De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
13-09-2015
Het duivelsmeer 1. Hilda Ram
Kent gij, het duivelsmeer,
met zijn loodachtig asgrauw water?
wanhoop ligt in zijn dof geklater,
wanhoop in het golven op en neer.
Ruw en naakt is zijn rotsenbed,
wars van strelende zonnevonken,
bergt het schuw in zwarte spelonken,
nimmer door iets dat leeft bezet.
Nooit nog zag men een rasse vin,
het water rimpelen in zachte kringen,
nooit nog eens baadden vogels zwingen,
scherend langs het zwarte nat, daarin.
Als de landman in schemertijd,
het meer des duivels voorbij moet trekken,
kruist hij zich om zijn moed te wekken,
prevelt een bede, terwijl voort hij schrijdt.
Zo, tot afschuw van dier en mens,
ligt, als blijk van des hemels wrake,
het duivelsmeer, tot het eens ontwake,
bulderend spatte uit perk en grens.
Dan, bij het naken van des werelds eind,
zal het zijn rotsige gordel breken,
teisterend zich in de omringende streken,
storten, waar weelderig het koren deint.
Straffend kwam het voorlang tot stand,
het rees als demper van driest verblijden,
het kwijt zijn plicht tot het einde der tijden,
gesel voor immer in des Heren hand.
13-09-2015, 00:00
Geschreven door André
12-09-2015
Een schone oktoberdag. Hilda Ram
Hoe lacht de zon uit de klare hemel
de winterende aarde toe. Hoe schoon
in de gulden straten ligt daar de moede;
hoe spreidt ze het laatst haar pracht ten toon.
Zie die blauwige nevel daarginder,
hoe het koesterend licht zijn sluiers doordringt,
en over velden en beemden en weiden
nog eens hem de heerschappij ontwringt.
Weer knikken de sierlijke wiegelende kruinen
op het gras hun dartele schaduw toe;
weer speelt in het vale, bruine lover
de fluisterende koelte, nimmer moe.
En het blaadje, reeds bereid tot vallen,
aarzelt, hecht aan de stam zich vast;
het is of de reeds versteven sappen
weer klimmen onder de ruwe bast.
Het vogeltje dat door de nijdige stormen
zijn schommelig nestje verwoesten zag,
vergeet zijn kommer, vergeet zijn lijden,
neuriet een lied, als het des zomers plag.
En het bloempje, gedoemd in zijn knop te sterven,
verstilt door de zware dampen der nacht,
recht zijn kwijnend stengeltje, opent
verrukt zijn geurig kelkje, en lacht.
Weer babbelt het beekje, weer ruist en vliet het,
door wind noch verstijvende kou gestoord;
weer speelt en malt het met het zonnig straaltje,
het visje en het bloempje, dat knikt aan zijn boord.
Weer kwaken de eenden en schudden hun veren;
weer zingt de lustige krekel in het gras;
planten en dieren, alles verheugt zich
of dood en vernieling niet nakend was.
Weer stoeit de lieve jeugd in het vrije,
en juicht en jubelt; huppelt en speelt;
weer komt de sukkelende ouderdom buiten,
wie weet of hem voor het laatst hem de zon niets streelt.
O wanneer des levens winter zal naken,
de winter, die nooit meer in lente smelt,
o moge dan herinnering een zonnig straaltje
spreiden, waar weemoed mij het hart bekneld.
12-09-2015, 00:00
Geschreven door André
11-09-2015
Lentezucht. Hilda Ram
O, ik tracht zo naar de bloemen,
de eerste bloemen van den hof,
winter plunderde al de bedden,
lei hun bonte tooi in stof,
doch reeds wiegelen ranke stengels
in het zonlicht heen en weer,
vormt, u knopjes; verft u, kelkjes,
haast u bloemkens, ach wanneer.
O, ik tracht zo naar het lover,
het jonge lover in het bos,
naakt en droevig staan de bomen,
winter roofde hun de dos,
maar de botten, zwellen, zwellen,
breekt uw kluisters, schuchter loof,
kom te voorschijn, spreid u, kleur u,
wat ik me in uw schaduw beloof.
O, ik tracht zo naar de zangen
van het rustig vogelkoor,
al de nestjes zijn verlaten,
winter had geen hart, geen oor,
maar reeds is de tak gekozen,
haastig zangers, niet gedraald,
rept uw wieken, scherpt uw snavels,
pluimpjes, halmen aangehaald.
Ach, wat heb ik vaak naar lover,
bloemen, vogels zo getracht,
lente kwam, nog bleef ik zuchten,
ik lette niet op wat ze bracht,
haast u niet, gebloemde lover,
vogels, bouw uw nest in vree,
immer blijft mijn hart verlangen,
elk getij brengt wensen mee.
11-09-2015, 00:00
Geschreven door André
10-09-2015
Het molenrad. Hilda Ram
Molenrad, molenrad,
worstelend door het weerstrevend nat,
draai wat sneller, molenrad.
Weet ge niet, dat op de brug
Dientje haar bruigom wacht?
Langzaam draait ge, zwaar en stug,
of ge moede waart van de vracht,
of de trage, grauwe beek
water niet, maar lood u bleek.
Dientjes blik wordt droef en bang,
want ze wacht reeds, och, zo lang,
molenrad, molenrad,
draai wat sneller, molenrad.
Molenrad, molenrad,
stoeiend door het speelse nat,
draai zo snel niet, molenrad.
Weet ge niet, dat op de brug
Dientje bij haar bruigom staat?
Haastig draait ge, licht en vlug,
of ge moeite en last vergaat,
of de dartele, klare beek
u een speelgenootje bleek.
Dientje lacht zo gul en blij:
Doris staat haar ook ter zij.
Molenrad, molenrad,
draai zo snel niet, molenrad.
10-09-2015, 00:00
Geschreven door André
09-09-2015
Bij mijn haardje. Hilda Ram
Ik zit zo gaarne bij mijn haardje
als daarbuiten, kil en guur,
tegen het raam de regen klettert;
als in het nare schemeruur
zo gemoedelijk gezellig
brandt het knetterend kolenvuur.
Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
op de vlam de blik gericht,
of in het halve duister volgend
het spookgevecht, waar schouw en licht,
dartele schimmen, dalen, klimmen,
tot daar een van beiden zwicht.
Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
overpeinzend in mijn hart
het roerend woord, dat mij mocht treffen,
het woord van een geliefde bard,
tot mijn ziel het diepst verborgen
zoet geniet de dichterssmart.
Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
denkend aan vervlogen tijd,
aan genoten heil en vreugde,
aan doorleefde smart en strijd;
week wordt dan mijn harte weder
om het verleden, zij het ook wijd.
Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
dromend van toekomstig goed,
bouwend hoge luchtkastelen
in de wemelende gloed;
luchtkastelen, die in één adem
weer in puin verzinken doet.
Ik zit zo gaarne bij mijn haardje,
anderen gun ik luider vreugd;
mij bevalt de lieve vrede,
met haar sussende geneugd;
met haar dromen, met haar beelden,
die in stilte het hart verheugd.
09-09-2015, 00:00
Geschreven door André
08-09-2015
De schoonst tijd. Hilda Ram
De zon lacht, de wind speelt
in het ruizelend riet zijn kinderspel,
of kust het bloemken dat zich heelt,
of zwaait en zwierf de haverbel.
De vissen dobberen in de vliet,
de lammeren huppelen langs de baan,
nog kent het visje de angel niet,
geen scheren heeft het lam doorstaan.
Het is alles leven, vreugde en licht,
waarheen mijn lettend oog zich keert,
het stemt alles samen tot een gedicht,
welluidend zoet, onzeglijk teer.
Een schoon gedicht dat dromen doet,
het oog met stille tranen vult,
en beelden wekt voor het krank gemoed,
die het dol verleden had omhuld.
Mijn hart is zwaar, mijn hart is droef,
eens was het licht als des winden schacht,
nu volgt het mat des levens groef
met allerhande leed bevracht.
Gij die aan 's levens drempel staat,
en hoopvol in de toekomst blikt,
gij, die nog in uw dageraad,
voor middagbrand nog onweer schrikt.
Vertoef, vertoef in het lommerrijk prieel,
dat argeloze onschuld om u vlecht,
ernst brengt de toekomst, geen gespeel,
lang blijve ervaring u ontzegd.
08-09-2015, 00:00
Geschreven door André
07-09-2015
Landschap 2. Hilda Ram
Thans is het winter, bos en velden
liggen stil en naakt en koud;
alles zwijgt en schijnt te dromen
van het zomerzonnegoud.
Dromend smelt in de open verte
het nevelig floers van land en lucht:
witte mist en witte wolken
met nog witter sneeuw bevrucht.
In haar zachte donzen mantel
hult zich de aarde en bergt haar leed;
maar soms lekt van het levend twijgje
stil een traan op het blanke kleed.
Toch, en toch min ik het droeve landschap,
het heeft iets treffend voor mijn oog,
als het gelaat eens teergeliefden,
dat de weemoed overtoog.
Iets als meelij voel ik wellen
in mijn zacht gestemde borst;
iets, dat als een zonnestraaltje,
smelten wou die winterkorst.
07-09-2015, 00:00
Geschreven door André
06-09-2015
Landschap 1. Hilda Ram
Als der bomen botten breken,
en het verfrommeld blaadje lacht
schuchter uit het enge kluisje,
waar de winter het hield versmacht.
Als het jong en spichtig grasje
uit de harde bodem schiet,
en het weergekeerde vinkje
neurt zijn eerste lentelied.
Als de vissen in de vijver
duiken uit de diepte op,
en de gladde waterspiegel
breken met hun vlugge kop.
Als het vee met dartele sprongen
uit de stal gehuppeld komt,
het luchtruim vult met vreugdig loeien,
door de kou zolang verstomd.
Dan, dan is het één leven buiten,
Dan, dan is het feest op het land,
blijde jubelt al wat stem heeft,
juicht u tegen ten alle kant.
06-09-2015, 00:00
Geschreven door André
05-09-2015
Paulina. Hilda Ram
Wit, wit is het dons van de zachte tortelduif,
nog witter het luchtig, vlokkig sneeuwgestuif,
dat, maagdensluier, dekt het gans verschiet;
maar witter dan uw lelievoorhoofd niet,
Paulina.
Zacht, zacht aan aarde en zee de sneeuwvlok raakt,
geen slapend wicht, dat zij beroert, ontwaakt;
nog zachter streelt de bries bij zomernoen,
maar zachter niet dan uw lippenzoen,
Paulina.
Koud, koud is de aarde met blanke sneeuw bedekt,
nog kouder het lijk, waarop zich het baarkleed strekt;
koud, koud het grafzerk die het vergeten tart;
maar kouder nog dan al: uw stenen hart,
Paulina.
05-09-2015, 00:00
Geschreven door André
04-09-2015
Lentelied. Hilda Ram
De lente naakt, de lente naakt,
haar liefelijke adem vult de lucht:
een geurige walm, een zoete zucht,
waarbij een sluimerende aarde ontwaakt,
die, al wat haar dood scheen, leven geeft
en krachten leent aan al wat leeft.
De lente naakt, de lente naakt,
het ruist en bruist in mijn gemoed;
daar welt en zwelt een ganse vloed
van stil genoegen, vaak gesmaakt;
maar immer nieuw toch, immer zoet
als de adem, die de aarde ontwaken doet.
De lente komt, de lente komt,
een luchtig warme wasem speelt
op het vale gras der weide en streelt
en kust het, tot weer nieuw geblomt,
in het nieuw tapijt, zo groen en zacht,
de blauwe hemel tegenlacht.
De lente komt, de lente komt,
en als de bloemen in het gras,
zo bergen nieuwe vreugden ras,
wat leed ter neder had gekromd,
als het weiland onder het jong azuur,
zo tiert mijn ziel in het lentevuur.
De lente is daar, de lente is daar,
een lauwe zefier koost en zoent
het dorre rijshout, tot het groent;
tot iedere bot van het vorige jaar
een bladerrijke twijg ontvouwt,
en het vogellied weer schalt in het hout.
De lente is daar, de lente is daar,
gelijk der bomen najaarsbot
vermurwt mijn hart in blij genot,
het ontwaakt als uit een sluimering zwaar,
het herleeft, herademt, juicht en mint:
heen is het leed, het heil begint.
04-09-2015, 00:00
Geschreven door André
03-09-2015
Het dichterenlot. Hilda Ram
Ik weet niet, wat er mij in het hart ontroert,
door weemoed wordt het, door vreugd vervoerd:
een zalige weemoed, een dromerige vreugd;
het zingt en jubelt, het zucht en treurt;
verrukking voelt het en smart om beurt;
het vloeit over van lijden, het is vol van geneugt.
Een droom beweegt het, een vreemde waan,
iets als een hoop nog onvoldaan,
een wens en een vrees, die onzekerheid twijnt;
een blijheid zalvend door het krank gemoed,
een treurnis sluierend vervoeringsgloed,
het is of het, genietend, van weelde verkwijnt.
Een wereldzee is des dichters ziel:
haar raakt geen strand, geen vlotte kiel,
of spiegelend geeft ze hun beeltenis weer;
het minste wolkje aan het wijd azuur,
de zachte glimmer van het sterrenvuur,
het blikt alles om medegevoel op haar neer.
En daarom lijdt ze, en juicht meteen,
niets, niets ter wereld is haar te klein,
niets glijdt ongemerkt op haar boezem hervoort;
het zijn duizend levens in één vervat,
het is diep gevoelen, nooit voelenszat,
dat dichterenlot, dat mijn hart heeft bekoord.
03-09-2015, 00:00
Geschreven door André
02-09-2015
De pop. Hilda Ram
Ja, kus uw popje, lieve meid,
en druk uw warme, malse lippen
met geestdrift op haar koude wang.
Ja, koester uw mollige armen
haar harde leden, onbuigzaam, log.
Nog kunt ge, wat ge geeft, niet schatten;
Nog bergt uw rijke liefdestroom,
met golf op golf zijn diepe bedding:
nog is het u enkel gegeven vreugd.
Wat maakt het, of ge op harde rotsen
of mulle zand uw schatten plengt?
Geen vergen kent ge, liefdes foltering.
Ja, kus uw popje, lieve meid,
en leert de les die het vrouwenhart
moet oefenen tot des levens eind.
Ja, immer warmt uw eigen boezem
het logge voorwerp uwer min:
niets kan als het vrouwenhart zo gloeien,
gelukkig, zo ge het niet ontdekt,
gelukkig zo die heldere ogen
van schuldeloos heil en wellust vol,
nimmer het pijnlijk hunkerend spreken
van het smachtig, liefdedorstig hart.
Ja, mocht ge nimmer het vergen leren.
02-09-2015, 00:00
Geschreven door André
01-09-2015
De heide. Hilda Ram
Eh, die vale, droeve heide,
ik zag en minde dij meteen,
in een hutje wilde ik wonen,
op dijn vlakte, gans alleen.
Mij verrukt die sombere schoonheid,
en de eentonige stille rust
dijner klanken, dijner kleuren,
die en drift en smarten sust.
Ik wou geen bloemen, dan dijn klokjes,
gouden sprankels in dijn nacht,
ik wou geen rozen, ik wou geen tulpen,
die een damp, een nevel smacht.
Ik wou geen kleuren, ik wou geen tinten,
dan de diepe purperglans,
die de zon dij leent bij het zinken,
aan de vurige rode trans:
dan de zachte blauwe wasem
in de morgengloor ontstaan,
bij het flikkeren van de paarlen,
die dijn vloertapeet belaan.
Ik wou geen klanken dan het ruisen
van dijn zwarte dennen, waar
het trage koeltje treurt en siddert
in het schemeruur, zo naar.
Naar dijn stille, zoete vrede
zucht mijn boezem. Vreugde, smart,
mocht het al zijn sluimer delen,
slechts naar ruste haakt mijn hart.
Eh, die stille, sombere heide,
ik zag en minde dij meteen,
in een hutje wilde ik wonen,
op dijn vlakte gans alleen.
01-09-2015, 00:00
Geschreven door André
31-08-2015
Zorgen-wolkjes. Hilda Ram
Zorgen-wolkjes zeilt maar voort
langs mijn blauwe hemel;
denk niet, dat ge het uitzicht stoort
met uw boos gewemel.
Het licht ontnemen kunt ge niet,
moogt ge ook donker wezen;
want, al dekt gij het hele verschiet
het zonnetje is gerezen.
Pakt u samen, zo ge wilt,
broeit tot zware vlagen;
ik heb een schuilplaats, ik heb een schild,
och, wat deert me uw plagen.
Dan, kortstondig is uw macht:
met uw boze luimen
vlucht ge dra voor 's windjes schacht
als een hoopje pluimen.
Zorgen-wolkjes zeilt maar door
ik wil op u niet letten:
het zachte, lieve zon-gegloor
kunt ge niet besmetten.
Nevens, langs en door uw schaduw
schiet het zijne stralen,
en mijn hemeltje is toch blauw,
hoe ge het moogt bemalen.
Hilda Ram pseudoniem Mathilda Ramboux.
Antwerpen 1858- 1901
Zij schrijft gedichten, en verhalen voor kinderen en volwassenen.
31-08-2015, 00:00
Geschreven door André
02-08-2015
Santiago de Compostela. Ellen Corr
In sombere Spaanse kerk,
van wierookwalmen blauw,
klingklangen zilveren bellen,
voor Onze Lieve Vrouw.
De Santa Santissima,
gekleed in paars en zwart,
heeft zeven maal doorstoken,
haar bloedend moederhart.
Het is alles donker-duister,
en schemert voor het oog,
als plots hel gouden sprankels,
opluisteren het verhoor.
Een straal van julizon,
heeft zich een weg gebaand,
langs wonderschone kleuren,
die amper zijn getaand.
En priemt vlak op het altaar,
door het raam, dat eeuwenoud,
een koninklijke gift was,
toen de tempel werd gebouwd.
juli 1912
02-08-2015, 00:00
Geschreven door André
01-08-2015
Het Gardameer. Ellen Corr
Het Gardameer ligt roerloos,
de hemel in zijn diep,
die leek of in het water,
hij nu voor immer sliep.
Het was klaarte al, en stilte,
de boot dreef traagjes voort,
alleen het riemen-ritme,
bracht stoornis in het oord.
Een smal, langvormig eiland,
met cypressen beplant,
en het slot van de Borghese,
op het dromerig stukje land,
rust somber en romantisch,
te midden van het meer,
dat enkele jaren vroeger,
bij stormig najaarsweer
voor eeuwig het kille graf werd
van Borghese's jonge vrouw,
nog lijken de cypressen,
voor haar gehuld in rouw.
01-08-2015, 00:00
Geschreven door André
31-07-2015
Het park. Ellen Corr
Gesmolten goud, eer rood dan geel,
de vijver en het West,
oktober stemming om me heen,
heel het park op zijn best.
De hoge beuken koninklijk
geschaard, in halve maan,
rondom het toversprookjes meer,
waar ze sinds eeuwen staan.
En spiegelen purper, donker, diep,
hun kruinen trots en hoog,
in het gladde water, waar het riet
zacht ritselend zich bewoog.
Twee zwanen dreven over het goud,
heel traagzaam naast elkaar,
en laten lange voren na,
V-vormig en in paar.
31-07-2015, 00:00
Geschreven door André
30-07-2015
Liefde. Ellen Corr
Minnen minnen minnen,
zotte zoete zinnen,
het hart te groot,
de wijsheid klein,
anders zou het geen liefde zijn.
Smachten smachten smachten,
smeken wenen trachten,
naar het grillig lievekijn,
anders zou het geen liefde zijn.
Haten haten haten,
en elkaar verlaten,
na het bedrog van lievekijn,
zou het wel echte liefde zijn?
30-07-2015, 00:00
Geschreven door André
29-07-2015
Aan alle kwezels. Ellen Corr
Het is maar een klein Liefvrouwtje,
en ze heeft een zwart gezicht,
ze draagt heel rijke kleren,
ze is schitterend verlicht.
Door immer nieuwe kaarsen,
die branden Haar ter eer,
en ook Haar Goddelijk Kindje,
die kleine Lieven Heer.
In een schoon zeer oud kerkje,
te midden van de stad,
troont het mirakelbeeldje,
bij geurend wierookvat.
Het kapelletje van de Schoenmarkt,
het heeft nog een ander naam,
doch beter hem verzwegen,
voor Antwerps goede faam.
(Het kapelletje van de Schoenmarkt werd "hoeren kapelletje" genoemd.
De prostituees van Antwerpen kwamen hier bidden voor een beter leven.)