Een Colruyt tijdens de middag van een werkdag.
Iedereen keek naar mij.
Iedereen bewonderde mij.
De ogen op mijn rug vingen de woorden van de omstaanders op : "Kijk daar, juf zap, die verrukkelijke nimf, hoe ze zich mengt onder ons, het gepeupel, om zomaar boodschappen te doen, wauw! Ze heeft nog voeling met het gewone volk"
't Is te zeggen, de bewonderaars fluisterden, ik kon net niet horen welke bewoordingen ze gebruikten om mij lof toe te zegenen, maar het moet iets in die trant geweest zijn.
Minzaam glimlachte ik de toestromende massa toe. Voelde in mijn handtas of er nog ergens een verloren gewaande balpen in rondwaarde, want zometeen zouden de eerste blote buiken verschijnen, smachtend naar mijn zapse kribbel.
Maar ze bleven beleefd, die opgevoede polderdorpbewoners... behalve eens wijzen en hun vrolijke blikken afwenden - ze kennen hun plaats - kon ik mijn voedingslijstje voor de komende dagen zonder noemenswaardige strubbelingen afwerken.
Nog helemaal vol van de warme reacties van die eenvoudige mensen storm ik nog net op tijd het personeelslokaal binnen.
- "Waar kom jij vandaan? Verhitter dan verhitst?"
- "Even mijn commissies afgewerkt in de Colruyt."
- "Zo??"
- "Hoezo 'zo'?"
- "Zap, je hebt je pyjama en kamerjas nog aan!"
- "O? 't Is toch carnaval voor iets, niet? En daarbij, ik heb die drolgedraaide handdoek op mijn kop al afgedaan. Zou het iemand opgevallen zijn?"
|