (1887-1944) was brouwersgast en getrouwd met Marie-Josephine Vandenplas. Hij had één dochter, Liza, winkelierster. Hij was naast zijn huis toen hij getroffen is door een obus van het afweergeschut op 23 juni 1944, op hetzelfde moment als Maurice Cahy.
Zijde 3 :
Generaal Fernand Genotte Hij was een gepensioneerd generaal. Hij woonde in de woning van Dokter Vanden Bruel in de huidige Borremansstraat. In 1938 werd hij gemeenteraadslid. Als vurige verdediger en verzetsman van ons vaderland werd hij in verdachtmaking gesteld en aangehouden in de woning van de Sint-Rochusbrouwerij op het gemeenteplein. Volgens een overlijdensakte werd hij in Brandenburg (Duitsland) op 10 mei 1944 terechtgesteld.
Hij kreeg nadien een straatnaam maar in de jaren 1970 heeft het toenmalige gemeentebestuur van Huldenberg deze geschrapt ondanks verzet van de familie.
Tekst : Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen: Heemblad van de Heemkundige Kring. Familienamen worden straatnamen. Jozef Vanhoren. - 1993
De kerk van Sint-Agatha-Rode is gerestaureerd en is in september 2021 opengegaan.
Het was al een tijdje dat de parochianen van Sint-Agatha-Rode geen toegang meer hadden tot hun parochiekerk. In september werd de opening na de restauratiewerken een feit.
De kerk en de vrijheidsboom (eigen foto)
Sint-Agatha-Rode moet in de vroege Middeleeuwen een onherbergzaam gebied geweest zijn van bossen en moeras. De graven van Leuven hebben het hout van het oord tussen Dijle en Lane laten rooien, vandaar de naam Rode.
Zij lieten een kapel bouwen toegewijd aan de Heilige Agatha.
In die tijd waren zulke heiligen zeer in trek. Agatha van Catania was de dochter van een vooraanstaande Siciliaanse familie. Zij leefde in de derde eeuw na Christus. Zij werd vermoord onder keizer Decius. Haar borsten werden afgesneden maar een engel genas de wonden in haar cel. Zo wordt de heilige zeer vaak afgebeeld met een schaal waarop twee borsten liggen. Ze werd daarna gesleept over brandende kolen met scherven tot ze stierf. Zij wordt aangeroepen tegen borstziekten, kanker, pest en hongersnood. Zij is de beschermster van de klokkengieters, hoogovenwerkers, bakkers, juweliers en de beroepen die met vuur te maken hebben (bijvoorbeeld de brandweerlieden).
In de 2de helft van de dertiende eeuw werd begonnen met de bouw van de gotische kerk die haar huidig uitzicht kreeg in de 14e eeuw. Ze werd in witte zandsteen van Gobertange (een plaats in Waals-Brabant) gebouwd. Ze is een driebeukige gotische kerk met een ingebouwde westtoren. Een groot deel is in de vroeg gotische stijl opgetrokken. Het koor is in Brabantse gotiek. De robuuste westtoren bevindt zich tussen twee zijbeuken en dit is de reden waarom het bedehuis deel uitmaakt van het maasromaanse type omdat de toren in het westen staat zoals bij de kerk van Bertem. Maar ze staat wel op de grens van het schelderomaanse type, een grens die gevormd wordt door de Laan ; aan de overkant hebben kerken de toren(s) in het midden zoals in Neerijse en in Huldenberg. Naast de toren vinden we de doopkapel.
Tijdens de recente restauratie werd de bevloering uitgenomen . Daardoor ontdekte men de plattegrond en de funderingen in ijzerzandsteen van een romaanse kerk van het jaar 1000. De gotische kerk was errond gebouwd.
Tijdens de renovatiewerken zijn de funderingen van een romaanse kerk uit het jaar 1000 blootgelegd. (foto internet)
In de Middeleeuwen was de ingang van de kerk aan de zuidelijke kant; het vroegere portaal is nog zichtbaar. In 1760 werd in de westgevel een classicistisch portaal gemaakt dat nu de ingang van de kerk is.
In de 15e en 16e eeuw werden schilderingen aangebracht. Sommige zijn nog zichtbaar. Zo merken we er één met Sint-Sebastiaan in goede staat. Een ander uit de 17e eeuw stelt het laatste oordeel voor. Na het wegnemen van de preekstoel werd een prachtige muurschildering van Sint-Pieter ontdekt.
In dezelfde eeuw werden glasramen geplaatst die tijdens de tweede wereldoorlog beschadigd werden. Het glasraam uit 1871 in de voorgevel van Jean-François Pluys werd bewaard. Het is een afbeelding van de Heilige Agatha. In de doopkapel is er een mooi glasraam dat mooi aansluit bij het doopritueel : het is een tweeluik dat links de erfzonde voorstelt (Adam en Eva worden uit het aardsparadijs verbannen) en de doop van Jezus-Christus door Johannes de Doper. De glasramen in het koor werden in 1940 vernietigd door de ontploffing van de brug over de Dijle. Zij werden in 1962 vervangen door 5 nieuwe. Het middelste stelt een tafereel van de Heilige Margareta van Alacope samen met het Heilige Hart voor. De vier andere tonen vier gebeurtenissen uit het leven van Sint-Agatha. Ze zijn een ontwerp van Jef Colruyt en een uitvoering van Frans David Crickx.
De kerk had vroeger al heel wat meegemaakt. In de 16de eeuw is ze afgebrand, vermoedelijk in 1578 door toedoen van de Geuzen. Eind 16de eeuw werd met de herstellingen begonnen. Tijdens de Franse overheersing bleef de kerk gespaard door de gewiekstheid van de toenmalige pastoor, maar werden wel de klokken door de Fransen weggehaald voor oorlogsdoeleinden. In 1802 werden er twee nieuwe klokken in de toren gehangen, gegoten door Andreas Ludovicus van den Gheyn een bekende klokkengieter. Eén ervan verdween tijdens wereldoorlog II maar werd daarna vervangen.
Klok door van den Gheyn gegoten.(eigen foto)
Op 3 juli 1979 werd de kerk en de omgeving geklasseerd en één jaar later was een dossier klaar voor renovatie dat onlangs werd uitgevoerd.
Dankzij de restauratiewerken zijn er archeologische vondsten gedaan. Zo is er ontdekt dat de voorgevel, de grote toren en enkele zijbeuken geen funderingen hadden. Ook werden twee graven blootgelegd.
In 1738 hing de Waalse horlogemaker Charles Alexandre Lion een Lion-uurwerk in de toren van de kerk. Hoewel zijn familie ook in enkele Leuvense kerken gewerkt heeft, is dit uurwerk in ons land een zeldzaamheid. Het uurwerk is bijna intact en functioneert zoals vroeger. Alleen het opwinden gebeurt nu elektrisch. Tandwielen zijn verbonden met een ankerrad met slinger. Daardoor draait een as die zowel het uurwerk op de toren van de kerk als het slagwerk van de klokken aandrijft.
Het raderwerk van het Lion-uurwerk. (eigen foto)
De kerk werd op 18 september 2021 om 11 uur plechtig ingezegend.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
Internet.- Het archeologisch onderzoek in de Sint-Agathakerk in Sint-Agatha-Rode. Vanessa Vander Ginst & Maarten Smeets.
Internet.- Interview van Denise Debrouwer, architecte, in het kader van Open Monumentendag 2020.
Internet. Interview van Saskia Martens in het kader van Open Monumentendag 2020.
De kapel Minet in Ganspoel is 150 jaar. Haar geheim wordt ontrafeld. (Deel 1)
Het is nu al 150 jaar dat de kapel Minet sierlijk en eenzaam boven in het veld van Ganspoel staat. Boven de deur staat het bouwjaar vermeld : 1871. Er zijn vele verhalen rond de omstandigheden van de bouw van dit bedehuisje. Maar met de tijd zijn al deze praatjes verwaterd en trekt geen enkele verteller vandaag nog aan het langste eind. Deze unieke verjaardag is dus een enige kans om de waarheid rond de reden van de bouw te onthullen.
De kapel Minet (eigen foto)
In de jaren 1860 is Joseph Jules Ernest Minet (1840-1919) zich als pachter komen vestigen in het pachthof Ganspoel dat achter het Hof ten Bosch (het pachthof van de familie Peeters) stond, in het begin van de weg naar het Instituut Ganspoel. Deze weg werd toen de weg van Duisburg naarLoonbeek genoemd zoals men het op dit plannetje merkt.
Joseph Jules Ernest Minet. Hij was de bouwheer van de kapel (uit het archief van Jean-Pierre Minet).
Situatieplan van het pachthof Ganspoel (uit het archief van Jean-Pierre Minet).
Het pachthof is inmiddels in 2020 afgebroken. Joseph Minet was een welvarende pachter en tevens een persoonlijkheid in het Huldenbergse verenigingsleven. Hij bracht het later tot burgemeester, tussen 1895 en 1903. Hij was getrouwd met Pauline Albertine Janssen (1841-1912) die afkomstig was uit een Tiense familie, eigenaar van de suikerraffinaderij.
Pauline Albertine Janssen, de echtgenote van Joseph Minet (uit het archief van Jean-Pierre Minet).
Het pachthof Ganspoel waar de familie Minet woonde. Later werd het ingenomen door het blindeninstituut. (Oude postkaart)
Het jonge gezin kreeg op 2 maart 1867 een dochtertje. Ze noemden haar Maria Phalmire (Palmyre) Kristine. Jammer genoeg overleed het meisje op de leeftijd van 8 maanden op 5 december 1867. In de 19e eeuw was de kindersterfte tijdens de eerste twee jaren van het leven hoog.
Joseph en Pauline gaven de moed niet op. Op 20 januari 1869, dus een goed jaar later, werd een tweeling geboren, twee meisjes. Eén ervan werd dezelfde dag als dood, zonder naam, aangegeven op de burgerlijke stand van de gemeente. Het andere kreeg de naam Marie Apoline Ghislaine Palmyre. Deze laatste voornaam, Palmyre, droeg zij verder in het dagelijkse leven.
Palmyre Minet en het kaartje van haar eerste communie. Ze stierf op 17-jarige leeftijd. (uit het archief van Jean-Pierre Minet).
In oktober 1871, dus 2 jaar en 9 maanden later lieten de ouders de kapel bouwen. Waarom zouden ze dit gedaan hebben? Hun dochtertje was inmiddels bijna 3 jaar oud.
Als we dan verder naar de registers van de burgerlijke stand van Huldenberg kijken, dan lezen wij dat Pauline Janssen op 24 mei 1872 het leven schonk aan een zoon, Joseph Ghislain Marie Félix (1872-1936). Dit betekent dat ze zwanger was toen men met de bouw van de kapel begon. Het is dus duidelijk dat de ouders in de herfst 1871 enerzijds dankbaar waren dat hun meisje Palmyre, na twee overlijdens in de familie, nog in leven was ; anderzijds hoopten zij op een geboorte, liefst van een jongen wat belangrijk was voor een pachter die aan opvolging dacht. Daarom werd de kapel gebouwd. En het werd een gezonde jongen, hun bede werd verhoord.
Joseph Ghislain Marie Félix Minet op latere leeftijd. Voor hem werd de kapel gebouwd (foto uit het archief van Jean-Pierre Minet).
Twee jaar later, op 18 oktober 1874, kregen ze nog een meisje, Maria Josephine Adelia Ghislena genoemd.
Op 23 april 1886 overleed Palmyre Minet op 17-jarige leeftijd te Elsene, op Goede Vrijdag. De bouw van de kapel heeft dus niets te maken met haar overlijden want de kapel stond er toen al meer dan 14 jaar. Haar broer, Joseph Ghislain was toen ook 14 jaar oud.
Tekst : Jean-Pierre Van Binnebeek met de gewaardeerde hulp van Jean-Pierre Minet.
Bronnen :
Geboorte- en overlijdensregisters van de gemeente Huldenberg tussen 1860 en 1890. Dank aan Jean Mertens voor de toegang tot deze geboorte- en overlijdensregisters.
Archief van de familie Jean-Pierre Minet
(Wordt vervolgd : Deel 2 - De symboliek van de kapel Minet)
De doopkapel Minet, een gebouw vol symboliek. (Deel 2)
In het eerste deel van de tekst hebben we gezien dat de familie Minet deze kapel heeft laten bouwen om de geboorte van een zoon af te smeken. En het is hen gelukt, hun bede werd verhoord. We zien nu waarom deze kapel een doopkapel is.
De kapel is een achthoekige constructie met drie gesloten romaanse venstertjes. Vroeger waren het echte ramen ; ze werden dichtgemetseld omdat ze door vandalisme vaak vernietigd werden.
De kapel Minet (eigen foto)
Boven de deur, onder een rondboog met sleutelsteen, verlicht een waaiervormig raampje de binnenruimte. De vroegere houten deur is inmiddels door een metalen vervangen.
Deze constructie verwijst naar de baptisteria of doopkapellen van de eerste Christenen en die van de middeleeuwen. Een bewijs hiervan is het baptisterium San Giovanni aan de westkant van de dom van Firenze.
Het achthoekige baptisterium San Giovanni van Firenze (1059 - 1128). (fotos internet)
Ook doopvonten hadden vaak een achthoekige vorm. Dat van de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg is een mooi voorbeeld.
De achthoekige doopvont van de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg uit 1621 (eigen foto).
Het doopritueel symboliseert de intrede in een geloofsgemeenschap. Vroeger werd men geheel ondergedompeld in het doopbekken, de voorganger van de doopvont. Later werd het hoofd besprenkeld met water om de zonden af te wassen en gezuiverd te worden van de erfzonde. Na het ritueel is men als lid van de kerk aangenomen.
Waarom zijn vele van deze gebouwen achthoekig ?
De meeste doopkapellen of doopvonten zijn cirkelvormig of achthoekig.
De achthoek in de christelijke symboliek verwijst naar het geloof in een andere ruimte.
Onze tijd wordt aan het ritme van 7 eenheden aangepast, bv. de dagen van de week, de 7 vruchtbare en onvruchtbare jaren in Egypte, de zeven sacramenten Maar de eerste christenen vermeldden een andere tijd, die strikt genomen geen tijd was. Zij verwezen naar de eeuwigheid die zij als 8ste dag aanduidden, een tijd die buiten de cyclus van 7 viel.
De achthoekige vorm refereerde aan de doorgang die de gedoopte persoon op die dag maakte naar een andere tijd, de eeuwigheid. Voor de christene is het logisch te leven en te geloven in het vooruitzicht van een eeuwigdurend leven. In de wiskunde heeft men het liggende cijfer 8 gebruikt om de oneindigheid uit te drukken.
De familie Minet heeft bij de bouw van de kapel duidelijk de wens uitgedrukt om een gezond kind te hebben, liefst een zoon, die bij zijn of haar doop een eeuwig christelijk leven zou kunnen leiden. Een doopkapel was voor hen het gepaste symbool. Wellicht werd Joseph Ghislain Marie hier in deze kapel gedoopt.
Binnenin de kapel.
OLV op een houten altaar waarop geschreven staat OLV van Lourdes BVO (bid voor ons). De diadeem boven het hoofd vermeldt Ik ben de onbevlekte ontvangenis. Geknield, aan de voet van het altaar, Bernadette Soubirous (eigen fotos).
Opvallend is ook dat de kapel aan Onze Lieve Vrouw van Lourdes gewijd is. De verschijningen in Lourdes dateren van 1858. Dit betekent dat slechts 13 jaar later, op een ogenblik dat de communicatie met verre oorden moeilijk was, de familie een perfect standbeeld van O.-L.-Vrouw van Lourdes naar hier kon brengen.
Hoe konden zij zo goed op de hoogte zijn ? Dit is merkwaardig.
Na uitvoerig onderzoek in het familiearchief is duidelijk gebleken dat zij goed geïntroduceerd waren bij de hoogste instanties van het aartsbisdom en werden ook op een perfecte wijze bijgestaan. Zij waren op de hoogte van het dogma van de onbevlekte ontvangenis dat op 8 december 1854 afgekondigd werd door een bul (een bul is een open brief van een paus) van Paus Pius IX. Het stelde dat Maria verwekt werd en ter wereld kwam zonder met de erfzonde te zijn bevlekt. Op 25 maart 1858, na drie weken verschijningen en drie weken stilte, kreeg Bernadette antwoord op haar vraag wie de dame was: Je suis limmaculée conception (Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis) was het antwoord. Het verband met de doop van hun nog niet geboren kind was gemaakt.
Vaak wordt O.L.V. van Lourdes voorgesteld met een diadeem waarop 12 sterren te zien zijn. Deze voorstelling verwijst naar de zwangerschap. Bij Johannes 12 (1-2) in de Apocalyps lezen we volgende tekst :
1 En er werd een groot teken gezien aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren, 2 en zij was zwanger, en zij schreeuwde in haar barensnood, gekweld in het baren.
Als in de kapel Maria deze diadeem draagt, dan is dat geen toeval. Hier wordt duidelijk aangetoond dat deze doopkapel een symbool was voor een katholieke familie die hun kinderen de hemelse vreugde wilde geven.
Tekst: Jean-Pierre Van Binnebeek. Dank aan Jean-Pierre Minet voor de verstrekte hulp.
Midden in het gehucht 'De Tomme' in Ottenburg, in het hoekje van de gemeente, staat een
aarden ophoping van 140 x 30 x 6
m. Deze ophoping dateert uit de periode van de
Egyptische piramides. Men kan er niet naast kijken. Is dit een natuurlijk
verschijnsel of werd deze heuvel door de mens gemaakt ?
In het gehucht
"De Tomme"
bevindt zich het meest imposante prehistorische monument
van Vlaanderen. In het
verlengde ervan in de richting van de akkers, evenals langs de steile randen in
het bos van Laurensart zien we hoe geweldig groot deze vestiging moet geweest
zijn. Hier verheft zich een enige zichtbare lange heuvel. Tal van opgravingen en
onderzoeken hebben er plaatsgevonden. De laatste was in 2013.
De Tomme, de
140 m lange heuvel (eigen foto genomen rond 2000)
Deze langwerpige
heuvel zou misschien ook aan de basis liggen van de naam Tomme. Het woord 'Tomme' zou afgeleid zijn van
"tombe" omdat men vroeger dacht dat de enorme aarden ophoging die vrij
goed te zien is tussen de huizen van het gehucht, een graf was. Niets is
minder waar. Het gaat wel om een kunstmatige langgerekte aarden heuvel
aangebracht door de Michelsbergers. In 1974 werd hij beschermd als
landschap.
De Michelsbergers installeerden zich steeds op een hoogte
in het landschap. Bij voorkeur zelfs op een promontorium of een soort "schiereiland" waarvan de randen
langs de omtrek steil waren. Dit was het
geval in Ottenburg.
Archeologen hebben door middel van
digitale hoogtetechnologie vastgesteld dat lang geleden heel het plateau van 90
hectare in Ottenburg waarschijnlijk omwald was. Men onderscheidt drie archeologische plaatsen
: de heuvel, het woongebied en de nog bestaande wal.
Als deze ophoging geen grafheuvel was, waarvoor diende
het dan wel ?
Deze ophoging is zeker en vast geen overblijfsel van een
aarden wal om het plateau af te sluiten, want voor deze functie is de richting
van de heuvel verkeerd. Hij zou in de richting noord-zuid moeten staan. Archeologen
vermoeden dat deze volumineuze aarden ophoping eerder als verzamelplaats
gebruikt werd. De laatste opgravingen hebben voorwerpen aan het licht gebracht
die wellicht deel uitmaakten van sommige (religieuze) rituelen.
De heuvel stond enkele jaren geleden in de tuin van
mensen die de waarde van het monument niet goed konden inschatten. Hij werd ook deels beschadigd en dan verplicht hersteld rond 2010.
In het oosten van de heuvel bevond zich het woongebied. Tegen het bos heeft men via opgravingen in de
akkers alle "ingrediënten" van de Michelsbergcultuur gevonden. In het
Neolithicum (het steentijdperk) waren zij de eersten om gewassen te verbouwen en
vee te houden zodat de vestigingsplaatsen zeer vruchtbaar moesten
zijn. Daarom installeerden de eerste landbouwers in
onze gewesten hun nederzettingen voornamelijk op leemplateaus. De Tomme is gekend als vindplaats van prehistorische
artefacten ; dat zijn voorwerpen die door mensenhand en door kunst bewerkt
werden. De voornaamste
kenmerken van deze prehistorische cultuur zijn tulpvormige aarden potten.
Een voorbeeld van tulpvormige
aarden pot (afbeelding uit Internet)
In het bos van Laurensart is er een holle weg die
naar beneden gaat. Loodrecht op deze weg is er een aarden wal die op sommige
plaatsen 2 à 3 m hoog is. De wal
vertrekt aan de rechter zijde van de weg.
Maar via gesofistikeerde technologieën is men tot de bevinding gekomen
dat deze aarden wal doorloopt aan de andere kant van de weg en zelfs tot heel
ver de randen van de afgrond volgt. In het bos langs de steile randen zou
er zelfs een gans netwerk zijn van aarden wallen, zo goed als onzichtbaar voor
het blote oog. De wal die wellicht met een houten
omheining versterkt werd, diende om indringers uit het Zuiden tegen te houden. Aan de voet ervan waren er steeds bronnen, beken of rivieren. Het is een
mysterie hoe deze wal die door menselijke handen gemaakt is, duizenden jaren overeind
is kunnen blijven.
Een aarden wal
die duizenden jaren oud is, beschermde de nederzetting van de Tomme.
Het
plateau van Ottenburg terug in de tijd.
F. François. - 2018
Onroerend
Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DB002285, Huldenberg: De
Middenneolithische site van Ottenburg. Peter Van den Hove. - 2013te van Ottenburg. Peter Van den Hove. - 2013
Huldenberg, en meer bepaald Loonbeek, mag trots
zijn op een gebouw dat in het midden van de 20steeeuw in Art
Deco-stijl gebouwd werd.
Het gebedshuis werd in 1954 door de zusters van de Heilige Harten of
Picpussinnen in het toenmalige klooster opgericht.
Art Deco is een kunststroming waarvan de naam is
afgeleid van de 'Exposition internationale des arts décoratifs et
industriels modernes' die in 1925 in Parijs plaatsvond. De stroming
volgde, in België althans, de Art Nouveau op, maar zij was, in tegenstelling
tot deze laatste, ook terug te vinden in kerken.
Het is een stijl met geometrische vormen,
geïnspireerd op Egyptische en oriëntaalse kunst.De vormgeving is
strak en eenvoudig;lange, dunne vormen, gebogen oppervlakten en
heldere kleuren.In kerken die meestal in mooie baksteen gebouwd
zijn, brengen glasramen een aparte atmosfeer.
De architecten maakten gebruik van kostbare
materialen maar ook nieuwe zoals bakeliet en chroom.Art Deco is een
allround-stijl zowel in de architectuur als in de interieurinrichting.
Art Deco bereikte zijn hoogtepunt in het
interbellum maar had ook nog succes na de tweede wereldoorlog: de kapel van het
Blauwhof is daar een voorbeeld van.
De kapel in Loonbeek is merkwaardig door haar
eenvoud, haar stijl en haar zuivere glasramen, waarbij symboliek overal
aanwezig is.
Het koor is uiterst sober.Het
invallende licht van de zes rechthoekige glasramen brengt tot bezinning en
gebed.
Het hemelsblauw geeft de toon aan.Aan
beide kanten ontwaren we één fraaie slanke roos, die staat voor liefde,
schoonheid, vreugde, geluk en genegenheid; zij zijn ook een beeld van de
eeuwigheid met hemelse volmaaktheid van Christus en van de Kerk.
Ze wordt omringd door twee sierlijke lelies, die
vanuit de grond naar de hemel toegroeien. Deze zijn het symbool van de
zuiverheid en de maagdelijkheid ; de lelie vertegenwoordigt beminnelijkheid,
vruchtbaarheid, vrouwelijkheid en vergankelijkheid bij verlies of rouw.
De noordelijke zijde van de kapel is voorzien van kleine glasramen
waarop veel dierensymboliek te vinden is.
Een drinkend hert staat voor snelheid, gratie en rennen naar het
ware geluk.
Het glasraam verwijst naar psalm 42 uit het Boek der Psalmen waarvan de
eerste strofe luidt:´Zoals het hert dorst naar de waterbron, zo dorst
mijn ziel, O God, naar U¡.
De Pelikaan is met zijn drie jongen
afgebeeld.Dit is een verwijzing naar het Heilig
Bloed.De pelikaan doorboort zich de borst om met zijn bloed zijn
jongen te voeden, als symbool van de Christusÿ zelfopoffering aan het kruis.
Bij de symboliek van het Lam Gods
wordt Jezus Christusvoorgesteld als het onschuldige lam, Hij heeft met zijn gewillige lijden en dood
op het kruisverlossing bewerkstelligd. Dat wil zeggen dat hij met zijn
dood, net als een offerdier, de zonden van de mensen heeft weggenomen, en
daarmee de mensen heeft verzoend met God.
De zuidelijke zijde van de kapel is
merkwaardig.Op de vier grote glasramen worden vier van de
belangrijkste figuren van de Kerk afgebeeld.Zij verschijnen alle
vier op een virtuele wolk.
- De heilige Augustinus (354-430)
wordt voorgesteld als bisschop van Hippo (nu Annaba, stad in het NO van
Algerije) met mijter en staf.In zijn rechter hand houdt hij een
vlammend hart als symbool van de liefde tot God en de evennaaste.Hij is één
van de vier grote westerse kerkvaders (samen met Ambrosius, Hiëronymus en
Gregorius de Grote, Paus Gregorius I).
- De heilige Bernardus van Clairvaux
(1090-1153) was één van de belangrijkste (strenge) hervormers van het
middeleeuwse kloosterleven bij de Cisterciënzers. We zien hem met boek en
schrijfveer, kijkend naar de hemel, in het witte monnikspij van het
Cisterciënzersklooster van Citeaux. Hij is o.a. de patroonheilige van de
veehoeders, zijn beeld staat ook in de O.-L.-Vrouwekerk van Huldenberg. De
boeren gingen vroeger hier op bedevaart en namen het stuk koord mee, waarmee ze
de koe naar de stier hadden geleid opdat hij voor een gezond kalf zou zorgen.
Hij wordt dan ook aangeroepen tegen ziekten van hoornvee.
- De heilige Dominicus Guzman van Caleruega (1172-1221),
stichter van de Dominicanen of Predikheren, zit met een boek in de rechter hand
en een (groene) lelie in de linker. Boven zijn hoofd prijkt de klassieke gouden
ster die zijn peettante tijdens zijn doop op zijn voorhoofd zou hebben gezien.
Het woord Dominicus komt van het Latijnse Domini canes (honden van de Heer).
Zijn moeder droomde voor zijn geboorte van een hond die met een brandende
fakkel door het veld liep en het in brand stak, een voorspelling dat Domenicusÿ
orde de wereld zou verlichten. In 1206 kreeg hij van de paus een missietaak in
het zuiden van Frankrijk (Albi) waar hij samen met de Cisterciënzers de katharen
ketters moest bestrijden. Ook het verder
bestaan van de plaatselijke begijnenbeweging moest eronder lijden.
- De heilige Benedictus van Nurcia (nu
Norcia, een stad in het centrum van Italië) (480-547) is de stichter van de
benedictijnen.Hij draagt een zwart habijt met kap en
abtstaf.Zijn gezicht is bebaard.In zijn rechter hand
draagt hij, zoals de twee vorige heiligen, een boek waarop soms de tekst ‘ora
et laboraÿ (bid en werk) staat; hij verwijst naar de gestelde regel
van Benedictus (540): 8 uur werken, 8 uur bidden en 8 uur slapen werd een
voorbeeld voor alle kloosters in Europa.
De kapel van het Blauwhof is al een aantal jaren
een stapelruimte van gemeentelijke diensten geworden.De
oorspronkelijke functie is verloren gegaan.Niet alleen verloedering
dreigt; de nieuwe bestemming van het Blauwhof en de geplande werken waarbij een
gedeelte van het gebouw alafgebroken is, doen twijfels rijzen rond de
toekomst van de kapel die niet beschermd
is.
Mogen dit een oproep zijn voor de
verantwoordelijken om dit enig gebouw in Art Deco te vrijwaren voor
verdwijning.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Foto's : Jean-Pierre Van Binnebeek
Bibliografie
Sanctus, meer dan 500 heiligen kennen. Davidsfonds
Leuven. 2004
Op de hoek van de Kapelweg en aan de voet van de
Kapelbergstraat staat de slotkapel van de baronnen van Neerijse. Binnenin, boven het altaar pronkt in normale
toestanden Onze-Lieve-Vrouw-ten-Pui. Wat is haar legende ? Hoe zijn de baronnen
d'Overschie in Neerijse aangekomen ? Wat was hun aandeel in de bouw van de
kapel ? Deze vragen behandelen we in onderstaande tekst.
O.-L.-V.-ten-Pui in de parochiekerk van Neerijse
(eigen foto).
De kapel heeft haar ontstaan te danken aan een wonderbaarlijke
gebeurtenis. Een schaapherder van de
hoeve Roodhof (die op de plaats stond van het huidige WZC Ter Meere) trof langs
de weg in het struikgewas een houten lievevrouwbeeldje aan. Hij nam het mee en
borg het thuis op in een kist. De
volgende morgen was het beeldje echter verdwenen en de herder vond het opnieuw
tussen de struiken. Dat herhaalde zich nog een paar keer. Tenslotte zette de
herder het beeldje bij de vindplaats op een stenen verhoging, een pui. Daar komt de benaming van de kapel vandaan.
De verering van Maria moet geplaatst worden in een algemene trend van de
contrareformatie, een reactie op de reformatie, d.i. het opkomen van het
protestantisme. Met de steun van de
aartshertogen Albrecht en Isabella kreeg de Heilige Maagd een belangrijke
aandacht. Overal werd ze vereerd, soms werden kerken of kapellen voor haar
gebouwd, denk maar aan Jezus-Eik, aan de Zoete Waters en vooral Scherpenheuvel.
Arthur Gottignies, de eigenaar van de hoeve Van Ophem en Corbeye (het
huidige Lindenhof) liet in 1611 een eerste kapelletje bouwen waar nu geen
sporen meer van zijn.
Inmiddels was de familie d'Overschie in
de streek aangekomen. Ze waren afkomstig van Delft in Holland en vergaarden een
fortuin uit de inkomsten van een brouwerij.
Zij waren katholiek en moesten na de vrede van Munster in 1648, die een
einde maakte aan de godsdienstoorlogen, en onder het dreigend gevaar en de
repressie van de protestanten hun land ontvluchten. Ze vestigden zich in het
kasteel van Wisbecq te St.-Renelde bij Saintes in Henegouwen. In 1672 verwierf
Michiel-Govert de titel van 'vrije baron van Overschie en vanhet
Heilig Roomse rijk'. Zijn zoon, Charles-Joseph d'Overschie, huwde in 1722
met Maria Bouwens van der Boyen die eigenares was van een deel van de
heerlijkheid Neerijse. Zeer snel breidden ze hun domein in Neerijse uit door
het verwerven van het jachtpaviljoen 'Ter IJse' ook 'Ridderhof' genoemd, de
daarbij horende watermolen en een bierbrouwerij.
Ook de eerste kapel was al in hun bezit.
In 1733 liet Charles-Joseph de huidige kapel bouwen. Op de voorgevel, onder het familiewapen verwijst
een door de tijdserosie aangetaste Latijnse tekst naar het bouwjaar van de
kapel : 1733 ; dit is het beste bewijs van de bouwdatum van de kapel. In de
literatuur wordt de datum altijd verkeerd vermeld.
Op 8 juni 1739 schonken ze het jachtpaviljoen aan hun oudste zoon
Jean-Albert d'Overschie. In Brussel werd deze laatste kamerheer van Karel van
Lorreinen. Hij liet het kasteel van Neerijse op de plaats van het
jachtpaviljoen bouwen en betrok het met zijn broers en later met zijn
echtgenote. Door zijn toedoen zou het dorp een drastische metamorfose
ondergaan. Vanaf dan kreeg de kapel een
aparte aandacht : hij maakte er de slotkapel van de familie van.
Links : Charles-Joseph d'Overschie
naast zijn echtgenote : zij lieten de kapel van O.-L.-V.-ten-Pui bouwen.
Rechts : hun zoon, de jonge
Jean-Albert d'Overschie : hij liet het huidig kasteel van Neerijse bouwen.
(eigen foto, schilderij uit de collectie van G. de
Coune)
De kapel Onze-Lieve-Vrouw-ten-Pui vertoont duidelijk de overgang van
barok naar classicistische stijl. De architectuur van het bedehuis is een
mengeling van barokke herinneringen, zoals de klokvormige voorgevel, de
vensters met segmentbogen en het klokkentorentje met peerspits, en van classicistische
elementen, zoals het driehoekig fronton waarmee de voorgevel bekroond is. De kapel was in het wit gepleisterd zoals het
bij een classicistisch gebouw hoorde. Twee verschillende stijlen vullen elkaar
aan tot een harmonieus geheel. De fraaie
portaalomlijsting die versierd is met een waaiervormig bovenlicht en die
aanleunt bij de opkomende rococostijl nodigt de bezoeker uit om naar binnen te
gaan ; hij zal er een wit gepleisterd interieur ontdekken met een overheersend
altaar in Louis XVI-stijl onder een classicistische halfronde koorsluiting.
Zo zag de kapel eruit in de tijd van
de baronnen dOverschie: wit gepleisterd en sober zoals het hoorde in de
classicistische stijl (postkaart).
De kapel bezit tevens één van de belangrijkste galerijen obiits of
rouwborden van de streek (17). Het aanbrengen van rouwborden in kerken en
kapellen vond in Europa ingang in de XVe eeuw. Men wilde aldus
overledenen in eeuwige gedachtenis houden. Adellijke families hebben door de
eeuwen heen de traditie bewaard. In
Neerijse werden de rouwborden niet in de parochiekerk opgehangen maar in de
kapel Onze-Lieve-Vrouw-ten-Pui omdat ze de slotkapel van de familie was. Hier
vonden dan ook ter gelegenheid van het overlijden van een lid van de familie
rouwceremoniën plaats. Zo staat vast dat baron Jean-Albert d'Overschie hier
opgebaard werd.
De kapel werd in de 19e eeuw voor andere doeleinden gebruikt.
Zo werd op 17 juni 1838 de zondagsschool opgericht. Volwassenen konden er elke zondag na het lof
in de kapel lessen volgen. Het programma bestond uit het essentiële van het
lager onderwijs en een godsdienstonderricht.
De zondagsschool bleef bestaan tot 1914.
De prachtige Kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Pui is een beschermd
monument sinds 14.9.2009 en wordt tijdens de meimaand opengesteld door de parochieverantwoordelijken.
Door de corona-verplichtingen zijn er andere gebruiken in voege.
Tekst en foto's :
Jean-Pierre Van Binnebeek
Referentiewerk : De getuigen van het
verleden van Neerijse. Van Binnebeek & Hallet. H.K. Huldenberg 2005.