We hebben er gelegen.
Hij en ik.
Op ons terras, of wat dacht u?
Wij genieters van levens, het liefst nog de onze, wij werden gedwongen tot het nietsdoendom.
Alsof wij van nature zo lui zijn dat wij een eerste lentedag zouden durven doorbrengen op een ligstoel - uweetwel, zo'n plastieken geval waar je na twee jaar pardoes doorheen ploft - zomaar lanterfanterig wijntje nippen en boekje lezen.
Nee nee, niet wij! Wij behoren tot de noeste garde der onderhoudsdriftigen, die lentedagen aangrijpen om het erf en zijn patrimonium klaar te stomen voor de zomer.
U, u en u daar, die mij in het ware leven kent, u lacht net iets te hard nu.
Maar u heeft gelijk. 't Was de ontlening voor een beperkte tijd van die hogedrukreiniger die ons noopte tot een tuindaad. Vooral mossen vastgehecht aan terras en richels en verder alles wat in de weg lag op de grond, van bladerdek over bloempot tot kinderspeelgoed spoten we het zicht uit. Dat ging lekker. Zo lekker zelfs dat ik mijn botvierende inzet wilde continueren op het vijverplatform, de verdwenen tuintegels die ooit een wegeltje vormden naar de handwaterpomp, het tuinbankje waarvan we verwachten dat we er een dezer toch zullen doorzakken.
Maar het fatum besliste in onze plaats dat we genoeg gewerkt hadden.
Na de versleuring van het loodzware gemotoriseerd waterpistool naar de andere kant van de hof, een extra waterslang onder tien jaar graspollen opgegraven te hebben, de buren lastig te vallen voor het schooien van een koppelstuk, kwam er uit dat ding nog enkel een pffffieuwtstraaltje, draaiend in kringetjes. Geen lieveheersbeestje dat je daarmee nog kon platspuiten, misschien hoogstens van een stip ontdoen. Als je goed mikte.
Terwijl ik bedacht hoe ik dit euvel alweer aan de gulle lener moest gaan uitleggen, negeerde ik het overige tuingerief dat zich blinkend ergens in een ooghoek op een netvlies van me had genesteld, want behalve nijvervolle tuinders, zijn wij bovenal zeer bijgelovig : het lot wilden wij niet tarten!
A lot of taarten daarentegen, dat leek ons wel iets. Uit koelkasten werden ze aangesleept. Gechaperonneerd door een thermos koffie. Tot vlak naast de ligstoelen die iemand van ons onbewust had achtergelaten.
Bestraald door een goddelijk zonnetje, zat er voor ons niks anders op dan onze namiddaguren door te brengen met een boekje op een ligbed, mondvoorraad binnen handbereik.
Dik tegen onze goesting, zeg ik u, tegen onze goesting!
11-03-2007, 00:00 geschreven door zapnimf 
|