De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
30-03-2012
Kruisweg St-Niklaaskerk Ottenburg 2
De Kruisweg van de St-Niklaaskerk in Ottenburg - deel 2 Huldenbergs
patrimonium
Jezus valt voor de derde maal onder het kruis
Links een farizeeër die tracht zichzelf te rechtvaardigen. "Wee u, farizeeërs, huichelaars ! Gij lijkt op gekalkte graven die er van buiten wel mooi uitzien, maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en allerhande onreinheid" (Mt 23,27).
Jezus wordt van zijn klederen beroofd Jezus wordt van zijn klederen ontdaan om ons te kunnen bekleden met zijn genade in het Doopsel.
Jezus wordt aan het kruis genageld
Het mysterie van het kruis begon reeds in de stal van Bethlehem ...Zo vaak spijkeren wij, mensen, elkaar vast op voorbije zwakheid en tekortkoming.
Jezus sterft aan het kruis
Jezus sterft, Johannes noteert de laatste woorden van Jezus. Eén ervan is gericht tot zijn moeder : "Vrouw, ziehier uw zoon". Maria wordt Moeder van de Kerk, zij neemt onder haar mantel heel het Godsvolk bij zich. Achter Johannes bevindt zich een priester die Eucharistie viert. "Dit is mijn Lichaam, dit is mijn Bloed". Deze woorden verwijzen naar het laatste avondmaal en de Lijdensweg van Jezus.
Jezus wordt van het kruis afgenomen
De mooiste van de mensenkinderen komt verminkt terecht in de armen van zijn moeder. Al zijn discipelen, zelfs de apostelen, hebben hem verlaten, op enkele vertrouwelingen na.
Jezus wordt in het graf gelegd
De vrouwen uit Galilea, Jozef van Arimatea, de heilige Maagd en Nicodemus leggen het lichaam van Jezus neer in de graftombe. Het lijk is symbool van het lot van alle mensen : de dood.
De engel met de opgeheven vinger verkondigt dat hij zal verrijzen. En de verrezen Christus verzekert ons : als wij via het Kruis gaan, zullen wij deel hebben aan zijn Verrijzenis.
We verlaten de parking en stappen over de Grote IJse
en de Kleine IJse.
Aan de schoolpoort houden we links aan en stappen
voorbij de school, de zaal Den Elzas en bereiken zo het pompstation van Aquafin.
Daar draaien we rechts in en stappen rechtdoor. We laten IJsedal liggen en nemen voetweg
38.
Tussen bos en weide volgen we dit pad.
Waar de weg splitst houden we rechts aan, klimmen
rustig naar boven tot aan de Acacialaan.
Hier nemen we links en gaan tot aan het rondpunt.
Naast het laatste huis rechts beklimmen we de trap.
Heel rustig want het stijgt nogal.
Komen we aan de kasseistenen, dan draaien we ons eens
om en bewonderen het mooi zicht op het dorp.
Nu stijgen we verder tot we aan het Geroyt komen.
Hier houden we links aan en stappen zo voorbij het
witgekalkt, scheefgezaktkapelletje
uit 1777.
We blijven de straat volgen draaien mee wanner ze
terug daalt.
Zo komen we aan het bos en nemen terug voetweg 38. Eindelijk mogen we dalen; maar opgepast! Het daalt nogal steil. Komen we beneden, dan staan we voor de brug over een beekje. Links bevindt zich, de nu wat verkommerde bron waar indertijd de bewoners van het Geroyd om water kwamen. (Daarna met het kostbare vocht terug de berg op, zonder te morsen).
Hier stappen we het brugje over en dalen ver rechts af
tot we terug aan de splitsing komen die we daarstraks genomen hebben.
Rechts aanhouden om zo terug aan de IJseweg te komen.
We draaien rechts op en blijven de IJse stroomafwaarts
volgen. Aan Smeysberg dwarsen we de straat en zijn daarbij zeker heel
voorzichtig.
We volgen verder de IJse tot Klein Waver. Hier nemen
we links en stappen tot aan de N 253. (
L. Kriegelstraat). We stappen weer oplettend naar de overkant en gaan naar
rechts.
Daar waar de blauwe plaat staat dat het een wandel -,
paarden - en fietsweg is, houden we links aan en klimmen de berg op. Eens op het plateau houden we links aan en komen zo
aan de Jozef Minetstraat. Deze
stappen we verder af en bereiken dan de Sint-Rochuskapel.
Naast pastoorsbos
wandelen we rustig naar de kerk. We komen nog voorbij het zaaltje
Pastoorsbos, en de pastorij. Aan de kerkhofpoort gaan we rechtdoor over het
kerkhof. Links staat de kerk. We dalen de trap voor de kerk naar beneden en houden
steeds links aan.
Zo komen we terug op de N253. Via het zebrapad
bereiken we het Gemeenteplein. Tussen gemeentehuis en pomp stappen we nu naar
de parking van de Kronkel en we zijn rond.
De winter heeft ons na nieuwjaar een ferme knauw gegeven. Koud zoals we het al lang niet meer hadden gekend.Maar toch zagenen hoorden we reeds de lente in aantocht.
De merel verscheen in de tuin. Deels om voedsel te zoeken maar ook om een nestplaats uit te bouwen.
In de 19de eeuw was de vogel nog een echte bosbewoner. Maar toen is hij zich beginnen aan te passen aan de open gebieden en de menselijke bewoning.
Daardoor komt het dat hij onze bekendste vogel is met meer dan een miljoen broedparen.
Hij is een van onze vroegste ochtendzangers. Voor dag en dauw laat hij vanaf februari zijn mooi lied horen.
Het is zijn welluidende, korte maar heldere zang die ons het voorjaar aankondigt. Om die boodschap uit te brengen zit hij op een hoge tak en vandaar geeft hij van katoen dat het een lust is. Maar bij onraad verandert zijn lied e n wordt het tsjink, tsjink, tsjink en dit tot dat het gevaar verdwenen is. Is er een poes in de buurt dan is dit zijn alarm maar zal hij ook de poes weglokken door uitdagend rondom haar te vliegen.
Het mannetje is in zijn in het eerste jaar nog volledig zwart. In het tweede jaar krijgen ze een gouden bek en een oranje kring rond de ogen. De vrouwtjeszijn bruiner van kleur met vlekken op de borst en geen gouden bek.
De merel voedt zich met vruchten, bessen,wormen en insecten. Soms zie je hem met een scheef kopje op het grasland zitten. Dan luistert hij naar de wormen onder aarde en wacht hij geduldig af om zijn hapje te hebben.Wanneer het bitterkoud is zal hij onder de voedertafel de
gevallenzaden oppikken. Je kan hemheel blij stemmen met rottende appels in de tuin te leggen.
Al huppendverplaatst hij zich.
Tijdens de balts ( het hof maken aan het vrouwtje) loopt het mannetje rond met opgezette stuitveren, uitgespreide staarten hangende vleugels.
Het nest, werk van het vrouwtje, is een stevige kom van gras, wortels, takjes en mos . Binnenin wordt het uitgewerkt met modder en gras.
In dat nest worden jaarlijks ( maart tot augustus) minstens twee legsel van 3 tot 5 blauw-groene eitjes uitgebroed. Na veertien dagen zijn de jongen reedsdaar en na nog eenstwee weken verlaten ze reeds het nest al kunnen ze nog niet vliegen. Het is dan dat ze de prooi zijn van rovers en in onze tuinen van de katten. De ouders gaan hen nog wel drie weken voeden en daarna moeten ze zelf voor hun kostje zorgen.
De merel ,die tot de lijsterfamilie behoort , is een echte standvogel die zowel op het platteland als in de steden terug te vinden is.
In elkestreek heeft deze vogel zijn volksnaam. De meest bekende zijn: merel, merlo, meerlaan, geelbek,zwarte lijster
Hoe de merel aan zijn gouden bek komt lees je in het volgend verhaal.
Lang, heel lang geleden waren er meer witte vogels dan nu. Door dommigheden zijn ze zwart geworden. Zo was de raaf vroeger een prachtige witte vogel die mooi kon Ook de merel was in vervlogen tijden een mooie witte vogel die een van de mooiste liedjes uit de vogelwereld zingt. Die gouden klanken zijn gebleven, maar de witte kleur is verdwenen. Hoe dat zo gekomen is? Hebzucht! Luister naar deze Keltische legende:
Het was een stralende koude winterdag toen de merelman zag dat de ekster zijn bek vol glinsterende sieraden had. De merel keek begerig naar de fonkelende stenen en vroeg de ekster waar hij die had gevonden. De ekster nam de merel apart en fluisterde: In het noorden ligt een diepe grot waar de prins zijn goud, zilver en sieraden bewaart. De prins is een goed mens en als je het hem vraagt, dan mag je een bek vol goud en zilver meenemen. Maar de grot wordt bewaakt door een gevaarlijke draak. Pas op, je mag alleen spullen meenemen uit de gang die de prins je aanwijst.
De merel vertelde het nieuws enthousiast aan zijn vrouw, maar die vond het een beetje gevaarlijk met zo'n draak, en bovendien, zilver en goud kan je niet eten. Toch vlogen ze samen naar de grot en stapten voorzichtig naar binnen. Overal lagen bergen edelstenen en goud en zilver te glinsteren. En voordat de merel achter in de grot de prins bereikt had, overwon zijn hebzucht het van zijn voorzichtigheid. De merel begon in het goud te pikken. Zijn vrouw riep nog dat hij moest oppassen en rende naar de uitgang. Maar de draak was al wakker en brullend spuwde hij vuur. De merel schreeuwde van schrik en vloog ijlings weg.Hij kon nog net ontsnappen, maar werd door een vlam van de draak helemaal geblakerd. Daarom is de merel tot op de dag van vandaag van top tot teen pikzwart. Zijn snavel schroeide hij ook; die zat echter vol goudstof en dat goud is in zijn snavel gesmolten. Daarom kennen we de merelman nu alleen nog als een zwarte vogel met een gele snavel.En hoe het met het vrouwtje is afgelopen? De vlammen van de draak bereikten haar niet, maar wel het roet. Dat kan je nog steeds zien aan haar bruinzwarte verentooi. En omdat ze niet zo hebberig was met het goud, heeft ze gewoon een zwarte snavel.
Gaan priesters ook op vakantie ? vraagt mijn oude haarkapper, die niet nieuwsgierig is maar wel graag alles wil weten !
Of nee, verbetert hij vlug zichzelf, die gaan op retraite, is het niet ? Ondertussen bindt hij mij een reuzenservet voor, en grijpt naar kam en schaar op de kaptafel.Onze barbier schijnt onwetend over het feit dat een paar werken uitblazen niet alleen behoort tot de verworvenheden van de loontrekkenden, maar ook van de dienaren Gods.
Wel, ik ga op retraite, antwoord ik, en ik ga ook nog veertien dagen op vakantie.
Hij kijkt even verschrikt over zijn brilglazen, maar herpakt onmiddellijk: Ge hebt gelijk ! Ne mens moet er eens uit zijn, iedereen heeft dat nodig.
Maar hij wil graag meer vernemen, want zijn belangstelling voor nieuwsjes is onuitputtelijk.Elke klant is een bron van informatie, zijn kapsalon één groot nieuwsbureau.
Ge gaat alleen, zeker, mijnheer pastoor... ?
Nee, toch niet, deel ik hem mee, ik ga met een paar vrienden.
Ah ja, ook allemaal priesters, natuurlijk... voegt hij er aan toe, maar op zo'n manier dat hij van mij een meer gedetailleerd antwoord verwacht.
Ja, allemaal confraters, bevestig ik. En als het anders zou zijn, heb ik nog geen zin om de samenstelling van ons reisgezelschap aan zijn curieuze neus te hangen.
Maar, ge gaat niet ver zeker, of toch ? vervolgt de vraagstaart.
We gaan naar Frankrijk, preciseer ik.
Ah, Frankrijk, een schoon land ! Mijn zoon is er verleden jaar ook geweest met zijn caravan, zegt hij, een land met veel afwisseling : natuur én kultuur, goed eten, goed drinken.
Ge blijft in 't Noorden van Frankrijk, in Normandië of zo ? informeert hij verder, want met algemene gegevens is zijn honger niet gestild.
Nee, we gaan naar t zuiden, biecht ik op, naar Provence.
Oh Provence !gilt hij bijna, en dan als een levende Michelingids : Provence, met oude Romeinse monumenten en opgravingen, en schone Romaanse kerkjes... Ge bezoekt zeker veel kerken met uw confraters, als ge op reis zijt?
Nee hoor, zeg ik kortaf, ik zit al genoeg in de kerk, heel het jaar door.In de vakantie wil ik graag de natuur in, wandelen, zwemmen, de zon zoeken, de zee....
Nu is de nieuwsgierig;held van onze figaro pas goed gewekt.Zenuwachtig begint zijn schaar snibbig te snateren, hapt gulzig gaten in de lucht, scheert angstwekkend rakelings langs mijn oor, schiet dan weer weg..
Dus, ge verblijft aan zee, besluit hij iets te vlug en erg ongerust, want in zijn bonte magazines - de wachtende klanten ter verstrooiing aangeboden heeft hij enkele verleidelijke afbeeldingen gezien van wulpse strandtonelen aan de Franse kust.
Ik stel onze kapper gerust met de mededeling dat we meer in het binnenland zullen verblijven dan aan zee.Maar zijn argwaan is gewekt, zijn brandende nieuwsgierigheid nauwelijks geblust.
Om niet grof indiscreet te worden over dit onderwerp staakt hij zijn vragenvuur, maar verplaatst ondertussen zijn geschut.Hij bereidt een nieuwe aanval voor.
Kalmpies aan, maar doelgericht begint hij mij weer te bestoken.
Ge gaat met de auto, of met de trein ? herneemt hij.
Met de auto, beken ik.
Ja, da's gemakkelijker om ginder nog uitstappen te doen, valt hij me bij.
Maar ge gaat toch niet in één rit, zeker?
Nee, natuurlijk niet, we doen het in twee dagen, stel ik hem gerust, en we doen het op ons gemak, we stoppen regelmatig om de benen te strekken, we nemen ruim de tijd om te eten...
Daar pikt hij onmiddellijk op in :Ge gaat onderweg eten in een restaurant, of ge neemt uw boterhammen mee?
Goeie God ! Houd die man dan nooit op ? Seffens wil hij nog vernemen - voor het geval we onze boterhammetjes meenemen - of die belegd zijn met hesp of kaas, dan wel met confituur bestreken.Hoe is het mogelijk ? Om grijs haar van te krijgen ! Met zo'n barbier ben je waarachtig geschoren !
Wie zei ook weer dat één gek meer vragen kan stellen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden ?
Wandelend op het IJsewegje, heeft men de indruk dat de natuur nog geen teken van leven vertoont. En toch...
Aan desamenvloeiing van de Grote en de Kleine IJse staan ze te bengelen in de wind. Het sneeuwklokje. Het zijn er minder dan anders. Maar ze zijn er. Ze hebben zich door de harde grond en een dikke sneeuwlaag moeten wringen om het kopje op te steken. Ze zijn later dan andere jaren.
Hetzijn de eerste voorboden van de komende lente. Bloemknop en bloeistengel worden bescherm en zijn als een naald die door de grond boort. In vele tuinen vind je deze lieve plantjes terug. Maar diegenen die je in de vrije natuur vindt stammen altijd af van verwilderde exemplaren.
Oorspronkelijk komt het plantje uit Zuid en Zuidoost Europa Het is een stinzenplant. Het zijn planten die hier eigenlijk niet thuis horen maar sinds mensenheugenis hier gekweekt worden . Sommige al van voor de 15de eeuw. Stinz betekent steen. Zij groeidenindertijd nabij oude pachthoeven, kastelen, stenen huizen en parken. Die gebieden die door bewerken anders waren dan de omliggende gronden.
Het sneeuwklokje is een bolgewas. Daarin slaat het zijn reservevoedsel op voor de volgende bloei.
Het groeit in frisse, vochtige maar voedselrijke grond. Ze staan het liefst in de schaduw. Daardoor valt hun wit zijn nog meer op. Het liefst groeien ze nabij beken en rivieren Vandaar dat ze aan de IJse in hun nopjes zijn. In grasland en loofbossen voelen ze zich echt thuis. Het sneeuwklokje heeft altijd twee blauwgroene bladeren. De binnenste bloemdekbladen zijn beduidend korter dan de buitenste en aan de toppen groen.
Het sneeuwklokje bloeit van februari tot april. Het is weer één van onze giftige planten. Het wordt zelf in de geneeskunde niet gebruikt.
DE SNEEUW EN HET KLOKJE
Waarom de sneeuw wit is.
Toen God de aarde schiep in zes dagen, was er voor hem wel heel veel tegelijk te doen. Er was zoveel te creëren dat er soms een tekort aan onderdelen was. Zo was er voor het konijn geen normale staart meer over en moest het zich dan ook behelpen met een raar opstaand wit staartje. Het muisje bleef grijs en voor het roodborstje was alleen bruin nog over (pas veel later kreeg het zijn rode borstje). Toen de regen, de sneeuw en de wind aan de beurt waren, bleken de kleuren helemaal op. De sneeuw was hierover zeer ontstemd en weigerde zich terug te trekken na de winter. De bossen en landerijen bleven bedekt onder een dik pak doorzichtige sneeuw. De zaden waren weliswaar zichtbaar maar onbereikbaar onder de kleurloze sneeuw, waardoor de dieren honger leden. Door deze barre omstandigheden kreeg God medelijden met de planten en de dieren en zei tegen de sneeuw dat ze een kleur aan een plant mocht vragen. Maar de planten weigerden mee te werken. De gele katjes van de hazelaar wilde het zachte geel niet afstaan. Ook de Duindoorn weigerde de oranje kleur van de bessen te geven. De rode kleur van de bessen van de Gelderse Roos wilde de sneeuw zelf niet omdat die te fel was. De sneeuw werd toen heel boos. De wind, die ook geen kleur had gekregen, werkte samen met de sneeuw. Hevige sneeuwstormen teisterden het land. Een klein klokje zag dit allemaal aan en kreeg medelijden met de sneeuw. Toen de sneeuw aan het uitrusten was van de laatste sneeuwstorm, riep het klokje dat de sneeuw haar kleur mocht hebben. De sneeuw vond de witte kleur van dit klokje prachtig. De sneeuw was zo geroerd over de gave dat ze besloot dat het klokje als enig bloempje in de sneeuw mocht bloeien zonder te bevriezen. Het klokje was zo dankbaar dat het zich sindsdien het 'sneeuwklokje" noemt. Ook de mensen houden van het plantje, want als de sneeuwklokjes gaan bloeien in januari en februari, weten de mensen dat het voorjaar in aantocht is.
Sneeuwklokjes zijn inheems in midden en zuid Europa. In noord Frankrijk, België en Nederland zijn het 'stinzenplanten', die vanaf de 16e eeuw meegenomen werden uit zuidelijker streken om de tuinen van de rijken te sieren. Het bolgewas vermeerdert zich o.a. door zaadvorming. In bossen zorgen de rode mieren voor verspreiding van de zaadjes van de verwilderde sneeuwklokjes. Om het kostbare stuifmeel te beschermen, gaan de bloempjes van de Sneeuwklokjes pas open als de buitentemperatuur boven de 10 graden komt.De beste tijd om in uw tuin sneeuwklokjes te poten of te verplaatsen ,is direct na de bloei als de blaadjes nog groen zijn. Neem wat aarde van de plantjes mee, daarin zitten bodemschimmels die nodig zijn voor groei en bloei. Miljoenen bolletjes worden illegaal uit de bossen van o.a. Turkije geschept en in West Europa verkocht.