|
Denken uit het vuistje.
Geconfronteerd met mijn eigen spiegelbeeld, AI, en door alle informatie die deze taal- en denkmachine bliksemsnel aanreikt op voorwaarde dat de mens de juiste vragen weet te stellen en permanent kritisch blijft meedenken, stel ik vast dat wij aan de dageraad van enorme mogelijkheden staan. Dus ook voor besturen, zoals gemeentebesturen. Gedaan met de tijd van de scheiding tussen de bestuurswereld en de onmondige, onwetende burger. Het is dus een uitdaging voor beiden, een verrijking, geen negatieve confrontatie. Want besturen wordt met de dag zeer moeilijk en de uitdagingen wellicht veel groter dan menig enthousiaste jonge politicus vermoedt.
Grijp de kans van het moment om beide groepen als één gemeenschap, in één front en versterkt met het gestaag machtiger wordende hulpmiddel, het tij te keren. Wij stormen als blinden naar nooit geziene bedreigingen, en de machtigen putten ons uit in de domste, de gevaarlijkste, de onmenselijkste bezigheid die een denkend wezen maar kan begaan: uit eigen belang alles vernietigen.
Klinkt misschien pessimistisch — het is het niet. Het moet de zweepslag zijn om gezamenlijk eindelijk de laatste kans aan te grijpen om, samen met de insecten en al het andere leven, een toekomst te hebben.
De gemeente, bij uitbreiding onze grote familie waarin wij ons thuis voelen, beschermd en gewaardeerd — het kan zelfs geliefd zijn — daar moeten wij direct beginnen. Daar planten wij de zaden van de toekomst. Wij, tezamen, niet jullie alleen.
Ik wou als laatste bijdrage, samen met AI, een synthese van de vele zaken die echt niet goed gaan in onze gemeente bij elkaar brengen en in alle bescheidenheid — soms in pertinent bewustzijn van de degelijkheid — voorstellen en mogelijkheden aanreiken om het bestuur aan te sporen met een open, creatieve, toekomstgerichte geest een nieuwe weg in te slaan. Dat lukte nog niet. En daarom schreef ik dit vlug “uit het vuistje”
Het begon met mijn parkeerprobleem: voorlopig komen er meer auto’s bij, en zonder nieuwe oplossingen gaat het niet. Integendeel: het beleid zit verkeerd. De toename moet afgeremd worden door over te schakelen naar openbaar vervoer, ook kleinschalig binnen de gemeente, dat mensen brengt naar punten waar aansluiting is op een vernieuwde, degelijke lijn.
Elk nieuw huis moet meerdere garages of parkeerplaatsen voorzien. Grote gebouwen moeten ondergronds méér parkeermogelijkheid aanbieden. Betegelde pleinen moeten ondergrondse parkeergarages worden (die eventueel kunnen dienen als schuilkelders). Daarboven ontstaat dan een groene oase waar inwoners koelte, gezelligheid en rust vinden.
Woonuitbreiding: blijf af van ieder stuk groen, welke bestemming het ook heeft. Geef de natuur terug alle kans om natuur te zijn, en tevens ons — de mens — te dienen en te beschermen. Daar hebben promotoren niets te zoeken, tenzij ze “natuurpromotoren” worden, maar die moeten nog geboren worden.
De kern moet alle aandacht krijgen. Ze moet haar natuurlijk karakter behouden en veel meer bieden. Er moet gewoekerd worden met de ruimte — vooral in de diepte en in de hoogte, maar wél op mensenmaat. Dat overal arbeiderswoningen gerenoveerd worden door jonge mensen is verheugend, maar dat er twee auto’s bijkomen en binnen enkele jaren misschien nog twee, is allerminst denkbeeldig.
Nieuwe verkavelingen maken een centrum kapot op alle vlakken. Bouwpromotoren zijn geen planners voor de gemeenschap. Een dorp moet een dorp blijven, en geen wijk in een reusachtige stad. En daar zijn wij bijna — en dat is de verantwoordelijkheid van onbekwaamheid in het verleden, in zóveel gemeenten en dorpen.
Veiligheid en gezondheid. De Antwerpsestraat is een groeiende, permanente aanslag op beide. Het is een doodsteek voor een gemeenschap, een vraag om verloedering, ondanks de moedige pogingen die particulieren nog durven ondernemen. Meer groen, meer rust, minder geluidsoverlast — en dat niet alleen tijdens diensturen of wanneer een politiepattouille eens langskomt.
De sfeer. Wijk- en straatfeesten zijn buitengewoon belangrijk. Een reusachtige zandbak als eenmalige “happening” is onverantwoord. De Heideplaats moet totaal herdacht worden. Onder de grond, en daarboven — dáár is het te doen. Dáár wordt een kern gelegd in het centrum van de gemeente. Waar de Franken ooit al hun vee bijeenbrachten, moet het gonzen van gezellig, gezond, verrijkend leven.
Relatie bestuur–burger. Een dorp dat zich gedraagt als een grootstad verliest zijn eigenheid als dorp. Toegankelijkheid moet ten dienste staan van de burgers, en mag niet moeten passen binnen sociale wetgeving of organisatorische gemakzucht. Verkozenen moeten aanspreekbaar zijn en zich niet in bunkers van afspraken en afschermingen verbergen.
Kies een nieuw leidmotief en verbrand het oude: “Wij proberen voor iedereen goed te doen!” Weg ermee.
Het juiste is:
“Wij voeren een beleid dat open, correct, eerlijk, juist, rechtvaardig en respectvol is voor elke inwoner.”
Bij gebrek aan tijd is dit een voorgerechtje. En als het antwoord opnieuw is zoals ik het al te vaak heb horen zeggen: “Dat doen wij niet, dat gaat niet!” — dan moet degene die dat zegt eens diep nadenken of er geen andere mensen zijn die dat wél kunnen, wél willen, en die nog veel betere, nieuwe oplossingen voor de gemeente — voor ons allemaal — kunnen aanreiken.
En dan is het aangewezen dat iedereen op de gepaste stoel gaat zitten. Het gaat om onze gemeenschap, ons leven, onze toekomst — niet om een mandaat.
Wie de — meer dan algemeen verwachte — zware taak opneemt om een dorp, een gemeente te besturen en te leiden (ving ik beter), en dat in samenwerking met de hele gemeenschap, zoals de dorpsoudste van de stam, die verdient het respect, de waardering en de dankbaarheid van de medeburgers of stamgenoten.
Wie anders denkt — denkt die wel juist?
Het zal moeilijk worden, maar nooit onmogelijk. Een nieuwe wind moet van over de Rupel waaien.
06-12-2025 om 16:51
geschreven door Walter
|