Spijts het koude weer hebben we toch het geluk gehad om een meikever te zien.
Daar waar hij vroeger veelvuldig voorkwam is het nu maar magertjes gesteld met de waarneming. Ouderen onder ons zullen zich zeker nog herinneren dat er voor de tweede oorlog ware klopjachten op deze diertjes gehouden werden zoveel waren er en de aangerichte schade was enorm.
Als kind waren wij blij dat we er eentje in een lucifersdoosje konden meenemen naar school. We luisteren dan naar het ritselen van de klauwtjes. Anderen bonden een garendraadje aan een pootje en lieten de kever opstijgen om hem dan, met een snok aan het draadje, naar beneden te halen. Beetje sadistisch, vind je niet. Ofwel telden we de lamellen aan het einde van de voelsprieten om te weten of het een mannetje (die hadden er 7) of een vrouwtje (die maar 6) was. Als kind vonden wij al dat de mannetjes er meer moesten hebben.
De vrouwtjes leggen groepjes van 15 tot 30 eitjes aan de voet van grassen of graangewassen. Na een zestal weken komen ze uit en begint hun driejarige cyclus als engerling. De naam duidt er op dat het maar een enge (vieze) rups is.
Men noemt ze soms ook spekmade. Haar witte achterlijf is spekwit maar de kop is kastanjebruin en heeft wel vervaarlijke kaken.
Gedurende al die tijd zal ze zich voeden met de worteltjes van grassen en gewassen. Daardoor brengt ze natuurlijk veel schade aan de landbouw. Ze is dus zeker niet het beste vriendje van de boer. Door het veelvuldig en jarenlange gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest is hun aantal sterk achteruitgegaan.
Na 23 jaar in de bodem verpopt de larve zich. In de herfst komt de kever uit de pop maar hij overwintert in de popholte. In mei van het volgend jaar komt hij te voorschijn uit de grond. Hij zal zich voeden met blaadjes van de bomen en brengt dus iets minder schade aan.
Deze kever leidt een nachtelijk leven. Aangetrokken door het licht zal hij rond de straatverlichting vliegen of met een harde tik tegen de ruit aan vliegen. Versuft neervallen en dan opgepeuzeld worden door een vogel of mieren.
Hij heeft roodachtig bruine dekschilden en een paar uiterst dunne vliesvleugels en een puntig toelopend achterlijf. Hij is groot en plomp en zes gedoornde (haakjes) poten. Ook heeft elk segment van het achterlijf een wit driehoekje.
Om te kunnen vliegen moet de meikever zijn vliegspieren eerst opwarmen. Hij doet dat door met de vleugels te klapperen en steeds harder te gaan zoemen.
De kever kan drie tot vier maand oud worden.
Andere namen: preekheer, prijkajuur, keveraod, mulder (omwille van de soms meelachtige bedekking van de dekschilden), averulle (Guido Gezelle)