We zijn de 26de week van 2025
De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
15-02-2015
Stadstuin. Hélène Swarth
In muren van steen is het tuintje gevat,
als het kerkhof van een provinciestad,
geen andere bloemen bloeien hier,
dan treurroos, violen en violier.
Op de planten fladdert een witte kapel,
elk perkje gelijkt een terpje wel,
genageld tegen de muren, staan
magere boompjes met stoffige blaan.
Verzengend is het gras, en de lucht is stil,
geen vogel die hier nestelen wil,
de zielloze hemel is blauw en strak.
Ik wou dat mijn hart nu in stukken brak,
dan zou ik het begraven in het rozenperk,
en gaand door de wereld verjeugd en sterk.
15-02-2015, 00:00
Geschreven door André
14-02-2015
Kloostertuin. Hélène Swarth
Gelijk een non die bleek en rusteloos,
de kloostergaarde wandelt op en neer,
bij hetzelfde perk neemt zij dezelfde keer,
het is herfst, ontbladerd ligt de laatste roos.
En het Plechtig uur herdenkt zij telkens weer,
toen zij zo jong, met vreugde, en voor altoos,
de witte wijle instee der wereld koos,
in het stervend lover zingt geen vogel meer.
Zo dool ik droef, door Levens dreven heen,
Geen zon, geen zang, een bloem? Ik vind er geen,
de dorre blaren vallen geel en bruin.
Op het marmeren kruisbeeld vallen ze, één voor één,
O Leven, stille, kille kloostertuin,
met hoge muren en een god van steen.
14-02-2015, 00:00
Geschreven door André
13-02-2015
Zomernacht. Hélène Swarth
De sterren bloeiden in de zomernacht,
de zuidenwind suisde in de bomen zacht,
op de oude huizen trilde het maanlicht,
hun ogen loken stil, de zwanen dicht,
die straks nog dreven op de donkere gracht,
de sterren bloeiden in hun flonkerpracht.
Wij wandelden dromend door de straten heen,
de herinnering troost mij nu ik verlaten ben en alleen,
in kalme sluimer lag de stille stad,
de maan dreef langzaam langs haar zilveren pad,
en stil togen wij over de oude brug,
die oude herinnering komt zo trouw terug.
En zoek je een rots waarop je leunen mag?
O neem mijn arm, die ik je te steunen gaf.
En zoek je een warm hart en een zachte borst?
O neem de mijne, en stil je liefdesdorst.
En zoek je een ziel die zegt, mijn vriend ontwaak?
O neem de mijne, voor die godentaak.
De jaren vlogen na die zomernacht,
weer ruist een koelte door de bomen zacht,
ik zie je ogen blauw in het sterrenlicht,
de stille stad, als in een vergezicht,
en het woord dat jij me liefde gaf die nacht,
heb ik niet gehoord, of was het te zacht?
13-02-2015, 00:00
Geschreven door André
12-02-2015
Zomeravond. Hélène Swarth
De zomeravond strooide uit Gods warande,
een rozenregen over het zee-fluweel,
en het strand van heil waar blij mijn dromen landden,
was blozend blond, vol sneeuw van meeuwengespeel.
Als rozige engelenvleugels overspanden,
blinkende wolken het heerlijk strand geheel,
en zegenend op het verenigen van onze handen,
viel gouden glorie ons van God ten deel.
Wij traden licht als tredend niet op aarde,
de lichte zee langs, in een zee van licht,
en het is mij, o liefste, of al het licht bewaarde.
De avondklaarte van je stralend aangezicht,
of rond je liefde een heir van engelen waarde,
waarvoor mijn zachte weemoed dankbaar zwicht.
12-02-2015, 00:00
Geschreven door André
11-02-2015
Mijn stad. Hélène Swarth
Uit vale velden rijst omhoog mijn grijze stad,
eerwaarde stad van kerken en prelaten,
vervallen stad van lang verlaten straten,
met een bruin verweerde huizenschat.
Kazerne en klooster, priester en soldaten,
de vesten langs, die houden het stadje omvat,
stroomloze vaart, en landschap boomloos plat,
met zwart omhuifde vrouwen, dof gelaten.
Stugge stad waar ik zo lang leefde en leed,
hoe kunt gij nog zo zoet mijn weemoed lokken,
als ik uw reuzenpoort weer binnentreed?
Wanhoopsstad, ik zal om je verleden niet wrokken,
zij het voor de harten die ik daar kloppen weet,
dode stad, vol met klank van sombere doodsklokken.
11-02-2015, 00:00
Geschreven door André
10-02-2015
Verlaten straat. Hélène Swarth
In de oude straat, waar vreemd de voetstap klinkt,
en welig gras voortwoekerend ongestoord,
in een groene lijst de grauwe keien vat,
staat droef vervallen, het lang verlaten huis.
De ruiten blinken blauw, in het licht van de maan,
en staren, stil en strak, met glazen blik,
de blik van ogen, die geen licht meer zien,
de blik van iemand, die zich heeft blind geweend.
Droef zingt de klok van de middeleeuwse kerk,
hoog boven het stadje, een oude melodie, en,
wanneer alles zwijgt alom, weeklaagt een vedel,
smeltend zacht in de sombere nacht.
10-02-2015, 00:00
Geschreven door André
09-02-2015
Lentevlag. Hélène Swarth
Ontvouw kastanje, uw witgewolde knoppen,
en hef in het blinkend blauw de lentevlag,
reeds beuren bomen hoog de omkranste koppen,
met loof bekroond, door een toverslag.
De zon zegent de aarde met haar lach,
en streelt met stralen, warm als vingertoppen,
het ontwakend woud, waar duizend polsen kloppen,
in tronk en twijg, bij de eerste weeldedag.
Een wegje weet ik, waar de dauwdrop vonkelt,
waar de anemoon haar melkwit kelkje ontplooit,
hoe lokkend lief dat smalle paadje kronkelt.
In het heesterhout, met zwellend groen getooid,
trilt vogelzang. Ontvlied de velden vlakte,
zoek voor uw droom, de schaduw van het weids getakte.
09-02-2015, 00:00
Geschreven door André
08-02-2015
Slapen gaan. Hélène Swarth
Wanneer in het westen de rozenverven flauwen,
staakt het kind het prettig popje sussen,
en het heel voorzichtig kaartenhuizen bouwen,
om lief papaatje goede nacht te kussen.
Moeder helpt haar bij het ontkleden, hoe lastig zijn die lussen,
en bij het kleren vouwen,
het schalkse mondje babbelt ondertussen,
reeds blinkt de avondster, de kimmen grauwen.
Doch eensklaps heeft op de effen kinderwangen,
een ernstig trekje, kuiltje en lach vervangen,
deemoedig knielt zij en bidt haar avondbede.
Onhoorbaar sluipt vader in het slaapvertrek,
en treedt zijn engel nader,
en heel het groepje zwemt in hemelvrede.
08-02-2015, 00:00
Geschreven door André
07-02-2015
Op school. Hélène Swarth
Eéntonig bromt de stem van de lerares,
het woelig meisje wendt zich om, en gluurt
naar gindse tuin, waar het bijtje honing puurt,
en de zomerzon blinkt op bloem en bes.
Op de enge schoolbank zwiert de blonde tres,
hoe vaak heeft niet haar blik zich blind getuurd,
naar het strookje blauw, de hof is hoog ommuurd,
die blijde vogels, hen kwelt boek noch les.
Daar klinkt haar naam:"aan het cijferbord". Zij richt
zich op en wankelt blozend en verward,
heen is de droom, haar wacht verzuimde plicht.
Hoe, duizelig van getallen, wit op zwart,
zij onder het gewicht van al die blikken zwicht,
door het giechelend meisjeskoor moegesard.
Amsterdam 1859- Velp 1941
07-02-2015, 00:00
Geschreven door André
06-02-2015
Jezus in Brabant 2. Prosper Van Langendonck
Daar dwaalt een boze in stomme razernij,
de velden rond met ongewisse schreden,
Hij ziet hem aan met innige medelij,
heeft Hij voor hem niet aan het kruis geleden?
Vermildering verweekt het zondig hart,
zijn strakke blik verzacht, het gelaat bloeit open,
berouw welt als een bron van zoete smart,
en zal zijn ziel in vrede en deugd herdopen.
Een minnend paar komt Jezus te gemoet,
zie, levenslust licht tintelend uit uw ogen,
zij groeten de edele man met schuchtere groet,
van diepe eerbied en ontzag bewogen.
De God van liefde staart hen vriendelijk aan,
en legt met stille wijding, hand in handen,
hun boezem zwelt, zo innig aangedaan,
wanneer zij elkander minne en trouw verpanden.
Hij zegent ze in hun zelf, en in hun kroost
en nakroost, dat ontelbaar op zal groeien
in kracht en schoonheid, en hun aangezicht bloost
van zalige ontroering, nu zij in het gulden gloeien
van de avond, het Goddelijk wezen wonderfijn
vervloeien zien, en glimmende over de aarde
in verre herinnering, nog de bleke schijn
volgen van Jezus, die deze heil hier baarde.
Die wonderdoende ging door het groene dal,
waar lang zijn adem vreugde en vrede doet leven,
en waar de ganse nacht nog, liefgetal,
om elke sponde zoete dromen zweven.
06-02-2015, 00:00
Geschreven door André
05-02-2015
Jezus in Brabant 1. Prosper Van Langendonck
Nu alles vaag vergaat in halve droom,
en lange schaduwen langs de velden gleden,
komt in de traag opwasemende avonddoom,
de zoete Jezus door het land getreden.
Van over gindse heuvelen daalt hij neer,
ik zie hem met kalme gang zijn stappen richten,
langs het kronkelend pad naar het groene dal, en teer
goudblonde lokken het zacht gelaat omlichten.
Slechts hortend kargeschok in het mulle zand,
en ver geblaf houdt nog de velden wakker,
en grote rust gaat langs het lage land,
in milde laving over hoeve en akker.
Een boer verlaat zijn veld, hij stapt hem na,
en over de arbeid breidt hij zijn zegen,
en overvloedig druipt eens Gods gena,
op het rijpe koren neer in gouden regen.
Voor het lemen huis wiegt moeder het zachte wicht,
hij strekt zijn handen, het kind te benedijen,
fris speelt weer een lachje om het lief gezicht,
eens zal het in schoonheid en in deugd gedijen.
Hij treedt voorbij de Lieve Vrouwe kapel,
en blijft een wijl zij moeder lief aanstaren,
zijn tedere blik is een genadewel,
en zal in alle tijden wonderen baren.
Want zie, een bron sijpelt aan de voet
van het beeld, een beek komt borrelend opgerezen,
wie krank, met waar geloof, die beeltenis groet,
en van dit water drinkt, is dra genezen.
05-02-2015, 00:00
Geschreven door André
04-02-2015
Stijgend langsheen de St Goedelekerk. Prosper Van Langendonck
O zwart gevaarte boven mijn hoofd,
zwaar hangend in de donkere lucht,
wat heb ik in uw diepten al
gesmacht, gebeden en gezucht.
O levend stenen wezen, hier
door angst gejaagd, door hoop gestaald,
ben ik naar 's harten wondergang,
wild opgedraafd of kalm gedaald.
Geen enkele boezemtrilling die,
Geen wenteling van mijn ziel die,
niet weerluidde in uw torenklank,
vol zoete of sombere poëzie.
En van mijn eerste grote smart,
tot aan mijn laatste zielsgeween,
het is alles in uw bouw vergroeid,
en het spreekt mij toe uit elke steen.
Krank is nu het lichaam, krank het hart,
dat in onpeilbare smart verviel,
maar worstelend tegen God en lot,
jaagt stormend op de ontembare ziel.
04-02-2015, 00:00
Geschreven door André
03-02-2015
Zomerwandeling. Prosper Van Langendonck
Zomergoud smelt in de kroes van de korenzee,
strelensziek ritselt ze om ons met listig spel,
daar wij nu het kronkelend pad bestijgen,
achtereen, naar de kruin.
Daarbeneden, rust in zijn tent van donkergroen,
het koele dal, even ontvlucht, en doet de blik
weifelen in wisselend verlangen, tussen
stil genot en steiler vlucht.
Hoger streeft, nimmer voldaan, het gloeiend hart,
Hoger zwoegt, rood van de tocht, de drieste bent,
hijgend betreden wij de rand, en drukken
's heuvelvlak en zachte zonk.
Langs de kom, in een mollige bocht, verlokt en leidt
ginds de baan waar, in een wrong van wingerdloof,
loom van de gloeiende zon, de hoeve
sluimert haar zwoele slaap.
Dromen zwaar slentert de weg, van als en vlier
fris omgeurd, heen om de woon, en schielijk stom
zien wij, als het land van belofte oneindig,
het vergezicht blauw ontrolt.
Veld en wei, heuvel en dal, vlakte en woud,
immer voort, vloeien ineen met grootse zwier,
golvend tot de uiterste rand van de aarde,
verder door dringt de geest.
Ginds gewis, binnengereist in het blauw verschiet,
achter het warm wemelend gestoei van aarde en lucht,
plukt men van een geurige twijg,
de bloemen van zoete rust en zielsvrede.
03-02-2015, 08:36
Geschreven door André
02-02-2015
Woluwe-dal. Prosper Van langendonck
Van alle gulden heuvelkammen kentelen
lijnen, die lenig naar elkander wentelen,
te samen vloeiend in het dal,
als fijne ideeën, die hun draden mengelen,
uit elke geesteshoogte, en samenstrengelen
tot één harmonische gedachtenval.
Van alle verre kruinen wellen wateren,
die speels in speigelklare beken klateren,
samenborrelend in de lage kom,
als krachten, die het zwellend hart doorstromen,
uit diepte en uiteinde aderend aangekomen,
en alle krachten opslurpend van rondom.
De vormen lijnen af de kalme krachten,
de planten groeien, vredige gedachten,
hun stille wording onbewust,
en over de eerstigheid van alle dingen,
die, het één naast het andere, elkander niet doordringen,
daalt, in geleidelijkheid, gedegen rust.
02-02-2015, 09:39
Geschreven door André
01-02-2015
Wezembeek. Prosper Van Langendonck
Zachtlijnig glooit het veld van gouden graan,
naar het luchtblauw, diep in zomergloed verloren,
met ruisende aren die geleidelijk gaan,
in kollen opwentelend. Heldere koren,
vol klank en kleurenspel, o eeuwig lied
van moeder aarde, die haar schatten giet,
in de overvloed van het wiegewagend koren.
Door het koren gaan wij, en ons omlispelt stil,
het listig geritsel van de ruisende aren,
de schelle krekel die niet zwijgen wil,
sjirpt fijn, uit elke voor, op schrille snaren.
Nauwelijks luid en hoorbaar, daalt uit de eindeloosheid,
een ver geheim van vogels, en heel wijd,
komt een dunne wolk in de lucht gevaren.
O rijke en rijpe rust, O korenveld,
gij groeide uit werk en liefde, in heil en weelde,
de aar buigt de halm teneer met zacht geweld.
Fluks pikt een leeuwerik, die door het koren speelt,
een korrel, en wipt op en zingt, en zie:
het gaat alles mede, in stijgende harmonie,
met het lied, zo zoet als nooit nog een vogel kweelde.
01-02-2015, 00:00
Geschreven door André
31-01-2015
Westerlo. Prosper Van Langendonck
Hoe lief dat huisje met zijn strooien daken,
omringd van houtmijt, schadde en korentas,
rondom beschut voor wind en zonneblaken,
door struik en boomgewas.
Om groene luiken rankt de frisse wingerd,
waar tros op tros zich loswindt uit het loof,
dat in festoenen langs de gevels slingert,
en hangt uit spleet en kloof.
De speelsgezinde zon richt door de blaren,
haar stralen langs muur en ruit en mullig pad,
zacht komt bij pozen een geruis gevaren,
dat gaat van blad tot blad.
En op dit ruisen komt de geur gevaren,
van hars en heikruid en lupineblom,
die de koelte voert op struik en wingerdblaren,
de stille woning om.
Hoog uit de lucht daalt in een tonenregen,
klaar parelend kerkgezang, en t'ener stond,
schiet hel een meisjesstem de vogel tegen,
en klinkt de velden rond.
31-01-2015, 00:00
Geschreven door André
30-01-2015
De linden van de abdij van Tongerlo. Prosper Van Langendonck
Sieraad en glorie van deze vlakte, kalme streken,
steunvaste en eeuwenoude wachters van de abdij,
staan pal de linden die, bij vrede of stormgetij,
geen voet, geen vingerbreed, van hun standplaats weken.
Wat hebben ze getrotseerd. En toch de vogels kweken
er zingend, het vinnig jong, springlevend als de mei,
dat dra de vleugels rept en het nest ontschiet, om vrij
in een jubelend lied, wijd schaterend los te breken.
Maar ziet gij daar niet plots hun brede kruinen nijgen,
en breiden zij niet zacht hun takken zegenend uit,
waar heimelijk gefluister schijnt door hen te zijgen?
Het is daar dat zinnend treedt, wat broedt dat weeral uit?
Hun oude en immer jonge zanger, die hun twijgen
gaan roeren, door het zoet akkoord van luit en fluit.
30-01-2015, 00:00
Geschreven door André
29-01-2015
Langs de Nethe. Prosper Van Langendonck
Lijzig rimpelend vloeit de Nethe,
door de diepe dennenwouden,
door de weiden, langs de dreven,
in het land van peis en vree,
bossen, lanen, vee en hoeven,
slanke, scherp gespitste torens,
en de dun bewolkte hemel,
wentelend in haar rimpeling mee.
Glijdende ochtendzonnestralen,
zilveren fijn de lichte nevel,
langzaam wuivend om het landschap,
als een sluier maagdelijk blank,
en geen klank trilt in die stilte,
dan van ver, zo ver gevaren,
slechts bij pozen, halvelings hoorbaar,
een verdoofde torenklank.
Schone droom, hier bij de Nethe,
zacht het hoofd te ruste leggen,
en verzinken in die diepe,
blauwe en groene oneindigheid,
niet meer denken, niet meer
dromen, gevoelen, niet beminnen,
zwaar van het borrelend sap in de aarde,
dat u loom in de aderen glijdt.
En met lijf en ziel vergroeien,
in dat zielloos plantenleven,
onder ijs en sneeuw gedoken,
slapen er de winter rond,
om eens door de lente omzwachteld,
als een reus weer op te rijzen,
rijk van het diep en krachtig leven,
van de milde moedergrond.
Brussel 1862- 1920
29-01-2015, 00:00
Geschreven door André
28-01-2015
Thuiskomst. Jacqueline Van der Waals
Aan het stille water van de duisterende grachten,
staat ordelijk gerijd,
het langgesteelde licht, dat bevend op het zachte
gerimpel nederglijdt,
van het zwak bewogen water, en met rustig schijnen,
glans in het duister brengt,
waar het welbehagelijk, tot lichtend brede lijnen
zich uitstrekt en verlengt.
Maar op de brug, van lampen die bewegen,
en licht dat stille staat,
slaat mij zo feestelijk een schijnsel tegen,
uit de overvolle straat,
waar het uit de deuren en verlichte winkelruiten,
alom de voorschijn straalt,
en rustig uit de hoge stille lampen buiten,
van boven nederdaalt,
dat ik voor mijn ontvangst, zo schitterend in orde
scheen mij mijn goede stad,
wel vergenoegd om zoveel stralend licht moest worden,
als men onstoken had.
28-01-2015, 08:29
Geschreven door André
27-01-2015
Vleermuis. Jacqueline Van der Waals
Vleermuis met uw vlerken slaande,
door de avondrust,
neerwaarts en opwaarts gaande,
vast en doelbewust,
Gij zijt het enige ding, bewegend
in deze avondstond,
met uw zwart figuurtje tegen het
glanzend hemelrond.
In de licht gevulde, klare,
diepe hemelkom,
lig ik peinzend te staren,
bij de stilte alom.
En de dingen die roerloos wachten,
onder de avondlucht,
zijn zo stil niet, als de zachte
wiekslag van uw vlucht.
27-01-2015, 00:00
Geschreven door André