De ene muziekmaatschappij heet De Dijlezonen, de andere De IJsebroeders, waardoor beide hun verbondenheid uitdrukken met twee waterlopen die onze streek bevloeien. Het onderscheid tussen die muziekkorpsen steunt niet op een politieke overtuiging of een levensbeschouwing; het gaat in de twee gevallen om een verzameling families: twee stammen, twee clans, ieder heeft zijn eigen stamcafé, zijn eigen kruidenier, zijn eigen begrafenisondernemer. Natuurlijk heeft ieder ook zijn eigen vaandel, in de volksmond: den drapeau. Die twee versierde doeken, in donderrood fluweel, lijken veel op mekaar.
Eén zaak hebben onze muziekmaatschappijen gemeen: de oefenzaal. In ons dorp is er namelijk maar één grote en geschikte zaal, en die moeten ze alle twee gebruiken, voor hun repetities wel te verstaan ieder op een andere dag in de week. In die zaal staan ook hun beider vaandels, ieder in zijn eigen hoek.
Vaandrig van De Dijlezonen was Jules van Sus Konijn. Eigenlijk heette hij Julius Vanderauwera, zoon van Franciscus Vanderauwera. Maar aangezien deze laatste in het verleden bij de bevolking bekend stond als stroper, had men zijn familienaam aangepast en veranderd in de diersoort die hij regelmatig wist te strikken. Vandaar : Sus Konijn.
Jules was al vele, vele jaren vaandrig, en hij beleefde zijn taak als een roeping: waardig en plichtsbewust. Met zijn witte handschoenen aan, droeg hij stevig én met zwier - bijna in extase - het symbool van zijn fanfare voor zich uit.
Het was kermis en de muzikanten van De Dijlezonen vertrokken vanuit het oefenlokaal, feestelijk spelend door de straten van de gemeente, met aan het hoofd : Jules van Sus Konijn met den drapeau.
Onderweg werd halt gehouden in het café " 't Gouvernement". Om de droge kelen te spoelen. Jules had zijn vaandel in de hoek gezet, en begon rustig een sigaretje te rollen. Plots slaakte één der muzikanten een kreet: G verdomme, dat is den drapeau van d' ander ! We zijn met de verkeerde vlag op gang ! Miljaar, miljaar
Alle ogen wendden zich naar het bewuste vaandel en een huivering van afgrijzen ging door het etablissement. De muzikanten verbleekten, Jules van Sus Konijn stamelde wartaal en kreeg alle kleuren. Hij moest gaan zitten.
Hoe was t godsmogelijk ? Hadden ze zich niet voor eeuwig belachelijk gemaakt door achter de vlag van de concurrentie op te stappen ?
Den drapeau stond pertang in onze hoek van de zaal, probeerde Jules nog aan te voeren, de kuisvrouw heeft, hem zeker verzet of van plaats verwisseld...
" 'k Had het nog gepeinsd", zei Jomme, die den dikken trommel sloeg - "de mensen onderweg keken precies zo vies naar den drapeau".
Alle redenen waren goed, maar de blaam bleef, het blazoen was besmet en Jules was hoofdschuldige wegens onaandachtzaamheid.
Toen de tegenpartij, De IJsebroeders, ervan hoorden waren sommigen verontwaardigd. Ze vonden dat hun drapeau na die heiligschennis, opnieuw moest gewijd worden. Anderen grinnikten om de flater, en de meeste mensen die er wat buiten stonden, lachten om die plezante vergissing, en vonden het een goei.
Mijnheer van t kasteel, ere-voorzitter en weldoener van De Dijlezonen, op de hoogte gebracht van de ramp, wist als enig bitter commentaar hoofdschuddend te mompelen : c'est triste, cest vraiment triste!
Het bestuur van De Dijlezonen kon er ook niet mee lachen. En Jules van Sus Konijn had chance, véél chance had hij dat zijn twee zonen, Robert.en Gilbert, ook meespeelden in de fanfare, en dat zijn kleindochter, Nancy Vanderauwera (of duidelijker: Nancy van Robert van Jules van Sus Konijn) het jongste en snoezigste lid was van de majoretten. Het troetelkind, de mascotte. Zoniet was haar grootvader gevlogen. Buiten. Met klikken en klakken. Maar... De Dijlezonen hadden geen jonge muzikanten te veel, en als ze aan Jules van Sus Konijn raakten, raakten ze aan heel de konijnen-familie. Nancy incluis. Het was dus oppassen geblazen. En dàt werd Jules zijn redding. Zelf was de man er t gat van in. Moest hij daarvoor al die jaren zo trouw en stipt zijn taak vervuld hebben ? Hij, die meer dan wie ook, verknocht was aan de fanfare en aan haar vaandel. Haar vaandel ? Zijn vaandel ! t Was erg. t Was heel erg.
Maar de tijd heelt veel, ook deze wonde.
Op de duur werd het pijnlijk voorval, zelfs in de kring van De Dijlezonen, opgediept als een plezante anekdote. Ze konden er terug mee lachen.
En Jules van Sus Konijn, werd op zijn 60 gehuldigd en gedecoreerd voor 40 jaar trouwe dienst. Het incident was zo goed als vergeten. Behalve bij het volk.
Want sinds die beruchte vergissing heette hij niet meer Jules van Sus Konijn, maar wel : Jules van den drapeau. Voor altijd.
Jaak Bertmans
|