Fietsknooppunten:
89-51-10-48-1O-9-92-67-66-64-63-62-63-89. Afstand: 44 km
Woensdag 17
september 2014. Een stralende dag met helder blauwe lucht en een zwakke wind.
De zon schijnt bij een temperatuur van 19°. De weerprofeten beloven voor vanmiddag
zelfs 25° Celsius in de schaduw. Bakken en braden dus. Het is 08:30u als we
vertrekken naar Vlaams Brabant. Om 09:55u parkeren we de auto bij de Sint-Corneliuskerk
van Gelrode. De 16de-eeuwse toren, in ijzerzandsteen, is
het enige overblijfsel van de oorspronkelijke kerk. Tegen de zijgevel is het
monument van gesneuvelde soldaten en burgers van beide Wereldoorlogen
aangebracht. De Sint-Corneliuskerk is open. De pastoor is vooraan bij het
altaar bezig met voorbereidingen voor een eredienst. We weten niet of we de
kerk mogen bezoeken. We zullen het vlug genoeg weten. Op onze tenen wandelen we
door de mooie kerk. Ons Rina durft amper een foto te maken van het interieur. Glasramen
met onder andere de Heilige Cornelius, patroonheilige van de parochie. Naast
het portaal zijn twee nissen met Heiligen beelden. Vanop de grond tot het
plafond. De schabben buigen onder het gewicht door. De priester komt onze kant
op. We maken een praatje. Deze kerk werd gebouwd op de grondvesten van een
kapel. Door de eeuwen heen vergroot en daardoor werd ze niet geklasseerd als
monument. Al tweehonderd jaar werden aan de kerk restauratie- en
uitbreidingswerken uitgevoerd. Telkens in een andere stijl. We verlaten samen
de kerk en de deur wordt op slot gedraaid. We hadden even geluk.
Ons eerste
infopaneel staat op de parking over het kerkhof. Paneel nr 5 vertelt: De
eerste Duitse soldaten bereikten Gelrode in de namiddag van 19 augustus 1914,
enkele uren na hun inval in Aarschot. Uit angst voor francs-tireurs
controleerden ze iedere woning. En het bleef niet bij controleren: ze brandden
23 huizen plat en plunderden er 131. Die nacht sloten ze zeventig inwoners op
in de kerk. De volgende ochtend trokken ze verder in de richting van Leuven
maar niet voordat ze eerst zeven gijzelaars hadden gefusilleerd. Een week later
kreeg Gelrode opnieuw Duitse troepen op bezoek zichtbaar zenuwachtig, want
aan de Dijle werd hevig gevochten. Opnieuw joegen ze tientallen inwoners de
kerk in. Een pas bevallen vrouw werd op haar kraambed naar binnen gedragen. De
volgende dag stuurden de Duitsers een grote groep gijzelaars naar Wezemaal. Van
daaruit werden honderd Gelrodenaars, samen met vele honderden anderen uit
naburige dorpen, gedeporteerd naar kampen in Duitsland. De meesten konden pas
maanden later terugkeren. Vijf Gelrodenaars
stierven in Duitsland en kwamen nooit meer thuis. De list van de luitenant. Toen
een Duitse luitenant aan zijn commandant vroeg of hij de 70 gijzelaars uit de
kerk mocht vrijlaten, kreeg hij te horen dat hij één derde moest executeren. De
ontstelde luitenant bedacht een list: hij wees één derde van de gijzelaars aan
en vroeg toen opnieuw of hij hen allemaal moest terechtstellen, of maar één
derde van die kleinere groep. Allemaal, was het antwoord. Uiteindelijk werden
er toch nog veertien gijzelaars vrijgelaten. Zeven anderen werden daadwerkelijk
geëxecuteerd. Pastoor Pieter-Jozef Dergent (1870-1914) is het bekendste
oorlogsslachtoffer uit Gelrode. Op 26 augustus 1914 bracht hij samen met
voerman Hasalaers drie gewonde parochianen naar het ziekenhuis van Aarschot. Ze
hadden een vrijgeleide, maar werden toch opgepakt. Ze werden naar de
Onze-Lieve-Vrouwekerk gebracht, waar al honderden mensen gevangen zaten. De
pastoor werd zwaar mishandeld, en na een urenlange lijdensweg doodgeschoten.
Zijn lichaam werd in de Demer gegooid, waaruit het vijf dagen later werd
opgevist. Hij was alleen nog herkenbaar aan zijn zilveren horloge. Op 14
november 1914 werd hij plechtig begraven op het kerkhof van Gelrode.
Op de
begraafplaats vinden we de grafzerk van de Eerwaarde Heer Dergent. Het monument
is in ijzerzandsteen opgericht en dateert van 1920. Prachtig onderhouden. Op de
kleine zerken ernaast staan de namen vermeld van burgers die tijdens WOI werden
gefusilleerd. Een zerk vermeld: Doodgemarteld in Roeselare. Enkele grafzerken
van WOII.
Het stenen
kapelletje links van de baan is wat achterin gebouwd. Te bezichtigen door een
half gebogen raam. Een zwarte madonna wordt omringd door fotokaders. Uitleg
ontbreekt. Het bronzen monument van Pastoor Dergent werd in 1989 door de
parochianen iets verder op een pleintje verwezenlijkt. Hij was slechts enkele
maanden priester van Gelrode en doodgemarteld op 27 augustus 1914. We
wijken af en fietsen nog een stuk rechtdoor tot de Lindeboomstraat. We moeten
klimmen. Het laatste stuk is zo steil dat we het te voet moeten doen. Doodvermoeid
staan we dan toch op de Hondsheuvel. De houten staakmolen, of Moedermeule werd
omstreeks 1670 in Mechelen gebouwd. In 1830 afgebroken en hier terug opgebouwd.
De laatste restauratie dateert van 1975. Vanaf 12:00u wordt in het pand ernaast
voor de dorstige gezorgd. Wij wachten er niet op. Het is een steile klimming
langs enkele trappen tot bij de molen. Het levert een mooi panoramazicht op.
Het is dan ook mooi weer. Aan de andere kant van de helling is een
appelplantage van enkele hectaren groot. De groen rode vruchten hangen met
trossen aan de laagstammige bomen. Klaar om geoogst te worden.
We rijden
terug naar de kerk. Linksaf voor de kerk de Heldenstraat in. We houden halt voor
het kruis en een gedenkplaat tegen de zijmuur van een huis. De zeven
silhouetten in zink vervaardigd stellen de onschuldige burgers voor die door de
Duitsers werden terechtgesteld met de kogel. Twee van de figuren zijn reeds
getroffen en stuiken neer. Het infobord
tegen de gevel verklaard: Op deze plaats werden op 20 augustus
1914 zeven onschuldige burgers van Gelrode door Duitse soldaten
terechtgesteld. Een
arduinen grafzerk werd hier als aandenken symbolisch geplaatst.
Voorbij het
dorp rijden we rechtsaf. We klimmen tot een bosrijk gebied. Een asfaltbaan
leidt ons door een holle weg. We horen de eikels uit de bomen vallen. Hopelijk
vallen ze niet op ons hoofd. Ons Rina weet ervan mee te spreken en draagt uit
voorzorg haar fietshelm. Bij elke
dreef, links of rechts, hangt wel een bordje met Verboden toegang, privaat
domein. Of er wordt gewoon een prikkeldraad gespannen. Alleen de soldaten
ontbreken. Het zonlicht komt amper door het bladerdek heen. De temperatuur is
uitstekend. We naderen Aarschot. Hier leiden enkele bordjes ons naar het
Sint-Rochusmemoriaal. De herdenkingszuil van augustus 1914. Weer een steile
klimming die we als echte veteranen te voet afleggen.De tekst is in het Frans. Achter het
memoriaal staat een paal met de Nederlandse tekst. Er staat: Ter herinnering aan
de heer Joseph Tielemans, burgemeester van de stad Aarschot. Aan zijn broer, de
heer Emile Tielemans, voorzitter van de commissie van burgerlijke godshuizen
van Aarschot. Aan zijn zoon, de heer Louis Tielemans en aan de Aarschottenaars,
laffelijk gefusilleerd op deze plaats door de Duitsers op 20 augustus 1914.
Mogen zij rusten in vrede.
Hier vinden
we info 4: In koelen bloede gefusilleerd. Op deze plek toen nog
een weide werden in de vroege ochtend van 20 augustus 1914 negenentwintig
onschuldige burgers geëxecuteerd. Een paar uur eerder hadden vijfenzeventig
anderen hetzelfde lot ondergaan in Leen, een paar honderd meter dichter bij het
stadscentrum. Een foto
boven de tekst vertoont kroonprins Leopold, de latere koning Leopold III. Hij
bezoekt samen met andere prominenten de executieplaats in 1923. We lezen
vervolgens: Om elf uur s avonds werd een groep van tientallen
gijzelaars de stad uitgeleid, naar deze plek. Ze werden geboeid en moesten op
de grond gaan liggen. Om kwart voor zes de volgende ochtend moesten ze in rijen
van drie gaan staan. Een Duitse officier wees in elke rij willekeurig een
slachtoffer aan. Zij werden naar de voet van de helling geleid en doodgeschoten.
Eerst waren burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn zoon Louis aan de
beurt; daarna 26 anderen, onder wie een gewonde soldaat. De lijken werden in
een kuil gegooid. De andere gegijzelden, die al die tijd met hun rug naar de
executies hadden gestaan, mochten terug naar huis: opgelucht omdat ze het
overleefd hadden, maar in shock door wat ze hadden meegemaakt.
Schuin
achter de gedenkzuil staat het St-Rochusmemoriaal. De herdenkingskapel werd in
1965 gebouwd op initiatief van Jozef De Vroey, een Aarschotse priester wiens
vader één van de slachtoffers was. In het voorportaal staat Christus op de
koude steen, een houten beeld uit de 16de eeuw dat zwaar beschadigd raakte
toen Duitse soldaten de Onze-Lieve-Vrouwekerk in brand wilden steken. Het
standbeeld van de Mijmering, een geknielde man op sokkel, is een kunstwerk
van G. Wouters. Een bordje verklaart: 19 en 20 augustus 1914. Wij
hebben de schuldigen vergeven, de slachtoffers vergeten wij niet.
We rijden
verder langs de Leuvensesteenweg het centrum van Aarschot binnen. Tijdens de
beide wereldoorlogen werd de stad zwaar geteisterd. Bij de kapel houden we halt. De Ommegangkapel Weg om is een
Onze-Lieve-Vrouwekapel en heeft als opschrift: Hersteld in 1989. Ze is echter
ouder. Het interieur is prachtig. Geschilderde muren met notenbalken en
muzieknoten. Verschillende plastieken bloemen kleuren de kapel op, waar de
maagd centraal staat. Naast één van de vroegere poortopeningen van het
begijnhof staan de gerestaureerde s Hertogenmolens over de Demer. Via een
waterschot kan het water tegen gehouden worden. Begin 16de eeuw draaiden hier
verscheidene watermolens. De graan- en moutmolens kregen een militaire functie.
Elk schip dat wilde passeren moest tol betalen. Nu zijn er een Brasserie,
feestzaal en seminarie in ondergebracht. Er zijn wegenwerken aan de gang. Maar
is dat niet overal? Bij de restauratie van het complex is nog veel
ijzerzandsteen gebruikt.
Aarschot is
één van de Martelaarsteden: zeven steden in Vlaanderen en Wallonië die
bijzonder zwaar getroffen werden tijdens de Duitse opmars in 1914. Over heel
België werden ongeveer 5.500 burgers het slachtoffer van Duitse wraakacties. We
stallen ons stalen ros onder de booggang van het begijnhof. We gaan te voet de
bezienswaardigheden verkennen. Het begijnhof werd opgericht in 1259 door
Hendrik III, door brand verwoest in 1543, herbouwd in 1635, aangeslagen in 1797.
In 1944 werd het hof verwoest door de geallieerde bombardementen. In 1955 vond
de eerste steenlegging plaats voor de wederopbouw en in 1960 vond de
inhuldiging plaats. De overblijvende huisjes werden gerestaureerd in 1998. Thans
wordt het complex uitgebaat door het OCMW en bewonen de bejaarden de huisjes. Boven
elke ingangsdeur prijkt een Heiligen beeldje. Op het grasplein pronkt het
Begijntje. De majestueuze kerktoren toornt hoog boven de bomen en huizen uit.
Het plantsoen tegen de straat is van architecturele waarde. De verschillende
bomen komen prachtig tot hun recht. De bloemen bloeien nog weelderig hoewel de
herfst voor de deur staat. De kleine kapel met het Heilig Kruis scoort hoge
toppen. Het Christusbeeld hangt aan het kruis, maar dat heeft niet altijd zo
geweest. Twee muurtegels brengen verklaring: Vereerd meer dan 300
jaren werd dit Kruisbeeld misdadig verminkt in den nacht van 8 april 1912. Het tweede steentje vermeld: In
den Demer teruggevonden werd het door t Aarschotsch volk in eere hersteld op
28 april 1912. De kapel
wordt gebruikt door de plantsoendienst om materiaal in te stallen.
Tussen het
begijnhof en de kerk staat het voormalige Cantorijkasteel. Hier woonde vroeger
de Cantor, kanunnik en voorzanger. Het gebouw werd gesloopt in 1890 en een
kasteel in Vlaamse stijl werd opgetrokken dat nu dienst doet als Vredegerecht. Tijdens
WOII eisten de Duitsers het gebouw op en in 1944 nam de generale staf van de
Waffen-SS er zijn intrek. In dat jaar
bombardeerden de geallieerde luchtmacht het gebouw. Na de oorlog werd het
heropgebouwd. In 1984 kocht de Belgische staat het pand en restaureerde het tot
een vredegerecht en BTW kantoor. Het standbeeld van De Magister in de
voortuin is van de hand van Marcel van Ouytsel.
Bij de O.L.Vrouwekerk
van Aarschot vinden we infopaneel 3. Op de foto poseren Duitse soldaten voor de
ingang van de kerk. Achter hun zijn kerkstoelen opgestapeld. Het opschrift, van
de foto luidt: Duitse soldaten hebben met kerkstoelen een
brandstapel gebouwd. We
lezen verder: Kazerne, stal en gevangenis. De
O.L.Vrouwekerk is al sinds de middeleeuwen de grootste en mooiste kerk van
Aarschot. Op 20 augustus 1914, een dag na de dramatische schietpartij op de
Grote Markt, werd ze geplunderd. Schilderijen werden gestolen, offerblokken
opengebroken, glasramen vernield. Tot vijf keer toe probeerden de Duitsers de
kerk in brand te steken. Na 20 augustus deed de kerk drie maanden dienst als
paardenstal, kazerne en gevangenis. De Duitsers hadden de stad laten ontruimen:
iedereen die zich nog op straat vertoonde, werd opgesloten in de kerk. Algauw
zaten er honderden gijzelaars. Een kleine gebedsruimte werd zelfs gebruikt als
bordeel. Na een week werd een grote groep gedeporteerd naar Duitsland; de rest,
vooral vrouwen en kinderen, mocht gaan. In de dagen en weken daarna werden nog
honderden andere gevangenen in de kerk opgesloten. De gedeporteerden zouden hun
huis vaak pas maanden later terugzien. Als ze geluk hadden, stond het nog overeind. Een Belgische soldaat schreef in
zijn dagboek: Er waren ongeveer honderdtwintig mannen en
vrouwen. Geen kinderen. Zes of acht waren dood. Ze zeiden dat ze twee of drie
weken geleden waren opgesloten. Ze
waren de tel kwijt. Ze zeiden dat de Duitsers hun om de vier dagen zwart brood
en water hadden gegeven, en dan nog zeer weinig.
De O.L.Vrouwekerk
is niet toegankelijk voor toerisme. Ze dateert van begin de 14de eeuw en werd
pas voltooid in 1453. De ijzerzandsteen werd gewonnen in het Hageland. De toren
is gebouwd in 1574, nadat een bliksem in 1572de torenspits verwoestte. Zij heeft een hoogte van 85 meter. De gaten in
de stenen getuigen nog steeds van een felle strijd tijdens de oorlogen. Rechts
naast de hoofdingang staan oude graftombes. De middelste is van Jacob Picard,
de ontwerper van de kerk in 1337. Een kleine grafzerk is van de onderpastoor
van de parochie. Overleden op 62 jarige leeftijd. Het H. Hartbeeld staat op een
plein, tegenover de kerk, in de schaduw van enkele oude bomen. Achteraan de
kerk staat het bronzen beeld van St-Rochus. Een pelgrim. De wandelstok in de
hand en de St-Jacobsschelpen om de nek.
In het
stadspark is men momenteel bezig met renovatiewerken aan het Capucijnenklooster
dat dateert van 1688. Het voormalige klooster en de aanpalende hovenierswoning
worden omgebouwd tot een vergader- en conferentiecomplex. Op de vernieuwde kiosk
zitten de studenten uit te blazen na enkele uren op de schoolbanken te hebben
gezeten. Het
Beeltenis van O.L.Vrouw van Aarschot is een gebeeldhouwd werk van Tony Luc
Blickx, onthuld op 15 augustus 1949.Ook
hier in het park bloeien de bloemen nog op hun best. Ze geven geen enkel teken van de naderende
herfst. Opzij van de kiosk staat het monument van kunstschilder Pieter J.
Verhaghen (1728-1811). Hij was een natuurtalent en verhuisde van zijn
geboortegrond Aarschot naar het mondainere Leuven. Langs de halfronde Drossaerdepoort,
gebouwd in 1470 en herbouwd in 1982, verlaten we het stadspark en slaan
linksaf. De oude Waterpompop het plein
is een armpomp van 1776 met een Kasseistamper uit de 20ste eeuw. Kasseistamper
is een spotnaam voor de Aarschottenaars. Op de Grote Markt staat de grote
monumentale waterpomp van 1710 op een waterput die nog van voor 1585 dateert. Vele
huizen gingen tijdens WOI in vlammen op en werden in Vlaamse stijl
heropgebouwd. Tegen de muur van de plaatselijke bank staat infobord 2met als
titel: De
lont in het kruitvat. In het bankgebouw op de hoek van de Martelarenstraat
woonde in 1914 Jozef Tielemans, brouwer en burgemeester van Aarschot. Aan de
Marktzijde had het huis een balkon, en op dat balkon voltrok zich de eerste
akte van een drama dat aan 171 Aarschottenaren het leven zou kosten. In de
ochtend van 19 augustus 1914 trokken Duitse eenheden de stad binnen. Hun
bevelhebber, kolonel Stenger, nam zijn intrek in het huis van burgemeester
Tielemans. Rond zes uur stond de kolonel met twee officieren op het balkon.
Opeens klonk er een schot. Er ontstond paniek, en twintig minuten lang werd er
in het wilde weg geschoten. Daarbij werd kolonel Stenger dodelijk getroffen. Nu
weten we dat de gehate kolonel wellicht werd gedood door één van zijn eigen
soldaten, maar in 1914 dachten de Duitsers aan Francs-tireurs, gewapende
burgers. Uit wraak staken ze honderden huizen in brand en dreven ze de bewoners
naar de Grote Markt. Daar werden de gijzelaars bedreigd en mishandeld. Er
werden ook vrouwen verkracht. Later die avond en nacht werden twee groepen
mannen de stad uit geleid. Daar werden tientallen van hen geëxecuteerd. Bij de
slachtoffers: burgemeester Tielemans, zijn broer Emiel en zijn vijftienjarige
zoon Louis.Een getuige van 13 jaar vermeldt: De
soldaten zeiden dat ze kanonnen op ons zouden richten en ons zouden
doodschieten. Ze dreven ons zo dicht bij elkaar dat we naar adem hapten. Langs
de kant van de apotheker staken ze al de huizen in brand. Nu gaan wij jullie
in die brandende huizen duwen, riepen ze. De woorden van Clementine De Leender zinderen nog lang na.
Het oude stadhuis werd op 16 september 1914 door brand verwoest. Op deze plek
staat nu het monument voor de gesneuvelden. Het herdenkt de helden van beide
wereldoorlogen. De namen werden netjes links en rechts van de obelisk in de
arduinen muur gebeiteld.
Het is vrij
rustig op de Grote Markt. De vele terrasjes maken het gezellig. Enkele stoelen
zijn bezet door mensen die van de zon en elkaars gezelschap genieten. De
parasols behoeden de mensen van de brandende zon. Ook hier vinden we de hoge woningen
met trapgevels. Op de hoek staat
het monument van de Demerwachter. Een geschenk van Lions Club Aarschot aan de
bewoners van de stad op 8 oktober 1995. Gemaakt door de beeldhouwer Roland
Rens. De gotische St-Rochustoren, naast het monument, draagt het wapenschild
van Aarschot. Hij dateert van de 14de eeuw en is gebouwd in ijzerzandsteen. De
toren diende in de 18de eeuw als gevangenis, folter- en gijzelkamer. De ingang
zit een beetje onder het straatniveau.
Voorbij het
moderne glazen stadhuis wandelen we over de brug die de Demer overspant en
gaan linksaf. De rivier stroomt snel. Wie hier wil kajakken moet zeker ervaring
hebben. Stroomopwaarts roeien zit er niet in. Als hier mag gekajakt worden
uiteraard. De jonge en de vis wordt Demerdromen genoemd, een beeld van M.
Ceulemans. Op de middenberm van de Pastoor Dergentlaan staat de gedenksteen van
de pastoor uit Gelrode. Op deze plek werd hij dood geschoten. Op de arduinen
steen staat de tekst: Z.E.H. Dergent J. Pastoor van Gelrode. Op 27
augustus 1914 neergeschoten uit haat tegen het recht, hij viel in dienst van
zijn parochie, zijn vaderland en zijn Heer.
We komen
terug bij het voormalige begijnhof. Middag is reeds gepasseerd en we picknicken
op een zitbank in de mooie tuin. Genietend van de zon.
Met de
fietsen rijden we langs de Demer. Linksaf, rechts en dan via de Nieuwstraat
naar de Maaldersstraat. Een stevige klim naar boven. Te voet gaat het gemakkelijker.
De Orleanstoren op
de Kouterberg was een hoektoren van de stadsomheining in de 13de-eeuw. Volgens
de legende van Julius Ceasar was het hier dat de keizer met zijn boog een arend
neerschoot, zijn bek was afgeschoten en Aurelianis, de neef van Julius Ceasar,
noemde deze plaats Bekaf. Julius was gevleid door de mooie woorden en
beloonde hem op zijn beurt door hier een vestiging te bouwen, de Aurelianstoren
welke later Orleanstoren werd en Bekaf werd eerst Arendschot, daarna Aarschot. Op
enkele fotos was te zien dat men de toren kon bestijgen en mooie panoramazichten
kon fotograferen. Nu is de toegang afgesloten. Door de schietgaten zien we nog
de aluminium draaitrap. Grote, dikke takken van de omringende bomen overschaduwen
de toren. Insecten komen ongevraagd op je huid zitten en doorboren je met hun
angel. Na de toren rijden we terug richting centrum. Terug de Demer over tot
bij het monument van pater Jozef Raskin (1892-1943). Een arduinen
herdenkingssteen werd in de sokkel gemetst waarop staat: Aan
Pater Jozef Raskin. Missionaris van Scheut. Vuurkruiser 1914 18.
Legeraalmoezenier 1940. Wegens Vaderlandslievend Verzet onthoofd te Dortmund op
18 oktober 1943. Het
standbeeld werd ontworpen door Tony Luc Blickx. Door wegenwerken moeten we
omrijden en stoppen bij een kapel, dat we anders gemist zouden hebben. Een oude
kapel. Een groot Heiligenbeeld van Maria met twee engeltjes en vele plastiek
bloemen.
We rijden
naast de spoorweg. We wijken af naar knooppunt 48 en houden halt bij de
begraafplaats Ourodenberg van Aarschot, met Belgische gesneuvelden van beide wereld
oorlogen. Hoge sparren sieren de inkom. Een hoge zuil met een opschrift: Aarschot
dank de helden van het 6de, 9de en 26ste linieregiment uit de Wereldoorlog 1914
1918. Verderop is paneel
nr 1: Hier,
op de stedelijke begraafplaats van Ourodenberg, liggen sinds 1914 tientallen
slachtoffers van de Slag bij Aarschot en van de Duitse gruweldaden in de uren
en dagen daarna. Midden op de begraafplaats bevindt zich het ereperk. Daar
liggen 92 militairen die gesneuveld zijn tijdens de Slag bij Aarschot: een kort
maar bloedig gevecht tussen het Duitse leger en een Belgische achterhoede, in
de ochtend van 19 augustus 1914. Aanvankelijk lagen er ook Duitse slachtoffers,
maar die later elders begraven. Behalve soldaten zijn in het ereperk niet
minder dan 119 burgers begraven. Meestal gaat het om inwoners van Ourodenberg
en Aarschot die door de Duitsers zijn vermoord. De meeste doden werden eind 1914 opgegraven
waar ze gevallen waren en hierheen gebracht. Enkele slachtoffers dikwijls
bemiddelde, Franstalige notabelen liggen elders op deze begraafplaats in een
familiegraf. Die graven zijn te herkennen aan een stenen plaatje met een lelie,
het wapen van de stad Aarschot. Eén grafsteen nu niet langer te zien met
het opschrift: laffelijk vermoord door de Duitsers werd in 1940 door de
familie weggehaald. De Duitsers waren toen net voor de tweede keer België
binnengevallen, en ongetwijfeld waren de nabestaanden bang voor nieuwe
represailles.
Tegen de
muur van de begraafplaats werd een monument geplaatst voor de zusters van het
Sancta Maria instituut te Aarschot. Hun namen werden links en rechts van de
grafzerk vereeuwigd in arduinen platen. De laatste zuster werd hier begraven in
2003.
De molen is
totaal verwaarloosd. De wieken rotten weg. De witte romp is grauw en grijs
geworden. Alleen het wapenschild van de stad heeft nog zijn kleuren. Het
reclamepaneel van Duvel heeft niet gebaad. De aangebouwde herberg staat al
jaren leeg. De gordijnen zijn dicht achter de vuile ramen. Op de oprit en parking
groeit het onkruid een meter hoog.
Opdat we een
kortere weg nemen naar het station van Aarschot, vinden we een wegwijzer naar
de Lourdesgrot in de Meetshovense bossen. Daar rijden we dan naar toe. Het 60ha
groot natuurgebied is gekend als wandel- en speelbos. Het Grotteke van
Meetshoven werd gebouwd vanaf 1934 door Jef Van Dessel. De vele zitbanken
laten uitschijnen dat hier nog geregeld diensten worden gehouden. Bovenop de
grot staat de Calvarieberg.Dankbetuigingen
werden tegen de grot bevestigt: Bedankt voor bekomen gunsten en Dank aan Onze
Lieve Vrouw om er maar enkelen te noemen. In een andere grot staan
verschillende Heilige beelden. Bouwjaar 1937. Mooi gerestaureerde kapellen. In
deze kapel huizen de drie maagden met hun moeder. Gelukkig achter slot en
grendel. Het is warm. In de zon is het over de 25°. Ons drinken is allemaal op.
Het wordt tijd dat we een terras tegenkomen om even te verpozen. We rijden een
klein stuk terug en volgen knppnt 10.
Bij knppnt 9 volgen we het jaagpad langs de
Demer stroomafwaarts. Hier wordt massaal gefietst, vooral door veteranen.
Rechts hectaren landbouwgrond met maïs, soms afgeboord met enkele bomen. Bij
knppnt 92 dwarsen we een drukke straat die naar Betekom leidt. Op een bord
heeft men fotos geplaatst van vroeger. Hoe het hier vroeger uitzag. Een
jaartal staat er echter niet bij. Veel is er niet veranderd. Enkel de brug, die
kon men toen ophalen om koopvaardij schepen te laten passeren. We blijven de
rivier volgen over 4,8km tot knppnt 67. Dan dwarsen we de Demer over een houten
brug, en laten Hellicht rechts liggen. We rijden richting Rotselaar. Bij taverne Torenhoven stappen we van onze
fietsen om het nuttige met het aangename te combineren. Daar tegenover werd de
Donjon Terheyden gebouwd. Een infobord legt uit: Toren
ter Heiden. De toren is een donjon of woontoren, in het midden van de 14de
eeuw als statussymbool gebouwd door ridder Gerard Vander Heiden, leenman van de
heer van Rotselaar, drossaard van Brabant en door huwelijk heer van Boutersem.
De bakstenen toren telt 5 verdiepingen, onderling verbonden door een
wenteltrap. Hij is gebouwd op een grondplan in de vorm van een Grieks kruis. De
toegang bevindt zich op de eerste verdieping en was oorspronkelijk bereikbaar
via een ophaalbrug. De sierlijke dakverdieping werd in 1620 gebouwd op de
oorspronkelijke open weergang. De muurbekleding in witte zandsteen en ijzerzandsteen
dateert van 1870. In 1631 werd het achterliggende woonhuis gebouwd in Vlaamse
renaissancestijl. De schoorsteen is een stille getuige van brouwerij De
Toren. Door de familie Smedts werd hier in de periode 1870 1939 bier
gebrouwen met klinkende namen: Faro, Dik-kop, Wit-kop, Idéal sterk, Dubbel
Diesters en Aerschotse Bruine. De toren Ter Heiden is een beschermd monument
sinds 3/7/1942. Het achterliggende natuur-, sport- en recreatiegebied is
genoemd naar de toren, symbool en trots van de gemeente Rotselaar.
Om 18:15u
rijden we verder. Het was heerlijk toeven op het tuinterras met een St-Jacobsbier
en een heerlijke maaltijd. Verder naar knppnt 66. Op enkele huizen, of een
eenzame hoeve na fietsen we tussen weilanden met een gevarieerde groententeelt.
De zon schijnt nog hoewel ze nu lange schaduwen geeft. De dagen zijn korter
geworden. Aan ons volgende knppnt moeten we de spoorweg onderdoor. We naderen
Wezemaal. Door een grinddreef met oude statige beuken rijden we tot aan een
kleine abdijkapel, van een voormalig klooster. Het is nu een enorme uitgebreide
school. Vlak voor Wezemaal moeten we rechtsaf in Kerkebroek. Tussen hoge groene
bomen fietsen we over de asfaltbaan. Hoe later het wordt, hoe frisser. We
trekken onze trui aan. Door het centrum van Wezemaal naar deSt-Maartenskerk. Een gotisch gebouw van
lokale ijzerzandsteen. Na de omgrachte norbertijnen pastorie uit 1924 vinden we
infopaneel nr 7 en lezen we: Je
staat hier bij het monument voor de Wezemaalse slachtoffers van de beide
wereldoorlogen. Elk dorp in de
wijde omgeving heeft zon monument, en daar is een reden voor: de dorpen van
het Hageland hebben zwaar geleden, vooral bij de Duitse inval in 1914. Op 19
augustus 1914 verschenen de eerste Duitsers in Wezemaal. Ze staken 46 huizen in brand en
vermoordden twee inwoners onder hen de hoogbejaarde pastoorsmeid, die zich
uit angst in de struiken had verstopt. Op 25 augustus vertrokken de Duitsers
opeens weer. Ze moesten het Belgisch leger afslaan, dat hen vanuit Antwerpen in
de flank had aangevallen. Twee
dagen later waren ze terug in Wezemaal. Ze begonnen een ware klopjacht. Mannen,
vrouwen en kinderen werden opgesloten in de kerk. Daar bleven ze twee dagen en nachten.
Toen moesten ze te voet naar Nossegem, waar ze op de trein naar Duitsland
werden gezet. Hoe het hen daar verging, lees je op het informatiepaneel bij de
kapel. De
gemeentesecretaris van Wezemaal Jacobus Verhaegen schreef in zijn dagboek: Op
donderdag 27 augustus ten elf ure voormiddag werd k door twee Duitsers uit mijn
huis naar de kerk gejaagd. Mijn noenmaal
was gereed maar ik moest het onaangeroerd laten. Den 29 augustus s morgens ten
4 ure werd de kerkpoort geopend. Wij moesten vertrekken. Waarheen, niemand wist
het!Over de gijzeling in de kerk, vertelden
pastoor Heylen en onderpastoor Celis het volgende: Tegen
de avond was de kerk al vol, en nog bracht men mannen van Rotselaar, Gelrode,
Nieuwrode, zelfs van Wijgmaal en Herent. We bleven zo met rond de 700 man
(waarvan 332 van Wezemaal) bijna zonder eten of drinken in de kerk van
donderdag tot zaterdagmorgen rond half vijf. Dan werden wij op rijen van vier
geplaatst tussen een haag van soldaten die ons beschimpten en stampten en
sloegen. Op het bord staat een oude foto
afgebeeld met een windmolen. De tekst eronder luidt: Aan
de oostkant van Wezemaal, verscholen achter de huizen, ligt de wijngaardberg.
Boven op die berg stond vroeger een windmolen. Die werd in 1914 door het
Belgisch leger vernietigd om te verhinderen dat de Duitsers hem als uitkijkpost
zouden gebruiken. Voor het vroegere molenaarshuis in de Kerzestraat staat een
replica.
Op de herdenkingszuil
staan de namen van burgers die in Duitsland overleden zijn in 1914-1918. Op de
zijkant worden de vermoorde burgers herdacht van 14-18. En achteraan staan de
namen van de oorlogsslachtoffers van 40-45. Op de begraafplaats van Wezemaal rusten
Oud-Strijders van de Tweede Wereldoorlog. Ons infopaneel 6 zien we niet
onmiddellijk staan. Het moet nochtans hier in de buurt zijn. De kapel van
O.L.Vrouw van Bijstand, staat voor de Wijngaardberg. Een mooie grote kapel die
prachtig onderhouden is. De deur staat wagenwijd open. Alles mag gezien worden.
Veel lichtinval langs de zijkanten. Vanaf hier hebben we enkele jaren geleden
een stevige wandeling gemaakt naar de top van de Wijngaardberg. Het was toen
heel warm en het was afzien. Een mooie wandeling. Aan de overzijde, op de
kleine parking van de begraafplaats staat paneel nr 6: Op
transport naar Duitsland. Op de begraafplaats van Wezemaal, aan de overkant van
de Beninkstraat, bevindt zich een monument voor een vergeten groep slachtoffers
van de Eerste Wereldoorlog: de burgers die werden gedeporteerd naar Duitsland
en niet levend terugkeerden. In augustus 1914 werden niet minder dan 328 van de
zowat 2.000 inwoners van Wezemaal naar Duitsland gevoerd. Ze werden er maanden
in verschrikkelijke omstandigheden vastgehouden in het gevangenenkamp van
Munster. De foto
onderaan toont een grafzerk: Het lijkt een grafsteen, maar er ligt
niemand onder. Graf nummer 16 van rij 13 is een monument voor vijf mannen van
Wezemaal die zijn omgekomen in het gevangenenkamp van Munster. In het kamp van Munster werden
meer dan 20.000 buitenlandse burgers en soldaten opgesloten. De
gevangenenkampen van WOI waren moeilijk te vergelijken met de concentratie- en
uitroeiingskampen van WOII, maar toch kwamen 13 burgers van Wezemaal niet
levend terug: zes werden doodgeschoten, zeven stierven door ziekte en
ontbering. Gemeentesecretaris Jacobus Verhaegen was één van de 328 weggevoerde
Wezemaalnaars. We lezen: Den eersten nacht meenden wij dat er
niemand van ons s morgens nog zou geleefd hebben. Zeven onzer dorpsgenoten
werden zonder reden doodgeschoten. Er werd daar tussen de hoop geschoten zoals
hier de mussen geschoten worden. Ook pastoor Heylen en onderpastoor Celis waren twee
gedeporteerden. Ze schreven in hun dagboek over hun aankomst in het kamp van
Munster: We werden door de soldaten in een grote donkere
paardenstal gestuurd. Van eten of drinken, zelfs van water was er geen sprake.
We legden ons neer op het weinige strooi dat er was, en waren reeds zo half
ingeslapen toen opeens als het ware een paard met volle geweld de stal werd
rondgejaagd. Maar t waren Duitse soldaten die als wilden de stal waren
binnengevlogen, en die ongelukkige gans afgematte sukkelaars sloegen en
stampten zoveel ze konden en dan schoot men op die mensen.
Het laatste
stuk naar Gelrode is zwaar. In het westen kleurt de ondergaande zon rood en
geel. Vanaf knppnt 63 fietsen we langs de snelweg E314. Een hels lawaai van
voorbijrazende voertuigen. Het gaat tevens heuvelop langs een grote
appelplantage. Links van ons weilanden met paarden en op de achtergrond de
donkere bossen van Kloesebos. Hectaren maïs staat nog te wachten om afgereden
te worden. Werk aan de winkel. Om 19:45 arriveren we terug in Gelrode. Tot
schrijfs.
Zondag 14
september 2014 vertrekken we vanuit Ekeren. Bij de afrit van Zemst slaan we
linksaf. De boordcomputer geeft slechts 17° aan. De zon krijgt geen kans om door
de dikke wolken te dringen. We hopen toch dat ze haar best zal doen en niet
wacht tot vanmiddag, zoals gisteren. Toen was het eerst twaalf uur toen ze door
het wolkendek heen brak. We kunnen
alleen maar hopen. Vandaag fietsen we langs de Dijlelinie fietsroute. Op deze
manier duiken we in de oorlogsgeschiedenis van de provincie Vlaams-Brabant. Na
de terugtrekking in de fortengordel rond Antwerpen gaf koning Albert het bevel
om enkele uitvallen te doen en zo de druk op de Franse troepen rond Bergen te
minderen. Bij de eerste uitval van 24 tot 26 augustus 1914 raakten de Belgen
tot in Zemst, Wespelaar en Imde. Bij de tweede uitval van 9 tot 13 september
1914 baande het Belgische leger zich een weg tot Rotselaar en Aarschot. De
fietsroute is oorspronkelijk 91 kilometer lang. Wij maken er drie lussen van
die ons langs bestaande knooppunten, door enkele gezellige gemeenten, loodst
met informatieve buitenpanelen. Vandaag vertrekken we vanuit Boortmeerbeek dat
tijdens WOI bezet werd door de Krefelder Landsturm. De Landsturm was een korps
van reservesoldaten, die in het dagelijks leven gewone burgers waren. Omdat ze
minder goed getraind waren dan de echte stoottroepen, en meestal ook wat ouder,
werd er vaak de spot met hen gedreven. In Boortmeerbeek verbleven ze aan het
station.
We parkeren op
het dorpsplein. Boortmeerbeek ligt op de grens van de zuiderkempen en de
Brabantse leemstreek. De natuurgebieden Broek en Pikhakendonk maken deel
uit van deze gemeente. Het uniek landschap werd door de eeuwen heen door de
Dijle gevormd. De Sint-Antoniuskerk werd
heropgebouwd in 1924 nadat ulanen haar bij het begin van WOI afbranden. In de
toren hangen drie klokken die net beginnen te luiden. Om 11:00u is er een
eredienst en op deze manier weten de parochianen dat ze verwacht worden. De
deur staat open, we kunnen het interieur nog bezoeken. De vele
glas-in-loodramen dateren van 1925 en 1950. Ze maken de kerk te donker.
Vlak naast
de kerk staat onze eerste infozuil, nr 26. Ik lees: Op 18 augustus
1914 moest koning Albert zijn leger noodgedwongen terugtrekken naar Antwerpen.
Hij wilde de Duitsers echter niet zomaar vrije doortocht verlenen, en vanuit
Antwerpen viel hij ze tot twee keer toe in de flank aan. Telkens lag
Boortmeerbeek in de vuurlijn. Tijdens de eerste uitval, eind augustus 1914,
werd Boortmeerbeek zwaar beschoten door de Duitse en de Belgische artillerie.
In de nasleep van de gevechten staken Duitse troepen het gemeentehuis in brand.
Daarbij ging het archief in vlammen op. Na de oorlog werd het gemeentehuis
heropgebouwd; het is nu het wijkbureau van de politie. Tijdens de tweede
uitval, begin september, werd Boortmeerbeek opnieuw beschoten. Op 16 september
staken Duitse troepen de St-Antoniuskerk in brand- een monument uit 1610, met
een fraaie arduinen torenspits. De volgende dag bliezen ze de
kerktoren op. Dat deden strijdende legers in die tijd wel vaker: zo wilden ze
vermijden dat kerktorens door de vijand gebruikt werden als uitkijkpost, of als
richtpunt voor artilleriebeschietingen.
Naast de kerk
staat het monument voor de gesneuvelden. Dit monument herdenkt de inwoners van
Boortmeerbeek die zijn omgekomen tijdens de beide Wereldoorlogen. Tegenover het
plein staat een stijlvolle villa met een sierlijk torentje. Hier was het
gemeentehuis gevestigd dat nu dienst doet als politiebureel. Het nieuwe
administratieve centrum van 1988 staat op de plaats van de oude pastorie.
Als we
willen vertrekken zie ik dat er een lange schoenveter rond het tandwiel van
bommas fiets is gedraaid. Door aan de pedalen te draaien komt niet alleen de
veter los maar ook de ketting draait van het tandwiel. Ik denk erover na om de VAB
te laten komen. We zijn ervoor verzekerd. Maar dan moeten we misschien nog lang
wachten. Ik probeer het zelf en het lukt me toch om de ketting terug op de as
te krijgen. Dan zijn we echt vertrokken.
We rijden
naar het station van Boortmeerbeek. De bruin rood metalen zuil is een sober gedenkteken
van staal en werd in 1993 opgericht. De drie handen staan symbool voor: Verzet,
hoop en solidariteit. In het verroeste monument werd een tekst gegraveerd in
vier landstalen: Nederlands, Frans, Duits en het Jiddisch. Er staat: Vriend
voorbijganger, toon eerbied voor deze heldhaftige handen. Zij hebben hen gered,
die door de krachten van het kwaad naar de hel werden gezonden. Achteraan lezen we nog de tekst: Dit monument is
een symbool en een geheugenbaken in de strijd tegen elke volkerenmoord. Het is
opgericht als eerbetoon aan Robert Maistriau, Georges Livschitz en Jean
Franklemon die met onverzettelijke moed streden tegen de wreedheid en de
barbaarsheid van de onverdraagzaamheid.
Een
wegwijzer wijst richting spoorweg naar het Dossin monument. Dat zien we
straks bij onze terugkomst. We volgen knppnt 41 door de Pastorijstraat. Voorbij
de spoorweg staat ons knooppunt. We moeten knppnt 77 hebben en dat staat er
niet bij. De fietsknooppunten zijn ondertussen alweer verandert. Ons plan
erbij. We kunnen ons niet goed oriënteren. Niemand in de buurt om uitleg te
vragen. Een klein bord vertelt dat de nummers 41, 77 en 44 verandert zijn, maar
hoe we nu moeten rijden is niet duidelijk. Ons Rina stelt voor om gewoon
rechtdoor te rijden tot we opnieuw een knooppunt-bord tegenkomen. Ik heb geen
ander alternatief en volg. We rijden voorbij de begraafplaats en zien enkele
zerken van soldaten. We stoppen en betreden de begraafplaats. We bezoeken het
monument en Ereveld van de Veteranen van beide Wereldoorlogen. Op sommige
zerken hebben familieleden een foto bijgezet van de overledene.
We verlaten
de begraafplaats en ik spreek een lokale burger aan die net de begraafplaats
wil betreden. Volgens ons plan moeten we richting de Dijle. Dus: -Rijden wij
richting de Dijle, meneer? Vraag ik hem en wijs naar links. Het antwoord is
bevestigend en volle moed fietsen we verder. Plots vertelt een bord dat we
Rijmenam binnen rijden. Terug ons plan ontplooien en dan zien we onze fout.
Oke, mijn fout. Ik vroeg naar de Dijle, en dat was verkeerd. Inderdaad, de
Dijle ligt vlak voor ons, maar wij moeten bij het kanaal Leuven-Dijle zijn.
Fietsen draaien en terug. Niets aan te doen. Terug naar knppnt 41, bij de
spoorweg brug. Onder de brug door en zien dan een bord staan met knppnt 77.
Eureka!
Aan de
Leuvensesteenweg moeten we rechtsaf. Normaal is dat na het bord. We rijden dus
wat verder, maar er is geen straat meer naar rechts. Terug dus en de eerste
straat linksaf. We dwarsen het kanaal en vervolgen knppnt 44. Na de vele
weilanden met alle soorten van runderen rijden we door het Steentjesbos. Een
welgekomen afwisseling. Asfalt wordt kiezel dat onder onze wielen alle kanten
opvliegt. Dorre bladeren liggen op ons fietspad. De herfst zet zich stillaan
in. Een infobord legt uit: Het steentjesbos ontleent haar naam aan debospaden geplaveid met resterende
stukken steen van een Gallo-Romeinse gebouwencomplex. In het Steentjesbos
groeien vooral eiken. Voorjaarsbloeiers zoals bosanemonen en meiklokjes kleuren
de bosbodem in de vroege lente. Soms hoor je de bonte specht lachen of met zijn
snavel hameren op de bomen op zoek naar insecten. Het bos vormt een onmisbare
schakel in een groter netwerk van bossen zoals het Hellebos-Rotbos, het Weisetterbos,
het Schiplakenbos en het noordelijke Vriezenbroek. Binnenkort loopt hier een
project om een groene corridor te ontwikkelen van Kampenhout tot Winksele.
Spechten, eekhoorns en vleermuizen genieten van dit afwisselende gebied.
Hopelijk krijgt ook de sleedoornpage, een gemeentelijke koestersoort, zijn plek
in dit gebied. Na de
uitgesneden boomstam met vlinder en bosduif rijden we op een bospad tussen
loofbomen. We worden meteen opgeslokt door een heerlijk stuk natuur. De lucht
hangt nog vol vogelgeluiden. De bladeren zorgen straks voor schitterende
herfstkleuren. Onbewust speur ik de grond af naar paddenstoelen.
Na het bos vinden
we paneel 23 waarop we lezen: Op 18 augustus 1914 besliste koning Albert het
Belgische leger terug te trekken naar Antwerpen. Daar zat het voorlopig veilig
achter een stevige fortengordel. Bovendien was Antwerpen de ideale uitvalsbasis
om de Duitsers in de flank aan te vallen. Dat deden Belgische troepen twee
keer. Bij de eerste aanval, op 25 en 26 augustus 1914, lag het Steentjesbos
recht in de vuurlijn. Je kunt nog altijd zien waar het front die 25ste augustus
liep: langs de zuidrand van de bossen van Schiplaken tot de meest
noordwestelijke punt van het Steentjesbos. Over een afstand van 2,5 kilometer
lagen zeven Belgische bataljons, maar in de chaos hadden die het contact met
elkaar verloren. Bovendien botsten ze overal op hindernissen: het kanaal
Mechelen-Leuven, drie waterlopen (de Zenne, de Dijle en de Barebeek), de
spoorwegberm en de vijver van Hofstade.De volgende dag, 26 augustus, kreeg het 2de
Regiment Karabiniers het bevel om de vijand aan te vallen. In de vroege ochtend
marcheerden kolonel Biebuyck en zijn mannen naar het Steentjesbos. Om half zes
raakten ze slaags met de Duitsers, die zich hadden ingegraven. Later die
ochtend konden ze enkele tegenaanvallen afslaan, maar uiteindelijk moesten ze
zich terugtrekken. Een
sierlijke houten zitbank van Natuurpunt ernaast nodigt uit voor een eerste kop
koffie.
Onze
grindweg wordt een betonbaan. Links en rechts van ons wei- en landbouwgronden. De bloeiaren van de maïs is donkerbruin
geworden. Er kan geoogst worden. Ook het loof van de aardappelen heeft een
bruin rode kleur. Hectaren aardappelen kunnen gerooid worden. Na knppnt 19 rijden we terug overeen grindpad en duiken weer het bos in en houden
halt bij een privaat-ingang. Er is een kleine kapel gebouwd in natuursteen. Het
ziet groen van het sap van de bomen. Een kaarsje brandt. Rondom vinden we info
over: Vleermuizen
staan regelmatig op postzegels! Maar ook: Een Australische legende. Toen de eerste man en vrouw
geschapen waren, werd hen gezegd weg te blijven van een enorme vleermuis die in
de opening van een grot hing. Met grote nieuwsgierigheid benaderde de vrouw de
vleermuis. Het dier schrok toen het de
vrouw zag en vloog weg. Op die manier kwam de dood, die opgesloten zat in de
grot en bewaakt werd door de vleermuis, vrij. Vanaf dat moment waren de mensen
sterfelijk. Als laatste
info: Mythen,
legenden en bijgeloof. Het Chinese woord Fu betekent zowel vleermuis als
geluk. Ook in landen als Bali, Japan en bij de Mayas in Midden-Amerika zijn
het gelukbrengers. In de oudheid werden ze aan deuren gespijkerd om het boze af
te weren. Aan groen
geen gebrek. Het moet heerlijk zijn om hier te wandelen langsheen de rustige
paden. We worden getroffen door de stilte die slechts onderbroken wordt door
natuurlijke geluiden van de omgeving.
Bij het
kasteel van Schiplaken staat infobord 24 met sprekende beelden. Ze tonen hoe
het kasteel er uitzag voor en na WOI. Triestige fotos. Geplunderd en
in puin geschoten . noemt
het infobord, en verder: Tot de eerste Wereldoorlog stond hier het kasteel
van burggraaf Terlinden, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. Het was
splinternieuw- de familie Terlinden had het pas in 1897 laten bouwen- maar het
zou de eerste oorlogsdagen niet overleven. Op 26 augustus 1914 vielen Duitse
soldaten het kasteel binnen. Ze stalen alles wat los en vast zat. Schapen,
kippen, ezels, zelfs de pauwen werden geslacht en gebraden. Honderden flessen
wijn werden uit de rijk gevulde kelders het terras opgesleept en daar in grote
waskuipen gegoten. Zelfs flessen laxeermiddel gingen de kuipen in. Het mengsel
werd met de pollepel opgedronken. Het gevolg liet zich raden: algauw lagen
stomdronken officieren en schildwachten broederlijk naast elkaar op het gazon.
Na de plundering diende burggraaf Terlinden een klacht in bij de Duitse
bezettingsmacht. Gezien zijn hoge functie mocht hij in de Brusselse magazijnen
van Thurn en Taxis gaan kijken of er geen spullen uit zijn kasteel klaarstonden
voor transport naar Duitsland. Hij vond nog enkele schilderijen, maar de
meubels en het zilverwerk waren spoorloos. Van 11 tot 13 september 1914 werd er
opnieuw hevig gevochten in Schiplaken en omgeving. Het kasteel werd door de
Duitsers in brand gestoken en in puin geschoten. Zelfs de fundamenten werden
geraakt. Heropbouw was onmogelijk, en in 1920 werd een volledig nieuw kasteel
in neoklassieke stijl opgetrokken. Alleen de dienstgebouwen dateren uit de 18de
en 19de eeuw.
Verder naar knppnt
61, We rijden door het Schiplakenbos met overwegend dennenbomen. Er liggen
enkele gerooide bomen tegen de grond. Ontdaan van hun takken zijn ze klaar om
opgeladen te worden. Het bos wordt uitgedund om overblijvende bomen meer licht
te geven. Kruiden, struiken en jonge bomen krijgen daardoor meer kans om te
groeien. Bij de kerk van Schiplaken staat paneel 25 met een triestige foto van
de zwaar beschadigde kerk. We lezen: Op de militaire begraafplaats, rechts
van de kerk, liggen 90 Belgische militairen en officieren die tijdens de
gevechten rond Schiplaken gesneuveld zijn. Het monument, van de hand van de
Brusselse beeldhouwer Caillie, dateert uit 1920. De Heilige-Familiekerk is
vanaf 1899 gebouwd in de toen populaire neogotische stijl. Amper vijftien jaar
later werd ze door Duitse troepen in brand gestoken. Na de oorlog werd ze
heropgebouwd. De kerk van Schiplaken was lang niet de enige die in 1914 werd
vernield of in brand gestoken. De Duitsers deden dat naar
eigen zeggen uit noodzaak: ze wilden niet dat de Belgen kerktorens zouden
gebruiken als uitkijkpost voor hun artillerie of- wanneer de kerk in Duitse
handen was- als richtpunt voor beschietingen. De gevechten in en rond
Schiplaken kostten ook burgers het leven. Op 1 september werden zes inwoners
gevangen genomen door Duitse soldaten. Het waren J.H. Van Rompuy (46),
koster-organist van de kerk: de gebroeders Theofiel (16) en Edward (12) Vandenbrande,
E. Van Horenbeeck (34), de 19 jarige Jan Verbinnen en 36-jarige Edward
Vanderaerschot. Ze werden het laatst gezien toen ze de handen op de rug
gebonden, via de Leuvensesteenweg werden weggeleid in de richting van
Kampenhout. De lichamen van de burgers werden niet teruggevonden en in 1924
werden de zes mannen doodverklaard. In 1943, midden in de volgende
wereldoorlog, werd aan het sas van Kampenhout een viaduct aangelegd. Bij
graafwerken werden toen onder de dansvloer van een café zes geraamtes
opgegraven. Een van hen bleek de sleutel van de kerk van Schiplaken op zak te
hebben: dat was koster Van Rompuy. Meteen was duidelijk wie de vijf anderen
waren. De zes lichamen liggen begraven langs de kerkhofmuur, schuin tegenover
de militaire graven. De sleutel en enkele geldstukken zijn bewaard gebleven.
Het borstbeeld
van Burggraaf Terlinden (1851-1947) staat op zijn sokkel bovenop een vierkant
verhoog van oude kasseien. We betreden de begraafplaats, rechts naast de kerk, tegen
de zijmuur is de herdenkingsmuur van gesneuvelde Helden van Schiplaken. Van
de90 Belgische soldaten van WOI zijn er 14
onbekenden, 47 Karabiniers, gesneuveld op 25/26 augustus 1914. Achter de kerk
staat de Calvarieberg, omgeven door oude en nieuwe graven. Opvallend zijn de
arduinen zerken van de familie Terlinden.
Nabij de
begraafplaats is een zitbank waar we onze meegebrachte boterhammekes nuttigen.
Een kopje koffie gaat er ook wel in. Van zon is nog steeds geen sprake. Het is
nochtans 12:00u. Vanaf knppnt 54 rijden we langs het 30 km lange kanaal
Leuven-Dijle. Gebouwd in 1750 van Leuven via Mechelen tot aan het Zennegat. Vanaf
12:30u breekt dan toch de zon door. Maar het blijft fris naast het water. Onze
jas is nog geen luxe. Rechtsaf over het kanaal voor knppnt 77, dan linksaf
langs het kanaal. 3,4 km ver tot knppnt 20. We houden even halt bij de Boortmeerbeeksluis
van het kanaal. De dubbele schutsluis is van de 18de- eeuw en één van de vijf
schutsluizen van het kanaal. Een infobord vertelt: De stad Leuven
kende vanaf de 16de-eeuw onder meer door de verzanding van de Dijle een
terugval van haar economie. Daarom werd tussen 1750 en 1753 een alternatieve
transportroute aangelegd: het Kanaal Leuven Dijle. De Leuvense Vaart
maakt(e) het binnenland ver oostwaarts bereikbaar via het water en zorgde er zo
mee voor dat België kon uitgroeien tot hét doorvoerland bij uitstek. Behalve op
het vlak van transport bekleedt het eveneens een recreatieve, sociale en
ecologische rol, zodat het een grote meerwaarde creëert voor de omringende
regio. Het vervoer via de waterwegen wordt vandaag gepromoot als volwaardig
alternatief voor het wegvervoer. En met reden: een gemiddeld binnenschip kan in
één reis de lading van tientallen vrachtwagens vervoeren. De scheepvaart levert
daarmee een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het fileprobleem en het
vergroten van de verkeersveiligheid op onze wegen. Daarenboven verbruikt een
schip van alle transportmodi de minste brandstof en heeft het laagste
CO-uitstoot. Samengevat is de scheepvaart dus efficiënt en milieuvriendelijk.
Vervoeren per schip is vandaag dan ook meer dan ooit hip!
Even klimmen
en we vervolgen onze weg over het jaagpad. Voorbij de sluis van Kampenhout
bevindt zich een kleine jachtclub Het Sas. Er zijn een tiental
pleziervaartuigen aangemeerd. De laatste jaren kent de pleziervaart steeds meer
succes. Tijdens WOI woedde in deze streek hevige gevechten tussen het Duitse
invasieleger en de Belgische strijdkrachten. De vijand herstelde de brug en staken
het kanaal over om de Belgen terug te dringen. Alle
huizen in de omgeving van Kampenhout-Sas waren verwoest en het gehucht Relst
werd totaal van de kaart geveegd. Bij knppnt 20 wijken we af naar knppnt 06. Een stuk door
het centrum van Kampenhout. De O.L.Vrouwkapel, op de hoek van de Terloonstraat
en de Aarschotsebaan, is overwoekerd met klimop. Het vensterglas is uit de
deur. Het interieur is echter onderhouden. Bij de kerk van Relst vinden we
paneel 21. Duitsers in het dorp. De
kerk van het gehucht Relst is een stille getuige van de doortocht van de Duitse
troepen in 1914. Vrijdag 21 augustus hoorden de mensen van Relst dat de
Duitsers langs de Haachtsesteenweg naar Brussel marcheerden. Wie kon, vluchtte
naar veiliger oorden. Zowat tweehonderd vluchtelingen werden door ulanen
(Duitse lansiers te paard) in de kraag gevat en opgesloten in het kasteel van
Wilder. Vier dagen later viel het Belgische leger het Duitse aan, tijdens de
zogeheten eerste uitval uit Antwerpen. De Duitsers koelden hun woede op de
plaatselijke bevolking. In Relst staken ze 80 huizen in brand, waarvan ongeveer
25 op het gehucht de Vierstraten. Al wie nog niet gevlucht was, werd naar de
zusterschool van Buken gebracht. Twee van hen, de neven Gustaaf (31) en Corneel
Heers (18), werden de volgende dag terechtgesteld. 250 anderen werden afgevoerd
naar Leuven. Op 7 september meenden de Duitsers dat er vanuit de kerktoren
lichtsignalen gegeven werden naar oprukkende Belgische troepen. Ze dwongen de
pastoor om alle vensters en galmgaten te dichten en staken de inboedel in
brand. De sacristie brandde uit. Vier dagen later, tijdens een nieuwe Belgische
aanval, gaf admiraal von Schröder het bevel om de hele kerk in brand te steken.
De pastoor en enkele burgers werden gegijzeld en moesten machteloos toezien hoe
hun gloednieuwe kerk in vlammen opging. Op de kerkmuur is een gedenkplaat aangebracht van WOI. Aan onze
Helden. Ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers van de parochie St-Jozef
Relst. De glasramen laten veel licht binnen. Een
orgel boven het portaal en een kleiner naast het altaar. Binnen in de
kerk kunnen we twee tastbare overblijfselen van de oorlog zien: twee met
houtskool geschreven teksten die daar waarschijnlijk in 1914 zijn aangebracht
door een Pruisische officier. Op de achterkant van de eerste pilaar links
staat: Ein feste Burg ist unser Gott (Een vaste burcht is onze God een
citaat van Luther dat ook op de Duitse soldatengespen stond). Op de achterkant
van de eerste pilaar rechts staat: Wir Deutsche fürchten Gott. Sonst nichts
auf dieser Welt (Wij Duitsers vrezen God, en verder niets op deze wereld).
We moeten
niet terug. Een wegwijzer met een klaproos brengt ons langs een pad tussen
weilanden. Eigenlijk geen fietsroutenetwerk, maar het lukt. Soms is ons pad zo
breed als onze fietsbanden. Links en rechts staan de netels een meter hoog.
Hopelijk krijgen we geen tegenliggers. We horen en zien regelmatig vliegtuigen
boven onze hoofden opstijgen of landen. Zaventem is niet veraf. De temperatuur
is ondertussen gestegen. Onze jassen worden in de fietszakken opgeborgen. Ons
pad eindigt in de Wildersedreef bij het kasteel van Wilder waarvan reeds sprake
was in de 14de-eeuw. Omringd door een ruim park met enkele zeldzame boomsoorten
wordt het kasteel momenteel bewoond door de familie de Broqueville. De oude
hoeve op het domein werd sinds 1990 omgevormd tot secretariaat, cafetaria en
lokalen voor de uitbating van een golfclub. De mooie Wilderdreef werd in 1687
aangelegd door graaf de Cruyckenburg. Tegen de witgekalkte tuinmuur werd een
O.L.Vrouwekapel aangebracht.
Linksaf
richting knppnt 98 en infopaneel 20. We hebben ondertussen 25 km gereden. We
lezen: Het
kasteel van Wilder speelde in augustus 1914 een kleine maar tragische rol in de
Duitse opmars door België. Het bood onderdak aan tweehonderd vluchtelingen, en
even aan een dubbele moord die zelfs na honderd jaar nog altijd choqueert. Op
20 augustus 14 leidden Duitse soldaten een groep burgers uit Buken en het
gehucht Vierstraten naar het kasteel van Wilder. Daar wilden ze hen een
tijdlang vasthouden je wist maar nooit of het geen francs-tireurs waren. Toen
de stoet in Wilder kwam, gebeurde daar wat eerder al in Buken was gebeurd: de
mensen werden uit hun huizen gehaald en moesten mee. Judocus Hendrickx, een
slechtziende zeventiger, had net bezoek van Jan Hendrik Volkaerts, een man met
een mentale handicap. Ook zij werden meegenomen, maar algauw bleek dat ze niet
in staat waren om het marstempo te volgen. Ter hoogte van het kasteel van
Wilder werden ze uit de groep gehaald en na een kort schijnproces in een veldje
geëxecuteerd.
De soldaten keken niet om naar de lijken. Het kasteel van Wilder is eigendom van
de familie de Broqueville. De bekendste telg van de familie, Charles de
Broqueville, was in 1914 minister van Oorlog en regeringsleider. Een jaar
eerder had hij de algemene dienstplicht ingevoerd- een beslissing met
vérstrekkende gevolgen, zo bleek toen het oorlog was. In oktober 14 volgde de
Broqueville koning Albert en de rest van het leger naar de Westhoek. Omdat het
zo dicht achter het front niet veilig werd geacht, of toch niet voor ministers,
verhuisden hij en zijn regering naar Frankrijk. Tijdens de oorlogsjaren werd
zijn functie steeds belangrijker, tot hij een echte eerste minister werd, de
allereerste uit de vaderlandse geschiedenis. Charles de Broqueville overleed in
September 1940: hij maakte dus nog net het begin van de volgende wereldoorlog
mee.
De
Stokstraat is een smalle asfaltbaan die slingert tussen de maïsvelden. Een lust
om hier te fietsen. Alleen de autos maken het gevaarlijk. Zonder te vertragen
scheren ze ons voorbij. We houden halt bij een hoge kapel met brede
ingangsdeur. Op de hoek van de Tweelindenstraat en de Stokstraat. Slechts één
lindenboom overschaduwd de kapel. De stronk van de tweede boom moet nog
uitgeboord worden. Er staan behoorlijk wat heiligenbeelden in de kapel. De drie
Heilige maagden, met hun moeder, staan rechts van het Heilig hart op de grond.
De Heilige Antonius met kind op een smal altaar erboven. Plastieken bloemen
sieren het geheel op. We rijden weer tussen de maïs. Er is geen zuchtje wind.Hier
is het zalig fietsen, en ik hoop stiekem dat het eindeloos mag duren.
Bij de neobarokke
St-Antoniuskerk van Buken dateert van 1842-44 en de toren van omstreeks 1700. Sint-Antonius,
afgebeeld met varken, wordt vereerd tegen besmettelijke ziekte bij mens en
dier. De kerk en haar interieur werden tijdens WOI volledig verwoest.We kunnen niet verder dan het portaal. Door
het glasraam kunnen we het interieur bewonderen. Infobord 19 vertelt: Buken werd
zwaar getroffen tijdens de begindagen van WOI. Huizen werden leeggeroofd en
platgebrand: onschuldige burgers werden gearresteerd en terechtgesteld omdat ze
op de Duitsers geschoten zou hebben. Er vielen vele burgerslachtoffers. Hun
namen staan vermeld op de herdenkingsmuur, rechts van de kerk. De Duitse
soldaten in België waren doodsbang van francs-tireurs: gewapende burgers van
wie gefluisterd werd dat ze op Duitsers schoten. In hun angst namen ze
gruwelijke represailles. Ze hadden het vooral gemunt op priesters: die jutten
volgens hen de bevolking op. Twee geestelijken uit Buken werden het slachtoffer
van die geruchten. Pastoor De Clerck was oud en ziekelijk, maar volgens de
Duitsers zou hij in de kerktoren geklommen zijn en schoten hebben gelost. Hij
en onderpastoor Sombroek nota bene een burger van het neutrale Nederland
werden zwaar mishandeld. Volgens een getuige was de pastoor gansch beslijkt,
overstampt en overslagen. Na een lange lijdensweg werden ze allebei
doodgeschoten. We hebben het lijk
van de pastoor opgegraven te Relst-Kampenhout, herinnerde zijn huishoudster
zich achteraf. Ik heb zijn aangezicht gewassen, en ik heb geen oren meer
gezien .
De
herdenkingsmuur is in rode baksteen gemetst. De zwarte plaatjes met de namen
van burgerslachtoffers werden mee in de muur gemetst rond een arduinen
monument. Een infobord
verklaart: Op 20 augustus viel het Duitse leger met zijn Doodskop-Uhlanen
Buken binnen. Als gevolg hiervan stonden binnen enkele dagen de
St-Antoniuskerk, pastorie, school en andere woningen in brand. Dit was een
vergelding voor de vertraagde opmars van het Duitse offensief, maar ook een
reactie op de valselijke betichting dat Bukenaars vanuit de kerktoren op de
Duitsers zouden geschoten hebben. Op 26 augustus 1914 werd de toenmalige pater
Sombroek, helper van pastoor De Clerck, samen met 10 andere dorpelingen,
neergeschoten tegen de muur van het kasteel de Meulenaere. Op 8 mei 1988 werd
tussen kerk en pastorie een licht gebogen gedenkmuur opgericht. Deze
symboliseert de muur van het kasteel. De namen van al de Bukense gesneuvelden
uit beide wereldoorlogen werden hierop aangebracht in marbrieten plaatjes,
met centraal de grafplaten van pastoor De Clerck (gefusilleerd op 2 augustus
1914 nabij Kampenhout-Sas) en pater Sombroeck. Het initiatief tot oprichting
van dit monument kwam van het feestcomité Tres Secula Bukenholt oftewel 3
eeuwen Buken, gesticht om de 300ste verjaardag van Buken te vieren. Het kasteel is verbouwd tot enkele appartementswoningen.
We rijden
verder tot knppnt 97. We rijden terug langs het kanaal voor 1,5km tot knppnt
28. Weer afwijken. We rijden naar het centrum van Tildonk. Aan de brug is het
heel druk. Al van ver zien we mensen van de brug afspringen. Zelfgemaakte
vlotten worden door Chiro-jongeren bestuurt en pikken de waaghalzen op. Ook kanos
peddelen op het water. Bij de St-Jan de Doperkerk van Tildonk stallen we de
fietsen. De kerk groeide op vanaf de 13de-eeuw en de Westertoren van witte
zandsteen is van de 14de-eeuw. We kunnen de kerk niet bezoeken maar wel het
ommuurde kerkhof. Hier werd pastoor J. Lambertz begraven (1785-1869). Stichter
van de Ursulinen van Tildonk. Eveneens rusten hier twee bemanningsleden van een
Engelse bommenwerper die in 1942 boven Tildonk werd neergehaald. De muurhaken in de pastorie
geven het jaartal 1761 aan. Het verwijst naar een restauratie, het gebouw is
ouder. In Tildonk is het vandaag Dijlelanddag. We wandelen te voet langs de
kraampjes met straffe streekgerechten en artisanale bieren, escargots, warme
wafels, Hagelandse wijnen, etc. We brengen een exclusief bezoek aan het
Belevingscentrum 14-18. We kunnen over de koppen lopen. Langs de enorme mensenmassa. We weten niet waar we
moeten zijn. We volgen een groep mensen die naar het klooster afzakken. Het is
nu een school. Maar het klooster is groter en complexer dan ik dacht. We mogen
vandaag gratis het Belevingscentrum binnen. We bevinden ons in het voormalige
Ursulineklooster uit de 19de-eeuw. In augustus en september 1914 was hier het
hoofdkwartier gevestigd van de Duitse generaal von Beseler. Van hieruit leidde
hij het beleg van Antwerpen. De voorbereidende besprekingen voor de overgave
van Antwerpen hadden hier plaats. De kloostergebouwen werden fel beschadigd
door de Belgische artillerie. Huizen werden platgebrand en de Duitsers
vermoorden dertien inwoners, waaronder zeven Valckenaers. Een bronzen
gedenkplaat werd aan de kerk bevestigd met daarop de namen van gesneuvelde soldaten
en gemartelde burgers van Thildonck. Op de benedenverdieping is de tentoonstelling
van WOI. Fotos tonen ons het leven van de bewoners die moesten samenleven met
de bezetter. Hoe het klooster werd
bezet, het leven van de dorpelingen aan het front etc.
De twee
infopanelen (15 en 16) vinden we niet. Wegens de werken naast het gebouw werden
ze niet geplaatst. De zon in en weg van de drukte. Er staat ondertussen een
lange rij aan te schuiven bij de ingang. Allen wachten op een gids. Volgens mij
hebben de inrichters het allemaal wat onderschat. Om deze mensen rond te leiden
zijn wel enkele gidsen nodig. Het is tamelijk warm geworden ondertussen. Wij
drinken een Kartuisbiertje bij een kraam.
Als we het
centrum van Tildonk verlaten hebben fietsen we door een schilderachtig
landschap. In de verte een grote hoeve met bijhorende stallen. Een infobord
verklaard:Het kasteeltje, een mottesite met
woonhuis en landschuur, was de voormalige zetel van een kleine heerlijkheid
(Ter Borcht, 1401; Nieuwenborg, 1684). De kern van het blokhuis gaat terug tot
de 15de eeuw, het huidige gebouw dateert uit 1642 (jaartal vereeuwigd in de
muurankers). De bakstenen langsschuur is van ca. 1850. Hier resideerden in de
12de-eeuw waarschijnlijk de ridders van Tildonk. In de 17de 19de-eeuw waren
heerlijkheid en kasteeltje in bezit van de adellijke families Archier en de
Lalaing, graven van Tildonk. Het
kasteeltje en de onmiddellijke omgeving werden wettelijk beschermd in 2002.
Tegen de
zijgevel van een hoeve staat infobord 17. Een aangrijpend verhaal: Hoeves in de
vuurlijn. Op 26 augustus, tijdens de eerste uitval, rukte een eenheid vanuit
Wakkerzeel op in de richting van Tildonk. Op hun weg lagen twee grote
boerderijen, aan weerszijden van de spoorweg: de Dormaalhoeve, waar we nu
staan, en hoeve Het Kasteeltje, een paar honderd meter terug richting
Tildonk. Daar botsten ze op hevig Duits verzet. Bij het kasteeltje werden ze
teruggeslagen. De vaart in Tildonk zouden ze nooit bereiken. Een zwart wit
foto toont het gezin Valckenaers, vlak voor de oorlog. we lezen verder:
"Dicht bij de Dormaalhoeve vond één van de gruwelijkste moordpartijen van
de zomer van 1914 plaats. In de Hambosstraat, een paar honderd meter ten oosten
van hier, stonden twee inmiddels verdwenen hoevetjes. Daar woonden twee broers, Eduard en
Isidoor Valckenaers. In de vroege ochtend van 26 augustus 1914 kreeg Eduard
bezoek van Belgische soldaten. Die openden het vuur op een eenheid Duitsers,
wat verderop. Toen de Belgen zich moesten terugtrekken, namen de Duitsers wraak
op de familie Valckenaers, die ze ervan verdachten de Belgen geholpen te
hebben. Frans (20), Juul (17) en Jozef (14), drie zonen van Eduard, werden
doodgeschoten. Eduard zelf kon zich verstoppen in een beerput, waar hij de hele
dag zou blijven zitten.
De vrouwen en kinderen kregen het bevel naar de tuin te gaan.
Josephine, de vrouw van Isidoor, herinnerde zich achteraf: Na een paar minuten
vroeg een Duitser ons waar alle mannen waren. Wij zeiden dat die vertrokken
waren, en smeekten hem ons te laten leven. Niemand zal u kwaad doen, zei hij,
maar ge moet een witte vlag hijsen. Dat deden we, maar meteen klonken er
schoten. Mijn dochtertje Vitorine van 2, die bij mij op de arm zat, werd
geraakt door drie kogels. Haar zussen
Louise van 19 en Hortense van 17 waren op slag dood. Jeanne van 6 werd
zwaargewond naar het klooster van Tildonk gebracht, waar ze drie dagen later
overleed. Ikzelf kreeg een kogel in het gezicht en verloor een oog.
We fietsen
langs weilanden met betonnen bunkers. Hier staat een infobord met fietsroute
Bunkers Binnenste Buiten. De route is 30 km lang en loopt door de gemeenten
Haacht, Herent en Kampenhout. Het vertrekpunt is aan het station van Wespelaar.
De route heeft geen eigen bewegwijzering. Een brochure is bij de Toeristische
diensten van gemeenten te koop. Lijkt ons ook interessant.
Twintig
minuten later arriveren we te Wespelaar. Ook hier is het Open Monumentendag.
Het is echter al na 17:00u en de kerk is reeds afgesloten. De oorsprong van de
Parochiale Sint-Luciakerk gaat terug tot het begin van de veertiende eeuw. Uit
die periode bleven alleen de zandstenen westertoren over. In 1860 werden de
neogotische zijbeuken aangebouwd. Rond de kerk herinneren vele relieken aan de
vroegere bewoners en eigenaars van het parkkasteel. Vlakbij de kerk staat paneel
18 waarop we lezen: Alles namen ze mee, eeuwenlang stond oorlog gelijk aan
roof en plundering. Het was vrijwel onmogelijk om een rondtrekkend leger te
bevoorraden, en dus moesten soldaten hun kostje zelf maar bij elkaar stelen. In
1914 was de Duitse bevoorrading beter geregeld, maar kennelijk had de
mentaliteit van de soldaten zich nog niet aangepast. Toen ze op 13 september
het kasteeldomein van Wespelaar bereikten, sloegen ze dan ook enthousiast aan
het plunderen. Onder
deze tekst werd een zwart wit foto geplaatst van burggraaf de Spoelberch. Hij
hield tijdens WOI een dagboek bij waarvan een korte anekdote werd afgedrukt: Dekens, linnen,
zilverwerk, wijn, alles namen ze mee. Ze doodden de kippen en de schapen en
visten de kasteelvijver leeg. Nadat ze de kolenvoorraad en het hout hadden
opgestookt, vonden ze niets meer om zich te verwarmen; toen hebben ze de
meubelen maar in brand gestoken. In de rest van het dorp is ook veel
geplunderd. De salons van leegstaande huizen dienden als paardenstal, en de
kerk ook. We lezen ook
nog: Het
kasteeldomein van de brouwersfamilie de Spoelberch gaat terug tot de 12de eeuw.
Het huidige hoofdgebouw dateert uit 1954, maar voor die tijd stond er een ouder
kasteel in neorenaissancestijl. Dat kasteel kreeg in 1914 twee keer Duitse
troepen over de vloer. Wespelaar en het domein de Spoelberch werden op 20
augustus door de Duitsers bezet. Tijdens de tweede uitval, van 9 tot 13
september, werden dorp en domein bezet door het 11de Linieregiment. Twee keer
bereikten de Belgen via het domein de vaart Leuven Mechelen, maar ze slaagden
er nooit in die over te steken. Bij de gevechten sneuvelden tientallen
Belgische en Duitse soldaten. De Duitsers maakten ook 21 burgerslachtoffers. Even verder werd in 1956 een gedenksteen
opgericht, als hulde aan de manschappen van het Elfde Linieregiment, die van 9
tot 12 september 1914 in Wespelaar een bloedige slag uitvochten tegen de bezetter.
Tegenover de
kerk bevindt zich het kasteelpark dat sinds de 19de eeuw in het bezit kwam van
de familie de Spoelbergh. Langs een typische koetspoort, in 1923 opgericht door
burggraaf Guillaume de Spoelberch, betreden we het domein. Links van ons is de
vroegere hoeve van het kasteel en de koetsierswoning. Ook voor de wandeling
naar het arboretum zijn we te laat. We lopen een verzameling van aangeplante
boomsoorten mis. Verspreidt over
een oppervlakte van 20 ha. Het levenswerk van burggraaf Philippe de Spoelberch.
Op het landgoed bevinden zich nog twee
kastelen. De Herkenrode en Bosveld.
Vanaf
Wespelaar fietsen we naast de spoorweg op de Elfde Linielaan. In Heike rechts
afslaan voor het monument van gesneuvelden van beide wereldoorlogen op de gemeentelijke
begraafplaats van Wespelaar. Een cirkelvormig monument in baksteen, daarboven
een witte sierband met de bekende woorden: Hier liggen hun lijken als zaden in t
zand, hoop op de oogst o vaderland. Een bronzen siervaas staat op het altaar.
Op een blauw
bord met witte letters, geplaatst naast de weg, nabij een spoorweg overgang
lezen we: De enige plaats in Europa waar een jodentransport door de weerstand
gestopt werd om ontsnappingen mogelijk te maken op 19 april 1943. Bij de spooroverweg, van Mechelen
naar Leuven, staat paneel 27, ons laatste infobord. Enkele fotos en de tekst
vertellen ons: je staat hier bij de spoorweg tussen Mechelen en Leuven,
een centrale as van het Belgische spoornet. Dat was in 1914 ook al zo: via deze
spoorlijn brachten de Duitsers hun enorme 420 mm-kanonnen naar het front. De
Belgen wilden dat verhinderen, en op 27 september 1914 deden ze een gewaagde
zet. Vanuit Muizen, het grote rangeerstation nabij Mechelen, stuurden ze drie
onbemande, met zand geladen locomotieven in de richting van Leuven. De
spooktrein reed hier in Boortmeerbeek in op een Duitse legertrein. Dat gebeurde
op amper een paar honderd meter van de plek waar de Duitsers een kanon in
stelling hadden gebracht.
De Belgische stunt kon de Duitsers niet lang tegenhouden: die legden
snel een parallel stuk spoorlijn aan om de hindernis te ontwijken. Onder een foto van een Duits
officier staat de tekst: De Belgen doen alles om ons weg te krijgen.
Zondagmorgen vroeg lieten ze drie treinen achter elkaar op onze trein los,
waaruit we net de 420 mm-kanonnen stonden uit te laden. De drie treinen reden
tegen een aarden wal die we uit voorzorg vlak voor onze posities hadden
opgetrokken. Het spoor ligt nu vol brokstukken, maar onze specialisten hebben
inmiddels al een noodspoor aangelegd, zodat we verder kunnen met ons werk.
(Otto Wolfien, pionier bij een artillerieregiment van het IIIde reservekorps,
in een brief aan zijn vrouw). Ook een in België wonende Noorse dame schreef in een brief aan een
vriendin in Oslo deze brief: Langs de volledige lengte van de spoorweg
Mechelen-Leuven zagen wij het ene graf na het andere. Platgetrapte akkers,
grote gapende bomtrechters, een echte chaos. Al de huizen aan weerszijden van de
spoorweg zijn vernield, en de bossen zijn gekapt.
Nog 1,4 km
fietsen tot de kerk van Boortmeerbeek en onze auto. Naast de overweg aan het
station staat het Dossin monument dat in 1993 werd onthuld. Vanuit de
voormalige Dossin- kazerne te Mechelen werden tussen 4 augustus 1942 en 31 juli
1944 over deze spoorlijn 24.906 joden en 351 zigeuners vervoerd door de nazis
naar Auschwitz. 1.205 overleefden het konvooi. Op 19 maart 1943 hielden drie
verzetslieden het 20ste konvooi tegen. Er zaten 1.631 mensen op de trein. Door
hun hulp konden die dag 231 gedeporteerden uit de trein ontsnappen. 205
hervonden hun vrijheid en 26 lieten- als vrije mens- hierbij het leven. De zon werpt reeds lange schaduwen op
de grond. Het is 18:30u. Tijd voor de terugtocht.Tot schrijfs. Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina Meurs.
Zaterdag 14
juni 14. We worden wakker om 07:00u. Het is mistig. De zon schijnt niet en het
is een pak frisser dan gisteren. Slechts 16°. Kortom, alle ingrediënten zijn
aanwezig om er een baaldag van te maken. Maar dat kan niet. We moeten vandaag
uit het huisje vertrekken. Na het ontbijt inpakken. De fietsen op het draagrek
plaatsen en het huisje poetsen. We hebben met de eigenaars afgesproken
dat we willen vertrekken om 10:00u. Het enige positieve is de wind. Er staat
slechts een zwak briesje. Het zal toch een truitjes dag worden. We willen nog
enkele locaties bezoeken met de auto voor we terug naar Ekeren rijden.
Het wordt
toch nog 10:30u voor we kunnen vertrekken. Lucy, onze GPS, brengt ons eerst
naar de Roeselarestraat in Zonnebeke. Af en toe schijnt de zon tussen de witte
en grijze wolken. Je voelt onmiddellijk de warmte op je lichaam. Zalig. Vlakbij
de gemeentelijke begraafplaats is een parking. Op de begraafplaats rond de crypte
staan een twintigtal heldenhuldezerken van AVV-VVK, de afkortingen staan voor: Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor
Kristus. Het zijn zerken van oud-strijders van 14-18. We dalen af naar de ondergrondse
crypte waarin 15 antieke bruine
doodskisten staan opgebaard.De
Crypte is ongeveer 6x4m. De hoogte is net geen twee meter. Links en rechts
staan de doodskisten op geschilderde ijzeren
poutrels, waarin de lichamen zijn opgebaard. 11 soldaten uit WOI, 3
slachtoffers van WOII en één oud-strijder van 1830. Hij vocht voor de
onafhankelijkheid van ons land en stierf in 1909. De kisten hebben allen nog een
foto. Een koperen gedenkplaat werd aan de muur bevestigt, met volgende
tekst in zwarte letters: "Op 8 november 2005 werd deze crypte van de
Gemeente Zonnebeke geadopteerd door Basisschool De Zonnebloem in aanwezigheid
van de Minister van Landsverdediging André Flahaut".
Om half twaalf houden we halt bij de Duitse begraafplaats Hooglede in
de Beverenstraat. We zijn deze keer niet alleen op de begraafplaats. Het
uitzicht op de Duitse begraafplaatsen is allemaal wel ongeveer hetzelfde. De
tegels liggen op de grond tussen het gras dat dringend moet gemaaid worden. Het
zijn rechthoekige granieten tegels met telkens twee namen. Soms van onbekenden.
De namen zijn uitgefreesd en wit geschilderd. Bij enkelen hebben we moeite om
de tekst te lezen. Door weer en wind verweerd de verf. De vele bomen zorgen
voor de nodige schaduw. Als de zon schijnt tenminste. Ze is weer achter een
grote wolk verdwenen. Onder de bomen achteraan staan particuliere grafstenen. Op
enkele plaatsen staan vijf basalten kruisjes. Pekzwart, de grootste in het
midden. Op twee of drie plaatsen groeit een korte bodembedekker tussen de
tegels. Op deze begraafplaats rusten 8.241 gesneuvelde Duitse soldaten, waarvan
er 384 onbekend zijn gebleven. Hier werden ook 16 Russische krijgsgevangenen
begraven. Ze waren achter de frontlinies tewerkgesteld bij het arbeidsbataljon.
We wandelen tussen de graven naar de Ehrenhalle achteraan. Langs de rondbogen
komen we in een lange gang met tegen de achterwand een groot kleurrijk mozaïek.
Het Christusbeeld maakt het V-teken. In de andere hand draagt Hij de stenen
tafelen met de Griekse letters Alfa en Omega: begin en einde. Naast Hem 2
rouwende vrouwen en 2 biddende soldaten. Links van de hal is een ijzeren hek,
waarachter hoog op een sokkel het bronzen schrijn werd gezet met de
registerboeken. Ik trek de valdeur open om het boek te raadplegen. De deur wil
niet meer dicht. Ik probeer herhaaldelijk te valdeur te sluiten, maar ze valt
steeds terug open. Afblijven en verder gaan.
De gemeenteraad van Hooglede besliste in 2013 dat er een
bezoekerscentrum zou komen aan de begraafplaats. Het was de bedoeling dathet onthaalinfrastructuur klaar zou zijn
tegen 2014. Er was al grond verworven en die zou gebruikt worden voor de aanleg
van een parking. Ook ging men zorgen voor een onthaalruimte met sanitaire
voorzieningen. We zijn nu juni 14. Er is van bouwplannen nog niets te zien.
Maar er is nog tijd. De oorlog duurde vier jaar lang.
We rijden naar het centrum van Hooglede. De Duitse verkenningstroepen, de zogenaamde ulanen, trokken op
vrijdag 18 september door Hooglede dorp. Allerhande manschappen namen hier hun intrek
na het losbarsten van de Eerste Slag om Ieper (12 oktober 11 november
1914). Ze logeerden her en der bij de bevolking. Wat later namen een driehonderdtal
Duitsers het dorp in en erkenden het als Duits gebied. Ook deze Duitsers namen
deel aan de Slag om Ieper en keerden 's avonds dan terug naar Hooglede. Vanaf
20 oktober deed het ouderlingentehuis op 't Hoge dienst als hospitaal.
De kerk werd een paardenstal en de Duitsers installeerden een bakkerij en een
cinemazaal in de meisjesschool. De bevolking probeerde van 1914 tot 1916 zo
goed mogelijk samen te leven met de Duitse bezetters. De geallieerde troepen kenden de Duitse posities dankzij luchtfotos
en verklaringen van Duitse krijgsgevangenen. Op 15 oktober 1918 blies het
Duitse leger de aftocht. Ze trokken met geweer, inclusief bajonet de straat
op, winkels en kelders plunderend. Enkele burgers werden als gijzelaars
meegenomen. Het bevrijdingsoffensief
zorgde ervoor dat Hooglede bevrijd was, maar de gemeente had heel wat materiële
schade geleden.
We wandelen eerst rond de Sint-Amanduskerk die centraal ligt op een hoogte. De achthoekige
westertoren is 65 meter
hoog. Hij werd vernield in 1918 door Franse troepen, en werd heropgebouwd in 1919. Het kerkinterieur is prachtig. De drie
beuken rusten op ronde en vierkante pilaren. Hoog op een sokkel staan witte
heiligenbeelden. De H. Vicentius,
de H. Johannes met gifbeker, H. Petrus werd met een haan afgebeeld en de H.
Amandus staat met de kerk in de palm van zijn hand. Mooie glas-in-loodramen met
onder andere de H. Prosper. Het doopvont staat links in een nis. Naast de
inkomdeur een XVI-graftombe
in arduin van Victor van Diksmuide, met ligfiguur van de afgestorvene en
wapenschild. De uitgesneden
eikenhouten preekstoel is een juweeltje. De tabernakels links en rechts zijn in
marmer. Het schilderij "Graflegging van Christus" is een kopie
naar P.P. Rubens. Enorm groot en prachtig. Het hoofdaltaar
is van gemarmerd hout en is
daarentegen sober uitgevallen.Er werden prachtige bloemen en planten
aangelegd rondom de kerk door de hoge school van Hooglede. In de nok van de
oude boom zingt de merel ongestoord zijn lied. Het neoclassicistisch
gemeentehuis werd tijdens WOI sterk beschadigd, maar vakkundig hersteld tussen
1920-1923. Het oorlogsmonument voor gesneuvelden, bij de kerktuin,
herdenkt niet alleen de inwoners van Hooglede die zijn omgekomen tijdens de
Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar ook de Poolse soldaten die in 1944
sneuvelden bij de bevrijding van Hooglede. De neogotische grafkapel van de Hoogleedse pastoors is het
enige restant van het voormalige kerkhof. Wegens oorlogsschade gesloopt en weer
opgebouwd in gele baksteen met natuursteen. Het interieur bezit bijna levensgrote beelden. De moderne
fontein is een ode aan Omer Karel Delaey die op 13 september 1876 in
Hooglede werd geboren. Als prozaschrijver bereikte hij een hoogtepunt met zijn
,,Dierensprookjes''. Op de rand van de fontein pronken daarom niet toevallig
een kat en een vis. Op de zuil prijkt een hand die een pen vast houdt. Het
kunstwerk werd met veel stijl in 1999 ingehuldigd bij de opening van de kerktuin
rond de Sint-Amanduskerk.
Als we in Houthulst aankomen, bezoeken we de Belgische Militaire
begraafplaats, aan de
rand van het bos van Houthulst in de
Poelkapellestraat. Deze militaire begraafplaats ontstond na WOI. Ook hier lopen toeristen of familieleden
rond tussen de zerken van de gesneuvelden. De ingang is voor de helft
afgesloten wegens aanpassingswerken.Een betonnen constructie is rechts aan de
ingang geplaatst en wordt het bezoekerscentrum met bezoekersboek en register.
Nu vinden we deze links in een houten schuilhuisje. Een infobord verteld dat Houthulst één van de
tien Belgische Militaire begraafplaatsen in West-Vlaanderen is voor
gesneuvelden van WOI. Naast Adinkerke, De Panne, Hoogstade, Keiem, Ramskapelle,
Steenkerke en West-Vleteren. Het grondplan van de begraafplaats is in
sterformatie aangelegd. De verticale zerken dragen vooraan een ronde driekleur
in zwart, geel en rood. Daaronder een rechthoekige bronzen tekstplaat met naam,
voornaam, rang, regiment, geboortejaar en datum van overlijden. De 1.723
Belgische graven zijn afkomstig uit veldgraven en kleinere begraafplaatsen uit
de omgeving. De meeste soldaten sneuvelden op 28 of 29 september 1918, tijdens
het Eindoffensief. We vinden een zerk van Geeraard J. Meurs. Hij was sergeant
bij het 12de Linieregiment. Hij stierf op 26 jarige leeftijd op 6
oktober 1914. Misschien wel familie van ons Rina?Achteraan, tegen de bosrand staan 81 witte kruisjes van Italiaanse slachtoffers waarvan
zeven onbekende. Deze soldaten waren Duitse krijgsgevangenen. In het midden van de kruisjes staat een
bakstenen monument met vlaggenpaal. De Italiaanse driekleur wappert in de wind.
We lezen in de oorlogskrant van het Belgisch Dagblad van Woensdag 22
September 1915 een artikel over Het bosch van Houthulst (Part.) Het jongste Engelsche communiqué meldt, dat
onze artillerie het bosch van Houthulst heeft beschoten en er ontploffingen
verwekt. Over dat bosch loopen allerlei geruchten in Vlaanderen. Nog niet lang
geleden brachten onze vliegeniers dit bosch een bezoek. Zij verwekten er eene
danige paniek dat de Duitsche soldaten vol ontzetting tot Gent vluchtten. Het
woud van Houthulst dat een mijl lang en eene halve mijl breed is, was onder
Koning Willem I kroondomein. De heer Cassiers, uit Antwerpen, kocht het voor 1
millioen en werd een schatrijk man, senator voor Dixmuide. Hij bouwde er zich
een kasteel en eene kerk naar de plannen van den bouwmeester baron Jan Bt.
Bethun-dYdewalie. Het kasteel, dat nu gansch verwoest is net als dit van
burggraaf de Patin van Langemarck, was nu eigendom van den heer Eugen. De
Groote, Van Renynghe, oud-lid der Kamer. De heer De Groote nam dienst als
vrijwilliger in het Belgische leger, nevens zijn zoon, en werd in het gevecht
bij Melle gewond. Het bosch van Houthulst, heet eigenlijk het Vrybusch op
zijn West-Vlaamsch. In het begin van de XIXe eeuw was het de schuilplaats van
de rooversbende van Baeckelandt, die te Brugge werd onthoofd. Het Vrybusch
licht tusschen Merckem, Clercken, Staden, Poelcapelle en Langemark.
Omstreeks 20
oktober 1914 kwamen Duitse troepen te Houthulst aan. Vanuit het bos beschoten
ze op 22 november de stad Ieper. De Duitsers zouden het bos de hele duur van de
oorlog bezet houden. Gedurende de stellingenoorlog werd het dan ook uitgebouwd
met Duitse installaties en verdedigingswerken: in het kasteel werd een medische
post ingericht, er werd een netwerk van spoorlijnen aangelegd en er werd een
uitkijkpost geïnstalleerd. Bij het
geallieerde Eindoffensief, op 28 en 29 september 1918, werd het bos bevrijd door
Belgische regimenten, ondanks grote verliezen. Op een voormiddag tijd waren 3
Duitse linies ingenomen en was er 8km terreinwinst geboekt. Na de
wapenstilstand was ongeveer 3/4 van het bos was vernield; de verwoestingen
waren zo groot dat alle bomen geveld moesten worden. Tijdens de jaren 1920-1922
werd het bos van Houthulst ontmijnd en slechts voor een deel herbebost.
De Vredesmolen, een voormalige windmolen, staat
in de Molenweg te Klerken. Er is geen parking voorzien. We zetten de auto op
het braakliggend stuk grond vooraan. We nemen de 72 treden naar omhoog met een
draaitrap tot op het hoogste punt (43 meter). Daarom werd de molen door
de Duitsers
tijdens WOI gebruikt als uitkijkpost. Tijdens het eindoffensief werd hij door
de geallieerden
veroverd, maar de Duitsers hadden de molen toen al verlaten via een
ondergrondse gang. De molen is een zeldzaam voorbeeld van een molenruïne en
werd op 1 april 1999 een beschermd monument. Op dezelfde datum kreeg hij ook
zijn officiële naam "Vredesmolen". Het uitzicht is de moeite. Er is wind, maar dat nemen we erbij. Een
bomma met twee kleinkinderen is er niet gerust in. Algauw gaan ze terug naar
beneden. In de verte de IJzertoren. Rondom spitse kerktorens van de omliggende
dorpen. Weilanden met vee en landbouwgronden met vooral mais en/of aardappelen.
Af en toe een grote hoeve. Het uitzicht is uniek.
Om 14:30u zijn we bij de begraafplaats in Vladslo in de Houtlandstraat.
Tijdens WOI
werd Vladslo volledig in puin gelegd. Na het ingraven van beide partijen lag de
stad Diksmuide
midden op de frontlinie. Vladslo lag dus in Duits bezet gebied,
juist buiten het bereik van het dagelijkse oorlogsgeweld. De Duitse troepen
kwamen daarom uitrusten in Vladslo. In het Praetbos, het Duits Militair Kerkhof, was een
Duits hospitaal en een kampement voor de vermoeide en gewonde troepen. Er was
ook een Duits "Officiers Casino" wat een café was voor de
officieren. Dit gebouw staat er nog steeds en doet vandaag dienst als woning. De begraafplaats heeft vierkante granieten
tegels in een groot groen gazon met massas bomen. In elke tegel zijn maximum
20 namen van soldaten gegrift. Eveneens wit geschilderd en door de natuur bijna
onleesbaar geworden. Op de begraafplaats rusten 25.644 gesneuvelde Duitse
soldaten. De eerste lijken werden hier begraven tijdens de Slag om de IJzer in
oktober 1914. In de jaren 1956-1958 werden de meer dan 100 kleine Duitse
militaire begraafplaatsen die verspreid lagen over Vlaanderen, teruggebracht
tot vier. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de
verzamelbegraafplaatsen van Hooglede, Langemark, Menen en hier op Vladslo. Vanuit
meer dan 60 plaatsen werden meer dan 20.000 graven overgebracht. Arbeiders snoeien de groene omheining. Verdeeld
over de begraafplaats staan grote oude eikenbomen en een paar basalt kruisjes.
Tegen de haag oude zerken van particulieren. Achteraan staat het beroemde
treurende ouderpaar. De stenen beelden zijn gemaakt door de Berlijnse
kunstenares Käthe Kollwitz. Ter herinnering aan haar 17 jarige zoon Peter
Kollwitz, die reeds op 23 oktober 1914 sneuvelde. De naam van haar zoon staat
op de tegel voor het ouderpaar. Het originele grafkruisje van Peter Kollwitz
staat in hetIn Flanders Field Museum. De beelden
van het treurende ouderpaar waren op 24 juli 1932 geplaatst op de voormalige
begraafplaats aan het roggeveld in Esen, in 1957 overgebracht naar Vladslo.
We wandelen een stuk door het bos achter de begraafplaats. We zoeken de
2 kleine betonnen constructies en de Duitse gedenkmuur. Er staan geen
wegwijzers. We volgen wel het Käthe Kollwitzpad. Op ons pad lezen we kleine
infoborden met gedichten van bekende en minder bekende kunstenaars. We komen
vanzelf bij de Duitse gedenkmuur die in 1916 door het Lehr-Infanterie-Bataillion werd opgericht die
hier tijdens WOI gestationeerd waren. Het is een halfronde muur, opgetrokken in grijze natuursteen. Onlangs gerestaureerd
door het Duits reserveregiment Mars & Arbeid. In het midden een gedenkplaat onder de kroonlijst. Daarboven in het
Duits: Eisernes kreuz met 2 eiken takken in reliëf met daaronder een onleesbare tekst. Langs een
ander pad gaan we terug naar de auto.
We zijn op de Belgische Militaire begraafplaats van WOI te Keiem, gelegen
in de Keiemdorpstraat 170. Naast de ingang, Rechts van ons staat een kleine
kapel. O.L.V. Middelares. Gebouwd uit dankbaarheid door de familie S.
Bonte-Monteyne.De begraafplaats is in ruitvorm
aangelegd. In het houten schuilgebouw willen we het register inkijken, maar het
bevindt zich niet in het kastje. De Belgische militaire begraafplaats van Keiem is een
verzamelbegraafplaats van na WOI. De grond werd in februari 1924 door het
Ministerie van Landsverdediging verworven uit privaat bezit. Na verzameling van
de doden na de oorlog werd de begraafplaats op 12 juli 1925 ingewijd. De
officiële Belgische grafsteen werd in 1920 ontworpen door de Brusselse architect
Simons, in opdracht van het Ministerie van Landsverdediging. Het duurde tot
1924 eer de grafsteen officieel werd voorgesteld. Opvallend op de begraafplaats
van Keiem zijn het aantal doden van 8ste en 13de Linieregiment van 18 en 19
oktober 1914 (147 van de 590). Op 18 oktober 1914 vielen de Duitsers aan en
veroverden ze de Belgische voorposten, o.a. Keiem. Vanuit Bruggenhoofd
Diksmuide deden de Belgen een tegenaanval en heroverden ze Keiem. Op 19 oktober
deden de Duitsers een nieuwe aanval, heroverden Keiem en drongen de Belgen
achteruit. Er vond een verwarde Belgische terugtocht naar de IJzer plaats en de
ijzeren draaibrug werd opgeblazen. 364 van de 590 doden konden niet meer
geïdentificeerd worden. Er ligt ook
een gesneuvelde soldaat uit de Tweede Wereldoorlog. Achter een hoge rododendron
wappert de Belgische driekleur.
We rijden naar het monument aan de Veurnekeiweg te Wulpen Koksijde.
Geen plaats om te parkeren. Ons Rina stapt uit om vlug enkele fotos te nemen.
Aan de overkant van de weg, loopt het kanaal Nieuwpoort-Diksmuide. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog
dacht de 4de Legerafdeling (of Divisie) eraan om voor zichzelf een monument op
te richten. Er werden zelfs stenen aangevoerd uit de ruïnes van Nieuwpoort en
de Lakenhallen in Ieper. In 1920 werd het monument onthuld door Koning Albert
I.
Voor het monument bevindt zich een zuil voor de Bevelhebber van de 4de Divisie,
luitenant-generaal (en baron) Michel (du Faing dAigremont). Opzij staan 36
gedenkstenen en liggen er 9 voor de verschillende regimenten. Helemaal vooraan
ligt een rotsblok met daarop twee gedichten, één van Albrecht Rodenbach en één
van Emile Verhaeren. Links en rechts op het monument staan ook de namen van de
ontwerpers en uitvoerders: L. Jacquemotte, beeldhouwer uit Huy, soldaat van het
18de regiment en G. Hendrickx, architect uit Brussel en korporaal van het 4de
regiment Genie.
De 4de Divisie verdedigde van 20 tot 23 augustus 1914 de vesting Namen tegen de
Duitse overmacht. Tijdens de IJzerslag lag ze naast de 1ste Divisie in de Bocht
van Tervate. Van eind 1914 tot begin 1917 verbleef de 4de Divisie vooral in het
noordelijke deel van het IJzerfront, met kantonnement in Wulpen. Ze vocht
eveneens mee in Merkem (1918) en bij het bevrijdingsoffensief. Het monument en
zijn omgeving werd in 1997-1998 volledig gerestaureerd door de federale
overheid.
We rijden naar de Kerkstraat in De Panne. We wandelen langs een perk
met Britse doden uit WOII en een perk Belgische oud-strijders met Heldenhuldekruisjes.
Op een hoek is een volledige zerk geplaatst van een oorlogsvrijwilliger Adjudant,
Jager te voet, Jack De Keyzer. Achter de
gemeentelijke begraafplaats vinden we de grootste Belgische militaire
begraafplaats van West-Vlaanderen. Hotel lOcéan in de Panne deed dienst als
hospitaal. Soldaten die er aan hun verwondingen overleden, vonden hier hun
laatste rustplaats. De meesten
stierven tijdens het eindoffensief in 1918. Centraal staat een vlaggenstok,
waaraan de Belgische vlag wappert. Rondom staan 3.739 grafstenen waaronder 3744
doden begraven liggen, waarvan er 811 niet geïdentificeerd werden. Op perk A rust
een zekere Meurs-Laurent. Hij was Opperwachtmeester bij de Gendarmerie en
gestorven den 19 November 1918 tijdens de bevrijding van België. Misschien
ook een ver familielid van ons Rina? Achteraan op de begraafplaats staan vijf
witte kruisjes van Franse gesneuvelden. Tenslotte liggen er nog 342 Belgische
doden uit WOII begraven, waarvan er 42 onherkenbaar waren. Ons Rina legt een
zelfgemaakte krans neer van gehaakte papavers, bij de Belgische vlag die hoog
boven ons wappert. Op deze manier nemen wij afscheidt van onze Belgische helden,
en al de geallieerde soldaten die we vorig jaar en de afgelopen dagen bezocht
hebben.
Tot slot rijden we naar het strand. Nog even uitwaaien voor we terug
naar Ekeren rijden. We wandelen tot bij
het monument van Koning Leopold. Onder zijn bronzen beeld staat de volgende
tekst: Leopold de eerste, Koning van België, is hier op de 17de dag
van de maand juli anno 1831 binnengekomen op Belgische grond en plechtig
ontvangen. Tot schrijfs.
Vandaag is
het vrijdag 13 juni 2014. Het is wat later dan anders als we vertrekken vanuit
Heuvelzicht. Het beloofd een mooie dag te worden met temperaturen tot 24°. Er
hangen nevelwolken en er staat een matige wind. Om 10:00u parkeer ik de auto op
een parking in het landelijk dorpje Zuidschote. Tijdens WOI werd het bijna
volledig verwoest en de bevolking vluchtte weg. Eerst in 1920 keerden de eerste
vluchtelingen weer. Rond de St- Leonarduskerk liggen slachtoffers van WOI en
WOII. De vijf kleine kruisjes zijn van onbekende Franse soldaten, gesneuveld
tijdens WOI. Het monument voor de gesneuvelden is van beide Wereldoorlogen. Het
bestaat uit drie delen. Links nog fotos van de soldaten, verbleekt, maar toch herkenbaar.
Het pad naar de ingang van de kerk is afgeboord met lindenbomen. De kerkpoort
staat uitnodigend open. De volgende deur is eveneens open. Maar dan houd het
op. Hier is een glazen wand geplaatst met afgesloten deur. Een streng bewaakte
kerk. Ik kijk rond of er ergens cameras aanwezig zijn. Zou het kogelvrijglas
zijn? De parochiekerk is oorspronkelijk
van 1483, de torenspits van 1551. In 1914 brandde de kerk volledig af en werd uiteindelijk
in 1922-23 heropgebouwd.
Met de kerk
in de rug rijden we met onze e-fietsen naar rechts, maar houden links aan. Op Zuidschote-Dorp 13 staat de
pastorie, verscholen achter enorme groene hagen. Het gebouw dateert van 1920. Het
werd stijlvol met meerdere zijtrapgevels heropgebouwd. Bij de Steenstraat staat een kleine kapel met
rustbank, omringt met klimop en kleurige bloemen. In de grot staat O.L.Vrouw
van Lourdes. Ze wordt aanbeden door de geknielde Bernadette.
Een weinig later
rijden we door Lizerne. Tijdens WOI lag het gehucht van Zuidschote vlakbij het
front. De Duitsers veroverden het dorpje op 24 april 1915 en rukten op naar
Zuidschote. Op 27 april, drie dagen
later, slagen de Fransen erin om Lizerne te heroveren en men drijft de vijand
terug over het kanaal.
Op de hoek
Steenstraat/ Lotzstraat herinnert Demarcatiepaal nr 4 aan de eerste gasaanval. Verderop
linksaf in de Lotzstraat tot nr 15. Hier werd een monument aan de voorgevel
bevestigt, in beide landstalen, als aandenken aan de slachtoffers van de
Karabiniers die omgekomen zijn aan de eerste Duitse gasaanval op 22 april 1915.
We verlaten
het centrum van Zuidschote onder een stralende zon. Een prachtige dag om te
genieten van de stilte van de groene omgeving. We kunnen al direct smullen
van enkele panoramazichten in een glooiend landschap. In de Diksmuidseweg
houden we halt bij het Verzoeningskruis Steenstraete. Een monument met een
verhaal. Dit kruis is ter vervanging van het voormalige Franse gedenkteken voor
de slachtoffers van de eerste gasaanval en de gesneuvelden van het 418de
infanterieregiment. Onthuld op 28 april 1929. Tijdens WOII werd het monument
gedeeltelijk vernietigd. Buurtbewoners plaatsten daarop een houten kruis. In
1954 besliste men dan om dit aluminiumkruis te plaatsen als teken van een
Frans-Belgisch-Duitse verzoening. Er kwam heel veel protest op en pas in 1960
kwam dit geheel tot stand.
De
oorlogskrant Belgisch Dagblad van Donderdag 13 Januari 1916, vermeld het volgende: Belgisch
legerbericht. Gewoon artilleriegevecht. In den sector van Steenstraete is het
kanonnengebulder zeer hevig geweest, en een bommengevecht heeft eene groote
uitbreiding genomen. De
oorlogskranten werden heruitgegeven door Gazet van Antwerpen.
De
temperatuur is ondertussen gestegen naar 20°. Bijna geen wind. Prachtig weer om
te fietsen. De weilanden worden soms nog afgeboord met oude knotwilgen en
ondiepe grachten. In de Grenadierstraat staat een hardstenen obelisk. Op een
vierkante sokkel staan paaltjes op elke hoek die verbonden zijn met een bronzen
ketting. Enkele sparren sieren het monument op. De obelisk werd ingehuldigd
door Koning Leopold III op 22 april 1934. Ter herdenking aan de eerste
gasaanval van 22 april 1915. Dit was het eerste monument dat Leopold III
inhuldigde na zijn troonbestijging.
Nog een
bericht in de oorlogskrant die Gazet van Antwerpen heruitgebracht heeft: Belgisch
Dagblad, Dinsdag 18 Juli 1916. Koninkrijk België. Departement van Oorlog.
Wekelijksch bulletijn van 8 tot 14 Juli.
De week van 8 tot 14 Juli werd gekenmerkt door groote artillerie-activiteit. De
Belgische batterijen van elk kaliber hebben stelselmatig vernielingsgeschut
gericht op de vijandelijke verdedigingswerken, voornamelijk in de streek van
Dixmuide, in de omstreken van Driegrachten, Steenstraete, het sas en Boesinghe.
Onze luchtvaart- en rechtstreeksche observatiediensten konden de belangrijkheid
der bekomen uitslagen vaststellen. De vijand heeft heftig geantwoord, zoo met
behulp van zijne artillerie als met loopgraafwerktuigen; hevige wederzijdsche
beschietingen sproten daaruit voort. Nochtans hebben onze batterijen en
bommenwerpers daarbij telkens het voordeel behouden en de vijandelijke
artillerie tot zwijgen gebracht. Tijdens deze laatste dagen zijn de verkenners
zeer actief geweest op het Fransch-Belgische front. Onder dit artikel staat nog een
klein bericht over Steenstrate. Ik lees: Belgisch legerbericht. Zeer
heftig gevecht bij Steenstraete. 15 Juli. Artilleriegevechten aan verscheidene
plaatsen van het Belgisch front vooral in de buurt van Steenstraete, waar het
gevecht zeer heftig was in den loop van den namiddag.
Als we
Bikschote binnenrijden stoppen we bij een enorm hoog wit kruis, rechts van
ons.Het gedenkteken, waarin een
sabel is uitgehouwen, staat tussen een lage breukstenen muurt dat gemetst is in
U-vorm en afgedekt met hardstenen platen. Op de voet van het kruis hangt een
bronzen plaatje met het cijfer 3 onder de koninklijke kroon. De bevloering is
eveneens uit breuksteen. Dit gehele monument vervangt het vroegere monument dat
was aangebracht aan de Steenstratebrug, waar we zo dadelijk over moeten. Boven
op de twee uiteinden van de brugleuningen werden drie bronzen geweren tegen
elkaar geplaatst.De stenen
brugleuningen werden versierd met bronzen palmen en herinneringsplaten.Het 3de linieregiment was vóór de eerste
wereldoorlog in Oostende en Ieper gekazerneerd. Van 24 april 1915 tot 10 mei
1915 was het hier achter het kanaal opgesteld en leed er aanzienlijke verliezen
bij de Duitse gasaanvallen. Op 28 mei 1940 lieten aftrekkende Britse troepen de
brug springen waardoor dit monument vernield werd. Gelukkig had oud-strijder
Achiel Durnez uit Zuidschote lont geroken. Hij kon nog net op tijd de bronzen
platen losschroeven en verstopte ze bij zich thuis.Links en
rechts zijn op de muur de twee oorspronkelijke tekstplaten aangebracht. Het rechtse, in het Nederlands,
vermeld: Ter roemrijke nagedachtenis aan de 162 officieren, onderofficieren en
soldaten van het 3de Linieregiment. Die van 24 april tot 19 mei 1915 gevallen
zijn te Steenstraat bij deelneming aan het stuiten van het Duitsch offensief.
Dat op 22 april losgeketend werd met stikgassen. Op 26 april 1953 werd het
nieuwe monument ingehuldigd door de verbroedering van de oud-strijders van het
3de en 23ste linieregiment.
Over de
Steenstratebrug naar links en bij het water naar rechts. We rijden langs het
kanaal Ieper-IJzer, ook wel het Ieperleekanaal genoemd. Het kanaal stroomt van
Ieper naar Lo-Reninge, waar het aansluit op de IJzer. Tijdens WOI maakte het
kanaal deel uit van de Ieperboog of de Ypres Salient. Nu wordt het kanaal
uitsluitend gebruikt door pleziervaartuigen. Met zijn lengte van 15km moeten de
vaartuigen door twee sluizen. Er
komt net een pleziervaartuig onder de brug door gevaren. Op de boeg is in witte
letters t Zeepaardje geschilderd. De Nederlandse vlag wappert achteraan. De
kapitein zwaait vriendelijk goedendag. Hij vaart het eind naast ons mee tot we
halt houden bij het monument van de Gebroeders Van Raemdonck dat 150 meter verder
in een weide gemetst werd met betonnen brokstukken die afkomstig zijn van het
Duitse steunpunt Stampkot. De twee kruisen symboliseren de beide broers.
Edward en Frans uit Temse waren twee vrijwilligers. Op een nacht in maart 1917
voerde hun regiment een raid uit op een Duitse stelling nabij het Stampkot.
18 dagen later werden hun lichamen gevonden, samen met dat van de Waalse
korporaal Aimé Fievez. Men begroef de drie gesneuvelden ter plaatse. In 1924
werden de stoffelijke resten van de broers en de korporaal overgebracht naar de
begraafplaats van Westvleteren. In 1932 werd hun kist bijgezet in de crypte van
de IJzertoren. In juni 1987 werd aan dit gedenkteken een gedenkplaat onthuld. De
tekst luidt: 26 maart 1917, hier sneuvelden in elkaars armen na een
luchtaanval op het Stampkot de gebroeders oorlogsvrijwilligers Edward en Frans
Van Raemdonck uit Temsche, beiden sergeant in de 6komp. 24 linie. en als ik
val. Dan eerst voor Vlaanderen Frans. Hier sneuvelde nog rond hetzelfde
uur, soldaat Aime Fievez. 6de komp. 24 linie Calonne.
Vanaf nu
rijden we tussen wei- en landbouwgrond. Het enige voertuig dat ons passeert is
een tractor. In de weiden staan voornamelijk koeien, paarden en geiten. Als
landbouw wordt vooral mais geplant. Het groeit nog niet boven ons hoofd.
Ernaast een veld met savooien, dan aardappelen en links van ons hectaren rode
kool. Aan een verkeersbord doodlopende straat hangt een brievenbus. Geen
naam, geen huisnummer. De postbode wacht hier een zware taak. In de Slaakstraat
7 doemt de Ziegler bunker op. Hij staat vooraan in het weiland en bezit nog een
uitkijktoren. Hij werd gebouwd door Duitse Mariniers die werden bijgestaan door
ingenieur Ziegler. Vanuit deze betonnen constructie werden lichtsignalen
gegeven naar andere eenheden. De bunker werd in juli 1917 door de Fransen
veroverd bij de Slag om Pilckem Ridge. De boer gebruikt het complex nu als
opslagplaats voor machines en dergelijke. Dan heeft het toch nog een beetje
nut. De constructie ziet er nog redelijk goed uit Als de zon achter een wolk
schuil gaat is het fris door de wind. We rijden op een brede baan. We moeten
niet klimmen of afdalen. Het is rustig fietsen. Als de tractors hun land
verlaten vallen er kluiten aarde op de betonbaan. De klei wordt hard en het is
niet aangenaam om er met de fiets over te rijden. We voelen de schokken tot in
de rug. Onmogelijk te vermijden. De baan ligt over de volledige breedte vol. We
fietsen door een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos.Weer een aardappelveld, hectaren groot. We
naderen onze eerste begraafplaats. Vooraan aan een akker ligt een opgegraven
obus. Dovo is verwittigt en zal hem komen ophalen. Het verroeste stuk ongeluk
is circa 30cm lang en bruin van de klei. Volgens mij kan hij nog de lucht
invliegen.
Het Welsh
Cemetery of Caesars Nose wordt niet aangeduid vanop de grote baan door de
bekende groene bordjes. Maar is duidelijk waarneembaar in de landelijke
omgeving door het Cross of Sacrifice, al is het nogal klein uitgevallen. De
begraafplaats is te bereiken langs een groen graspad van ongeveer 200m, en twee
bakstenen muurtjes. Hier werden doden begraven vanaf eind juli 1917 tot
november 1917. In totaal worden 68 Britse gesneuvelden herdacht, waarvan 9
onbekende. Het registerkastje ontbreekt.
We rijden
een stuk terug en slaan rechtsaf. Het kruispunt steken we over. We zien reeds van
ver het Cross of Sacrifice van het No Mans Cot Cemetery. De begraafplaats ligt
tegen een heuvel. Eveneens te bereiken langs een groen graspad en een
smeedijzeren hek. Ook hier geen registerkastje te zien. De naam No mans Cot
werd afgeleid van een boerderij die tijdens een groot deel van de oorlog in
niemandsland stond. Hier worden in totaal 79 Britse soldaten herdacht. 45 van
hen zijn van het 51th Highland Division die dit regiment veroverden op 31 juli
1917 en hier begraven werden. Twee van hen konden niet meer geïdentificeerd
worden.
Track X
Cemetery. De begraafplaats wordt omgeven door een groene plastiekdraad. Ervoor groeit een haag met rode bladeren.
Hier is wel een registerkastje. De kleine begraafplaats wordt omringt door
maisvelden. Binnen een paar weken is het zo hoog gegroeid dat niemand nog de rustplaats
ziet liggen. Veel volk hebben we nu ook niet gezien. Wij zijn steeds de enige
bezoekers. Langs het mooi onderhouden graspad betreden we de kleine
begraafplaats. Tijdens de oorlog lag de begraafplaats tussen beide strijdende
fronten. De gesneuvelden werden begraven vanaf juli 1917 tot en met november
1917. Er worden 149 doden herdacht waarvan 27 niet meer konden geïdentificeerd
worden. In mei 1918 werden er nog twee graven bijgezet.
We rijden
weer verder tot het volgende kruispunt. Linksaf in de Hogeziekenweg voor het Buffs
Road Cemetery. Genoemd naar een boerderij in de buurt. Met deze begraafplaats
werd gestart in Juli 1917 tot en met maart 1918. Hier werden toen nog 265 doden
herdacht. Na de wapenstilstand werden er nog 90 slachtoffers uit de omliggende
slagvelden bijgezet. Voor 10 gesneuvelden werden Special Memorials opgericht,
omdat hun graven door artillerievuur verloren ging. Nu rusten hier in totaal
289 soldaten, waaronder ruim tachtig niet-geïdentificeerde. Twee rijen
lijsterbessen sieren de begraafplaats.
Op de N313
vinden we de Seaforth Cemetery Cheddar Villa. Hier stond vroeger een boerderij
met de naam Cheddar Villa. De begraafplaats ligt op het grondgebied van Sint-Juliaan. Het dorpje lag tijdens de oorlog pal
op de frontlijn. Het werd, net als enkele buurtdorpjes met de grond gelijk
gemaakt. We zien een rechthoekige begraafplaats met minder zerken als op de vorige
begraafplaats. Ze staan over het algemeen tegen de stenen omheining. Er werden talrijke vernieuwde
zerken geplaatst. Hier worden 148 doden herdacht, waarvan 21 niet konden
geïdentificeerd worden. Voor 19 soldaten werd een Special Memorial opgericht,
omdat hun graven werden vernietigd door artillerievuur. Links en rechts
achteraan op de rustplaats zijn twee massagraven met 75 en 81 gesneuvelden. Zij
worden herdacht met een Duhallow Block. Een witte vierkantige gedenksteen voor
verloren gegane graven op andere rustplaatsen. Achteraan staan op een
herdenkingsplaat 23 namen van de Seaforth Highlanders die hier gevallen zijn,
maar waarvan men niet weet waar ze begraven zijn. Hun namen staan eveneens op
de Menenpoort.
We rijden
terug tot de grote baan. Linksaf richting St-Jan op de N313 of de Brugseweg.
Onder de snelweg (A19), die loopt van Kortrijk tot Ieper. In 1980 werd de
snelweg in gebruik genomen voor het verkeer. De plannen om de A19 door te
trekken tot bij de kust werden definitief opgeborgen. Verderop de eerste straat
linksaf. Wat verder draaien we het Wieltje op voor het monument van de 50th
(Northumbrian) Division. We lezen: To the endvring memory of
all ranks of the 50th Northvmbrian-Division who fell in the Great War
1914-1918. De Britse infanteriedivisie
arriveerde op het Europese vasteland in april 1915. Binnen de 7 dagen was de eenheid aan het
vechten tijdens de Tweede Slag bij Ieper. Hier, op het gehucht 'Wieltje', werd
de divisie voor het eerst ingezet. Het gedenkteken werd op1 september 1929 onthuld door veldmaarschalk
Plumer. Na WOII werd er een tekst toegevoegd: In memory of their comrades of
the same division who gave their lives in the war of 1939-1945 for the liberation
of France Belgivm and Holland.
Honderd
meter verder bevindt zich het Oxford road cemetery. Het is een mooie grote begraafplaats
die omgeven is door een struik met rode bladeren. De zerken staan allemaal met
de voorkant gericht naar het Cross of Sacrifice, dat in het midden staat. De Stone
of Remembrance staat uiterst links. Het achterste gedeelte werd met gele rozen versiert,
de rest heeft rode rozen die de begraafplaats opfleuren. In de schaduw van een
jonge beuk staan twee zerken pal naast elkaar. Van hetzelfde regiment. Schouder
aan schouder gestreden en nu rusten ze naast elkaar. Er wordt uitstekend voor
onze gesneuvelde strijdmakkers gezorgd. Er werden al veel zerken vernieuwd maar
er staan er nog velen te wachten. Het is vooral het grondwater waar de zerken
onder te lijden hebben. Enkele zerken zijn weggehaald voor renovatie. Er staan
ook enkele Joodse zerken met kiezelsteentjes op. Deze plaats lag tijdens de
oorlog aan het front van de Ieperboog. Er werden doden begraven vanaf augustus
1917 tot de helft van 1918. Hier staan 853 zerken verspreidt over vijf perken.
297 lichamen konden niet meer geïdentificeerd worden. Na WOI werden er nog
doden bijgezet uit de graven van omliggende slagvelden.
We rijden
door het centrum van St-Jan. Een klein dorp van de stad Ieper. Onze volgende
begraafplaats ligt in de velden en uitsluitend bereikbaar langs een 200m
graspad. Wieltje Farm Cemetery behoorde ooit toe aan een boerderij in de buurt.
Tussen juli en oktober 1917 werden de gesneuvelden begraven van de Derde Slag
bij Ieper. Hier worden 116 doden herdacht waarvan er 10 niet meer te herkennen
waren. De zerk van een Duits onderofficier is in het verleden midden
doorgebroken. Hij werd er terug opgeplakt. Voor hem geen nieuwe zerk. De
soldaat sneuvelde op 22 december 1917. Een Special Memorial werd opgericht
voor 19 soldaten, vroeger waren dat er 20. Er is een zerk tussenuit gedaan. Tegen de stenen omheining bloeit lavendel.
We wanen ons even in de Provence.
Even later
staan we bij de Franse begraafplaats Cimitiére de Saint Charles de Potyze. Genoemd naar het gelijknamige gehucht
Potyze dat tijdens WOI dicht bij het front lag van de Ieperboog. In het
voormalige Potyze chateau werd een hulppost ingericht. Het kasteel werd in
1918 volledig vernield en nooit weer opgebouwd. Deze indrukwekkende
begraafplaats is de grootste Franse Militaire begraafplaats van België. Ze werd
plechtig ingehuldigd op 22 november 1922. Langs twee witstenen zuilen en een
gietijzeren hek betreden we de begraafplaats. Op elke zuil hangt een klein
infobord. Het rechter, in het Nederlands, luidt: Hier rusten de roemrijke
lijken van meer dan 4.000 Franse soldaten, gesneuveld op het veld van eer op
Vlaanderens Front gedurende de Grote Oorlog 1914-1918. Allemaal witte
kruisjes, met uitzondering van enkele islamitische en joodse graven, waarvan er
tamelijk veel zijn. Het zwarte monument vooraan is een beeldengroep van een
Calvarie. Alle infoborden zijn spijtig genoeg uitsluitend in het Frans. Duidelijk
te zien dat deze begraafplaats niet onderhouden wordt door The Commonwealth
War Graves Commission. Het gras wordt niet regelmatig afgereden.
De wandelpaden vertonen putten en kuilen. De onbekende soldaten rusten bij een
bekend soldaat samen in één graf. De stoffelijke resten van de vernielde graven
kwamen in het massagraf terecht, achteraan. Onder sommige kruisjes liggen wel
drie tot twaalf stoffelijke resten. Ook zeven onbekende soldaten werden
begraven onder één kruis. Hier rusten in totaal 4209 gesneuvelde Franse
soldaten. 1300 van hen konden niet meer geïdentificeerd worden. Voor WOI stond
in de buurt een schooltje dat gebruikt werd als hulppost. De eerste
gesneuvelden werden daar in de tuin begraven. Het schooltje kwam tijdens de
Derde Slag om Ieper in de frontlijn te liggen en alles werd verwoest. Vanaf
1919 werd de begraafplaats hersteld en werden de afgezonderde graven hier
bijgevoegd. Ter herinnering staat hier een obelisk aan een aantal infanterie
regimenten.
Op het Aeroplane
Cemetery staan veel vernieuwde zerken. De begraafplaats is in verschillende
niveaus aangelegd en heeft een schuilhuisje, gemetst in baksteen. Hier staan
1105 grafzerken van gesneuvelden waarvan er 636 niet meer konden herkend
worden.Het Aeroplane Cemetery lag
pal op de frontlijn bij de Derde Slag om Ieper. Op 31 juli 1917 veroverde de 15de
Schotse Divisie en de 55ste West Lancashire Divisie de Verlorenhoek
en Frezenberg. Twee gehuchten van Ieper. Een paar weken later stortte een Brits
vliegtuigje neer op de begraafplaats. Sindsdien kreeg de rustplaats deze naam.
960 graven werden na de oorlog bijgevoegd. We vinden drie graven van
geëxecuteerden: A. Thompson, J. Robinson en B. Hartells. Er komt meer wind opzetten.
De zon verdwijnt vaak achter de wolken.
We rijden de
Zonnebeekseweg af tot we drie kleine begraafplaatsen zien tussen enkele huizen.
Het is door de groene CWGC bordjes dat we het zien. Hier woedde de Tweede Slag
om Ieper. Het Potyze Chateau Lawn Cemetery en het Potyze Chateau Grounds Cemetery
zijn eigenlijk één begraafplaats en te bereiken langs een grindpad. In 1918
lagen hier 241 doden begraven. Na de wapenstilstand werden nog slachtoffers
vanuit de omliggende slagvelden toegevoegd. Voor 12 doden werd een Special
Memorial opgericht. Hun graven werden niet teruggevonden en men verondersteld
dat ze zich onder de onbekenden bevinden. Onder een Frans grafkruis ligt een
Franse kapitein.Hij sneuvelde op 14 mei
1915. Hij werkte samen met de Britse Brigade en word eveneens hier herdacht. In
het gehucht Potyze, omringd door een bos stond een kasteel waarin een medische
post ondergebracht werd. Ook het 27ste Divisie had hier zijn
hoofdkwartier. Dat ging niet onopgemerkt voorbij. Tijdens de zomer van 1918 lag
het kasteel in de frontlijn. Alles werd onder vuur genomen en van het kasteel
en het bos bleef niets meer overeind. Een infobord vermeld: Tijdens WOI was
het gehucht Potijze gedurende vrijwel de hele periode in handen van de troepen
van het Britse Gemenebest. Het dorp lag direct achter de loopgraven van de
geallieerden en ruim binnen het bereik van Duitse artillerie. Van hieruit
leidde een wirwar van communicatie- en verbindingsgangen de soldaten naar de
loopgraven aan het front. Hoewel het kasteel constant onder vuur stond, bleef
het Potijze Chateau, een landhuis uit de negentiende eeuw, gedurende de
oorlog redelijk ongehavend en werd gebruikt door de troepen van het Gemenebest.
in het voorjaar van 1915, tijdens de Tweede Slag bij Ieper, was dit het
hoofdkwartier van de 27ste divisie, onder het commando van Majoor
Generaal Thomas DOyly Snow. Het gelijkvloers werd later ingericht als een
Advanced Dressing Station (medische post) en de eerste verdieping, met
uitzicht over de Duitse linies, deed dienst als observatiepost. Gedurende de
oorlog was het kasteel omgeven door talloze bunkers en loopgraven. Een grote
schuur op het terrein, die onder de soldaten bekend stond als Lacer Farm,
werd gebruikt als opslagplaats voor ammunitie en voorraad voor de loopgraven. Hier haalden de soldaten op weg naar het
front hun gereedschappen, prikkeldraad, loopplanken, bommen en andere voorraden
op. In augustus 1917, aan het begin van de Derde Slag bij Ieper, ook
Passchendaele genoemd, was de strijd in de omgeving van Potijze heftig. Een
jonge officier uit het Manchester Regiment, herinnerde zich later de
verwoesting van het landschap rond het kasteel door de meedogenloze Britse en
Duitse beschietingen. Dit was een land waar de zucht naar moord en vernietiging
genadeloze vormen had aangenomen. Er was niets bruikbaars meer te vinden,
iedere centimeter grond werd door de schutters verkend en bestookt in hun wrede
en bloedige machtsstrijd. Potijze was nooit een rustige sector. Artillerievuur
eiste geleidelijk zijn tol op de officieren en manschappen die gestationeerd
waren rond het kasteel. De Britse posities werden af en toe fors aangevallen.
Op 9 augustus 1916, met de Slag bij de Somme in volle gang, brachten het eerste
en het tweede bataljon van het Hampshire Regiment tien dagen door in de
loopgraven ten oosten van het kasteel. Vlak voor hun vertrek vielen ze ten
prooi aan een onverwachte aanval door de Duitsers, waarbij een krachtige vorm
van fosgeengas werd gebruikt. Beide eenheden werden totaal verrast en hoewel de
Hampshires geen grond moesten prijsgeven, had het regiment ruim 240 gewonden,
waarvan circa de helft later van gasvergiftiging stierven. De 1st Royal
Inniskilling Fusiliers waren op dat ogenblik in hetzelfde gedeelte van de
frontlinie en leden eveneens grote verliezen als gevolg van de gasaanval. Ruim
60 soldaten die in deze aanval sneuvelden, liggen begraven op het Chateau Wood
Cemetery. Centraal op het bord is een zwart wit foto geplaatst van een Britse
leger Aalmoezenier die een gekwetste soldaat helpt te drinken op het terrein
van het kasteel.
Het Pottize Chateau
Wood Cemetery is even verder gelegen en te bereiken langs een graspad. Het
bezit een klein Cross of Sacrifice. Enkele zerken staan vlak naast elkaar. Ze hebben dan ook hetzelfde embleem.
Bij de meeste zerken staat onderaan een tekst. Van de CWGC mochten de familieleden, mits
betaling natuurlijk, iets op de zerken laten graveren. De ene tekst is al wat
groter dan de andere. Zoals deze: goodbye mother, someone
most go en we will all have to go yet. En even verder: greater love, hat no
man, dan this. He lay dawn, en gave his live for his friends. Het kan ook goedkoper zoals: R.I.P.
op sommige zerken staat onderaan niets. Twee Duitse grafzerken met drie namen
van gesneuvelden. Hier rusten 157 militairen, waarvan er zes niet meer herkend
konden worden.
In de
Potijzestraat vinden het Potijze Burial Ground Cemetery. Een grote Britse begraafplaats
vlakbij de Bellewaardebeek. Zeventien zerken staan pal naast elkaar. De
middelste zerk draagt een kruis, links en rechts op de zerken staan twee namen.
Allen van hetzelfde regiment. In de rij erachter hetzelfde. Zeven zerken vlak
naast elkaar. De middelste zerk draagt het kruis. De zerken ernaast bezitten
twee of drie namen van verschillende regimenten. Van sommige onbekende soldaten
weten ze wel het regiment. Dat wordt dan uitgesneden op hun zerk. De
begraafplaats is mooi versiert met kleurrijke bloemen. Deze
rustplaats is ontstaan in april 1915 tot oktober 1918. Hier worden 580 doden
herdacht waarvan er 21 niet meer herkend werden.
Op het Ypres
Town Cemetery Extension rusten slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Er liggen zelfs twee slachtoffers onder
één zerk. Een speciale zerk met de leeuw van Vlaanderen is van sergeant Karel Pylink.
Piloot bij de Royal air force. Gestorven in 1912. Tegen de muur van de
begraafplaats staan zerken met twee logos en twee namen. Een Duitse zerk met twee namen. Achteraan
rechts komen we op de burger begraafplaats. We lezen op het infobord van het
CWGC: Van oktober 1914 tot september 1918 was Ieper (Ypres) het middelpunt van
de Ieperboog (Ypres Salient), een uitsprong in de gevechtslinies die bezet was
door de Britse Gemenebesttroepen. De eerste Britse eenheden arriveerden in
Ieper op 14 oktober 1914. In de stromende regen rukten ze op ten oosten van de
stad, in de richting van het Duitse leger. Binnen slechts enkele dagen werden
hun eerste gesneuvelde strijdgenoten begraven op de gemeentelijke
begraafplaats. In de bloedige gevechten bij Ieper sneuvelden steeds meer
soldaten, die eveneens op de begraafplaats, en op een uitbreiding ernaast,
werden begraven. De Gemenebesttroepen gebruikten deze begraafplaatsen tot mei
1915. Na de oorlog werd het uitbreidingsperk vergroot door de bijzetting van
ruim 360 graven van kleinere begraafplaatsen en van verspreide graven in de
omgeving van Ieper. De uitbreiding van de begraafplaats, naar het ontwerp van
Sir Reginald Blomfield, is de laatste rustplaats van ruim 600 Britse
Gemenebestsoldaten uit WOI en van twee niet geïdentificeerde Duitse soldaten.
In dit gedeelte van de begraafplaats liggen ook 43 Britse Gemenebestsoldaten
uit WOII begraven. Op de gemeentelijke begraafplaats rusten 144 soldaten van
het Gemene Best op verschillende locaties. Aan de westkant worden 50
medewerkers herdacht van de voormalige Commonwealth War Graves Commission.De instelling die de Britse begraafplaatsen
onderhoud. Het
is een oud kerkhof. Er staan zerken van eind 19de eeuw. Een speciale
grafzerk is van Maurice Battenberg. Het grafopschrift luidt:
Lieutenant H.H. Prince Maurice of Battenberg K.C.V.O. Kings Royal Rifle Corps,
27th october 1914 age 23. Onderaan lezen we de tekst: Grant him with all thy
faithful servants. A place of refresment and Peace. Maurice Victor Donald
Battenberg werd geboren in Balmoral Castle, Aberdeen, op 3 oktober 1891, te
Groot Brittannië. Zijn
vader was Prince Henry van Battenberg, de zoon van Prins Alexander van
Hessen-Darmstadt en Julie Therese gravin Hauke, zijn hofdame. Zijn moeder was
prinses Beatrice von Sachsen-Coburg-Gotha, de vijfde dochter en het jongste
kind van koningin Victoria en prins-gemaal Albert. Omdat zijn vader kind was
uit een morganatisch huwelijk kreeg Prince Henry van Battenberg zijn titel prins
van Battenberg van zijn moeder, die door de Russische tsaar Nicolaas tot
prinses werd bevorderd. De jonge prins diende in WOI en stierf tijdens de
Eerste Slag om Ieper. Na 1918 moesten Britse edelen met een Duitse achternaam
deze verengelsen. De nakomelingen van Battenberg veranderden hun naam in
Mountbatten. Het
infobord vertelt nog meer: In augustus van 1914 vond er vanuit het oosten een
grootscheepse Duitse invasie plaats in België en Noord-Frankrijk, geleid door
zeven legers met ruim één miljoen soldaten. In de eerste weken van september
rukten het Franse leger en de Britisch Expeditionary Force (BEF) op en dwongen
de Duitsers om zich terug te trekken over de rivieren Marne en Aisne. Begin
oktober, terwijl de bloedige strijd in de Elzas ononderbroken woedde, trok het
zesde Duitse leger op naar het noorden, in de richting van Vlaanderen. Het doel
was om Boulogne en Calais te bezetten en de geallieerden te omcirkelen. Uit
angst dat de geallieerden de belangrijke havens van het kanaal zouden
verliezen, trokken de troepen van de BEF ook naar het noorden. Deze verwarde
reeks manoeuvres in de richting van de Noordzeekust, eerst naar het noorden,
dan naar het westen, dan weer naar het noorden, kreeg de naam De wedloop naar
de zee. Beide legers hoopten een beslissende aanval te kunnen plaatsen maar de
wedloop kwam in oktober en november 1914 onbeslist ten einde. Maar de boog in
het front rondom Ieper bleef achter en de bewegingsoorlog maakte plaats voor
een slopende loopgravenoorlog, van de Belgische kust tot aan de Zwitserse
grens.
We rijden
verder op de Zonnebeekseweg en slaan linksaf in de Meenseweg (N8). Hier ligt
het Menin Road South Military Cemetery dat voor het eerst in gebruik genomen
werd vanaf januari 1916. Na de wapenstilstand werden nog 203 graven bijgezet
vanuit de omgeving. Langs de grote boogpoort betreden we de dodenakker. De drie
landsplaten zijn tegen de muur bevestigd. Links is het schuilhuisje gemetst in
rode baksteen en afgewerkt in witte natuursteen. In totaal werden hier 1658
soldaten begraven, waarvan 120 niet meer konden geïdentificeerd worden. Voor 54
soldaten werd een Special Memorial en twee Duhallow Blocks opgericht. We
vinden één Duitse zerk van een onbekende soldaat. Bloemperken geven kleur
tussen de graven. Bomen zorgen voor schaduw.
In de
Frenchlaan draaien we rechtsaf. Links zien we de majestueuze Menenpoort van
Ieper. Mensen wandelen er vaak met het hoofd omhoog. Ze lezen de namen op de
muren. Verderop fietsen we langs de N32 tot de derde straat links. Op het eind
van de Jan Ypermanstraat draaien we de Brugseweg op tot het White House Cemetery.
St-jean-les-Ypres. Een grote begraafplaats, in verschillende niveaus, op het
grondgebied van Sint-Jan. Hier staat een oude zerk van een Belgische soldaat.
Op de zerk is normaal een foto en een tekstplaat bevestigt, maar dat werd
onlangs verwijdert voor renovatie. De eerste doden werden begraven in maart
1915. Na de oorlog werden 700 graven bijgezet van kleinere begraafplaatsen uit
de omgeving. In totaal rusten hier 1163 soldaten waarvan er 323 onbekend
bleven. Na WOII zijn nog 8 gesneuvelden uit het Verenigd Koninkrijk en één
Belgische soldaat bijgezet.
Aan de
overzijde van de begraafplaats staat een hoge kapel. O.L.V. Nood zoekt troost.
Gemetst in gele baksteen met trapgevel. Bloembakken met rode bloemen naast de
deur.We kunnen binnen tot bij een
traliehek, eveneens van bloemen voorzien. Op een verhoogd altaar staan enkele
heiligenbeelden van Maria. De muren zijn wit en blauw geschilderd.Na de kapel slaan we de volgende straat
linksaf. Een bocht naar links brengt ons bij twee tegenoverliggende
begraafplaats. Het linkse is de La Brique military Cemetery no 2. Ook deze
begraafplaats ligt op grondgebied van het gehucht Brieke, genoemd naar een oude
steenbakkerij, die hier gevestigd was voor WOI. Het is de grootste van de twee
en wordt omringt door een haag met rode bladeren. Het schuilhuisje achteraan is
aan het wegrotten door opstijgend vocht. Men begon zijn doden te begraven in
februari 1915 tot maart 1918. Aan het eind van WOI telde men 383 graven. Nadien
werden er nog kleine en geconcentreerde graven bijgevoegd. Nu worden hier 840
soldaten herdacht, waarvan 386 niet meer herkenbaar waren. Voor vier doden werd
een Special Memorial opgericht. Enkele
bomen sieren de begraafplaats. Aan de overzijde is No 1 Cemetery gevestigd.
Gesneuvelden werden hier begraven van mei 1915 tot en met december 1915 tijdens
de Tweede Slag om Ieper. Hier staan 91 vertikale grafzerken van gesneuvelde
soldaten waarvan vier onbekenden. Geen Cross of Sacrifice.
In de
Pilkemseweg fietsen we voorbij de Ieper Open Golf Club. Aangelegd in 1990 met
9 holes parcours bij de industriezone. Golf vereist vooral techniek en
concentratie. Het kost algauw 45 per les heb ik van horen zeggen. Aan derotonde rechtsaf. We rijden terug tussen
weilanden. Schapen, paarden en koeien grazen vreedzaam in de weide. Op de
Noorderring slaan we de eerste straat rechtsaf voor de volgende drie kleine
begraafplaatsen. Op La Belle Alliance Cemetery, genoemd naar de voormalig
hoeve, was een medische post gevestigd. Ze werd door artillerievuur volledig
verwoest en nooit meer opgebouwd. De zerken staan ver van uitelkaar.
Maar toch vinden we zerken van drie tot vijf vlak naast elkaar. Ze hebben allen
twee of meer namen van gesneuvelden. Hier liggen meer soldaten dan dat er
zerken staan. De eerste graven dateren van februari/maart 1916. Na de Derde
Slag om Ieper werden weer doden bijgezet. Op één van de
zerken lezen we: To the memory of several soldiers of the Great War S.
Staffordshire regt. Buried
in this grave. Known unto God. Volgens het register zijn dat er acht. In
totaal worden op deze begraafplaats 60 militairen herdacht. 10 lichamen werden
nooit geïdentificeerd.
Divisional Collecting
Post Cemetery en Extension is een Britse militaire begraafplaats, die
gedeeltelijk omheint wordt door een groene haag. Hier staan over het algemeen
oude zerken. Of het moet een andere soort van materiaal zijn. Links en rechts
van elke rij staan piramide buxus. Deze begraafplaats staat vol. Nergens een
open plek. In 2001 werden hier nog kleinere Extension bijgevoegd. Over twee
perken liggen 765 dode soldaten begraven, waarvan 512 niet meer herkend werden.
Een Duitse zerk is hier voorgoed blijven staan.
Het New Irish
Farm Cemetery is gelegen langs de Briekestraat. Genoemd naar een nabijgelegen
boerderij die de Britten doopten tot Irish Farm. Langs een groot
toegangsgebouw met een boogpoort betreden we de dodenakker. Na de reeks kleine
begraafplaatsen is dit een enorme dodenakker met de Stone of Remembrance. Ze
werd opgestart in augustus 1917 en na de oorlog werden uit naburige slagvelden
de doden hier bijgezet. 20 kleine begraafplaatsen werden ontruimd en hier
herbegraven. Er rusten eveneens zes Chinese arbeiders en één Duitser die stierf
in oktober 1916. De begraafplaats werd in niveau aangelegd.
In de kleine
Poezelstraat draaien de energie molens rustig rond. Ze zijn hoog en de wieken
zijn super groot. We fietsen tot de Colne Valley Cemetery. Een kleine Britse begraafplaats
die omringt is door een tamelijk hoge bakstenen muurt. Een gietijzeren hek
verschaft ons toegang. Rond het Cross of Sacrifice staan de 47 graven.
We fietsen
door de industriezone van Boezinge. We houden halt bij de Yorkshire Trench
& Dug-out. Deze keer zijn we niet alleen. Enkele mannen lopen met
paperassen en tamelijk hard pratend door de site. Dit stukje loopgraaf, Yorkshire
Trench, uit 1915 kwam tevoorschijn bij de aanleg van een nieuw stuk
industrieterrein. Van 1998 tot eind 2002 werden door de Diggers resten gevonden
van 155 gesneuvelden, na de eerste gasaanval in 1915. Deze loopgraaf uit de
eerste Britse linie werd later uitgebreid met een deep dug-out of een
ondergrondse schuilplaats. Dolomietpaden tonen de gangen en kamers van de dug-out.
In de loopgraaf zelf kan men de toegangen van deze ondergrondse constructie
ontdekken. De loopgraven zijn niet toegankelijk. Vandalen hebben de betonnen zakken
in de trench gestamp. Hier is geen toezicht en de kwaadwilligen hebben hier
vrijspel. De dug-out staat ook nog onder water. Infoborden staan er en zijn
heel informatief. Een man komt naar ons toe en begint een uitleg te doen. Hij
praat een dialect dat ik niet kan thuisbrengen. Concreet verteld hij: - Dat hij systematisch het nieuw gedeelte van
het industriegebied heeft onderzocht samen met het archeologische team van De
Diggers. Telkens als hij iets vindt, moet hij de politie erbij roepen om een
proces-verbaal te laten opstellen. Hier werden onder meer 155
soldatenlichamen geborgen verteld hij verder. Hij toont ons ondertussen de fotos
van gevonden voorwerpen,beenderen van
dode soldaten. Uitgravingen van de trench en dug-out. Hij vertelt verder: - De stoffelijke resten kregen een laatste
rustplaats op een Brits, Frans of Duitse begraafplaats.
Het Dragoon Camp
Cemetery is een langwerpige begraafplaats. Langs een lang groen graspad te
bereiken. Er werden doden begraven van begin augustus 1917 tot en met oktober
1917. De meeste logos op de zerken zijn van het 13th Royal Welsh Fusiliers. We tellen 66 Britse zerken, waarvan
tien onbekenden.
Op het
kruispunt van de Poezelstraat/Langemarkseweg houden we halt bij het gedenkkruis
carrefour des roses, gelegen op het grondgebied van Boezinge. Binnen een
halfcirkelvormige haag en enkele naaldbomen staat het monument voor Francis Ledwidge.
Vooraan 9 kleine granietblokken en achteraan rijst een Calvarie uit roze
graniet op. Er hangt een Christusfiguur aan het kruis. Deze site is geplaatst
voor de Bretoense slachtoffers van de gasaanval. De oriëntatietafel toont de
posities van de verschillende militaire eenheden. Ingehuldigd op 15 september
1929. Alles raakte beschadigd tijdens WOII. Na renovatie werd alles in ere
hersteld en opnieuw onthuld op 6 juni 1971. Tussen twee groene hagen staat een
groter monument van Francis Ledwidge. Op deze plek sneuvelde de Ierse
dichter-soldaat op 31 juli 1917. Op een glasplaat staat een zelf geschreven gedicht.
1887-1917 hij is net geen 30 jaar geworden.
Het Artillery
Wood Cemetery is aangelegd op het grondgebied van Boezinge. De inkom wordt
gerenoveerd. Ook hier doet het grondwater haar werk. De bakstenen rotten weg. We mogen langs hier niet door. Het is een
heel grote begraafplaats. Hier worden 1307 soldaten herdacht, waarvan 506 niet
meer herkend werden. Deze plek lag vlakbij de frontlinie naast een bos, dat de
Britten algauw Artillery Wood noemden. Eind juli 1917 heroverden de Guards
Division bij de Slag om Pilcken Ridge het gebied van de Duitsers. De eerste doden werden hier begraven tot
maart 1918. Op het einde van WOI lagen hier 141 slachtoffers. Na de oorlog
werden nog meer dan 1000 doden van het omliggende slagveld en kleinere
begraafplaatsen naar hier over gebracht. Twee oorlogsdichters werden hier
begraven. F.E. ledwidge en E.H. Evans.
We fietsen
over het kanaal en rijden een weinig later door de Brugstraat. Hier vinden we Demarcatiepaal
nr 6. Sommige demarcatiepalen staan niet meer op de oorspronkelijke plaats,
maar werden enkele meters verder verplaatst tijdens wegenaanpassingen. Boezinge-dorp kreeg het vooral zwaar te
verduren tijdens de gevechten, die ontstaan waren na de eerste Duitse gasaanval
(22 april 1915). Met man en macht werd het dorp door Franse troepen, later met
de steun van Britse eenheden verdedigd. Hoewel de Duitsers tijdens de Tweede
Slag om Ieper niet verder raakten dan Boezinge-brug, staat demarcatiepaal Nr. 6
op de hoek van de Brugstraat en de Diksmuidseweg. Deze paal, gepatroneerd door
Mevr. Alfred Solvay, werd er geplaatst in de week van 6 tot 13 januari 1923.
Merkwaardig genoeg staat op deze demarcatiepaal te lezen "Ypres",
terwijl op die langs de Pilkemseweg "Boesinghe" staat.
We verlaten
het agrarische landschap en rijden door het centrum van Boezinge. De deelgemeente van Ieper
kreeg tijdens WOI te maken met vluchtelingen uit Mechelen en omgeving. Na de
Tweede Slag om Ieper werd Boezinge een spookdorp. Van de gebouwen bleef niets
meer over. Pas in 1919 kwamen de eerste dorpelingen terug. Ook de
Sint-Michielskerk werd volledig vernield, maar in 1925 weer heropgebouwd in
gele baksteen en hergebruikte ijzerzandsteen. Het monument voor de gesneuvelden
staat op het Kerkplein naast het kerkhof. Ook het gemeentehuis is heropgebouwd
in 1925. Het jaartal is te lezen op de voorgevel door middel van muurankers.
We verlaten
Boezinge langs de N369a. De lucht is weer stralend blauw. Na het glazen huis
van een bouwondernemer rijden we linksaf in de Ravestraat. Bij de hoeve Madelstede
staat een bouwvallige kapel. Gebouwd in gele baksteen en een trapgevel. Boven
de deur het opschrift: O.L.Vrouw van Vrede. Buiten enkele vochtvlekken oogt
het interieur mooi. Maria met kind op een sokkel boven het altaar. Links een
groot beeld van Jozef met kind. Een glas-in-loodraam ter herdenking aan de
oorlog van 14-18. De andere zijde beeldt een zware brand van de hoeve uit.
Om 19:05
zijn we terug in het centrum van Zuidschote. We zien de spitse toren van de
kerk net boven de boomtoppen uitsteken. Tot morgen.
Tekst: Luc
VerschootenFotos: Rina
MeursAfstand: 43,5km.Bron: - Wikipedia en Gazet van
Antwerpen