Woensdag 16
juli 2014. Het is middag voorbij als we besluiten om een wandeling te maken. Er
is wat bewolking maar de temperatuur is aangenaam. Een 25° met een zwakke wind.
In het spoor van WOI rijden we naar
Essen. De grens in Essen heeft in het verleden altijd al een belangrijke rol
gespeeld. De gemeente vormde tot 1805 één parochie met de Nederlandse
buurgemeente, de heerlijkheid Nispen. Daar kwam een eind aan na de Belgische
afscheidingsoorlog in 1830. Essen en Nieuwmoer
verkeerden tijdens WOI weer in een bijzondere situatie. In april 1915 besliste
de Duitse legerleiding om België hermetisch af te sluiten van Nederland door
middel van een elektrische draadversperring. De dodendraad volgt niet de
landgrens, maar een rechte lijn. Omwille van de grillige loop van de
noordelijke landsgrens werden Essen en Nieuwmoer afgesneden van de
buitenwereld. Aan de zuidkant is er de dodendraad. En in het noorden wordt Essen
eveneens afgescheiden door de Nederlandse prikkeldraadversperring. Alhoewel er
geen elektriciteit opstaat, wordt ze niet minder streng bewaakt. Essen komt in
een soort Niemandsland te liggen en de inwoners moeten smokkelen om te
overleven. Zo lees ik in de krant Vrij Belgie van vrijdag 3 augustus 1917,
(te koop aangeboden door de Gazet Van Antwerpen) Doodgeschoten. De
24-jarige Edward Haemerlinck, geboren te Eekloo, laatst wonende te Bassevelde,
is op last van de Duitsche krijgsoverheid met den kogel gestraft, om het
overbrengen van brieven uit en naar Nederland begunstig te hebben.
Een
werkgroep en de gemeentebesturen van Essen en Kalmthout hebben twee wandelingen
uitgestippeld met de naam: Het verleden in beeld. De wandeling Wandelen in
Niemandsland loopt door het centrum van Essen en is slechts 5km lang. Met het
thema Den Doodendraad tijdens WOI wandelen we langs acht fotodoeken met
beelden van 100 jaar geleden. Een tweede wandeling, Wandelen tussen Uil en
Schijf is 11km lang en komt door de groene Horendonkse bossen. Het foldertje
is gratis af te halen in het VVV-kantoor De Tasberg in de Moerkantsebaan 50
te Essen.
Onze
wandeling, van 5km, vertrekt oorspronkelijk op het Heuvelplein bij De Pomp.
Nabij het gemeentehuis van Essen. Ik zie de kerktoren met parkeerplaatsen
errond. Ik weet niet of we ver van het gemeentehuis zijn, maar staat de kerk en
het gemeentehuis niet steeds centraal in een dorp? Niet dus! Ik parkeer toch
bij de kerk. Deze neogotische parochiekerk Sint-Antonius van Padua is gebouwd
in 1907. Na WOII moest ze hersteld worden. Het Sint-Antoniusbeeld is van 1922. Te
voet willen we naar het plein wandelen. Maar als we de Beliestraat bereiken besluiten
we onze wandeling hier te beginnen. Ons foldertje heeft een routebeschrijving
en aan de hand van de tekening kan je je enigszins oriënteren. Het wordt
warmer. De temperatuur bereikt reeds de 30° in de zon. We hebben er niet aan
gedacht om water mee te nemen.
Ons eerste
WOI fotodoek staat naast de ingang van een statig gerenoveerd Herenhuis in de
Stationsstraat. Dit landhuis werd gebouwd in de tweede helft van de 19de-eeuw.
Het terrein is volledig omgeven door een haag. De foto vertoont twee soldaten
te paard voor de ingang van het Herenhuis Villa Rosa. Onderaan is de volgende
tekst te lezen: Veel welgestelde stedelingen bezaten een huis in de buurt van
het station, om tijdens het weekend de drukte van de stad te ontvluchten. De
grote huizen werden tijdens WOI in gebruik genomen door de officieren van het
Duitse leger. Villa Rosa werd gebruikt als casino en ontspanningshuis voor
de officieren. Het ijzeren hek, en de draadafsluiting voor de woning zijn
verdwenen. De inrijpoort is vervangen door twee grote eikenbomen. Het gebouw
zou een uitstekende locatie zijn voor een film van WOI.
Van hieruit
zien we de ingang van het mooie gerestaureerde stationsgebouw. We moeten eerst
linksaf in de Frans Noldusplein. Op de hoek van de Kerkstraat en de
Spoorwegstraat staat ons volgende fotodoek. Vlak voor de brug over de
spoorweg. Op de foto poseren drie Duitse soldaten met een treinmachinist.
Achter hen het dortoir gebouw. Na de komst van de trein in 1854 ontstond de
nieuwe wijk: Essen statie. Ze was vooral gericht op handel en zaken doen. Het
viaduct werd gebouwd op de plaats waar voorheen de dortoir stond, een gemeenschappelijke
slaapplaats voor machinisten.
Het
spoorstation is een groots gebouw. De spoorlijn Antwerpen-Essen-Roosendaal werd
aangelegd in 1854. Het dorp kwam sterk tot ontwikkeling door de komst van de
spoorweg. Het verschafte werk aan de plaatselijke bevolking. Het station werd
vervangen in 1901. Binnenin is er slechts één loket. Het is open tot 14:15u. Verderop
zien we het goederenstation langs de spoorweg. In 1891 deed het dienst als
voorlopig reizigersstation.
Op de hoek
van de Hemelrijklaan en de Schepenveraertstraat staat een mooie grote kapel.
Het getraliede hek is dicht maar niet op slot. Deze Mariakapel, gebouwd in gele
baksteen, werd voor het eerst gebouwd rond 1879. In de 20ste eeuw was
ze echter dringend aan renovatie toe en werd ze vergroot. Lindebomen werden
nadien aangeplant. Aan de binnenzijde werden de muren gemetst in witte
glanzende baksteen. Tegen de achtergevel is een rotsformatie gebouwd zoals in
Lourdes. De Heilige Bernadette zit links onderaan op haar knieën met haar
handen in elkaar te bidden tot Moeder Maria, rechts bovenaan. Het is de kapel
van Jan Huysmans. Maria onbevlekte ontvangenis. Nu eigendom van de parochie
St-Antonius. Gebouwd door Trien en Mieke Anthonissen als aandenken aan hun
ouders Anthonissen-Van Loon. Een gedenksteen van de familie is in arduin
onderaan in de grot ingemetst. Enkele houten geverniste banken en een kandelaar
met een brandende kaars sieren het geheel op. Alles is mooi en netjes onderhouden.
De maïs
staat hoog. Het is gedaan met de vergezichten. We wandelen langs de spoorweg
verder door de Handelstraat. Rechts van de baan allemaal nieuwbouw. Geen kleine
huisjes, maar serieuze , voor ons althans, villas of landhuizen. Huizen waar
je heel je leven met twee moet voor gaan werken. Het enige nadeel is de trein.
Hij rijdt bijna als het ware door de voortuin. Maar tegenwoordig zijn de
woningen zo goed geïsoleerd dat je binnen het lawaai niet meer hoort. In het
centrum van Essen zijn nog vele oude huisjes. Enkele zijn prachtig opgeknapt.
Anderen worden dan weer verwaarloosd. Rijp om af te breken. Van hieruit zien we
verschillende hoge kranen in het centrum staan. Hier is nog veel werk voor
aannemers.
Ons volgende
fotodoek staat aan de spoorwegovergang in de Grensstraat. De foto is nagenoeg
100 jaar oud, maar het gebouw op de achtergrond lijkt op het eerste zicht nog
hetzelfde. In elk van deze huisjes tegen de grens werden soldaten
ondergebracht die langs beide zijden hun land bewaakten. Er zijn bepaalde
fotos waar we Duitse en Nederlandse soldaten broederlijk op één beeld zien.
Vaak nog aangevuld met lokale bewoners. Om te voorkomen dat de bezetters op
een te vriendschappelijke voet met de bevolking zouden omgaan, werden de
soldaten elke twee maanden verplaatst. Voor Essen en de bevolking was er weinig
reëel gevaar. De enige strijd die werd geleverd was deze met smokkelaars. Ik
mag duidelijk stellen dat de fotos, die op de doeken afgedrukt zijn, nog heel
scherp zijn. De gezichten van de personen zijn duidelijk te zien, zelfs tot in
detail. Moesten ze in kleur zijn zou je zweren dat het recente fotos waren.
We moeten de
spoorweg dwarsen voor onze volgende foto. Vanaf het begin dat Essen bezet was
door de Duitsers in 1914 namen deze de controle van de spoorweg over. Het
treinverkeer werd enkel nog gebruikt voor militaire doeleinden. Een aantal
soldaten was belast met de bewaking van het station. Deze oudere landsturmers
waren gezien hun leeftijd niet meer geschikt voor het frontleven. Ze stonden
onder andere ook in voor het politietoezicht in de gemeente, het postkantoor en
voor het onderhoud van de elektrische draad. Via de controletoren hadden deze soldaten
een weid uitzicht tot over de grens en het hele spoorwegcomplex. In- en uitvoer
van goederen werd onmogelijk. Hier, op deze plaats, heeft de uitkijktoren
gestaan. Er blijft spijtig genoeg niets meer van over.
We wandelen
verder over de Grensstraat en slaan linksaf in Hemelrijk. Een infobord
verschaft ons de Geschiedenis van de Quarantainestallen. In 1896 kocht de
staat in Essen een landbouwland van 1,7 hectare, waar in de loop van de jaren
45 stallen werden op verdeeld. Deze stallen werden in 1897 officieel
geregistreerd als Veestallen. Koeien, paarden, varkens,
het uit Nederland
ingevoerde vee werd hier gekeurd op besmettelijke ziekten en daarna gebrandmerkt
door een hiervoor aangestelde rijks veearts, die tevens in de stallen ook nog
proefnemingen deed op speciaal daartoe gekweekte schapen en marmotten. Eveneens
was er een slachterij aan het gebouw verbonden. Het vetvee kwam veelal per
trein toe en verliet de wagens op de Ramp (een speciaal door de spoorweg,
langs een zijspoor, aangelegde los- en laadkade voor het vee). In de aanpalende
straten werden van zodra de dieren de nodige quarantaine doorlopen hadden,
veemarkten georganiseerd door vee verkopers in feestelijke kostuums, met
bolhoed en wandelstok. Er kwamen lieden uit het ganse land voor het kopen van
deze dieren. Ter plaatse ontwikkelde zich verschillende middenstandsbedrijven,
15 herbergen, een paar hotels en allerlei winkels met snuisterijen omtrent de
Quarantainestallen. Talrijke Essenaren vonden werk bij de stallen met een
piek van 100 werknemers. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940
viel alle bedrijvigheid stil. De bezettingstroepen sloegen hier hun tenten op.
Met de oprichting van de EEG in 1957 kregen de stallen een heel andere rol, het
vee moest geen quarantaine meer ondergaan omdat ze reeds bij hun aankomst aan
de stallen van de nodige attesten voorzien waren. Ze moesten enkel gebrandmerkt
worden. Een laatste keer dat de stallen nog ruim in het nieuws kwamen, was in
1976, waar in het kader van hulpactie Caritas Catolica, 110 zwarte bonte
vaarzen van hieruit naar de landbouwers uit de Po-vlakte in Italië werden
vervoerd. We mogen het misschien een troost noemen dat de quarantainestallen,
samen met die van Visé, de enige overgebleven zijn van het land. Waarvan deze
in Essen terug als handelscentrum (rommelmarkt, met daarbij horend terras en
speeltuin, voor de oudere onder ons een rustgevende vijver met bijbehorende
vlindertuin) weer worden opengesteld voor het publiek, om zo de sfeer van
vroeger opnieuw te herroepen. Tot zover het infobord. Er word niet bij vermeld
dat ook de quarantainestallen tijdens WOI werden aangeslagen door de bezetters.
Ze dienden toen tijdelijk als opvangplaats voor vluchtelingen, later stalden
soldaten er hun paarden.
Terug naar
de Grensstraat en altijd rechtdoor. Links is Nederland. Stond hier ook een
Dodendraad? Nergens een info van te vinden tot aan ons volgende infodoek.
Langs een smal pad kan je hier de grens over. Hier stond tijdens de Eerste
Wereldoorlog een wachthuisje en een grenswachter. Op de foto staan twee
soldaten voor een prikkeldraadversperring. Bajonet op het geweer en de kolf op
de grond. Op de achtergrond staan
Nederlandse gezinnen nieuwsgierig toe te kijken. De eerste ramptoeristen. De
info vermeld: Elke grensovergang werd bewaakt door Duitse en Nederlandse
soldaten. De Duitse militairen droegen niet allemaal hetzelfde uniform. Het
Duitse Keizerrijk bestond bij het begin van WOI uit 39 verschillende staten,
die elk een eigen uniform hadden. Samen met de Nederlandse militairen en
douaniers bewaakten ze elke mogelijke doorgang van België naar Nederland. Om
smokkel en vluchten van kandidaat soldaten tegen te gaan. Het moet niet altijd
slecht nieuws zijn dat we lezen in de krant. Zo lees ik in de krant Vrij
Belgie die uitgegeven werd op 3 augustus 1917 en nu heruitgebracht door de
Gazet van Antwerpen: Weert. Over de grens. Zaterdagmorgen in de vroegte
wisten een 30-tal jonge Vlamingen de elektrische draadversperring nabij een
Limburgsch grensdorpje te verbreken en zonder ongevallen Nederland binnen te
komen.
Op de hoek
van de Grensstraat en de Nieuwstraat staat ons volgende bord tegen de zijgevel.
De grens is aangegeven door geel-zwarte klinkers in het wegdek. Op het bord staat
de volgende tekst te lezen: Aan de Belgische kant was het een druk bewoonde
straat, tegen de grens stond de kerk met een kerkhof. Welgestelde heren bouwden
hun woning zo dicht mogelijk tegen de kerk. Het Kerkeneind werd bewoond door
burgemeesters, dokters, handelaars, sigarenmakers, lederbewerkers, bakkers en
cafés. Aan de Nederlandse kant waren velden en weiden. De soldaten op de foto
staan bijna allen afgebeeld met een fiets. Voor de foto heeft het
gemeentebestuur betonnen zandzakjes gestapeld. Er groeien enkele klaprozen op. Links
strekken zich, op Nederlands grondgebied, weidse polder landschappen uit.
Essen, het sympathieke grensdorpje, rechts van ons, maken het moeilijk te
geloven dat het ooit minder vredig was in deze regio.
Het volgende
infobord staat in de Nieuwstraat. Ik lees: Vanaf oktober 1914 wapperde hier de
Duitse vlag die permanent bewaakt moest worden door de plaatselijke
veldwachter. Om te voorkomen dat dorpelingen ze zou ontvreemden.
Het volgende
infopaneel staat tegen de voorgevel van een oude verlaten woning.
Waarschijnlijk één van de oudste staminees uit vervlogen jaren. In de 20ste-eeuw
had Essen meer dan 200 cafés. Duitse soldaten zochten er in hun vrije tijd pure
ontspanning. Deze foto is genomen achter café-bakkerij-winkel Van Henricus
Kamerling en Maria Cools. De meeste café-uitbaters hadden een tweede beroep in
hetzelfde pand, zoals winkelier, bakker, kleermaker of kapper. Het gezin op
deze foto baatte een café en winkel uit terwijl vader Henricus bakker was. Ook
op deze foto is te zien dat de bevolking er weinig problemen mee had om samen
met de bezetter gezien te worden.
We houden
een sanitaire stop bij café-restaurant 1804 in de Nieuwstraat. Het is
ondertussen 17:00u. We drinken een fris biertje op een zonovergoten terras. Dit
vormt de favoriete halte van menig wandelaar en fietser. Het hoort er nu
eenmaal bij. Soms met een streekgebonden hapje. Daarna houden we halt bij de
moderne Onze-Lieve-Vrouwkerk. Gebouwd in 1950, ter vervanging van een 18de-eeuwse
parochiekerk op de Nederlandse grens. De westertoren was oorspronkelijk van
1772 maar werd verwoest in 1944. In een nis boven het portaal staat het beeld uit
de 17de-eeuw, van O.L.Vrouw, patrones van Essen. Even verder is het driehoekige
Heuvelplein. Het H. Hartbeeld toornt hoog boven ons uit. Het werd opgericht in
1924. De tekst op de arduinen plaat is bijna volledig verweerd. De Pomp op het
plein is iets unieks. Het gietijzeren monument werd opgericht in 1836-44 voor
de vijf Belgische vrijwilligers die hier op de Heuvel sneuvelden tijdens de
Belgische Revolutie van 1830. Ook de gesneuvelden van de beide wereldoorlogen
worden door dit monument herdacht. De namen staan vermeld in de nissen.
Hier moeten
we eigenlijk linksaf in de Beliestraat. Omdat we langs het gemeentehuis
wandelen zien we de straat niet. Het moderne gemeentehuis dateert van 1952. In
1945 werd het oud-gemeentehuis vernield dat gebouwd was in 1823. Het wapen in
de voorgevel dateert van 1725-1799, gemaakt door een prelaat van de abdij van
Tongerlo. Het monument met de twee ossekoppen werd opgericht naar aanleiding
van 50 jaar carnaval. We
wandelen rechtdoor. Aan de grote weg krijgen we argwaan en draaien terug. We
vragen de weg aan een plaatselijke bewoner. Die stuurt ons terug tot bij de
Pomp op het Heuvelplein. Hier dus linksaf in de Beliestraat. Nog een eind tot
bij de kerk van St-Anthonis. Het is nog steeds warm. De temperatuur in de auto
wijst 27° aan. Nog een laatste foto van een sokkel met het beeld dat toegewijd is
aan O.L.Vrouw. Ingehuldigd op 18 mei 1947. Tot schrijfs.


|