thuishavengoud
Inhoud blog
  • Blogstop
  • Het kruis bij het meer 4. Constant Eeckels
  • Het kruis bij het meer 3. Constant Eeckels
  • Het kruis bij het meer 2. Constant Eeckels
  • Het kruis bij het meer 1. Constant Eeckels
    Zoeken in blog

    We zijn de 26de week van 2025
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Startpagina !
    Blog als favoriet !
    De mooiste gedichten uit de Nederlandse letterkunde verzameld en gekozen uit www.bloggen.be/thuishaven
    Welkom in mijn thuishaven en geniet van deze gouden gedichten. Geen rijker kroon dan gedichten schoon. Mijn moedertaal is wonderzoet voor wie haar geen geweld aandoet. Elke vrijdag een gouden gedicht.
    15-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liedje voor Rosinde. G.H. Priem
    Blonde Rosinde ziet ge niet,
    hoe de zon haar pijltjes schiet,
    door de groene linde?

    Geloof mij, het is op jou gemunt,
    zonnetje, zonnetje, och je kunt
    toch haar hart niet vinden.

    Ik heb er al jaren naar gezocht,
    heel wat uurtjes doorgebrocht,
    onder de groene linde.

    Als er de maan scheen bleek en koud,
    als er de zon scheen warm en goud,
    droomde ik er van Rosinde.

    Kapelletjes stoeien om het huis,
    de wind zingt met zacht gesuis,
    door de groene linde.

    Alles is zon en alles is geur,
    alles is klank en alles is kleur,
    om het nestje van Rosinde.

    Haar venstertje is dat kleine daar,
    hoe vrolijk grijpen de takken er naar,
    de takken van de oude linde.

    De bladeren kijken de kamer in het rond,
    o blaadjes, o blaadjes of ge daar vond,
    een hartje dat mij beminde.

    1891
    Amersfoort 1865-1933




    15-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    14-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iris. Jacques Perk
    Ik ben geboren uit zonnegloren,
    en een zucht van de ziedende zee,
    die omhoog is gestegen op wieken van regen,
    gezwollen van wanhoop en wee,
    mijn gewaad is doorweven met parels die beven,
    als dauw aan de roos die ontlook,
    wanneer de dagbruid zich baadt en voor het schuchter gelaat,
    een waaier van vlammen ontplook.

    Met tranen in het oog, uit de diepten omhoog,
    buig ik ten kus naar beneden,
    mijn lichtende haren befloersen de baren,
    en mijn tranen lachen tevreden,
    want diep in de zee splijt de bedding in twee,
    als mijn kus de golven doet gloren,
    en de aarde is gekloofd en het lokkig hoofd,
    van Zefir komt lachend naar voren.

    Hij lacht, en zijn zucht jaagt mij, arme, in de lucht,
    en een boog van tintelende kleuren,
    is mijn spoor als ik wijk naar het dromerige rijk,
    waar ik eenzaam om Zefir kan treuren,
    hij mint mij als ik hem, maar zijn lach, zijn stem,
    zijn kus is een zucht, wij zwerven,
    omhoog, omlaag, wij willen gestaag,
    maar wij kunnen noch kussen, noch sterven.

    De sterveling ziet mijn aanschijn niet,
    als ik uitschrei hoog boven de wolken,
    en de regenvlagen met ritselend klagen,
    mijn onsterfelijke weedom vertolken,
    dan drenkt mijn smart het dorstende hart,
    van de bloem, die smacht naar mijn leed,
    en met dankbare blik naar mij opziet,
    als ik van weedom het wenen vergeet.

    En dan verschijn ik door het nevelgordijn,
    dat mijn Zefir verscheurt als hij vliegt,
    somber gekromd tot de zonneschijn komt,
    en op het rag van mijn wieken zich wiegt,
    dan zegt op aarde wie mij ontwaarde,
    de gouden Iris lacht,
    en stil overprei ik de vale vallei,
    met een gloed van zonnig smaragd.

    Mijn handen rusten, op de uiterste kusten
    van de aarde, als in roerloos peinzen, 
    één bonte gedachte ik mijn liefde verwachtte,
    die mij achter de zon zal doen deinzen,
    ik zie 's nachts door mijn armen de sterren zwermen,
    en het donzige wolkengewemel,
    en de maan die mij haat, en zich koestert en baadt,
    in de zilveren lach van de hemel.

    Mijn pauwenpronk is de dos, die mij schonk
    de zon, om de sterveling te sparen,
    wanneer mijn lichtloze blik zou bleken van schrik,
    en mijn droeve gestalte vervaren,
    nu omspan ik de trans met mijn armen van glans,
    tot mij lokt Zefirs wapperend gelaat,
    de lokkende zon mij verlaat.

    Ik ben geboren uit zonnegloren,
    en een vochtige zucht van de zee,
    die omhoog is gestegen op wieken van regen,
    gezwollen van de wereldse wee,
    mij is gemeenzaam, wie even eenzaam
    het leven verlangende slijt,
    en die in tranen zijn vreugde zag tanen,
    doch liefelijk lacht als hij lijdt.

    1859-1881
    Het gedicht beschrijft de onmogelijke liefde tussen Iris (de regenboog) en
    Zefir (de zachte, aangename zuidwestelijke zeewind).





    14-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    13-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoals ik eenmaal beminde. Piet Paaltjens
    Zoals ik eenmaal beminde,
    zo minde er op aarde nooit één,
    maar ik vond tot wie ik mij wendde,
    slechts harten van ijs en steen.

    Toen stierf mijn geloof in vriendschap,
    mijn hoop en mijn liefde verdween,
    en zoals mijn hart toen haatte,
    zo haatte er op aarde nooit één.

    En sombere, bittere liederen,
    zijn aan mijn lippen ontgleden,
    zo somber en bitter als ik zong,
    zo zong er op aarde nooit één.

    Verveeld heeft mij eindelijk dat haten,
    dat eeuwige gezang en geween,
    ik zweeg, en zoals ik nu zwijg,
    zo zweeg er op aarde nooit één.

    1835-1894

    13-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    12-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste dagen. Achilles Mussche
    Het worden de laatste schone dagen,
    van verre hemelen en stille wind,
    vlei mij, doodmoe van alle dragen,
    nu de eeuwigheid van de herfst begint.

    Dood in de ijle wijle gordijnen,
    dood in de deining van uw lied,
    waar alle donker en maneschijnen,
    bloesems van lachen en parelend verdriet,

    zijn als het hart van een moeder. Luister
    hoe mijn verlangen zacht zingt, naar u,
    hoe mijn leven is een heet gefluister,
    naar de rustige kusten van de dood, van u.

    Want vreemd, in mijn eigen leven, verloren
    alle liefden, alle wijsheid moe,
    van alle smarten uitverkoren,
    gaan op een traan mijn ogen toe.

    Moet nog mijn hart, eeuwig moede,
    barstende van gonzende grondeloosheid,
    de kermende dageraden verder bloeden,
    de rillende sterren verder hoeden?

    Heb ik niet reeds een afgrond van levens om mij heen?

    1920
    Gent 1896-1974




    12-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    11-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sneeuw. Herman Lysen
    Het valt in vlosse vlokken,
    en vlindert voor de ruit,
    het danst en draait en dartelt,
    en lacht ons luidloos uit,
    het stoeit en stuift en stribbelt,
    verblindend en verblind,
    zo licht als vogelveertjes,
    in het woelen van de wind.

    Het fladdert en het flappert,
    het huppelt en het hinkt,
    het draait en dolt en duikelt,
    het buitelt en het blinkt,
    als zilverwitte watjes,
    in vrolijk vrije vlucht,
    gewaaierd en gewapperd,
    uit de fluwelen lucht.

    Het lijkt een lustig feestje,
    dat heel de ochtend duurt,
    of alle kinderen juichend,
    de straat zijn opgestuurd,
    en wat is moe gedwarreld,
    dat schommelt loom omlaag,
    en legt om alle dingen,
    een dichte donzen kraag.

    De uitgeschudde bomen,
    eerst zwartig naakt en kaal,
    verdwijnen achter waaiers,
    van zuivere zilverpaal,
    en dekt de hoge daken,
    en iedere vensterbank,
    het vloert de lichte stralen,
    met kleden dicht en blank.

    Daar schuiven mensen, wagens,
    maar niemand die hen hoort,
    in weke witte watten
    wordt elk geluid gesmoord,
    en het valt in vlosse vlokken,
    en het vlindert voor de ruit,
    en het vlakt de vale wereld,
    met witte vegen uit.

    1921
    1882-1948






    11-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    10-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij de haven. Jo Landheer
    Daar keert uit volle zee de moegezworven schuit,
    de veilige haven in als vogel neergestreken,
    het verdonkerd silhouet gevangen, in de bleke,
    ijl wazige morgenlucht, die het sidderend omsluit.

    De vage lijn der duinen vloeit onzeker uit,
    en ginds opeens het dorp, in nevelen weggeweken,
    waar aan het glanzend strand de schuimende golven breken,
    murmelt Gods eigen stem, en anders geen geluid.

    Een verre meeuw vliegt op, vlucht naar de kim verloren,
    dan blijft de oneindige stilte, nog stiller dan tevoren.

    Elke ziel die sinds lang het bidden heeft verleerd,
    vergeet voor dit gebed een poos de wereldse dagen,
    en opent als een bloem, de hemel toegekeerd,
    want voor de wijde zee verstommen alle vragen.

    1922




    10-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    09-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schemering in de Dom. Elize Knuttel
    Schaduwen en maanlichtstralen,
    spelen op de marmerstenen,
    waarop rosse glansen dalen,
    die zij het kleurig glas ontlenen,
    van de hoge ramen bogen.

    In de nissen staan heiligenbeelden,
    starend met geschilderde ogen,
    op de rijke tempelweelde,
    in het rond,
    geen adem beeft er.

    Slechts van zware wierooknevelen
    door de stille gangen, zweeft er
    nog een walm, 
    de heiligen prevelen,
    met hun koude, dode lippen,
    litanieën, doffe klanken
    aan de diepe graven ontglippen.

    Levenloze bloemenranken,
    schitterend verguld, slingeren
    om het hek met ijzeren randen,
    onbeweegbare cherubijnenvingers,
    schimmen glijden langs de wanden.

    En een droeve, bleke vrouw,
    knielt en bidt met zacht gefluister,
    en een kind in het kleed van rouw,
    blikt steeds angstiger in het duister.

    1886
    Den Haag 1857-1944






    09-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    08-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Najaar. Miek Janssen
    Het verre zingen van de avondstad,
    het tergend roepen van de najaarswinden,
    ik heb uw hart zo dicht nabij gehad,
    zal ik het nimmer, nimmer wedervinden?

    De wolken dringen naar het verborgen doel,
    de horizon ligt in verlaten zwijgen,
    eens wist ik uw hart, het was een zo zoet gevoel,
    dicht naar het mijne te neigen.

    Er trilt de huiver van wat is vergaan,
    van het dorre blad, de dode wereld der bloemen.
    Ziet ook uw hart deze herinnering aan?
    Doet zij ons elkanders namen stamelend noemen?

    De maan, als één die wederkeert, is zacht
    en teder in de duisternis verschenen,
    nog nimmer wist ik dat zij met mij wacht,
    van het ogenblik dat gij zijt verdwenen.

    1922
    Arnhem 1890-Hilversum 1953



    08-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    07-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Troostgezegden. Johan Huijts
    1
    Wanneer het nacht gaat worden, goedenacht,
    de dag heeft ons zijn rijke vreugd gegeven,
    welke herinnering dit late leven,
    en de eenzaamheid het leed verzacht.

    Wij hebben ons te vaak samen gedacht,
    in één gedachte bij elkaar verbleven,
    dan dat wij voor het afscheid zouden beven,
    bang voor de eenzaamheid van deze nacht.

    Goedenacht, wij gaan tezamen dezelfde wegen,
    al schijnen wij in deze donkerte alleen,
    en wordt er van ons beide nu gezwegen.

    Goedenacht, wij gingen dikwijls zo verlegen,
    terwijl wij geen woord te zeggen wisten, geen.

    2
    Wij hebben ons in stilte uitgesproken,
    als wij geen woord meer wisten, en het woord
    dat wij samen laatst hebben gebroken,
    nu aan deze zelfde stilte toebehoort,

    en heeft zich toegevouwen en geloken,
    is haar geluid in dit geluidloze oord,
    en tussen haar bladen weggedoken,
    haar zeggen en haar zachte zin verloor 't.

    En nu ons lijfs nabij-zijn ons ontgaat,
    zich in deze donkerte nu af gaat keren,
    en in de nacht haar ogen-thuis verlaat.

    Ik weet dat gij nog altijd naast mij gaat,
    en tot mijn ogenverlangen weer zult keren,
    wanneer de eerste vogel morgen slaat.

    1918
    Rotterdam 1897-1995







    07-09-2014, 08:28 Geschreven door André  


    06-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerstnacht. Eugeen De Lepeleer
    1
    Nu wilde ik wel een schoner doek zien malen,
    dan ooit op het gulden drieluik Memling deed,
    de meester die zo waar en werkelijk weet,
    uit stof te wekken hemelse idealen.

    Een stal die ruimer en rijker schijnt dan zalen,
    op zuilen rustend en met goud bekleed,
    een maagd die nooit gesmaakte lust of leed,
    uit de ogen van haar kindje in haar hart voelt stralen.

    Een man die buigt en bidt wijl achter hem,
    strak starend herders herders binnendringen,
    en boven uit een lichtwolk engelen zingen.

    Engelen met hoorn en harpen gelijk aan hun stem,
    rondzweven om en bij in wijde kringen,
    o wonder stalletje van Bethlehem.

    2.
    Nu wilde ik wel een hoger lied gevonden,
    dan Vondels kerstnacht waar met gloed en klank,
    de psalmen klinken en ruisen met engelenzang,
    en het lieve lied ontvloeid aan herdersmonden.

    De God die hoger troont dan 's hemels ronden,
    ligt hier in een kribbe neder klein en krank,
    de mens in schuld en schande ziek van zonden,
    staat op met licht omkleed in onschuld blank.

    O wondere wisseling, waar de eer van God,
    door satans list, verdonkerd en bespot,
    haar hoogste glans bijhaalt, en helste gloren.

    Waarbij de mens het onzeggelijk zoet genot,
    van vrede wedervindt, zo lang verloren,
    kind en Godmens in Bethlehem geboren.

    3.
    En ik ging in dank, verslonden in gebeden,
    zuchtend naar het doek en naar het lied,
    dat ik zo hoog, zo schoon mij droomde, en niet,
    ach nooit zou zien, zou horen, hier beneden.

    Hoor het klokkenlied voor Kerstdag's plechtigheden,
    hoe blijde en hoog het uit de toren schiet,
    hoe blijde het licht dat op en om mij vliet,
    en speelt in het goud van kerk en altaarkleden.

    Verhevener nog, vol met liefde en blij,
    wat Christus bruid haar hart liet ontstromen,
    en biddend zeggen zingen laat door mij.

    Dan zijt Gij in heilnisvolle stilte, Gij
    God, met al uw liefelijkheden gekomen,
    en ik schouwde, ik hoorde meer dan ik durfde dromen.

    1901
    1856-1923










    06-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    05-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lente. Cateau Damme
    Weer staan beloverd, bloesemblank de bomen,
    weer zijn de landen ruig van warrig kruid,
    in een kring zich om stronk en bermen sluit,
    de weiden groen en goud met blauwe zomen.

    Een vogellied en zang van wind en stromen,
    vloeien samen tot één enkel blij geluid,
    dan breekt in jubelgolven daverend uit,
    een drift van levensvreugde niet te tomen.

    Voor zo een sterk leven, zo een klare dag,
    moet wijken al wat ziek en kwijnend lag,
    waar heel een schepping juicht in zelf-bevrijden,
    gaan stil mijn smartgedachten henen glijden.

    Ik kijk naar buiten, en hef het hoofd en lach,
    overal is er licht, ik kan niet langer lijden

    1901



    05-09-2014, 09:39 Geschreven door André  


    04-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het vaderhuis. J. Coeckelberghs
    Het is niet groot, het is niet mooi,
    drie eeuwen oud, wat scheef gezakt,
    van hout en leem, met kalk beplakt,
    zijn weegt en wand, het dak van strooi.

    Het staat daar eenzaam in het geboomt,
    en het groen van palm en hulst en mast,
    en wijngaardrank die weelderig wast,
    het staat daar stil alsof het droomt.

    En toch heb ik dit huisje lief,
    en ruilde het voor geen andere woon,
    al was die zevenmaal zo schoon,
    en ingericht tot mijn gerief.

    Hier speelde ik eens als kind, en ik zat
    er aan de haard, bij het avonduur,
    te staren in het vlammend vuur,
    wanneer vader samen met moeder bad.

    Toen gingen moeder en vader heen,
    maar niet hun beeld, dat bleef me bij,
    en alles herinnert mij,
    de dagen van het ver verleen.

    En eens verlaat ook ik ons huis,
    en ga de weg hoe hard het zij,
    waar niemand keert. Bidt voor mij,
    opdat ik vind een beter thuis.




    04-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    03-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lente. Edward Brom
    Daar zijn de knoppen wonderbaar gebroken,
    de lentezegen breekt er stromend uit,
    op koele wuiving drijven zoete roken,
    de lucht is een wijd ruisen van geluid.

    Het lijkt een liefelijke toversproke,
    van wijdse heerlijkheid die plots ontspruit,
    bij lichte feeënroede leven is ontloken,
    glorieus, nog pas met rouwklokken uitgeleid.

    Het zijn mijn hartknoppen die daar breken,
    in weelde uitstromend, bij het lafenis leken
    van het warme licht, rein heiligend gespreid.

    Dat vreemd bedwelmen zijn mijn hartaromen,
    het is als een toversproke in lichte dromen,
    eens gedroomd als wondere werkelijkheid.

    1895
    Geboren te Amsterdam in 1862 
    en aldaar gestorven in 1936


    03-09-2014, 00:00 Geschreven door André  


    02-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomernacht. Martin Albers
    Zomernacht, wanneer het hart vervliet,
    in een oceaan van eindeloze vrede,
    als iedere adem uitzwelt tot een lied,
    en ieder lied verinnigt tot een bede.

    Op zoele winden komt de geur gevaren,
    van al wat zuchtend in de tijd verging,
    en heerlijk tintelt door de nacht der jaren,
    het heilig outer van herinnering.

    Verjaarde smarten komen aangedreven,
    met liefde en lust in één blanke vloot,
    en glijdend op de zilveren stroom des leven,
    de donkere, lome gondel van de dood.

    Het komt aangevloten, zacht en stil en effen,
    of lijden en dood natuurlijk zijn en goed,
    hoog uit de hemel zijgt het vroom beseffen,
    dat alles is, zoals het wezen moet.

    Nu kan ik voortgaan, weer in de oude banen,
    zelfs kan ik danken voor een oude smart,
    omdat ik weet hoe slechts uit glans en tranen,
    de lichtschijn breekt, die vlamt van hart tot hart.

    Hoe door de dood het leven straalt in flonker,
    een vonk van goud op donkergrauw fluweel,
    tot éénmaal vreugde en smart en licht en donker,
    versmelten gaat in één doorwrocht geheel,

    van ruimte en rust, van liefde en mededogen,
    één ijle droom die als een wolk van dauw,
    de blindheid dekt van toegeschoven ogen,
    een droom van zilver en lavendelblauw.

    Een wijde zee van schemergroene wazen,
    omdoomt de lijnen van de horizon,
    en draagt de droom van huiverende extase,
    door blanke klaarten naar de levensbron.

    En het al doortintelend sidderlied van vorsen,
    doortrilt de zomernacht van hoog geluid,
    de wereld kan haar weelde niet meer torsen,
    een sterrenbrand vlamt de hemel uit.

    1919








    02-09-2014, 06:04 Geschreven door André  


    01-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zondagmorgen. Jan Adriaensen
    Langzaam galmt het gestamp,
    van de bedeklok over de velden,
    hoeven en hutten ontsluiten,
    bescheiden hun nederig deurtje.

    Het kindervolkje dat anders,
    verwildert buitelt en heenwipt,
    blootshoofds en bar in de klompen,
    verschijnt bedremmeld op de drempel,
    in nijpende schoenen,
    en drukkend zondagspetje.

    Moeder, de voorschoot glad,
    in gemeten plaveien gestreken,
    snokt de geblauwselde muts,
    met haast op de glimmende haarbles,
    dichter en vaster, en volgt dan,
    de traag voortstappende kinderen.

    Eenden en hoenderen rekken
    de nek, uit een dampende drinkbak,
    heffen de koeien verwonderd,
    en vragend, de druipnatte stompkop.

    Halftijds buiten zijn hok,
    met de staartpunt tussen de poten,
    jammert en jankt tussen zijn tanden,
    de hond om zijn lieve bekenden,
    die samen zo vroeg heengaan,
    gaan waar hij nooit mee mag.

    Later, te laat, wanneer het klokje is
    begonnen met beetjes te kleppen,
    waggelt de boer naar buiten,
    en wandelt dezelfde weg op,
    die dol kronkelend langs de akkers,
    toch uitloopt, zoals in een dorp,
    alles, en alle gedachten en handelingen,
    toch uitloopt tot vlak aan de kerk.

    Daar op de kansel geklommen,
    de vliegende mouwen in plooien,
    beurtelings dreigend en zalvend,
    in de volkstaal, predikt de pastoor,
    nu fors beukend de vuisten,
    en onder de preekstoel al de kinderen,
    dichter zich dringen bij moeder.

    Dan stil bewijzend, verloren
    in de oneindige hoogte,
    van de Christelijke lering, zo hoog,
    dat de vrouwen zijn verbeelding,
    onmogelijk volgen, en beneden,
    zalig een dutje in de vreze
    des Heren verkiezen,
    tot dan plotseling het rinkelen,
    van de koperen sintel,
    het In Nomine Patris van de priester,
    het orgelgepiep, het introidus,
    dempig en schor begeleidend,
    gans de verademende schare,
    tot bidden en knielen komt noden.

    Stijf in het schoonste gestoelte,
    een rij schoorzuilen lijkend,
    pronkt de kerkraad thans,
    met een zilver beslagen brevierband,
    nevens de Zeer Hoog Edel
    geboren Mevrouw de kasteelweduwe,
    zwaar rouwend in krep,
    net een lijkbaar tussen flambouwen.

    Lager af, stil en devoot,
    het genootschap van rentenierende kwezels,
    karyatiden in een tempel,
    gebogen over hun vunzig kerkboek;
    verder aan de middenbeuk,
    de onverdorven helft van genodigden,
    prevelende moeders en kinderen,
    de rozenkransbolletjes achteloos,
    tussen vinger en duim verschuivend,
    gebeden droppend.

    Diep in het portaal als gebonden,
    de handen gevouwen over de stoffen pet,
    in het Huis des Heren als een vreemdeling,
    verdrinkt en verduikt de boer zich daar,
    wat is dat bidden en danken,
    toch slafelijk te doorstaan,
    wat duurt die hoogmis lang.

    Snakkend naar het eindwoord, hoort 
    hij het vroeger dan de eersten vooraan,
    als zegenend de priester zich keert,
    Ite Missa Est.

    Brussel 1847-Schaarbeek 1932











    01-09-2014, 12:57 Geschreven door André  


    Archief per week
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs