Als een besmettelijke ziekte verspreidde de ambiance zich donderdag doorheen het park. Ook wij, vatbare zielen, konden er niet aan te ontsnappen. De opdweepsels van Squadra Bossa All Stars featuring Buscemi drongen tot diep door in het systeem. Ze opereerden dan misschien wel onder een naam die je amper kan uitspreken, maar stilstaan - jeetjemijnkreetje - was voor het veelkoppig publiek een onmogelijke opdracht. Zéér ambetant, op zijn zachtst gezegd, want dit éénkoppig lid uit de massa moddert nog steeds aan met knieën die het knikken nauwelijks kunnen verdragen. Ik probeerde een compromis te bereiken met lijf en leden. Het werd een stijfbeen imitatie van een gekverklaarde struisvogel. Wijl de onderzijde van uw zapnimf zich met alle macht koest probeerde te houden, belastte de nek zich met onwereldse ritmische schokken, links-rechts-boven-onder, totdat de haarbos de danspasjes overnam die de lager gelegen gebieden verzuimden te maken. Een malse schouderschudding, een lichte boezemtrek en wat bekkengerommel kleurden het geheel.
Aan de rare blikken van de omstaanders te meten, was het geen gezicht. Who cares? Ik alvast niet. Zo loeren ze trouwens ook als mijn jamesbrownbenen wel mee willen.
Ocharme echter mijn lichaam. Er staat deze zomer geen maat op de muzikale overbelasting. Nog slechts enkele uren te gaan en mijn stunten van hierboven zullen zich herhalen op Dranouter. Een folkgebeuren waar we alles behalve de folk zullen uitpikken om te besluisteren en te bedansen.
Sinéad O' Connor, hier wi kommmmmmmm!
Maandag is er dan weer Fischer Z. Op de Fonnefeesten in Lokeren. Geef toe, ook dat kunnen we toch niet overslaan? Aan mijn oren mankeert niks.
Dinsdag kun je me vinden als een volmaakte blubberprut in een ligstoel onder onze kastanjeboom.
De eerste bracht hij mee naar huis op de bolderkar.
"Mama, kijk eens wat wij gevonden hebben in het anti-tankkanaal!" met in zijn kielzog de bovenste helft van iets dat op een tank geleek. Een tank van om en bij de twee meter met een aantal doodskopachtige stickers die ons erop wezen dat het goedje dat er ooit ingezeten had, niet echt koosjer was om kinderhandjes in te weken.
Enkele blinde vuilnismannen aanzagen twee weken later die boog polyester gelukkig als een boot ofzo en namen hem mee als zijnde groot vuil.
"Mama, kijk eens wat wij gevonden hebben bij/in het anti-tankkanaal!"
Als dat zinnetje weerklinkt aan het begin van de oprit, slaat mijn hart De Sabeldans van Katchaturian (zie onder).
Nochtans begon dat opvissen redelijk onschuldig. Uitgerekend op moederdag diepten ze - ik wil niet eens weten hoe - een mottige tuinkabouter op die de halve meter ruimschoots oversteeg. Een cadeau dat ik, niet meteen de grootste bewonderaar van tuinkabouters om het eufemistisch uit te drukken, een prominente plaats in de hof moest geven. Dat hij iedere week een tiental meters dieper de tuin in sloop, viel niemand op, tot hij ergens achterin, verscholen in het struikgewas op een blauwe maandag gemold werd met een schop door een tijdelijk hier verblijvend pestjoch. Ik heb hem niet zo heel erg gestraft.
Een tijdje later vonden ze samen met de buurjongen een dichtgebonden zak in die gracht hier op het eind van de straat.
"Curiosity killed the cat!" gilde ik hen nog achterna, toen ze met schaar en ander ontmantelingsmateriaal weerkeerden. Ik zat er slechts één diersoort naast. Ze vonden hun eerste verpakte trauma. Een gestikte hond, vastgetaped aan bek en poten. Tevens hun eerste aanraking met de politie en hun eerste vermelding op tv tijdens het nieuws van ATV. Ze leerden meteen dat niet iedereen een dierenvriend is.
Die veredelde beek is echter niet alleen populair als speelterrein en dumpoord voor wat er niet hoort.
Bij de volgende : "Mamaaaa, wij (zoon en de buurjongen uit alle afleveringen alhier - we hebben er maar één) hebben drugs gevonden bij het anti-tankkanaal! Wietplantjes!" schaterde ik het uit.
"Jaja, jong, en ik kweek speed op stokjes onder de kastanjeboom. Wiet groeit echt niet in het bos hoor."
Ergens in huis slingert er nog een leerboek van me rond : actief luisteren naar kinderen. Oeps oeps en nog eens oeps.
Beteuterd dropen de wietontdekkers af naar de buurvrouw die wel voldoende curieuziteit in zich had om inderdaad een pallet met daarop een miniplantageke, plastiek dakje en bemesting te aanschouwen. Zij zorgde dan ook voor hun tweede aanraking met de politie.
Gesterkt door hun spectaculaire vondsten, vinden ze nu dus geregeld bommen, ufo's en gestrande atoomduikboten in het water.
Gisteren offreerden ze naast de bom ook nog een gevonden onaangebroken fles wijn. En een autonummerplaat.
"Wie weet worden er daar wel gestolen voertuigen ontdaan van hun herkenning."
De wijn, beste schatten, maken we soldaat van zodra jullie weer naar papa zijn vertrokken, we hebben dan immers wat te vieren : rust!
De nummerplaat ligt reeds bij de politie, jeweetwel, onze ondertussen al niet meer zo onbekende vrienden.
De geburen langs beider kanten concurreerden tegen elkaar op : om met de meeste decibels ons vakantiegevoel aan stukken te rijten. Daarvoor hadden ze slechts wat gemotoriseerd snoeialaam nodig. En een hele grote hof.
Genietende wij werd knarsetandende wij.
Waarop dochter : "Die geburen van ons hebben toch nogal geluk met ons hoor. Dat wij onze hof niet onderhouden..."
Dit zei ze dan op het eind van een dagje Oostende - Wenduine. Eén café (de kinders op de go-cart en wij achter een verfrissing) en één restaurantje eerder moest ze nog niet.
We wandelden neerwaarts naar de auto op een van de talloze kronkelende paadjes rondom de Spioenkop, dat afdakje bovenop de duin naast de rotonde. 't Is te zeggen, de rest wandelde, huppelde, sprong hinkstap en ik mankte wat aan de hand van mijn levende kruk Hill.
"Pipi?"
Ze knikte.
"Weldan... hier zijn toch bosjes genoeg... hurk je even."
"Maar dan is het altijd op mijn broek en ik durf niet."
Krulzap wierp zich vrijwillig op om de wacht te houden bij minizap en we gaven de uitdrukkelijke raad mee van haar broek uit te trekken vooraleer ze loos ging.
"Komt allemaal in orde, gaan jullie maar ginder op dat bankje wachten." verzekerde het tweetal ons.
Vanuit de verte hipte een krullenbol uit de bosjes. Het hoofd wild tollend en vergezeld van slaande armen en benen die een onbestaande gebarentaal voor ons uitvergrootte.
Telepathie onmachtig dachten we eerst nog : "De hyperkinese is weer uitgebroken in dat kind, dat belooft voor de terugrit"
Vlak daarna verscheen er nog iets uit de bosjes. Bovenlijf strak met twee wijde armen en een sukkelpas veroorzaakt door gestrekte onderste ledematen. Het makkelijkste te beschrijven als het cliché van een zombie op de dool.
Vanop honderd meter afstand voelden we nattigheid. Drie seconden later werd die zelfs zichtbaar. Een vochtige plek ter hoogte van de knie zo groot als de kletskop van Kojak, platgewalst.
Gezamenlijk barstten de wachtenden wat lager die heuvel uit in luid gebulder. Dat verteerde het mooie plassende meisje slecht. Zij liet zich op haar beurt niet onbetuigd en huilde met lange uithalen alsof ze wilde bewijzen dat ze nog veel water op overschot had na haar avontuur van zoëven. Haar warme, begrijpende moeder zijnde, probeerde ik mijn gehinnik te staken, helaas bleef ik niet gevrijwaard van dingen die sterker zijn dan mezelf. Het beste compromis dat ik kon bereiken was een ingehouden doch nog te brede glimlach. Ik meen me zelfs te herinneren dat mijn tanden weer helemaal zichtbaar werden, met gedempt geluidje, toen minizap zo dicht naderde, dat we nu ook van de achterzijde van het panorama konden genieten : alsof er twee visbakken uitgegoten waren op haar achterkant.
"Nou... je hebt dan toch tenminste kunnen pissen." monkelde iemand die bij de entourage hoorde. Waarop de concurrentie tussen ons lachen en haar wenen weer volop woedde.
We staken haar naakt in de trui van Hill. En het mooie plassende meisje vergat gaandeweg haar traantjes.
En wat hebben we geleerd vandaag? (vingertje omhoog)
Als je goede raad in de wind slaat, slaat de wind de zeik in de broek.