145 jaar Familie Vlek
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Foto (uit archief van de familie Veiller)
Rik de Pottefeir (Henri Veiller - 1866-1957) en echtgenote Angelina Gilis (1863- 1935)
Landbouwers buiten beschouwing gelaten, zijn er niet al teveel families die een eeuw lang een zelfde beroep uitoefenen. Zij het dan ook met de nodige aanpassingen aan de eisen van de tijd.
Dat de familie Vlek er hier en in de omstreken al 145 jaar voor zorgt dat water doet wat men er van verlangt, mag dan ook even in het licht gezet worden.
Ingewikkeld? Graag wat meer uitleg? Lees gewoon verder.
Op 5 mei 1863 stapte de drieëntwintigjarige Catharina, de dochter van Johannes Devolder en Maria-Anna Smets in het huwelijk met Auguste Veiller. Johannes Devolder was radmaker en hield er samen met zijn echtgenote nog een herberg op na.De mensen moesten toch iets doen om hun half dozijn dochters werk te geven.
Auguste Veiller was een Waal, geboren in Frasnes (Henegouwen) en hij had het nogal moeilijk om Huldenbergs te spreken.
Gelukkig was hij een kleine zelfstandige en paste hij zich aan. Wat hij als grote ondernemer zou gedaan hebben, laten wij aan de verbeelding van de lezer over.
Auguste Veiller was een ketelmaker en als dusdanig al een hele tijd in de streek aan het werk.
Hij was op logies in de herberg Devolder en werd er verliefd op de dochter. Dingen die gebeuren.
Zij besloten wel na korte tijd te trouwen, maar de nodige papieren bleven wat lang weg. Ook niets nieuw!
Eindelijk was het zover. Het jonge paar kocht een huis met estaminet en ijzerwinkel op het Gemeenteplein. August installeerde er zijn werkhuis.
Hier past wel een woordje uitleg over het beroep van Auguste.
Ketels voor huishoudelijk gebruik worden nu niet meer hersteld. Op het rechtstreekse vuur komen ze niet meer, wat natuurlijk minder sleet met zich mee brengt. Maar zij zijn door het gebruik van ondermeer inox (staal) nu ook veel sterker en goedkoper , zodat herstellen niet meer lonend zijn.
Herstelde hij dus ketels meestal door er een nieuwe bodem in te zetten, of zoals men hier zegt: een nieuw gat. Hij deed hij het met metaal volgens het gebruik dat men van de ketel eiste.
Kleine gaatjes in blikken kruiken werden gewoon gedicht met de soldeerbout.
Maar er was nog meer.
Tegen de kermis werden vorken en lepels vertind. Kermissoep eten met een verroeste lepel ging toch niet.
Auguste monteerde en herstelde pompen, maakte dakgoten en hing ze op.
In Huldenberg was er echter niet genoeg werk en dus trok hij naar de naburige gemeenten. Daar kondigde hij zijn aanwezigheid aan met de roep: Pas de pot à faire!. In een mum van tijd werd die roep verbasterd tot Pottefer en was de naam gegeven.
Er zijn wel bijnamen waarvan de oorsprong lastiger op te sporen zijn.
Twee zonen van Auguste: Joseph en Hendrik volgden hun vader op en zetten zijn werk verder.
Maar ofschoon de twee broers hetzelfde werk deden werd de ene ( Joseph) Vlek genoemd, de andere (Rik) werd Rik de Potteffer. Het waarom zal wel een eeuwig raadsel blijven. Maar het heeft tenslotte niet het minste belang.
Op hun beurt namen zowel Vlek als Rik hun zonen op in de stiel.
Maar beiden zagen de stiel ook evolueren een stuurden hun opvolgers dan naar andere meesters. Zo trokken Heinke (Henri) en Joseph naar Brussel waar op dat ogenblik aan een geweldig tempo gebouwd werd. Hier was veel werk voor lood - en zinkbewerkers en voor mensen die gasleidingen konden installeren.
De oorlog 14-18 wijzigde wel enigszins de plannen van de vaders.
Jef van Rik werden zwaar gekwetst en moest noodgedwongen de stiel opgeven. Hij werd herschoold tot schoenmaker. Ook Heinke gaf het op. Hij ging na de oorlog terug naar het leger als plaatslager bij de luchtmacht.
Twee zonen van Vlek, Fons en Jan, werkten een tijd bij een meester-loodgieter in Kortenberg.
Ook hier was veel werk voor vaklieden. In de streek zelf werd veel gebouwd en Kortenberg ligt nu éénmaal tussen Brussel en Leuven.
Toen Vlek (Joseph Guilielmus Veiller) overleed in 1925, waren zijn drie zonen Jan, Alfons en Paul klaar om de zaak in handen te nemen. Zij deden dat met inzet en overtuiging.
Na zijn huwelijk trok Paul (Leopold) naar Overijse. Hij kocht er een woning naast het kerkhof. Bij het begin van de oorlog 40-45 gaf hij de loodgieterij op om geleidelijk over te schakelen naar begrafenisondernemer. Hoe kwam dat?
Begrafenisondernemer was een nieuw beroep in de streek.
De meesten waren mensen die op één of andere manier al met begrafenissen te doen hadden. Schrijnwerkers om de kisten te maken of zinkbewerkers die voor de zinken kisten ingezet werden.
Jan en Alfons werkten intussen in Huldenberg verder. Laatstgenoemde alleen na het overlijden van zijn broer Jan in 1935.
René Vlek, de zoon van Henri, ging op stiel bij nonkel Paul rond 1936.
Kort daarop kwam het stadswater in Overijse. Werk in overvloed.
Toen nonkel Paul overschakelde naar de begrafenissen begon René voor eigen rekening in Huldenberg. In feite volgde hij zijn nonkel Fons op.
René Vlek werkte lang en de vrees nam toe dat hij geen opvolger meer zou krijgen.
Maar onverwacht begon zijn kleinzoon Danny met loodgieterij.
Maar de tijden zijn veranderd. Loodgieters staan nu dichter bij elektriciteit. Zink werd opgegeven en is nu de taak van de dakwerkers. Ook lood krijgt het lastig met de zware concurrentie van koper en kunststoffen.
Men spreekt nu meer van sanitaire.
Maar het blijft in feite hetzelfde: ZORGEN DAT HET WATER DOET WAT MEN ER VAN VERLANGT!
Een woordje uitleg bij de foto.
Henricus was de broer van Jozef Vlek. Hij huwde met zijn nicht Angelina Gilis die de zuster was van grootvader Theobaldus. Henricus was dooppeter van Heinke (Henri Veiller).
Het is niet verwonderlijk dat men in Angelina, trekken ziet van Bomma, het was tenslotte haar tante.
Er is ook een gelijkenis tussen Rik de Pottefeir en mijn vader Heinke, ook hier, het was zijn oom.
Albert Veiller.