Mammoet-mannetjes stierven vaker in "natuurlijke valstrikken", zo blijkt uit DNA
Mammoet-mannetjes stierven vaker in "natuurlijke valstrikken", zo blijkt uit DNA
Zeven op de tien fossiele overblijfselen van wolharige mammoeten blijken afkomstig te zijn van mannetjes. Dat blijkt uit DNA-onderzoek op 98 specimens uit verschillende delen van Siberië. De onderzoekers denken dat de onervaren jonge mannetjes vaker alleen rondtrokken, meer risico's namen, en vaker aan hun einde kwamen door in een "natuurlijke valstrik" te vallen, die het waarschijnlijker maakte dat hun overblijfselen bewaard zijn gebleven.
"De meeste beenderen, slagtanden en tanden van mammoeten en andere dieren uit de IJstijd, hebben het niet overleefd", zei Love Dalén aan "Science Magazine". Dalén is professor evolutionaire biologie aan de universiteit van Stockholm, onderzoeksleider aan het Zweedse nationale natuurhistorisch museum, en een van de auteurs van de nieuwe studie.
"Het is hoogstwaarschijnlijk dat de overblijfselen die vandaag in Siberië gevonden worden, bewaard zijn gebleven omdat ze begraven zijn geworden, en op die manier beschermd werden tegen verwering. Onze nieuwe bevindingen impliceren dat mannelijke mammoeten vaker aan hun einde kwamen op een manier die inhield dat hun overblijfselen begraven werden, misschien doordat ze door het ijs op een meer zakten in de winter of vastraakten in een moeras."
"We waren zeer verrast, aangezien er geen reden was om een vertekening te zien wat de geslachten betreft in het fossielenbestand", voegde zijn collega aan de universiteit en het natuurhistorisch museum Patrícia Peènerová er aan toe. "Aangezien de verhouding tussen mannetjes en vrouwtjes waarschijnlijk in evenwicht was bij de geboorte, moesten we verklaringen overwegen die een betere bewaring van de overblijfselen van mannetjes inhielden." Peènerová is de belangrijkste auteur van de nieuwe studie.
Een reconstructie van een wolharige mammoet op de toendra in het Royal British Colombia Museum (Foto: Flying puffin/Wikimedia Commons).
Toevallig
De onderzoekers deden hun ontdekking eerder toevallig terwijl ze bezig waren met een groter onderzoek op langere termijn om de genomen van verschillende populaties wolharige mammoeten te onderzoeken. Voor een aantal analyses, was het nodig om het geslacht van de individuen te kennen. Oorspronkelijk stelden ze slechts van een klein aantal mammoeten het geslacht vast, maar het werd al vlug duidelijk dat ze een overschot aan mannelijke stalen vonden, "wat we zeer interessant vonden", zei Dalén.
Ze besloten om van meer stalen het geslacht te bepalen, en de verhouding tussen de geslachten te onderzoeken van individuen die verzameld waren op het Siberische vasteland en op Wrangel-eiland. Op dat eiland voor de Siberische kust, hebben de wolharige mammoeten het naar schatting nog 6.000 jaar uitgehouden, nadat hun soortgenoten op het vasteland al uitgestorven waren. In alle gevallen ontdekten ze dat de mannetjes talrijker waren dan de vrouwtjes.
Fossielen beenderen van mammoeten en andere dieren uit de IJstijd in het westen van Siberië.RIA Novosti
Zoals olifanten
De onderzoekers zeggen dat uit hun bevindingen kan afgeleid worden dat wolharige mammoeten op dezelfde manier geleefd hebben als moderne olifanten, met kuddes van vrouwtjes en jonge olifanten die geleid worden door een ervaren, ouder vrouwtje. Van zodra de jonge mannetjes in de groep geslachtsrijp worden, trekken ze er alleen op uit, of sluiten ze zich aan bij andere jonge mannetjes, in een groepje dat dan geleid wordt door een jong onervaren mannetje.
Een voordeel voor de olifanten is dat de kuddes bewaarplaatsen zijn van informatie, die door de oudere matriarch doorgegeven wordt aan de volgende generatie. Dat kan bijvoorbeeld zijn welke delen van hun leefgebied ze best vermijden, omdat er moerassen, zinkholen of andere gevaren zijn. De jonge mannetjes krijgen dan mogelijk niet de tijd om al die gevaren te leren kennen, voor ze er alleen op uit trekken.
Bovendien hebben mannetjes bij veel soorten de neiging om meer risico's te nemen. Dat is ook zo bij olifanten: in het zuiden van Afrika trekt een populatie olifanten elk jaar op het einde van het droge seizoen naar het noorden, de regens tegemoet. Ze doen dat langs een eeuwenoud pad, en op een bepaald punt splitst dat pad zich: een weg gaat recht door een genadeloze, gevaarlijke zoutwoestijn en is korter, de andere weg loopt rond de zoutwoestijn, en is langer maar veiliger. Het blijkt dat het bijna uitsluitend jonge mannetjes zijn die de kortere maar gevaarlijke weg nemen, de vrouwtjesgroepen trekken rond de zoutwoestijn.
Bij veel soorten hebben mannetjes de neiging om ietwat domme dingen te doen, waardoor ze aan hun einde komen op nogal belachelijke manieren, en het ziet er naar uit dat dat ook voor mammoeten opgaat", zei Dalén aan "The Economist". "Zonder het voordeel van in een kudde te leven die geleid werd door een ervaren vrouwtje, liepen de mannelijke mammoeten waarschijnlijk een groter risico van te sterven in een "natuurlijke valstrik", zoals een moeras, een kloof of een meer."
Een Russische onderzoeker met mammoetbeenderen in het noordoosten van Siberië.AP2010
Levenswijze en gedrag
De bevindingen van de onderzoekers tonen duidelijk het nut aan van fossiele overblijfselen om gevolgtrekkingen te maken over de levenswijze en het gedrag van uitgestorven dieren, zeggen de onderzoekers. Anderzijds houden ze ook een waarschuwing in voor onderzoekers, dat de fossiele resten van een bepaalde soort of periode, niet noodzakelijk een getrouwe afspiegeling vormen van een populatie.
De onderzoekers zeggen dat de ze genomen van wolharige mammoeten zullen blijven bestuderen, en ook die van verschillende andere zoogdieren uit de IJstijd. Ze zijn benieuwd of ook bij andere soorten dezelfde vertekende verhouding tussen de geslachten naar voren zal komen.
Eerste Amerikanen kwamen niet over land, maar volgden de
Wetenschap
Kelpbedden zoals dit aan de kust van Oregon, trekken zalm en ander zeeleven aan, waarmee de eerste bewoners van Amerika zich konden voeden.Roy W. Lowe/U.S. Fish & Wildlife Service
Eerste Amerikanen kwamen niet over land, maar volgden de "kelp-snelweg" langs de kust
Het traditionele beeld van de eerste mensen die vanuit Azië over de Siberische landbrug Amerika binnentrekken, op het einde van de laatste IJstijd, moet dringend bijgesteld worden, zeggen onderzoekers. De eerste mensen kwamen flink wat vroeger in Amerika aan, en via een andere route. Ze volgden namelijk in bootjes de "kelp-snelweg", de kust van de Stille Oceaan.
Luc De Roy
In de meeste geschiedenisboeken begint het hoofdstuk over hoe de mens naar Amerika migreerde, met mensen die in pels gehuld door de toendra en de taïga trekken, door heen de verloren wereld van Beringia. Die landbrug, die nu onder water ligt, verbond Siberië met Noord-Amerika, en jarenlang was het standaardverhaal dat jager-verzamelaars uit Siberië te voet over die landbrug trokken, nadat de gletsjers zich op het einde van de laatste IJstijd ver genoeg hadden teruggetrokken om een ijsvrije corridor te creëren.
Fout is dat niet, er zijn inderdaad mensen te voet over die route Amerika binnengetrokken, alleen waren zij hoogstwaarschijnlijk niet de eerste Amerikanen, maar een tweede golf.
Een nog steeds toenemende massa aan archeologische en genetische aanwijzingen, maakt het meer en meer waarschijnljk dat de eerste mensen die in Amerika aankwamen, een route langs de kust gevolgd hebben, zeggen een aantal antropologen van verschillende Amerikaanse instellingen in "Science". Die pioniers profiteerden ten volle van de rijkdom aan hulpbronnen van een "kelp-snelweg", die langs de rand van de noordelijke Stille Oceaan van Azië tot Noord-Amerika liep. En ze maakten die reis lang voor de gletsjers genoeg teruggetrokken waren om de traditionele route over land, langs Beringia, vrij te maken.
Het traditionele beeld: jager-verzamelaars in pelsen trekken over land, door de toendra, Amerika binnen.
Niet nieuw
Voor alle duidelijkheid, de hypothese van de "kelp-snelweg" is niet nieuw. Het is een 21e eeuwse verfijning van een theorie die ook al gedurende een groot stuk van de vorig eeuw de ronde deed, maar die toen verworpen werd door het grootste deel van de specialisten in het veld, die stevig in het kamp van de Beringia-route over land zaten.
In 2007 werkten archeoloog Jon Erlandson en zijn collega's, onder wie ook mariene biologen, de theorie van een migratie per boot langs de kust verder uit, door het milieu te reconstrueren dat de eerste migranten tegen zouden zijn gekomen.
Wie zo'n 16.000 jaar geleden langs de kustlijn van de noordelijke Stille Oceaan vanuit Siberië naar het oosten zou gereisd zijn, zou in essentie een route zonder obstakels op zeeniveau gevonden hebben, met een overdaad aan vis, zeevruchten, kelp - bruin zeewier -, zeevogels en andere hulpbronnen, en zonder een doortocht van een gevaarlijke open oceaan. De specificiteit van de hypothese, samen met daaropvolgende archeologische ontdekkingen die ingaan tegen de tijdslijn van de Beringia-hypothese, maakten dat meer en meer onderzoekers zich begonnen af te vragen of ze wel in het kamp van de aanhangers van de route over land wilden blijven.
En dat is er wel nieuw aan de kelp-snelweg-hypothese, volgens de auteurs van het commentaarstuk in "Science": we zijn een keerpunt gepasseerd, en een grote meerderheid van de specialisten geloven nu dat de eerste Amerikanen het zeebuffet aan de rand van de Stille Oceaan gevolgd zijn, van Siberië helemaal tot aan de Noord-Amerikaanse kust, en zelfs nog verder. Toen de eerste Amerikanen meer naar het zuiden Centraal-Amerika bereikten, zullen ze andere mariene ecosystemen tegengekomen zijn. De kelpvelden vol leven vlak voor de kust, maakten plaats voor mangrovebossen, die op hun beurt ook heel wat voedsel te bieden hadden, waar de zich vlot aan de omstandigheden aanpassende mensen dankbaar gebruik van zullen hebben gemaakt.
De klassieke route over land via Beringia.
Solide bewijzen en tegenwerpingen
Er zijn nu solide bewijzen dat er mensen in Amerika woonden, lang voor de Clovis-cultuur. Die Clovis-mensen werden lang beschouwd als de afstammelingen van de mensen die via Beringia rond 13.500 jaar geleden Amerika binnen waren gekomen, en als de eerste inwoners van Amerika.
Er is archeologisch bewijs dat er mensen leefden op de eilanden langs de Aziatische oostkust, en op de kusten van Noord- en Zuid-Amerika wel 14.500 tot 18.000 jaar geleden, zelfs tot in Chili, in de Monte Verde-site. En ook in het binnenland van Amerika zijn er bewijzen gevonden voor menselijke bewoning die teruggaan tot 16.000 jaar geleden, terwijl in Florida, aan de Atlantische kust, er verleden jaar bewijzen zijn gevonden voor een site van zo'n 14.500 jaar oud, waar mastodonten - neefjes van de mammoeten - geslacht werden.
En terwijl er steeds meer bewijzen gevonden worden voor de kelp-snelweg-hypothese, krijgt de oude Beringia-hypothese af te rekenen met meer en meer tegenwerpingen. Zo is er een studie uit 2016 waarin het milieu gereconstrueerd werd van de ijsvrije corridor naar Amerika, op basis van pollen, fossielen en DNA uit boorkernen van sedimenten in meren. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de route nog veel langer onherbergzaam en onveilig voor mensen moet geweest zijn, en pas rond 12.600 jaar geleden begaanbaar zou geweest zijn, een lange tijd nadat archeologische bewijzen de aanwezigheid van mensen tot diep in het Amerikaanse continent aangetoond hadden.
De aanwezigheid van mensen op de Aziatische Stille Oceaan-kust en in Noord- en Zuid-Amerika. Donker grijs is de huidige kustlijn, licht grijs is de kustlijn tijdens het laatste glaciale maximum. De donkerblauwe bollen zijn sites die ouder zijn dan de Clovis-cultuur, de lichtblauwe sites uit de tijd van de Clovis-cultuur. (Illustratie: J. You and N. Cary in Science 2017)
Niet al te gek
Het feit dat het tijd is om de Beringia-hypothese voor eens en voor altijd te begraven, wil niet zeggen dat alles nu zomaar ineens kan, zeggen de auteurs.
Ze richten hun pijlen vooral op een controversiële studie van april dit jaar, waarin gesuggereerd wordt dat stenen die gevonden zijn in de buurt van mastodont-beenderen van 130.000 jaar oud, een bewijs zouden vormen voor de aanwezigheid van mensen op die site in het zuiden van Californië, op dat ogenblik. De conclusies van de studie zijn een voorbeeld van "onwaarschijnlijke beweringen gebaseerd op beperkt en twijfelachtig bewijs", volgens de auteurs, die er aan toevoegen dat er zelfs geen bewijzen zijn voor de aanwezigheid van mensen in het noordoosten van Siberië voor 50.000 jaar geleden.
En dat de eerste Amerikanen uit Siberië kwamen, lijkt wel vrij zeker op basis van genetische bewijzen. De bewering dat mensen uit Europa voor het einde van de IJstijd langs het pakijs op de Atlantische Oceaan naar het westen zijn gemigreerd, de zogenoemde Solutréen-hypothese, wordt niet gesteund door genetisch onderzoek. Maar dat weerhoudt sommige mensen er niet van dat wetenschappelijk erg wankele idee te blijven promoten.
De eerste Amerikanen besluipen een glyptodont, een reuzengordeldier dat op het einde van de laatste IJstijd uitgestorven is. Een tekening uit het begin van de 20e eeuw van Heinrich Harder..
Onder de zee
Hoewel er de laatste jaren een aantal opwindende vondsten gedaan zijn in verband met de eerste bewoners van Amerika, meer bepaald op het Canadese Triquet Island, blijven de sites met bewijzen voor een vroege menselijke aanwezigheid beperkt in aantal. De schuld daarvoor ligt bij de oceaan zelf. Door erosie en de stijging van het zeepeil na de IJstijd, zijn de kustlijnen wereldwijd aanzienlijk veranderd, en liggen ze nu vaak meer dan tien kilometer verder het land in dan vroeger.
Dat neemt niet weg dat er waarschijnlijk nog overblijfselen van rustplaatsen van de eerste Amerikanen op de kelp-snelweg moeten zijn, die erop wachten gevonden te worden. De wetenschappers achter het commentaar in "Science" roepen hun collega's dan ook op om meer veldwerk te verrichten, op plaatsen waar de kustlijn door de geografische bijzonderheden weinig veranderd is, ondanks de stijging van het zeepeil, en om meer onder water te gaan zoeken, in de hoop om opnieuw aan het licht te brengen wat de zee eeuwen geleden verzwolgen heeft. Op die manier kan de kelp-snelweg-hypothese steviger onderbouwd worden, en de Beringia-hypothese definitief afgeschreven worden.
Speerpunten van de Clovis-cultuur uit Iowa. (Foto:
De grootste van de drie piramides van Gizeh, die van Cheops, bevat een tot dusver onbekende ruimte. Dat leert een scan van het bouwwerk, melden Egyptische en Japanse archeologen vandaag in het vakblad Nature.
De nieuw ontdekte structuur is minstens dertig meter lang, en heeft ruwweg dezelfde afmetingen als de Grote Galerij die uitgeeft op de twee 'grafkamers'. Hij ligt ook pal boven die galerij.
De piramide van Cheops werd gebouwd tijdens de heerschappij van farao Cheops, die over Egypte regeerde tussen vermoedelijk 2.509 en 2.483 voor Christus. Hoe het bouwwerk van ruim 4.500 jaar oud werd opgetrokken, is nog steeds niet helemaal duidelijk. Het scanonderzoek, waarbij de piramide werd doorgelicht met behulp van kosmische straling, moet meer licht werpen op de constructietechnieken die bij de bouw van de piramides werden gebruikt.
Voorlopig is niet geweten wat de precieze structuur en functie van de holle ruimte is een extra grafkamer of schatkamer, of gewoon een misgreep van de architecten die resulteerde in een gat in de structuur?
11-10-2017
s deze 3200 jaar oude steen de sleutel tot de waarheid over het mysterieuze Zeevolk?
Is deze 3200 jaar oude steen de sleutel tot de waarheid over het mysterieuze Zeevolk?
Wetenschappers zijn erin geslaagd hiërogliefen te ontcijferen op een stenen tablet van 3200 jaar oud. Die zouden de sleutel bevatten tot een van de grootste raadsels van de archeologie in het Middellandse Zeegebied, namelijk dat rond het mysterieuze Zeevolk dat het gebied teisterde aan het einde van het Bronzen Tijdperk.
De stenen tablet is 10 meter lang en bevat de langste inscriptie met hiërogliefen die bekend is uit het Bronzen Tijdperk. Ze werd in 1878 gevonden in wat nu Turkije is en is opgesteld het Luvisch, een dode taal die wereldwijd maar door een handvol academici beheerst wordt.
Het was de Franse archeoloog George Perrot die de inscriptie op de stenen tablet kopieerde vooraleer de steen door de dorpelingen gebruikt zou worden als bouwmateriaal voor de fundering van ene moskee. Die kopie werd in 2012 opnieuw ontdekt na de dood van de Engelse historicus James Mellaart en werd door diens zoon overhandigd aan de stichting voor Luvische Studies.
De eerste vertaling van de tablet heeft een nieuw licht geworpen op het snel na elkaar ineenstorten van verschillende beschavingen in het gebied rond de Middellandse Zee en hint naar de herkomst van de mysterieuze Zeevolkeren.
Het gaat om een verzameling van piraten die de kusten van het Middellandse Zeegebied plunderden rond 1200 voor Christus. Zij zouden volgens historici een hand gehad hebben in het verdwijnen van de beschavingen in het gebied. Hun identiteit en herkomst bleven echter eeuwenlang een raadsel.
Een team van Nederlandse en Zwitserse archeologen boog zich over de ontcijfering van de tablet, onder hen dr. Fred Woudhuizen, een van de amper twintig mensen die het Luvisch kunnen lezen. Hij was degene die de vertaling maakte.
Volgens Woudhuizen suggereerde de inscriptie dat Luviërs van het westelijke deel van Klein-Azië hebben een beslissende bijdrage geleverd aan de invasie van het zogeheten Zeevolk en zodoende aan het einde van het Bronzen Tijdperk in het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied. Ze vertelde het verhaal van koning Kupanta-Kurunta, de Grote Koning van Mira, een nu verdwenen staat, over hoe een verenigde vloot van de koninkrijken in westelijk Klein-Azië de kusten van het gebied plunderden.
http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20171011_03125389
U bent een aap (en daar mag u trots op zijn)
U bent een aap (en daar mag u trots op zijn)
Onze naaste familie telt meer dan vijfhonderd leden, en de meeste daarvan kennen we nauwelijks. Jammer, want er zitten best wel kleurrijke personages bij. Ontmoet ze op een prachtige tentoonstelling.PIETER VAN DOOREN
In het Brusselse Museum voor Natuurwetenschappen kunt u uw familie vanaf vandaag levensecht aan de slag zien. En dan gaat een mens toch eens nadenken over zijn plaats in de wereld.
Het Schotse Nationaal Museum in Edinburgh, dat aan de basis ligt van de tentoonstellingApenstreken,verzamelde vijfentwintig jaar aan natuurlijk gestorven opgezette dieren die geen klassieke duffe pose aannamen, maar in volle actie bevroren leken.
Het resultaat mag er zijn. Ze doen hun ding in een gestileerd jungledecor, dat dank zij de uitgekiende belichting echt wel een junglegevoel oproept. En het voelt als ijsblokjes langs je ruggengraat als je plots die groene meerkat bedreigd ziet door een pofadder en een duikende arend tegelijk.
Ons aller gemeenschappelijke voorouder, teilhardina, leefde 56 miljoen jaar geleden. En u zult het niet geloven, maar dat was in Vlaams-Brabant
Het was een hele kunst om alle teksten in vier talen! in het decor geïntegreerd te krijgen, zeker omdat Engelstalige ontwerpers daar gewoon niet bij stilstaan. Maar hier spreekt de ervaring van de ploeg van het Brusselse museum.
De dieren worden niet enkel vergezeld van tekst en uitleg, maar ook van goed uitgewerkte interactieve videos met extra achtergrond, en hier en daar een spelletje. Probeer maar eens termieten te vangen met een stokje, zoals de chimpansee naast jou zo vlotjes doet. Want wij mensen zijn echt niet de enigen en al helemaal niet de eersten die werktuigen gebruiken.
Als onze ogen voorin ons hoofd staan en we dieptezicht hebben, is dat omdat we een aap zijn. Of biologisch juister: een primaat. Dat we vijf vingers en vijf tenen hebben, idem. Flinke hersenen kregen we eveneens van die kant, al hebben wij er nog wel een portie bovenop gedaan.
Even groot als veldmuis
De neusaap. Op de foto hierboven ziet u de mandril, hieronder nog de West-Afrikaanse franjeaap en het gouden leeuwaapje. Thierry Hubin
Ons aller gemeenschappelijke voorouder, teilhardina, leefde 56 miljoen jaar geleden. En u zult het niet geloven, maar dat was in Vlaams-Brabant, in Dormaal. Het type-exemplaar van de soort wordt bewaard in het Museum voor Natuurwetenschappen. Nee, het is niet te zien in deze tentoonstelling, omdat we het sowieso al exposeren.
Al was teilhardina niet groter dan een veldmuis, ze had reeds alles wat een primaat tot primaat maakt. Er zijn trouwens nog steeds aapjes van dat formaat: als u voor de vitrine met de gorilla staat, zoek dan ook even naar de dwergmuismaki van dertig gram die daar onopvallend staat te zijn.
Geurgevecht
In een andere vitrine zie je hoe handig een grijpstaart kan zijn. Zoals die van de ringstaartmaki, die hem gebruikt als waaier om geurschoten op zijn opponent af te vuren. Wij en een hele groep andere apen verloren onze staart 20 miljoen jaar geleden, in ruil voor een soepeler springvermogen. Cyanidebestendigheid zijn we ook ergens onderweg kwijtgeraakt, in tegenstelling tot de westelijke grijze halfmaki.
De handige duim aan onze achterste handen speelden we zon 1,8 miljoen jaar geleden kwijt, in ruil voor stapvoeten. Kijk maar naar de gorillavoet in de expositie: net een mollig handje. De nagels aan onze handen en voeten hebben we dan weer al die 56 miljoen jaar behouden, al zijn er een paar boomklimmers de klauwaapjes die toch maar weer op klauwen overgestapt zijn.
Wij gebruiken onze middelvinger vooral om onbeschoft mee te zijn, maar de aye-aye op Madagaskar heeft een gespecialiseerde middelvinger om larven mee uit takken te peuteren en om al tikkend te horen waar ze zitten.
En als u zich afvraagt waarom we peinzen met de hand aan de kin: zowel ons denkvermogen als onze kin zijn uniek onder de apen. Die kin trouwens pas 90.000 jaar, en niemand weet goed waarom.
Menselijk
Wij mensen hebben nogal eens een hoge dunk van onszelf ooit waren we zeker dat de zon om ons heen draaide, niet andersom en dan is het goed om eens naar onze neven te kijken. Ook intelligent; ook met ingewikkeld sociaal gedrag, tot en met politiek bedrijven; in staat om oorlog te voeren én om vrede te sluiten; behept met een rechtvaardigheidsgevoel. Allemaal dingen die we ooit als uniek menselijk beschouwden.
Zelfs liefde, of alvast erotiek, zijn niet van ons alleen, als je het paartje rode springapen met om elkaar gewikkelde staart ziet.
Wat wel uniek menselijk is, is de snelheid waarmee we onze naaste neven aan het uitroeien zijn. Vooral door vernietiging van hun habitat: Madagaskar heeft nog slechts 20 procent van zijn oerwoud over, en met de orang-oetans op Sumatra is het al niet beter gesteld. Ook dat aspect gaat de tentoonstelling niet uit de weg. Niet alleen door aan te klagen, maar ook met tips. Het is aan u om alleen nog duurzaam hout te kopen, en choco met duurzame palmolie.Apenstreken,nog tot 26 augustus 2018 in het Museum voor Natuurwetenschappen. Maandag gesloten. Nocturnes, lezingen, kinderateliers enz.
★★★★☆
http://www.standaard.be/cnt/dmf20171010_03124729
09-09-2017
Archeologen vinden 3.500 jaar oud graf van Egyptische goudsmidÂ
Archeologen vinden 3.500 jaar oud graf van Egyptische goudsmid
Wetenschap
Archeologen vinden 3.500 jaar oud graf van Egyptische goudsmid
Archeologen hebben nabij de Egyptische stad Luxor een graf van een goudsmid en mummies blootgelegd. De archeologische vondsten dateren van de 18de Egyptische dynastie en zouden 3.500 jaar oud zijn.
Frank Segers
De vondst werd aangekondigd door de Egyptische minister van Oudheidkunde Khaled Al-Anani. De Egyptische archeologen deden de ontdekking in de necropool Draa Aboul Naga, die bekendstaat om zijn oude graven en tempels, op de westelijke oever van de Nijl.
Het graf van de goudsmid Amenemhat, zijn vrouw en een van zijn zonen, dateert van de 18de dynastie (16de tot 11de eeuw voor Christus). Aan de ingang van het graf stonden het standbeeld van de goudsmid en zijn vrouw, gezeten op een stoel. Tussen hen in hing een portret van hun zoon. In een zaal vonden de archeologen diverse mummies, nog standbeelden en maskers.
Copyright 2017 The Associated Press. All rights reserved.
Een gang voerde de archeologen verder in het graf, waar ze in een tweede zaal de mummies aantroffen van een vrouw en haar twee kinderen. Eerder dit jaar hadden archeologen in Luxor nog een graftombe ontdekt van een rechter en Zweedse archeologen vonden 12 begraafplaatsen die bijna 3.500 jaar oud zijn.
De Egyptische autoriteiten hopen dat de vondsten het aantal toeristen weer kan doen toenemen. Het toerisme heeft zware klappen gekregen na de val van president Moebarak en een aantal terreuraanslagen.
Copyright 2017 The Associated Press. All rights reserved.
Copyright 2017 The Associated Press. All rights reserved.
06-09-2017
5,7 miljoen jaar oude voetafdrukken op Grieks eiland: leefden onze vroege voorouders in Europa?
Wetenschap
Wetenschap
5,7 miljoen jaar oude voetafdrukken op Grieks eiland: leefden onze vroege voorouders in Europa?
Op een klein Grieks eiland zijn een reeks oude voetafdrukken gevonden, die een nieuw licht kunnen werpen op de vroege evolutie van de mens. De afdrukken zijn zeer oud, 5,7 miljoen jaar, maar toch lijkt het erop of ze gemaakt zijn door een rechtop lopende voorouder van de mens, een hominine. Gedacht wordt echter dat in die tijd de homininen enkel voorkwamen in Afrika, en niet in Europa. De ontdekking lijkt de controversiële suggestie te ondersteunen dat ze toen ook in de Balkan geleefd kunnen hebben.
Luc De Roy
De hominini zijn een geslachtengroep of "tribus" in de orde van de primaten - de mensapen, de apen en de halfapen. Tot de homininen behoren drie nog levende soorten, de mens, de chimpansee en de bonobo, en verschillende soorten uitgestorven voorouders of uitgestorven zijtakken van de mens die ontstaan zijn na de evolutionaire splitsing tussen de mens en de chimpansee. Het gaat dan om verschillende soorten Ardipithecus, Australopithecus en uitgestorven soort Homo, zoals de Homo neanderthalensis.
De vroegste stadia van de evolutie van de homininen zijn nog erg onduidelijk. Onze soort splitste zich af van onze naaste nog levende verwant, de chimpansee, tussen 7 en 13 miljoen jaar geleden. De oudste fossielen van homininen waarover geen twijfel bestaat, werden gevonden in het oosten van Afrika en zijn zo'n 4 miljoen jaar oud. Er zijn wel een aantal oudere fossielen die mogelijk van homininen zijn, en die zijn zo'n 6 tot 7 miljoen jaar oud. Daartoe behoren Orrorin uit Kenia en Sahelanthropus uit Tsjaad, vindplaatsen die zo'n 2.500 kilometer uit elkaar liggen.
De voetafdrukken die ontdekt werden door Gerard Gierlinski van het Poolse Onderzoeksinstituut in Warschau, liggen nog eens 2.500 kilometer verder van Tsjaad, op het kleine Griekse eiland Trachilos in de buurt van Kreta.
Gierlinski vormde een team met een aantal collega's, onder wie Per Ahlberg van de Universiteit van Uppsala in Zweden, om de afdrukken te analyseren. Het team vond minstens twee afzonderlijke sporen van afdrukken, die allebei blijkbaar gemaakt werden door een wezen dat rechtop liep op twee benen.
(lees voort onder de foto)
Twee reeksen voetsporen, met details in (b) en (c). R en L staat voor linker en rechter voetafdrukken. (Foto: Gierlinski et al. in Proceedings of the Geologists' Association)
Zoolganger
De vorm van de afdrukken vertoont gelijkenissen met de voeten van hominini.
Het meest opvallende is dat ze duidelijk achtergelaten werden door een dier dat op de zolen van zijn voeten liep, zoals hominini doen, en niet enkel op de tenen.
De afdruk toont ook dat het wezen dat de voetsporen maakte, vijf tenen had, en dat de grote teen uitzonderlijk goed ontwikkeld was, een ander kenmerk van de hominini. En er is geen spoor van klauwen te zien, wat overeenkomt met het feit dat hominini teennagels hadden in plaats van klauwen.
Verrassend is echter dat fossiele en geologische aanwijzingen aantonen dat de voetafdrukken 5,7 miljoen jaar oud zijn. Men neemt doorgaans aan dat de hominini 1,7 miljoen jaar geleden Afrika verlaten hebben, en dat betekent dus dat de voetafdrukken zo'n 4 miljoen jaar ouder zijn.
"Het zijn bijna zonder twijfel echte voetafdrukken van een dier dat op twee voeten liep", zei Robin Crompton van de University of Liverpool aan "New Scientist". Crompton was niet betrokken bij de studie van de voetafdrukken van Trachilos, maar hij heeft andere voetafdrukken van hominini geanalyseerd.
Van welk tweevoetig dier dan wel precies, dat is nog onduidelijk.
(lees voort onder de foto)
Drie goed bewaarde voetafdrukken als foto (links), als laser scan van het oppervlak (midden), en als laser scan met interpretatie (rechts). (a) werd gemaakt door een linkervoet, (b) en (c) door een rechtervoet. 1-5 duidt de tenen aan, ba staat voor indruk van de bal van de voet en he voor de indruk van de hiel. De schaalbalk is 5 cm. (Foto: Gierlinksi et al. in Proceedings of teh Geologists' Association)
Mysterieuze voeten
De oudste fossielen van voeten van hominini die we hebben, behoren tot de 4,4 miljoen jaar oude Ardipithecus ramidus. Maar Ardipithecus had een opponeerbare grote teen - die zoals onze duim tegenover de andere vingers, of in dit geval tenen, geplaatst kan worden -, en dat zou een duidelijk herkenbaar patroon achtergelaten hebben in de voetafdruk. Datgene wat het spoor in Trachilos heeft gemaakt, wat het ook was, hield alle vijf de tenen parallel.
"Er is iets enigszins gek aan de hand met de grote teen", zei Ahlberg aan "New Scientist". "Zijn positie en vorm gelijken heel erg op die van een moderne mens, maar hij lijkt meer mobiel te zijn", een beetje zoals de opponeerbare duim van een chimpansee.
David Begun van de University of Toronto in Canada heeft zich ook al vragen gesteld over deze kwestie. "Het is theoretisch mogelijk dat Ardipithecus zijn spieren kon gebruiken om zijn grote teen op een lijn te wringen met de rest van de voet, en zo een meer modern uitziende voetafdruk af te leveren", zo zei hij.
Een andere mogelijkheid is dat de afdrukken toebehoren aan een aap, die niet verwant is aan de hominini, maar die ook geëvolueerd is naar rechtop lopen, minstens voor een deel van de tijd. Zowel Crompton als Begun wijzen erop dat moderne gorilla's voetafdrukken produceren die veel meer gelijken op die van mensen dan de afdrukken van chimpansees, en misschien heeft een andere aap die een verre verwant is, gelijkaardige voeten ontwikkeld 5,7 miljoen jaar geleden.
(lees voort onder de foto)
Wereldbol met de locatie van de vindplaatsen van de voetafdrukken van Trachilos en Laetoli, en van soorten uit het Mioceen (23 tot 5,333 miljoen jaar geleden), die in de recente literatuur geïnterpreteerd worden als hominini. De letters P geven gebieden weer waar fossielen gevonden zijn van hominini uit het Plioceen (5,333 - 2,58 miljoen jaar geleden). (Illustratie: Gierlinski et al. in Proceedings of the Geologists' Association)
Graecopithecus
De bekendmaking van de ontdekking van de voetafdrukken komt enkele maanden nadat Begun en zijn collega's aanwijzingen naar voren gebracht hadden dat Graecopithecus, een uitgestorven aap uit rotsen van 7,2 miljoen jaar oud in Oost-Europa, waarover voor de rest weinig bekend is, misschien wel een hominine geweest zou kunnen zijn.
Die suggestie bleek erg controversieel, en sommige vooraanstaande onderzoekers kraakten het idee volkomen af dat vroege hominini buiten Afrika zouden geleefd kunnen hebben. "Er zijn mensen die het idee eenvoudigweg van tafel vegen omdat ze denken dat het gewoon niet mogelijk is", zei Begun aan "New Scientist". "Maar het wordt algemeen aangenomen dat wat de fauna van de Afrikaanse savanne is geworden - giraffen, antilopen, neushoorns -, dat die soorten in het zuiden van de Balkan leefden en van daar naar Afrika gemigreerd zijn."
In principe, zo zegt Begun, kunnen de hominini ook ontstaan zijn in het oosten van Europa en van daar naar het zuiden getrokken zijn, samen met de andere soorten. "Dat wil niet zeggen dat het waar is - maar het is zeker wel aannemelijk."
Zelfs alleen al het idee bediscussiëren in formele academische studies bleek moeilijk, zo zegt hij. Het duurde maanden voor Begun een tijdschrift vond dat bereid was het onderzoek naar Graecopithecus te publiceren, ook al waren de studies geschreven door onderzoekers met een goede reputatie. En Ahlberg zei dat het even moeilijk bleek de studie over de voetafdrukken van Trachilos gepubliceerd te krijgen. De studie is uiteindelijk verschenen in de Proceedings of the Geologists' Association.
01-08-2017
De Bijbel heeft gelijk: archeologen vinden sporen van Babylonische verwoesting van Jeruzalem
De Bijbel heeft gelijk: archeologen vinden sporen van Babylonische verwoesting van Jeruzalem
di 01/08/2017 - 17:44 Alexander Verstraete In Jeruzalem hebben archeologen sporen ontdekt van een verwoesting die zowat 2.600 jaar geleden plaatsvond. Dat meldt The Times of Israel. Die datering loopt gelijk met de Babylonische verwoesting van de stad in 586 voor Christus zoals de Bijbel beschrijft.
"Daarna trok de aanvoerder van de lijfwacht, Nebuzaradan, Jeruzalem binnen. Hij stak de tempel van de Heer en het koninklijk paleis in brand en ook alle huizen van de belangrijke mensen van Jeruzalem. En hij liet zijn leger de muren van Jeruzalem afbreken." Zo beschrijft de Bijbel in het boek Jeremia de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs onder leiding van hun koning Nebukadnezar II in 586 voor Christus.
Uit opgravingen in de zogenoemde Stad van David in het oosten van Jeruzalem blijkt nu dat die verwoesting niet enkel een verhaal in het Oude Testament is, maar ook echt is gebeurd. Aan de oostzijde van de site uit de oudheid hebben archeologen van de Israel Antiquities Authority sporen van vernieling ontdekt die zowat 2.600 jaar geleden plaatsvond, simultaan met het verhaal in de Bijbel.
(Lees voort onder video)
Concreet hebben de archeologen kamers gevonden die met as zijn bedekt. Ze vonden ook hopen stukgeslagen keramiek die zegels draagt die typisch zijn voor het einde van de zogenoemde "eerstetempelperiode" in Jeruzalem, het tijdsvak dat een einde kende met de Babylonische verwoesting. De zegels waren destijds een instrument voor het bijhouden van de administratie.
Daarnaast heeft de opgraving ook verkoolde resten van hout, druivenpitten, visschubben en vissengraten opgeleverd. De Israel Antiquities Authority zal die samen met wetenschappers van het Weizmann Institute aan een koolstofdatering onderwerpen, zo weet The Times of Israel.
Uit de opgraving blijkt voorts dat de verwoesting snel en hevig moet zijn geweest, maar ook dat niet alle gebouwen destijds zijn platgebrand. "We vermoeden dat sommige gebouwen zijn vernield en dat andere waren verlaten en onaangeroerd zijn gebleven", zegt archeoloog Joe Uziel. Opvallend is ook dat de sporen en de gebouwen die nu zijn gevonden zich vermoedelijk buiten de stadsmuren van Jeruzalem bevonden tijdens de "eerstetempelperiode". Dit doet de vraag rijzen of de stad destijds groter was dan gedacht.
Wat is de Stad van David?
De Stad van David is een uitgestrekte archeologische site in het oosten van Jeruzalem en was waarschijnlijk de eerste stadskern. De Bijbelse koning David zou die rond 1.000 voor Christus hebben ingepalmd.
Archeologen doorploegen de grond al decennia om sporen uit de oudheid bloot te leggen. Dat is niet zonder controverse, want de site bevindt zich vandaag in Palestijns gebied. Zowel Israëli's als Palestijnen proberen vondsten soms zo te interpreteren dat ze hun aanspraken op de stad en bij uitbreiding het hele gebied kracht kunnen bijzetten.
IJs op Zwitserse bergpas geeft houten "brooddoos" uit bronstijd prijs
IJs op Zwitserse bergpas geeft houten "brooddoos" uit bronstijd prijs
Archaeological Service of the Canton of Bern, Badri Redha
za 29/07/2017 - 23:29 Alexander Verstraete Een container die in 2012 in het ijs op een bergpas in Zwitserland is ontdekt, blijkt een "brooddoos" van wel 4.000 jaar oud uit de bronstijd. Dat meldt het Max Planck Instituut dat het kleinood heeft onderzocht. De vondst kan wetenschappers meer leren over het gebruik van granen in die tijd.
Een rond doosje van hout met een diameter van 20 centimeter: dat kwam in 2012 bloot te liggen op de Lötschenpass, een bergpas op een hoogte van 2.690 meter tussen de kantons Bern en Wallis in Zwitserland. Wetenschappers verbonden aan het Max Planck Instituut in Duitsland hebben het ding grondig onderzocht en stellen vast dat het een prehistorische "brooddoos" is.
Uit een koolstofdatering blijkt dat de container 4.000 jaar oud is en zo uit de vroege bronstijd stamt. De basis is gemaakt van Zwitserse den, de rand bestaat uit wilg. De beide delen zijn destijds aaneengenaaid met gesplitste twijgen van lork.
Gerst, spelt en emmer
De wetenschappers hebben ook de binnenkant aan een analyse onderworpen. Daarbij dachten ze sporen van melk te vinden, maar niks was minder waar. Tot hun verbazing vonden ze moleculaire sporen van gerst, spelt en emmer.
Die laatste ontdekking is zonder meer uniek. In prehistorische grotten hebben wetenschappers al eerder sporen van granen gevonden, maar nog nooit doken ze op in kleinere artefacten zoals deze "brooddoos", onder meer omdat ze de tand des tijds niet goed doorstaan. Niet alleen bewijst deze vondst dat de mensen in de vroege bronstijd granen consumeerden, ze kan ook meer aan het licht brengen over de manier waarop ze die gebruikten of teelden.
Daarnaast is ook de methode die de wetenschappers toepasten veelbelovend. Concreet zochten en vonden ze zogenoemde "alkylresorcinols", een biomarker die wijst op de aanwezigheid van planten. Ze kunnen nu in nog andere archeologische artefacten op zoek gaan naar zulke biomarkers om zo de geschiedenis en de evolutie van de vroege landbouw te reconstrueren.
Een "massavernietiging", zo noemen wetenschappers de gevolgen van menselijk ingrijpen op de diersoorten op deze wereld. Een uitgebreide studie toont namelijk aan dat het aantal dieren dat ooit samenleefde met de mens gezakt is met wel 50 procent. Ze winden er dan ook geen doekjes om: volgens hen is dit de zesde massa-extinctie, de eerste sinds het uitsterven van de dinosauriërs, en die is zelfs erger dan eerst werd gedacht.
Om tot die zware conclusie te komen, onderzochten de wetenschappers 27.600 soorten vogels, amfibieën, zoogdieren en reptielen, zowat de helft van de gekende gewervelde diersoorten op de wereld. Rodolfo Dirzo, een van de onderzoekers van het Stanford Woods Institute for the Environment, stelde dat we kunnen spreken van een "globale massavernietiging". Meer dan 30 procent van de gewervelde diersoorten zou zo afnemen in aantal of in territoriale reikwijdte.
Voorbode voor gehele uitroeiing
En het slecht nieuws blijft maar komen. Uit onderzoek van 177 zoogdiersoorten vonden ze dat het leefgebied van al die soorten is geslonken met minstens 30 procent. Meer dan 40 procent van de soorten verloor zelfs 80 procent van hun reikwijdte. Dat is erger dan eerst gedacht en lijkt een "voorbode" van een volledige uitroeiing te zijn. En dan stellen de onderzoekers nog dat hun vindingen "conservatief" zijn, omdat alle factoren die aansturen op het uitsterven van diersoorten enkel maar toenemen.
Bijna 41 procent van alle amfibieën en 26 procent van de zoogdieren wordt met uitsterven bedreigd, dat weet het IUCN (International Union for Conservation of Nature), dat een lijst met bedreigde en uitgestorven diersoorten bijhoudt. Het is dan ook geen verrassing dat de onderzoekers zeggen dat "de zesde grote massa-extinctie veel verder gaat dan verwacht". De vorige massa-extinctie dateert al van 66 miljoen jaar geleden, toen 75 procent van al het leven op onze planeet, waaronder toen ook de dinosauriërs, stierf. En hoewel het nog niet zo erg is, is de snelheid waarmee het nu vooruit gaat toch enorm alarmerend.
"Dit is een voorbode voor het verdwijnen van een hele hoop soorten en een afname van ecosystemen die onze samenleving mogelijk maakt", zijn de onderzoekers hard. Het gaat dan ook niet alleen om het verdwijnen van de soorten op zich. Het wegvallen van verschillende diersoorten kan een grote impact hebben op het algemene en complexe ecologische netwerk van dieren, dat er zo voor kan zorgen dat gehele ecosystemen zwakker worden.
"We zijn soorten aan het verliezen aan een buitengewone snelheid", zegt een van de onderzoekers. "Het gaat 10 tot 100 keer sneller dan in het verleden." "Van de vernietiging van wouden tot stropen van iconische diersoorten", zegt Mike Barrett van de Britse afdeling van het WWF, "we kunnen de impact van de mens op de wereld niet meer negeren. We weten hoe we dit moeten stoppen. En we moeten het nu aanpakken, voor het te laat is."
25 Romeinse brieven uit de 1e eeuw duiken op nabij de Muur van Hadrianus
25 Romeinse brieven uit de 1e eeuw duiken op nabij de Muur van Hadrianus
In het Verenigd Koninkrijk zijn 25 Romeinse brieven gevonden bij opgravingen in de buurt van de Muur van Hadrianus. Dat meldt The Guardian. De documenten dateren uit de 1e eeuw en zijn gemaakt van dunne vellen berkenhout.
Precies 25 jaar nadat het fort van Vindolanda in de buurt van de Muur van Hadrianus in het Verenigd Koninkrijk een eerste schat aan Romeinse brieven uit het begin van onze jaarrekening heeft prijsgegeven, hebben archeologen opnieuw 25 documenten uit dat tijdsvak gevonden bij opgravingen op de Romeinse site. Dat gebeurde op 22 juni, zo weet The Guardian.
Net als toen gaat het om een reeks flinterdunne vellen berkenhout die destijds met inkt zijn beschreven en dankzij de anaerobe bodem op die plek merkwaardig goed bewaard zijn gebleven. Toch zullen scans met infraroodlicht nodig zijn om de inhoud van de brieven te ontcijferen.
Eikenhout
Een van de brieven is niet gemaakt van berkenhout, maar wel van eikenhout. Bovendien is die dubbelgevouwen. Dat doet de archeologen vermoeden dat het om een document gaat dat belangrijker is dan de brieven van berkenhout. Toch zijn ook die interessant omdat ze vaak persoonlijke boodschappen bevatten die meer vertellen over het alledaagse leven van toen.
Zo menen de archeologen alvast 1 brief in verband te kunnen brengen met de honderden brieven die in 1992 zijn gevonden, de zogenoemde Vindolanda tablets. Dezelfde Masclus die zijn overste toen om een grotere voorraad bier op zijn wachtpost op de Muur van Hadrianus smeekte, vraagt hem nu om verlof.
Belang
Net als de oorspronkelijke Vindolanda tablets behoren deze brieven tot de belangrijkste archeologische vondsten ooit in het Verenigd Koninkrijk. De oudste brieven zijn decennia voor de bouw van de Muur van Hadrianus geschreven, de verdedigingslinie die de Romeinse keizer Hadrianus in de 2e eeuw liet optrekken. Enkel de zogenoemde Bloomberg tablets die later in Londen zijn gevonden, zijn nog ouder.
http://deredactie.be/permalink/1.3021653
20-06-2017
Uw huiskat komt waarschijnlijk uit Egypte
Uw huiskat komt waarschijnlijk uit Egypte
AP
ma 19/06/2017 - 20:26 Belga Een groot deel van de huiskatten stamt af van gedomesticeerde katten die rond 500 voor Christus in Egypte leefden. Tot die conclusie komt een internationaal team wetenschappers na DNA-onderzoek. Door de Romeinse kolonisatie raakten ze over de hele wereld verspreid.
Wie eigenaar van een kat is, heeft mogelijk een stukje Egypte in huis. Uit een studie die maandag in Nature Ecology and Evolution verschijnt, blijkt dat een groot deel van de hedendaagse huiskatten afstamt van een groep gedomesticeerde katten die rond 500 voor Christus in het land van de farao's leefde.
Vast staat dat 10.000 jaar geleden al gedomesticeerde katten in de Levant leefden, de zogenoemde vruchtbare sikkel. Van daaruit verspreidden de dieren zich over de rest van de oude wereld. Zo waren gedomesticeerde katten 6.000 jaar geleden in de Balkan terug te vinden.
Toch was het pas bij een tweede kolonisatiegolf dat katten de wereld echt veroverden. Die golf vond veel later plaats tijdens de Ptolemaïsche en Romeinse periode. Rond 300 voor Christus raakten katten toen vanuit Egypte over de rest van de wereld verspreid. Blijkbaar zijn het die katten die vandaag nog grotendeels voortleven in de hedendaagse huiskatten.
Populair
"De huiskat deed het in Egypte erg goed", zegt Wim Van Neer van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel die samen met Claudio Ottoni van het Centrum voor Archeologische Wetenschappen van de KU Leuven aan het onderzoek meewerkte.
"Het zou kunnen dat ze daar, net als in het Oude Nabije Oosten, ter plekke is gedomesticeerd uit de lokale wilde katten. Maar het is ook mogelijk dat ze in Egypte huiskatten uit de Levant hebben geïmporteerd of dat ze zijn meegekomen als scheepskatten uit dezelfde regio. In die tijd waren katten al ingeburgerd als noodzakelijke bewoners van vrachtschepen."
Katten waren erg in de mode in het oude Egypte, al van voor de faraonische tijd. Op verschillende plaatsen werden katten begraven met hun eigenaars. Zo zijn in Hierakonpolis zes katten in een graf aangetroffen dat dateert van 3.700 voor Christus.
Streepjespatroon
De katten raakten tijdens de Grieks-Romeinse tijd verder verspreid over Europa en het Euraziatisch continent, via de Romeinse kolonisatie. Er werd zelfs Egyptisch katten-DNA gevonden in een kat uit de vikinghaven van Ralswiek, in het noorden van Duitsland.
Alle vroege katten hadden een streepjespatroon, zoals hun wilde voorouder. Pas in de middeleeuwen duiken de eerste katten met een vlekkenpatroon op.
Onze huiskatten stammen met zekerheid niet af van onze eigen inheemse wilde katten (Felis silvestris silvestris). Die zijn erg schuw, laten zich niet benaderen, ook niet met voedsel, en mijden contact met mensen. Wel is er in de loop van de tijd vermenging geweest van huiskatten met de wilde kat. Tijdens de tijd van de grote ontdekkingsreizen werden de huiskatten verder meegevoerd tot in de nieuwe wereld.
Wij mensen zijn 100.000 jaar ouder dan gedacht, en leefden overal in Afrika
Wij mensen zijn 100.000 jaar ouder dan gedacht, en leefden overal in Afrika
wo 07/06/2017 - 23:47 Luc De Roy Nieuwe vondsten in Marokko tonen aan dat Homo sapiens, de moderne mens, niet 200.000 jaar geleden op de aarde verscheen, maar minstens 300.000 jaar geleden. En dat hij niet enkel in een "tuin van Eden" in Ethiopië leefde, maar toen al verspreid was over het hele continent.
In Marokko zijn overblijfselen van Homo sapiens gevonden die gedateerd zijn op 315.000 jaar, dat is ruim 100.000 jaar ouder dan de oudste resten die tot nu toe gevonden waren.De vondst is gedaan in Jebel Irhoud, zo'n 400 kilometer ten zuiden van Rabat.
Het gaat om 16 nieuwe overblijfselen die toebehoorden aan minstens vijf individuen: drie volwassenen, een adolescent en een kind. Eerder, in 1968, waren in Jebel Irhou al zes overblijfselen gevonden van een jong exemplaar van Homo sapiens. Dat werd toen eerst gedateerd op 40.000 jaar oud, later op 160.000 jaar.
Een internationaal team van onderzoekers onder leiding van professor Jean-Jacquers Hublin van het Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology in Leipzig had echter twijfels bij die datering en begon in 2004 nieuwe opgravingen op de site. Hun bevindingen zijn nu gepubliceerd in twee artikels in "Nature" en staan ook op de voorpagina van het wetenschappelijke tijdschrift.
"We hebben het aantal overblijfselen uit de site van 6 naar 22 gebracht", zei een enthousiaste professor Hublin aan het persagentschap AFP, "en het is nog niet gedaan!".
"Deze ontdekking vertegenwoordigt de oorsprong zelf van onze soort, de oudste Homo sapiens ooit gevonden in Afrika of elders", zei Hublin, die een onderkaak die er gevonden is, "waarschijnlijk de mooiste onderkaak van een Homo sapiens uit Afrika" noemde.
Belga
Professor Hublin met een reconstructie van een schedel uit Jebel Irhoud.
315.000 jaar
De overblijfselen zijn gedateerd door Daniel Richter, een expert in geochronologie aan het Max Planck Instituut. Hij gebruikte daarvoor de thermoluminescentiedatering, een bekende techniek die sinds de jaren 80 veel wordt toegepast.
Bij die techniek wordt het materiaal gedateerd aan de hand van de hoeveelheid licht die vrijkomt bij thermische stimulatie. Die hoeveelheid licht geeft weer hoeveel natuurlijke achtergrondstraling en kosmische straling het voorwerp heeft geabsorbeerd sinds het bedolven is geraakt door sedimenten, waarvan het de energie heeft opgeslagen, en laat een betrouwbare datering toe.
Met de thermoluminescentiemethode kwam men aan een datering van 315.000 jaar oud, ruim de helft ouder dan wat tot nog toe gezien werd als de oudste menselijke overblijfselen. Dat waren overblijfselen die Omo I en Omo II genoemd werden, die ontdekt zijn in Omo Kibish in Ethiopië, en die een datering kregen van 195.000 jaar.
Iets jonger waren drie schedels die eveneens in Ethiopië gevonden werden in de buurt van het dorp Herto in de Afar-regio. Die werden gedateerd op 1160.000 jaar oud.
AP
De vindplaats in Jebel Irhoud in Marokko.
"Tuin van Eden in zwart Afrika"
Het feit dat tot nog toe al de oudste resten van de moderne mens in dezelfde streek in Ethiopië gevonden werden, heeft ertoe geleid dat men dacht dat alle mensen afstammen van een populatie die in Oost-Afrika leefde, in een soort "tuin van Eden".
De nieuwe vondsten zetten die theorie volledig op losse schroeven. Niet alleen is het zeker dat er ook in Marokko al zeer vroeg moderne mensen leefden, bij de menselijke overblijfselen zijn ook werktuigen gevonden, meer bepaald schilfers en bewerkte, tweezijdige punten van vuursteen. Die zijn kenmerkend voor wat men de "Middle Stone Age" noemt, een periode uit de Afrikaanse prehistorie.
"We hebben dit type van werktuigen , eveneens gedateerd op 300.000 jaar oud, al gevonden zowat overal in Afrika, zonder dat we wisten wie ze gemaakt kon hebben", zei Daniel Richter. Nu nemen de onderzoekers aan dat men de aanwezigheid van die werktuigen kan verbinden met de aanwezigheid van Homo Sapiens, de moderne mens.
"Zeer zeker voor 300.000 jaar geleden, voor Jebel Irhoud, heeft er al een verspreiding van de voorouders van onze soort plaatsgevonden over heel het Afrikaanse continent", zei Richter. "Heel Afrika heeft deelgenomen aan het proces."
Dat betekent dat zeer verschillende groepen mensachtigen tegelijk geleefd hebben, niet enkel ver van elkaar verwijderd in afgelegen streken, maar mogelijk ook in gebieden die dicht bij elkaar liggen. Het gaat dan om verschillende groepen archaïsche Homo sapiens, de primitievere Homo erectus, de neanderthalers, de denisova-mens en mogelijk ook Homo naledi.
"Er zijn dus gedurende lange tijd verschillende soorten mensen op aarde geweest, die elkaar ontmoet hebben, die samengewoond hebben, die genen uitgewisseld hebben", zei paleo-anthropoloog Antoine Balzeau aan AFP. Balzeau heeft niet meegewerkt aan de ontdekking maar ze wel "erg mooi" noemt.
"We verwijderen ons hoe langer hoe meer van de lineaire visie op de menselijke evolutie, met een opeenvolging van soorten die de een na de ander komen", zei professor Hublin.
PhotoNews
Dubbelzijdige punten uit de Blombos-grot in Zuid-Afrika, uit de Middle Stone Age (foto: Vincent Mourre/Inrap via Wikimedia).
Langwerpige hersenen
Een van de vondsten is een aangezicht, en de onderzoekers zeggen dat het "aangezicht van deze vroege Homo sapiens het gezicht is van iemand die je op de metro zou kunnen ontmoeten".
Professor Hublin zegt vaak al grappend dat als de mens van Jebel Irhoud een hoed zou dragen, men geen verschil met ons zou kunnen zien. Nochtans is er wel degelijk een verschil: de hersenpan, het ronde deel van de schedel waarin de hersenen zitten, verschilt nog sterk van die van de hedendaagse mensen.
"Wat grootte betreft, zijn de hersenen van de Irhoud-mensen al behoorlijk groot", zei Hublin. "De grootte valt binnen de variatie bij nu levende mensen. De belangrijkste verschillen zitten in de vorm. Het zijn hersenen die veel minder bolvormig zijn, ze zijn langwerpiger. Ook zijn er delen van de hersenen die minder ontwikkeld zijn dan bij de huidige mensen, zoals bijvoorbeeld het cerebellum, een deel van het brein dat onderaan en achteraan ligt."
"Ik denk dat de belangrijkste bijdrage van ons werk is dat het toont dat moderne mensen niet als een soort van Adam verschenen zijn, ineens, en met al de kenmerken van de huidige mensen. Het is een geleidelijk proces, het is een lang proces, en het is een complex proces. En bij de Jebel Irhoud-mensen zien we dat een deel van hun anatomie al zeer dicht aanleunt bij wat we zien in nu levende mensen. Maar andere delen moeten nog een lange evolutionaire weg afleggen, vooral de hersenen."
VRT???media.video.type.mz_vod???
VRT
AP
Professor Jean-Jacques Hublin wijst naar een samengedrukte schedel (Irhoud 10) die nog niet uitgegraven is, op de vindplaats van Jebel Irhoud.
Toscaanse archieven geven identiteit moeder Leonardo da Vinci prijs
Toscaanse archieven geven identiteit moeder Leonardo da Vinci prijs
Leonardo da Vinci.
ma 22/05/2017 - 12:03 Alexander Verstraete, The Guardian
De moeder van Leonardo da Vinci was een arm en kwetsbaar weeskind van amper 15 dat door een advocaat van 25 is verleid. Dat zegt een Britse kunsthistoricus na een analyse van belastingaangiftes uit de 15e eeuw in de archieven van Vinci en Firenze.
Hij is de ultieme homo universalis: Leonardo da Vinci, de Florentijnse kunstenaar, architect, uitvinder en nog zo veel meer uit de 15e eeuw die zowat in zijn eentje de Italiaanse renaissance belichaamt. Zijn leven en werk is dan wel uitvoerig onderzocht en beschreven, wie zijn moeder was en waar ze vandaan kwam, was tot nu toe grotendeels een mysterie. Enkel haar naam was bekend: Caterina.
Bijna zes eeuwen later heeft de Britse professor en kunsthistoricus Martin Kemp haar identiteit eindelijk achterhaald. Hij beweert dat de moeder van Da Vinci ene Caterina di Meo Lippi was. Zij was een arm en kwetsbaar weeskind van amper 15 toen een advocaat van 25 haar verleidde en een zoon bij haar verwekte.
Kemp baseert zijn bevindingen op tal van belastingaangiftes uit de 15e eeuw die in de archieven van Vinci en Firenze steken. "Toscane had al vroeg een belastingsysteem dat rekening hield met de waarde van eigendommen", vertelt hij aan The Guardian. "Dit is vandaag een fantastisch archief omdat iedereen belastingaangiftes moest doen. Uiteraard beweerde iedereen straatarm te zijn, maar inspecteurs voerden controles uit."
Ser Piero da Vinci
De inspecteurs gingen ook langs in Vinci. Het is dankzij hun verslagen dat Kemp meer over Caterina is te weten gekomen. Zo blijkt dat haar vader een nietsnut was die enkel een bouwvallig huis bezat. Toen Caterina nog jong was, ging hij ervandoor en stierf hij.
Caterina bleef alleen achter met een jongere stiefbroer Papo. Haar grootmoeder stierf kort voor 1451. Niet veel later ontmoette ze Ser Piero da Vinci, een ambitieuze advocaat van 25 die in Firenze werkte. Uit de documenten blijkt dat hij in juli 1451 vakantie nam, precies rond de tijd dat Caterina zwanger raakte. "Een mooie lenteavond, waarschijnlijk ergens in een veld en dat was het", zegt Kemp.
Helaas voor Caterina stond Ser Piero op dat moment op trouwen met een andere vrouw. Toch liet hij haar volgens Kemp niet zonder meer vallen. Zijn familie zou haar een bescheiden bedrag hebben toegestopt. Dat kan verklaren waarom ze als weeskind zonder eigen middelen al snel met Antonio di Piero Buti trouwde, een lokale boer "van haar stand".
Antonio da Vinci
Leonardo groeide op in het nabijgelegen huis van zijn grootvader Antonio da Vinci, een regeling die destijds niet ongewoon was. Daar zou hij op 15 april 1452 ook zijn geboren. De belastingaangifte van Antonio uit 1457 vermeldt zijn familieleden, inclusief Leonardo geboren als buitenechtelijk kind van Ser Piero en Caterina.
Die ontdekking is slecht nieuws voor het hedendaagse toerisme in Vinci. Een ander gebouw in deelgemeente Anchiano staat immers bekend als het geboortehuis van Leonardo. Onder de noemer "Casa Natale" lokt het jaarlijks vele kunstpelgrims, maar volgens Kemp bezoeken zij de verkeerde site.
De documenten tonen voorts aan dat Caterina na Leonardo nog een zoon en vier dochters kreeg. Daarnaast brengen ze nog een link tussen Ser Piero en haar aan het licht: de advocaat heeft later nog juridisch werk voor haar echtgenoot geleverd.
"Mona Lisa"
Kemp heeft zijn bevindingen neergeschreven in "Mona Lisa: the people and the painting", een boek dat volgende maand verschijnt. Hij hoopt dat zijn werk voorgoed komaf zal maken met de vele mythes die de ronde doen over Caterina. Zo denken velen dat ze een Afrikaanse of Oosterse slavin was.
Het boek brengt ook een en ander aan het licht over Lisa del Giocondo, de vrouw die model stond voor "Mona Lisa". Kemp beweert dat haar echtgenoot Francesco geen Florentijnse zijdehandelaar was, maar een gewiekste koopman die handelde in suiker uit Madeira, leder uit Ierland, eigendommen, geld en slaven.
Asteroïde die dino's uitroeide sloeg in op "slechtst mogelijke plek op aarde"
Asteroïde die dino's uitroeide sloeg in op "slechtst mogelijke plek op aarde"
Belga
di 16/05/2017 - 12:30 Joris Truyts De asteroïde die 66 miljoen jaar geleden het einde van de dinosauriërs veroorzaakte, is ingeslagen op "wellicht de slechtst mogelijke plek op aarde". Dat concluderen wetenschappers in een nieuwe BBC-documentaire. Als de asteroïde iets vroeger of later onze planeet had bereikt, was ze in de oceaan terechtgekomen en was de impact veel minder catastrofaal geweest.
Zo'n 66 miljoen jaar geleden sloeg een enorme asteroïde in op de aarde, in de omgeving van wat nu het Yucatan-schiereiland in Mexico is. Wetenschappers zijn het er grotendeels over eens dat de impact het uitsterven tot gevolg had van alle landdinosauriërs en zo'n 80 procent van alle diersoorten die op dat moment leefden.
De gebeurtenis, die de wereld waarin we leven mee bepaald heeft, blijft wetenschappers boeien. Enkele Britse paleontologen hebben nu een uitgebreid onderzoek uitgevoerd van de plaats waar de asteroïde insloeg. Hun conclusies werden gisteren voorgesteld in de BBC-documentaire "The day the dinosaurs died".
Zwavel in de atmosfeer
Een deel van de 200 kilometer brede krater ligt onder water voor de kust van Yucatan. Om daar het gesteente te kunnen onderzoeken maakten ze gebruik van een boorplatform 30 kilometer in zee. Uit hun analyses blijkt dat de asteroïde insloeg op een plek met heel ondiepe zee. Dat had tot gevolg dat veel gesteente als stof de atmosfeer werd ingekatapulteerd. En die gigantische stofwolk deed de temperatuur op aarde drastisch dalen, met rampzalige gevolgen voor de dino's.
Bovendien bevatte het gesteente bij de Chixculub-krater enorm veel zwavelhoudende mineralen. Door al die zwavel in de atmosfeer werd zure regen gevormd en werd het afkoelende effect op het klimaat nog versterkt.
NASA
Locatie speelde belangrijke rol
Als de asteroïde op een andere plek was ingeslagen, waren de gevolgen heel anders geweest, menen de onderzoekers. "Dat is de grote ironie van het verhaal. Uiteindelijk was het niet de grootte van de asteroïde, de kracht van de explosie of zelfs de globale schaal waarop het gebeurde, het is de plaats van de impact die verantwoordelijk was voor het uitsterven van de dinosauriërs", zegt Ben Garrod, wetenschapper en presentator van de documentaire.
Als de asteroïde een fractie later of vroeger de aarde had bereikt, was ze ingeslagen in de oceaan. Dat zou betekend hebben dat er minder gesteente verdampt zou zijn. "De wolk zou minder dik geweest zijn en er zou nog zonlicht het aardoppervlak bereikt hebben", zegt Garrod. "Wat daarna volgde, zou misschien vermeden zijn."
"Plotse gebeurtenis"
De onderzoekers gaan in de documentaire ook naar andere plekken die ons meer vertellen over het uitsterven van de dinosauriërs. Eén daarvan is een site in New Jersey, in de VS, waar 25.000 fossielfragmenten gevonden zijn in een gesteentelaag van minder dan 10 centimeter dikte. De wetenschappers zien er een duidelijk bewijs in voor de snelle desastreuze gevolgen van de asteroïde-inslag.
"Ze zijn hier plots gestorven en snel begraven. Dit vertelt ons dat het gaat om een specifiek moment in de geologische tijd. Dit gaat om dagen, weken of maanden, maar niet om duizenden jaren of honderdduizenden jaren. Dit gaat in wezen om een heel plotse gebeurtenis."
Egyptische archeologen hebben minstens zeventien mummies ontdekt in een graftombe in de provincie al-Minja, zowat 260 kilometer ten zuiden van de hoofdstad Caïro.
Dat heeft het ministerie van Antiquiteiten zaterdag bekendgemaakt. Sommige mummies zijn nog volledig intact. Bovendien zijn in de 3 kilometer lange tombe ook sarcofagen uit steen en klei gevonden met daarop eeuwenoude inscripties, net als dierengraven.
Van wanneer de mummies precies dateren, is nog niet duidelijk. Vermoed wordt dat ze er minstens al liggen van de Grieks-Romeinse tijd in Egypte, die liep van 332 voor tot 395 na Christus. Eerder dit jaar werden in de stad Luxor ook al acht mummies aangetroffen in een 3.500 jaar oude grafkamer.
http://www.standaard.be/cnt/dmf20170513_02880583
30-04-2017
DNA van oermensen gevonden in stof uit grotten, zelfs zonder beenderen
DNA van oermensen gevonden in stof uit grotten, zelfs zonder beenderen
MPI f. evolutionäre Anthropologie/J.Krause
Een onderzoekster neemt een sediment-staal in de Trou Al'Wesse-grot.
za 29/04/2017 - 23:45 Luc De Roy Hoewel er in Europa en Azië veel prehistorische vindplaatsen zijn van werktuigen en andere door oermensen gebruikte voorwerpen, worden resten van de skeletten van hun makers veel minder vaak gevonden. Onderzoekers zochten daarom een andere manier om DNA van prehistorische mensen te vinden, en ze hebben die nu gevonden. Uit stalen klei en zand van zeven vindplaatsen wisten ze kleine DNA-fragmenten te vissen van verschillende zoogdieren, ook van mensachtigen. Paleontologen spreken van een enorme wetenschappelijke doorbraak die nieuw licht kan werpen op de menselijke geschiedenis en evolutie.
Vijftigduizend jaar geleden ontlastte een neanderthaler zich in de Trou Al'Wesse-grot in de provincie Luik, en hij liet daarbij, onder meer, een staal van zijn DNA achter. Zijn urine verbond zich met mineralen in de grond, en zijn ontlasting desintegreerde uiteindelijk, maar sporen van zijn DNA bleven achter, ingebed in de grond van de grot.
Nu heeft een internationaal team van onderzoekers van het Max-Planck-Institut fur evolutionäre Anthropologie in Leipzig aangetoond dat ze die genetische sporen van zowel neanderthalers als denisova-mensen kunnen terugvinden in de grond en identificeren. Dat laat hen toe grotten te testen op de aanwezigheid van oermensen, zelfs grotten en vindplaatsen waar nooit beenderen gevonden zijn, zoals de Trou Al'Wesse-grot. Daar zijn wel werktuigen en beenderen van uitgestorven dieren gevonden, maar nooit menselijke beenderen.
Tot nu toe was de enige manier om de genen van oude mensensoorten als de neanderthalers en de mysterieuze denisova-mensen te onderzoeken, DNA te onttrekken aan fossiele beenderen. Nu kan dat dus ook met DNA uit de grond.
Onderzoekers zeggen dat het oude DNA uit de sedimenten hen zal helpen om de kaart van de oude menselijke bewoning te vervolledigen, en hen toe zal laten om te zien waar mensensoorten overlappende leefgebieden hadden, en met elkaar in contact kwamen en interacties hadden met elkaar.
Veel onderzoekers denken dat de nieuwe techniek in de toekomst een standaardinstrument zal worden in de paleo-archeologie, net zoals de radiokoolstofdatering of C14-methode dat nu al is.
De ingang van de Vindija-grot in Kroatië, een van de vindplaatsen waar sediment-stalen genomen werden (Foto: Max-Planck-Institut fur evolutionäre Anthropologie/J.Krause).
85 stalen uit 7 vindplaatsen
De onderzoekers verzamelden 85 stalen van sedimenten uit zeven grotten in Europa en Azië waarvan geweten is dat mensen er zijn binnengegaan, of zelfs geleefd hebben, in het pleistoceen, tussen 14.000 en 550.000 jaar geleden.
Het team van het Max-Planck-Institut onder leiding van Matthias Meyer was in staat om specifiek op zoek te gaan naar genetisch materiaal van oude mensensoorten en andere zoogdieren, door een methode te verfijnen die tot dan toe gebruikt werd om DNA van planten en dieren te vinden.
Hoewel DNA zich vasthecht aan mineralen en vergane planten in de grond, wisten de onderzoekers niet of het ooit mogelijk zou zijn om fragmenten van genen op te vissen die tienduizenden jaren oud zijn, en die diep begraven liggen tussen ander genetisch afval. De stukjes genen van oude mensensoorten maken immers slechts een miniem deel uit van het DNA dat in de natuurlijke wereld rondhangt.
Onderzoekers maken zich klaar om stalen te nemen in de Denisova-grot in Siberië (Foto: Max-Planck-Institut fur evolutionäre Anthropologie/J.Krause).
"Moleculaire haak"
Maar het team van Meyer heeft jarenlang methoden ontwikkeld om DNA te vinden, zelfs daar waar het onmogelijk leek omdat het zo schaars en gedegradeerd was.
Doctor Meyer en zijn team zocht eerst uit welk DNA in het sediment uit de grotten prehistorisch was, door te kijken naar kenmerkende tekenen van degradatie aan het uiteinde van de moleculen.
Vervolgens plukten ze uit dat prehistorische DNA het DNA van neanderthalers en denisova-mensen met een moleculaire haak om genen te vangen van de mitochondriën die uniek zijn voor deze mensensoorten. Mitochondriën zijn de "energiefabriekjes" van de cellen, ze worden alleen via de moeder doorgegeven, en ze komen alleen in het cytoplasma voor, het deel van de cel buiten de celkern. Mitochondriaal DNA is heel geschikt voor wat de onderzoekers zochten, omdat nauw verwante soorten er toch mee van elkaar kunnen onderscheiden worden.
De onderzoekers bouwden ook een geautomatiseerd systeem om de stalen snel te kunnen onderzoeken. Op de klassieke manier, met de hand en met pipetten, zou het verschillende dagen duren om nog maar een fractie van het aantal stalen te analyseren.
De groep had die efficiëntie nodig. Uit de verschillende stalen aarde haalden ze tussen 5.000 en 2,8 miljoen DNA-fragmenten. Het aantal DNA-fragmenten dat afkomstig was van oude mensensoorten daarin was minuscuul en varieerde van 0 tot 8.822.
VRT
De zeven grotten waar sedimentstalen genomen werden, en welk DNA er gevonden werd (Illustratie: Science).
12 zoogdierfamilies
Het team van Meyer was in staat om het DNA te identificeren van verschillende dieren die tot 12 families van zoogdieren behoren, waaronder ook uitgestorven soorten als de wolharige mammoet, de wolharige neushoorn, de holenbeer en de grottenhyena.
In de sedimenten van vier archeologische sites vonden ze DNA van neanderthalers, en dat ook in lagen waar nooit menselijke beenderen gevonden zijn. Zoals gezegd was dat onder meer het geval in de Belgische Trou Al'Wesse-grot.
Daarnaast vonden ze ook nieuwe stalen van DNA van de mysterieuze denisova-mens in de Denisova-grot in Siberië.
Volgens de onderzoekers moet het met de techniek ook mogelijk zijn om niet alleen mitochondriaal DNA te vinden, maar ook "aanzienlijke delen van het genoom van de celkern".
Voorstelling van een holenbeer (Illustratie: Sergiodlarosa via Wikimedia).
Enthousiasme
Het enthousiasme bij paleontologen en genetici over de nieuwe techniek is groot. "Het is een beetje als ontdekken dat je goudstof kunt onttrekken aan de lucht", zei populatie-geneticus Adam Siepel van Cold Spring Harbor University aan de "New York Times".
"De ontdekking dat het nu mogelijk is om dit allemaal te doen, is verbazingwekkend", zei professor genetica David Reich van Harvard, eveneens aan de New York Times. Volgens hem zijn de vragen die nu aangepakt kunnen worden, bijna eindeloos.
Zo zou het logisch zijn dat onderzoekers beginnen te zoeken naar beenderen in grotten waar DNA in het sediment aantoont dat er ooit oermensen hebben gewoond.
En het lijkt waarschijnlijk dat de onderzoekers veel meer te weten zullen komen over de menselijke prehistorie, onder meer over de denisova-mensen. Die kennen we nu alleen door hun DNA dat uit een beperkt aantal beenderen is gehaald die in één grot in Siberië zijn gevonden. Maar kleine delen van hun genen worden wel aangetroffen bij moderne mensen in Papoea-Nieuw Guinea, Melanesië en bij de aboriginals in Australië. Mogelijk kan de nieuwe techniek een antwoord geven op de vraag hoe die genen daar geraakt zijn, en waarom ze bij die mensen worden aangetroffen en niet bij mensen dichter in de buurt van Siberië.
Een andere mogelijke toepassing van de techniek is volgens professor Reich dat men kan beginnen zoeken naar DNA van oermensen in sites in openlucht, in plaats van naar beenderen te zoeken in grotten.
"Als dat werkt, zou het een veel rijker beeld opleveren van de geografische verdeling en de migratiepatronen van de oermensen, een beeld dat niet beperkt wordt door het kleine aantal beenderen dat gevonden wordt", zo zei Reich. "Dat zou werkelijk magisch zijn."
PhotoNews
Zelfs uit sedimenten die jarenlang op kamertemperatuur bewaard werden, kon nog DNA gehaald worden (Foto: Max-Planck-Institut fur evolutionäre Anthropologie/J.Krause).
Moeilijk te dateren
Wel kan er een probleem zijn met de datering van de DNA-vondsten in de sedimenten. Eske Willerslev, een van de pioniers in de zoektocht naar DNA in sedimenten, die niet betrokken was bij deze studie, zei aan "The Telegraph" dat de nieuwe studie interessant was, maar hij waarschuwde er voor dat het moeilijk is om vast te stellen hoe oud stalen van sedimenten uit grotten zijn.
"Over het algemeen zijn de sedimenten erg verstoord, en als je niet kan aantonen dat dat niet het geval is, heb je geen idee van de ouderdom van de vondsten", zei Willerslev, een evolutionair geneticus aan de Universiteit van Kopenhagen.
Dat neemt niet weg dat de nieuwe techniek veel mogelijkheden biedt. "In principe biedt elke grot waar er aanwijzingen zijn van menselijke activiteit nu de mogelijkheid om de nieuwe procedure te gebruiken", zei projectleider Meyer aan het persagentschap AP.
zo 05/03/2017 - 20:14 Luc De Roy In China zijn twee schedels gevonden van 105.000 tot 125.000 jaar oud, die een mozaïek van kenmerken vertonen. Het gaat om oude kenmerken en moderne, en kenmerken van Homo sapiens en van neanderthalers. Mogelijk gaat het om schedels van de raadselachtige denisovamensen, waarover bijzonder weinig bekend is. De vondst plaatst nieuwe vraagtekens bij de "out of Africa"-theorie.
Sinds hun ontdekking in 2010 zijn de uitgestorven mensen die denisovamensen genoemd worden, nagenoeg enkel bekend van hun DNA. Dat is uit een vingerkootje, twee tanden en een voetbeentje gehaald die in de Denisova-grot in Siberië zijn gevonden, samen met verschillende werktuigen.
Sindsdien zijn er ook sporen van dat DNA gevonden in het DNA van moderne, niet-Afrikaanse mensen, waaruit blijkt dat die zich ooit vermengd moeten hebben met de denisovamensen. En uit het DNA van de denisovamensen blijkt dan weer dat die zich vermengd hebben met zowel neanderthalers als met Homo sapiens, moderne mensen.
De tanden uit de Denisova-grot lijken niet op die van neanderthalers en evenmin op die van moderne mensen, maar meer op die van de archaïsche Homo erectus, het vingerkootje is erg breed en robuust, maar voor de rest weten we absoluut niet hoe de denisovamensen er uitgezien hebben.
Daar komt nu misschien verandering in, want twee schedels die recent in het oosten van China gevonden zijn, worden omschreven als "uitstekende kandidaten" om ons te tonen hoe die schimmige mensen uit de IJstijd er uitgezien kunnen hebben.
Einde van het opgraafseizoen
In december 2007 liep het opgraafseizoen ten einde voor onderzoeker Zhan-Yang Li van het Instituut voor Paleontologie van de Gewervelden en Paleo-anthropologie (IVPP) in Peking. Zhan-Yang Li verrichtte opgravingen in de stad Lingjing, nabij de stad Xuchang in de Henan-provincie, zo'n 4.000 kilometer van de Denisova-grot in Siberië, en op de laatste dag zag hij enkele prachtige werktuigen uit kwarts uit het sediment steken op het opgravingsveld.
Hij besloot de opgravingen met twee dagen te verlengen om de werktuigen te kunnen bergen, en op de allerlaatste ochtend vond zijn team een geel stukje schedel in de modderige bodem van de put waar men aan het graven was, in dezelfde laag waar ook de werktuigen gevonden waren.
Het team keerde de volgende jaren terug naar de opgravingssite en slaagde er in om in de volgende zes seizoenen nog 45 stukjes schedel te vinden die samen twee gedeeltelijke schedels vormen, het aangezicht en de kaken ontbreken jammer genoeg.
De Xuchang 1 schedel: (A) voorkant, (B) rechter zijkant, (C) achterkant, (D) bovenkant, (E) linker zijkant, (F) onderkant. (Foto: Z. Li et al / Science 355, 6328)
"Mozaïek"
Hoewel de voorkant en de kaken ontbreken, heeft het team genoeg stukken van de schedels gevonden om een nauwe gelijkenis met de neanderthalers vast te stellen. Maar de schedels vertonen ook andere kenmerken, en de onderzoekers hebben de schedels, met hun mengeling van archaïsche, moderne en tussenliggende kenmerken, en met kenmerken van zowel neanderthalers als van moderne mensen, Homo sapiens, omschreven als een "mozaïek van morfologische kenmerken".
Een van de schedels heeft een enorme herseninhoud van 1.800 kubieke centimeter - dicht bij de bovengrens voor zowel Neanderthalers als moderne mensen -, en een neanderthal-achtige holte in een been aan de achterkant van de schedel. De beide schedels hebben uitspringende wenkbrauwbogen en beentjes uit het binnenoor die lijken op die van neanderthalers en niet op die van de moderne mens.
De schedels verschillen echter ook van die van de westelijke neanderthalers uit Europa en het Midden-Oosten. Zo hebben ze dunnere wenkbrauwbogen en minder stevige schedelbeenderen, die overeenkomen met die van vroege moderne mensen en enkele andere Aziatische fossielen. "Het zijn niet ten volle neanderthalers", zei mede-auteur Erik Trinkaus in Science. Trinkaus is paleontoloog aan de Washington University in St. Louis, Missouri.
En de nieuwe fossielen zijn evenmin laat voorkomende exemplaren van andere, oudere archaïsche mensensoorten zoals Homo erectus of Homo heidelbergensis, twee soorten die voorouders zijn van de neanderthalers, moderne mensen en denisovamensen.
Andere Oost-Aziatische fossielen
Wel hebben ze een aantal kenmerken gemeen met andere fossielen uit Oost-Azië, die dateren van 600.000 tot 100.000 jaar geleden, en die niet makkelijk te klasseren zijn, zei paleo-anthropoloog Rick Potts van het Smithsonian Museum of Natural History in Washington D.C. Tot die kenmerken behoort een brede schedelbasis op het punt waar de schedel op de ruggengraat zit, en een lage platte plaat op de bovenkant van de schedel.
De schedels uit Lingjing lijken ook op een andere archaïsche menselijke schedel van zo'n 100.000 jaar oud uit Xujiayao in het Nihewan-bassin in China, zo'n 850 kilometer meer naar het noorden, zei medeauteur Xiu-Jie Wu, een paleo-anthropoloog aan het IVPP.
In de publicatie van de schedels in "Science" zegt Wu dat die oudere vondsten en de nieuwe schedels "een soort van onbekende of nieuwe archaïsche mens zijn, die in Oost-Azië overleefd heeft tot 100.000 jaar geleden". Op basis van de gelijkenissen met een aantal andere Aziatische fossielen, denkt zij en haar collega's dat de nieuwe schedels toebehoren aan regionale leden van een populatie in het oosten van Azië die generaties lang lokale kenmerken doorgegeven heeft, in wat de onderzoekers "regionale continuïteit" noemen. Tegelijkertijd wijzen de gelijkenissen met zowel de neanderthalers als de moderne mensen er op dat deze archaïsche Aziaten zich minstens "op een laag niveau" vermengd moeten hebben met andere archaïsche mensen.
De Xuchang 2 schedel: (A) voorkant, (B) linker zijkant, (C) rechter zijkant, (D) achterkant onderaanzicht, (E) bovenkant, (F) onderkant. (Foto: Z. Li et al / Science 355, 6328)
"Iedereen anders zou zich afvragen of dit denisovamensen zouden kunnen zijn", zei paleo-anthropoloog Chris Stringer van het Natural History Museum in Londen.
De nieuwe schedels passen "absoluut" in het plaatje van wat men zou verwachten van een denisovamens, zei paleo-anthropoloog María Martinón-Torres van het University College London, - "iets met een Aziatische smaak maar nauw verwant aan neanderthalers". Maar omdat de onderzoekers geen DNA uit de schedels gehaald hebben, "blijft de mogelijkheid een speculatie". Paleogeneticus Qiaomei Fu van het IVPP zegt dat ze geprobeerd heeft DNA te extraheren uit drie verschillende stukken van de schedels, maar dat het niet gelukt is.
Volgens Jean-Jacques Hublin van het Max Planck Institute for Evolutionary Anthropology in Leipzig voldoen de denisovamensen aan de beschrijving die de auteurs geven van de mensen aan wie de schedels hebben toebehoord, als een populatie archaïsche mensen die generaties lang lokale kenmerken hebben doorgegeven en zich ook vermengd hebben met neanderthalers en moderne mensen. "Dat is precies wat het DNA ons vertelt als je probeert wijs te worden uit de Denisova-ontdekkingen", zei hij in Science. "Deze Chinese fossielen bevinden zich op de juiste plaats op de juiste tijd, en ze hebben de juiste kenmerken."
Wu en Trinkaus die de vondsten gepubliceerd hebben, zeggen echter dat ze de fossielen niet in een groep kunnen plaatsen die enkel gedefinieerd wordt door DNA. "Ik heb er geen idee van wat een denisovamens is", zei Trinkaus. "En ook niemand anders weet het. Het is een DNA-sequentie."
"Out of Africa"
Wat de juiste identificatie van de nieuwe schedels ook moge zijn, ze tonen een veel meer verward beeld dan het algemeen aanvaarde idee van aparte populaties, die grotendeels onafhankelijk van elkaar en naast elkaar geleefd hebben, en de schedels werpen nieuwe vragen op bij de "out of Africa"-theorie, die zegt dat Homo sapiens in Afrika ontstaan is en zich tussen 100.000 en 50.000 jaar geleden van daaruit over de wereld verspreid heeft.
Sommige wetenschappers stellen dat de moderne mens tegelijk ontstaan is in Afrika en op verschillende plaatsen in Eurazië door vermenging met gemeenschappelijke voorouders, en dat de moderne mens dus een "hybride" is.
Ik beschouw deze fossielen niet graag als hybriden", zei Erik Trinkaus aan News.com.au. Hybridisering houdt in dat al deze groepen apart en afzonderlijk waren, en slechts occasioneel interacties kenden. Wat deze fossielen tonen is dat deze groepen in essentie niet apart stonden. Het idee dat er afzonderlijke afstammingslijnen waren in verschillende delen van de wereld, wordt meer en meer tegengesproken door de aanwijzingen die we opgraven."
"China herschrijft het verhaal van de menselijke evolutie", zei Martinón-Torres. "Ik vind dat enorm opwindend."
za 29/04/2017 - 11:10 Luc De Roy In 2013 ontdekten wetenschappers diep in een Zuid-Afrikaanse grot de beenderen van een nieuwe mensensoort, Homo naledi. Ze konden de restanten echter niet dateren, en het was niet duidelijk waar de soort paste in de evolutionaire stamboom van de mens. Nu is dat wel gelukt, en Homo naledi blijkt erg jong, tussen 300.000 en 200.000 jaar oud. Dat betekent dat de soort in contact kan gekomen zijn met Homo sapiens, de moderne mens, en dat wij mogelijk zelfs de oorzaak van het uitsterven van Homo naledi zijn.
In 2013 deden Lee Berger van de University of Witwatersrand in Johannesburg en zijn collega's een spectaculaire ontdekking in een aardedonkere grot, diep in het "Rising Star Cave"-systeem in Maropeng, niet ver van Johannesburg. Ze vonden er de resten van een nieuwe mensensoort, Homo naledi. In totaal zouden ze 1.550 beenderen en fragmenten van beenderen vinden van minstens 15 individuen.
Tegen 2015 was het duidelijk dat de nieuwe soort in niets leek op eerdere ontdekkingen. Want hoewel delen van het skelet er identiek uitzagen aan onze moderne anatomie, had Homo naledi ook een aantal kenmerken die opvallend primitief waren - onder meer een schedel die slechts iets groter was dan die van een chimpansee.
Berger en zijn team beten hun tanden stuk op de vraag hoe oud de fossielen wel waren. Zonder die informatie waren de meeste onderzoekers het erover eens dat het onduidelijk was welke belang Homo naledi had om tot een beter begrip te komen van de menselijke evolutie. De schattingen van de ouderdom liepen uit elkaar van 2,8 miljoen jaar tot slechts 100.000 jaar.
En hoe oud is de Homo naledi?
Nu heeft het team van Berger echter bekendgemaakt dat het eindelijk een manier gevonden heeft om de fossielen te dateren. In een interview met "National Geographic" heeft Berger onthuld dat de fossielen van Homo naledi tussen 300.000 en 200.000 jaar oud zijn.
Meer bijzonderheden over hoe de datering gebeurd is, ontbreken nog. "The New Scientist" heeft in afwachting daarvan al een aantal implicaties van de datering op een rijtje gezet.
AP
Een reconstructie van Homo naledi, met zijn kleine, chimpansee-achtige schedel.
Waarom heeft de datering zo lang geduurd?
Soms kan het verrassend moeilijk zijn om fossiele beenderen te dateren. Voor veel dateringstechnieken is isotopische analyse op stalen van beenderen noodzakelijk. Berger en zijn team stonden daar weigerachtig tegenover, omdat het zou betekenen dat - weliswaar kleine - stukjes van het waardevolle fossiele materiaal vernietigd zouden worden.
Een andere optie is het dateren van de rotsen of sedimenten die de laag bedekken waarin de fossielen gevonden zijn. Oude afzettingen van lava in het bijzonder zijn erg geschikt voor isotopische datering. Maar de overblijfselen van Homo naledi werden gevonden in een grot waarin er geen makkelijk te dateren laag was die de fossielen bedekte.
Nog een mogelijkheid om een ruwe schatting van de ouderdom van fossielen te maken, is kijken naar de fossiele overblijfselen van andere soorten die er samen mee gevonden worden, als de ouderdom van die soorten al bekend is. Maar de grot waarin Homo naledi gevonden werd, bevatte bijna geen beenderen van andere soorten, dus dat was hier ook niet mogelijk.
Het is nog niet geweten hoe Berger en zijn team de fossielen uiteindelijk hebben kunnen dateren, aangezien de wetenschappelijke studie met die informatie nog niet gepubliceerd is. In het interview met "National Geographic" wordt wel gezegd dat Berger en zijn collega's een tweede kamer in de grot hebben gevonden met overblijfselen van Homo naledi. Mogelijk zijn die nieuwe fossielen bewaard gebleven in een context waar een datering wel mogelijk was.
Zowat de helft van de 1.550 beenderen en fragmenten die in de grot gevonden zijn. Het "skelet" in het midden is samengesteld uit elementen van verschillende individuen. (Foto: Lee Roger Berger research team)
Wat betekent de ouderdom van de fossielen?
Onze oudste voorvaders uit de Hominini-groep leefden minstens 7 miljoen jaar geleden. De eerste soorten die er een beetje uitzagen zoals moderne mensen verschenen dan weer tussen 2 en 3 miljoen jaar geleden.
Maar onze eigen soort, Homo sapiens, verschijnt pas op het toneel zo'n 200.000 jaar geleden.
Als Homo naledi dus zo'n 300.000 tot 200.000 jaar geleden geleefd heeft, is dat een opmerkelijke ontdekking. Het betekent dat een soort van mens met verrassend primitieve kenmerken - onder meer een erg kleine schedel en een erg klein brein - overleefd heeft tot in het recente verleden. "Recent" in evolutionaire zin dan.
En het is dan zelfs denkbaar dat Homo naledi vroege leden van onze soort, Homo sapiens, ontmoet heeft, en men kan zelfs speculeren dat onze soort er iets mee te maken heeft gehad dat Homo naledi uitgestorven is.
AP
Fragmenten van een schedel van Homo naledi. De schedel en dus ook de hersenen, zijn opvallend klein en nauwelijks groter dan die van een chimpansee.
Weten we nu beter waar H. naledi in de menselijke stamboom past?
Dat hangt er maar van af aan wie je het vraagt. Louter op basis van zijn vreemde anatomie lijkt Homo naledi ergens in de buurt van de basis van de stamboom van de "echte mensen" te horen, een idee dat men terugvindt in een aantal studies van de fossielen.
Maar we weten dat de eerste vroege mensen meer dan twee miljoen jaar geleden op aarde verschenen. Als Homo naledi maar 300.000 jaar oud is, zullen sommige onderzoekers argumenteren dat hij niet kan thuishoren aan de basis van onze stamboom, omdat Homo naledi daar te jong voor is. Misschien had hij wel een modern uitziende voorouder, en heeft hij later primitief uitziende kenmerken ontwikkeld.
Toch is het nog steeds perfect mogelijk dat Homo naledi echt wel thuishoort in de buurt van de basis van onze stamboom. De soort kan zich immers meer dan 2 miljoen jaar geleden ontwikkeld hebben als een van de eerste "echte" mensen, en dan overleefd hebben, onveranderd, gedurende honderdduizenden jaren.
Berger heeft eerder al eens gezinspeeld op die mogelijkheid. Hij zegt dat Homo naledi een menselijke versie van de "coelacant" zou kunnen zijn, een primitieve vis met voorvaderen die voor het eerst opdoken 400 miljoen jaar geleden, en die vandaag nog steeds gevonden wordt in de oceanen.
AP
Een van de onderzoekers met een reconstructie van een schedel van Homo naledi.
Is er een precedent voor zo'n menselijke coelacant?
Misschien wel. Zo'n 10 jaar geleden deden onderzoekers aan de andere kant van de wereld, op het Indonesische eiland Flores, ook een verrassende ontdekking: ze vonden de overblijfselen van een andere mensensoort met een klein chimpansee-achtig hoofd, die eveneens slechts enkele honderdduizenden jaren geleden leefde. Ze noemden de soort Homo floresiensis, maar door haar kleine gestalte is ze beter bekend onder haar bijnaam, de hobbit.
Onderzoekers debatteren al jaren over de plaats van Homo floresiensis in de menselijk stamboom. Onlangs hernam een studie het idee dat de oorsprong van de Floresmens kan teruggaan naar een zeer vroege, primitieve mensensoort die Homo habilis genoemd wordt, waarvan we weten dat ze leefde in Afrika meer dan 2 miljoen jaar geleden.
Het idee is dat een populatie van Homo habilis zo'n 2 miljoen jaar geleden Afrika verlaten heeft en langzaamaan doorheen Azië getrokken is, tot ze uiteindelijk Indonesië bereikt heeft. Als dit idee juist is, hoort Homo floresiensis thuis op een van laagste takken van de stamboom van de "echte mensen", ondanks zijn jonge leeftijd, omdat hij direct afstamt van de primitieve Homo habilis.
En dat zou betekenen dat soorten mensen die evolutionair gezien primitief zijn, in sommige omstandigheden in staat zouden kunnen zijn om honderdduizenden jaren lang te overleven.
Onderzoeksleider Lee Berger staat de pers te woord in 2015 in de grotten van Maropeng (foto: University of Witwatersrand/Lee Berger).
Wat is er met Homo naledi uiteindelijk gebeurd?
Zekerheid over hoe Homo naledi aan zijn eind is gekomen, is er voorlopig nog niet. Maar als de fossielen echt slechts 300.000 tot 200.000 jaar oud zijn, is er al vast één mogelijk scenario.
Onze soort, de moderne mens Homo sapiens, verscheen in Afrika zo'n 200.000 jaar geleden. Als die moderne mensen korte tijd later het zuiden van Afrika bereikt hebben, hebben ze mogelijk bijgedragen aan het uitsterven van Homo naledi.
Ook hiervoor is er mogelijk een precedent. Uit het fossielenbestand blijkt dat Homo sapiens uit Afrika wegtrekt en zich langzaamaan verspreidt over Eurazië. Hierbij kwam Homo sapiens in gebieden die al bewoond werden door oude mensensoorten, soorten als de neanderthalers. En slechts enkele duizenden jaren na de aankomst van Homo sapiens in die nieuwe gebieden verdwijnen de inheemse oude mensensoorten, die blijkbaar de concurrentie met Homo sapiens niet aankonden.
Zelfs de hobbit, Homo floresiensis, schijnt ditzelfde lot ondergaan te hebben. Uit de meest recente informatie blijkt dat de Floresmens 50.000 jaar geleden uitstierf, rond de tijd dat Homo sapiens in dit deel van Indonesië arriveerde.
Misschien valt Homo naledi de twijfelachtige eer te beurt dat hij de eerste oude mensensoort is die tot uitsterven is gebracht door de verspreiding van onze soort. Maar voorlopig is dit slechts speculatie, en mogelijk zal het dat ook blijven en krijgen we nooit zekerheid over het uitsterven van Homo naledi.