Voor een Motcycletxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op 6 september 1944, juist geteld drie maanden na de landing in Normandië, had een heel bataljon van de Duitse Wehrmacht postgevat in en om het Kasteelpark van Huldenberg. De Duitse generaal had besloten zijn troepen enkele uren te laten pauzeren alvorens de terugtocht naar Duitsland verder te zetten. Voor hem was de zaak beslecht: Duitsland had de oorlog verloren. Belangrijk was nu zonder te veel kleerscheuren naar de heimat terug te keren.
Het was prachtig weer zoals het vaak het geval is tijdens de eerste dagen van september. De oorlog was al meer dan vier jaar bezig en de bevolking koesterde hoge verwachtingen want de bevrijder was op komst. Belangrijk was om rustig te blijven, de ontwikkeling van de zaken af te wachten en vooral de terugtrekkende vijand niets in de weg te leggen.
Als jonge knaap ben je je daar niet altijd bewust van vertelt Albert de Limburg Stirum. Wij waren 13 en 14 jaar oud, mijn broer en ik en wij waren op zoek, na meer dan vier jaar oorlog, naar een grotere bewegingsvrijheid, een stukje mobiliteit die we bij de voorbijtrekkende troepen eventueel konden vinden.
Tegen het vallen van de avond zetten Albert en Frédéric hun zoektocht in.
En warempel, ze waren nog maar even op pad, net de ser van Felix Sohie gepasseerd of daar stootten ze al op een motcyclet. Een prachtexemplaar, in uitstekende staat en niemand in de buurt. Deze moesten ze in handen krijgen. Maar hoe ?
Al snel bedachten ze een snood plan : als ze de banden zouden kunnen laten leeglopen, was de motcyclet voor de Duitsers van geen nut meer en zouden ze ze misschien achterlaten.
Zo gezegd zo gedaan.
Voorzichtig draaiden zij het ventiel van de achterband los en lieten zij stilletjes de achterband leeglopen. Maar onverwachts blokkeerde de klep en de lucht zocht op een ongecontrolleerde wijze de weg naar de vrijheid wat een hevig gesuis tot gevolg had.
Dit wekte de aandacht op van enkele soldaten die iets verder stonden te praten. Zij kwamen al schreeuwend naar de twee jongens toegelopen. Albert en Frédéric begonnen te rennen voor hun leven. Zij liepen naar de baan en namen richting Overijse.
Georges Vanderlinden en zijn vader stonden toevallig voor hun deur en waren getuigen van de achtervolging. Ze zagen de jonge knapen weghollen, achtervolgd eerst door een Duitse soldaat, een revolver in de hand, en iets verder door een tweede met een geweer.
Na een honderdtal meter botsten Albert en Frédéric op Roger Ackermans. Deze jongeman was zich van geen kwaad bewust. Hij wandelde nog met het hoofd in de wolken want hij kwam van de Kaalheide waar hij een uurtje met zijn verloofde Denise De Temmerman had doorgebracht.
Plots een knal, een tweede. De kogels vlogen hen om de oren. Roger stond onmiddellijk met beide voeten op de grond en besefte hoe laat het was. Hij dook in het struikgewas en trok de twee in paniek geraakte broers met zich mee. Ze slaagden erin door de haag te kruipen. Op dat ogenblik, vertelt Frédéric, loop je zo hard je kunt, altijd rechtdoor. Ze baanden zich een weg door het kasteelpark, staken de IJse over en liepen iets verder door een vijver tot ze in het Stockembos terechtkwamen.
Ze vonden een schuilplaats en hielden zich koest. Eén uur ging voorbij. Wellicht het langste uur uit hun leven. Hun kleren waren nat en ze rilden van de kou. Inmiddels was het bos in duisternis gehuld. Blijkbaar was ieder gevaar geweken en konden zij terug naar het kasteel.
Al vroeg in de ochtend keken ze door het raam van hun kamer. Het kasteelpark lag er rustig bij. Geen spoor meer van de Duitse troepen. Midden in de nacht hadden ze hun bivak opgedoekt.
Albert en Frédéric gingen naar de plaats waar hun avontuur was begonnen. Geen motcyclet meer. Tevergeefse moeite !
Albert de Limburg Stirum beseft dat het totaal anders had kunnen aflopen maar hij kan er nog om lachen: Zonder de koelbloedigheid en de hulp van Roger Ackermans hadden we vandaag onze namen op het monument
voor een motcyclet.
Bronnen
Graaf Albert de Limburg Stirum
Graaf Frédéric de Limburg Stirum
Georges Vanderlinden
Tekst
Jean-Pierre Van Binnebeek
|