Boggle, het woordspel waarbij je kubusletters in een meestal onmogelijke combinatie klutst om er de volgende drie minuten, geholpen door een zandloper, er kwantitatief de meest ridicule woorden uit te puren.
Daarmee zou ik hem zondag confronteren, mijn West-Vlaming die geen lor kent van het jaarlijks terugkerend gebruik in de zes overgebleven polderdorpen in het Antwerpse. Vanop een knol een ganzenkop uit het hoog bengelende kadaver trekken dat is. Door een stel boerenzonen in de floor (ahum) van hun leven.
Dat ik dat schouwspel zelf voor het laatst zag als veertienjarige, verzweeg ik. Alsook dat mijn teer, door Gaia - of een voorloper ervan - geïndoctrineerd hartje mij toen opdroeg van een rel weg te geven met een kruis en een bussel look tegen zoveel duivelse praktijken. "Loof de Heer!" brulde ik nog net voor een overbodig verenigingslid van de plaatselijke ganzenrijders mij hardhandig op mijn stalen ros zwiepte en ik met een fameuze trap van het spektakel verwijderd werd. Ik rondde het geheel af met een stoere fok-joe middelvinger, nog verstrengeld in het netje van de look. Buiten hun gezichtveld weliswaar, er zijn grenzen aan de stoutmoedigheid van een activist.
Jeugdige idealen. Af en toe ontgroei je ze. Als je geheugen faalt bij het ouder worden bijvoorbeeld. En het uiteenrijten van gevogelte je ineens een pittoreske traditie lijkt, die je je nieuwbakken lief en je kinders toch eens moet tonen. Ze hadden er na het verscheuren van de gebraden kip wel oor naar.
Een stel Flor Koninckxen had vakkundig zomaar eventjes de hoofdstraat naar de autosnelweg afgesloten om dat evenement erop te laten doorgaan. Oude volksgebruiken spelen nog wel degelijk een niet te onderschatten
rol in deze vroegere wingewesten van landbouwprodukten. Het sop is de kool meer dan waard, zeg maar. De volkstoeloop bewees het.
Temidden datzelfde volk kwamen we driekwart van de schoolpopulatie tegen. Hun vaders, ooms, geburen en kennissen zaten ergens op een fors boerenpaard aan de andere kant van de nadarhekken. Die vervingen de verdwenen boerenzonen, de nepkloefkappers!
Het enige dat ze zowat gemeen hadden met mekaar was hun omvang. Allen gezegend met welgevormde stootkussens omheen middel en kin, ontstaan op biologische wijze door het nuttigen van natuurprodukten als mout, hop, gist. Echte gezondheidsfreaks, die rijders!
Zowel zijzelf als het dier onder hen waren getooid in geel en blauw floer(s), de kleuren van hun drankgilde, 'ganzenrijdersvereniging' geheten voor de niet ingewijden.
Accidenten de parcours werden voor de lol geënsceneerd, waarna frivole verpleegstertjes de gevallen ruiters weer oplapten met jenever als wondermiddel, kwistig geaccentueerd met windels, pleisters en mercurochroom.
Op een verhoogje scandeerde een authentieke polderbewoner de bedragen die de middenstand veil had voor een streepje reclame doorheen de microfoon, zijn articulatie al wat onderhevig aan de invloed van de drank.
Die bijeengesprokkelde valuta's zouden zich over enkele uren omvormen tot goudgekleurd gerstenat, gratis verstrekt door de winnaar-koning, die zijn geldpot tot diep in de nacht er op die manier doordraait. Foor vieren in de hoogste graad, kortom.
Kwestie van de wederopbouw van het lichaam, geroofbouwd door de geleverde immense sportprestatie, te voltooien.
De twee meegebrachte kinderen genoten. Ieder op hun eigen manier.
Zoonzap, thans liefhebber van horror op zowel muzikaal als op filmisch vlak, dichtte die
kloof met het reële leven door zichzelf en zijn gevonden vriendjes een uitstekend uitzicht te bemachtigen op de roe waaraan de gans zometeen een kopje kleiner gemaakt zou worden, o hoogtepunt! Krulzapje flaneerde hinkstapspringend van de ene naar de andere knol, ze allen zonder uitzondering 'lief paardje' noemend, om ze over het hek heen op te laden met haar aaitjes tot de volgende ronde.
Ene Gerrit, volgens mijn infobron en tevens collega, trok van vertedering de papieren bloemen van zijn beest en stak ze in een lok van mijn op een na jongste. Die vanaf dan vurig supporterde voor haar favoriet.
Wij lurkten soep, babbelden onszelf wat in het wilde weg en keken halvelings naar de boerentraditie.
Met het oog op dit informatief blogstukje - alles voor mijn lezers - ondervroeg ik bovenstaande kleuterjuf, ook in ganzenrijdersuniform, gezien ze kans maakte op vereeuwiging in de annalen als haar gemaal koning werd, over de twee rijders in groen kostuum. De boetemeesters volgens haar, die euh... euh... sorry, bij die uitleg werd ik even afgeleid door moose die van vreugde over zoveel folklore even aan mijn lel sabbelde. De twee ruiters in zwart pak, dat waren dan weer de beschermheren van de koning. De voorzitter stond ergens middenin het gewoel onduidelijke dingen te doen met gele bonnetjes, maar die uiteenzetting ging verloren in de wedstrijd want plots merkten we een omslaan van de sfeer.
De rek zat in de nek. Het was zover. Diegenen op de rug van een paard, stelden zich in rijen op, telden hun plaats erin en berekenden koortsig hun kansen tot het koningschap ganzenrijden van 2007.
Eén. De voorheen keuvelende menigte schaarde zich massaal tegen de omrastering.
Twee. Ademhalen werd overgeslagen.
Drie. Stilte ontstond.
Vier. Een honderdenkoppige "Oooooooooh" doorbrak ze weer, want nog slechts wild wiegend aan één pees was het net niet gelukt van de kop eraf te trekken.
Vijf. Hij riep : "Deze is voor mij!", gaf zijn gezel de sporen en reed als koning die galg voorbij.
Alleman juichte. Wij deden mee, gedragen door het gejoel, sterker dan onszelf.
De koning werd rondgedragen op tientallen schouders, de vent aan de micro lalde dat het te spenderen geld ondertussen ettelijke duizenden euro's bedroeg, mannen op knollen sleurden hun kleinste familieleden mee op het zadel en completeerden de chaos van armen en benen in de lucht. Krulzap ging ostentatief in de buurt van Gerrit staan, in een houding waar de hoop tot een ritje vanaf straalde. Gerrit was echter geen kinderkenner en interpreteerde haar smeekbede niet naar behoren. Ze kreeg nog een versiersel van lief paardje.
Wij vergaten een moment dat de ganzenrijders eigenlijk een gebundelde machobende is, die na één ochtendje paardenrijles om te lachen, op een zondag met halfvasten mag demonstreren hoe je de kop van een dode gans trekt, als alibi om een hele nacht de polonaise te dansen met een stuk in je kraag en keerden met een tevreden folkloristisch gevuld gemoed terug naar huis.
Om Debby en Nancy te gaan kijken, ook een volkscultuurverschijnsel.
De ogen op mijn rug vingen de woorden van de omstaanders op : "Kijk daar, juf zap, die verrukkelijke nimf, hoe ze zich mengt onder ons, het gepeupel, om zomaar boodschappen te doen, wauw! Ze heeft nog voeling met het gewone volk"
't Is te zeggen, de bewonderaars fluisterden, ik kon net niet horen welke bewoordingen ze gebruikten om mij lof toe te zegenen, maar het moet iets in die trant geweest zijn.
Minzaam glimlachte ik de toestromende massa toe. Voelde in mijn handtas of er nog ergens een verloren gewaande balpen in rondwaarde, want zometeen zouden de eerste blote buiken verschijnen, smachtend naar mijn zapse kribbel.
Maar ze bleven beleefd, die opgevoede polderdorpbewoners... behalve eens wijzen en hun vrolijke blikken afwenden - ze kennen hun plaats - kon ik mijn voedingslijstje voor de komende dagen zonder noemenswaardige strubbelingen afwerken.
Nog helemaal vol van de warme reacties van die eenvoudige mensen storm ik nog net op tijd het personeelslokaal binnen.
- "Waar kom jij vandaan? Verhitter dan verhitst?"
- "Even mijn commissies afgewerkt in de Colruyt."
- "Zo??"
- "Hoezo 'zo'?"
- "Zap, je hebt je pyjama en kamerjas nog aan!"
- "O? 't Is toch carnaval voor iets, niet? En daarbij, ik heb die drolgedraaide handdoek op mijn kop al afgedaan. Zou het iemand opgevallen zijn?"
"O zucht, hoe ga ik deze goeie daad weeral tot een goed einde brengen?" mijmer ik bij mezelf als ik de wieldop van mijn voorligger een heel eigen parcours zie afleggen dat afwijkt van zijn eigenaar en netjes het fietspad oprolt, daar een paar buitelingen maakt in de vlucht - zo'n trottoirrand is niet te onderschatten, zelfs al ben je een gebogen voorwerp dat al menig rondjes heeft meegedraaid - en na een paar harde knotsen en hobsen eindigt zijn rit met een vijfdubbele pirouette, het embleem van Opel zichtbaar naar boven.
"Ik ben nooit bij de scouts geweest, ik mag goeie daden gerust overslaan als ik wil."
"'t Is wel maar een Opel... ken ik eigenlijk toffe peren die zich per Opel van punt a naar punt b verplaatsen? Dachthetniet."
"Jamaar, stel dat er net in dat ding een reservesleutel plakt."
"Of dat die meneer, zich van niks bewust, heel veel belang hecht aan de afwerking van zijn banden. Het kan, het kan, er bestaan zulke lui."
"Wat als drie weken geleden iemand mij er niet had op gewezen dat ik, reeds kilometers van het tankstation verwijderd, nog steeds rondbolde met een open tankklep, de dop nog op het deurtje bengelend? Hè zap? Denk daar eens aan!"
"O God, ik ga me er gewoon bij moeten neerleggen dat ik nu eenmaal te goed ben voor deze wereld, dat ik moet leren leven met de druk der altijdhetbestedoenvooralleman. Ik kan dat aan, gelukkig ben ik een stabiel vrouwmens dat zulke gewichten kan torsen op d'r schouders."
Na een diep keelgeluid dat de achtervolging van de sukkelaar inluidt, trap ik het gaspedaal van mijn wauw'isch pronkstuk in, vergeet even dat we ons in een eng straatje bevinden waar de ene verkeersdrempel zich aan de andere rijgt, bedenk hoppend, huppend en met een protesterende maag dat die optie van die vaste stervormige velgen ipv wieldoppen aan mijn exemplaar misschien toch wel zijn nut hebben en ga over tot actie.
Stap één : aandacht trekken van de rijdende mens voor mij.
Ik toeter, ik fllikker met mijn lichten, ik imiteer een gravende mol met één poot (wat zoveel betekent als : ga aan de kant! Deze deerne kan uw leven redden! Althans als uw vrouw van het kwaaie type is en gehecht aan een wieldop. Of voor een slechte verstaander : ik zwem met een lamme arm!) Ik schud expressief met kop en haar en tuit mijn lippen tot een universeel 'STOP!'.
Stap twee : hem daadwerkelijk aan de kant krijgen.
Na mijn agressieve benaderingswijze, zie ik in zijn achteruitkijkspiegel twee verschrikte ogen die hem, averechts op mijn bedoeling, doen accelereren. Hij wil duidelijk niet op zijn gezicht getimmerd worden door een ongeduldige claxonerende macha.
Het over een andere boeg gooiend, richt ik mijn beste spiegelzijdegezichtkant naar hem toe, glimlach wat toneeloverdreven lief, besef dat de kerel in spiegelbeeld moet liplezen en spreek hem zeer mondelijk opensperrend 'Eén één' toe.
Daarna ga ik cirkeltjes in de lucht tekenen en wijzen naar een plek al ver achter ons.
De stakkerd weet nog steeds niet van welk hout pijlen maken, maar het daagt hem stilaan dat ik niet het vechtgrage figuur ben dat hij dacht. Het duurt nog tweehonderd meter overtuigingskracht vooraleer zijn moed hem naar de kant dirigeert.
Stap drie : situatie uitleggen en bedankjes in ontvangst nemen.
Die type had de tegenwoordigheid van geest om te stoppen op een plaats alwaar ik aan de overkant mijn voertuig op een parkeerstrook kon invoegen. Zeer vriendelijk van hem.
Nog niet helemaal gerust, opent hij zijn raampje op een kier en kijkt me wantrouwig aan. Alsof ik me daardoor uit het lood laat slaan. Een goeie daad vraagt om helemaal tot op het eind afgehaspeld te worden.
- "Meneer, (schattige smoel trekkend), ik denk dat u daar waar ik u begon te betoeteren een wieldop hebt verloren."
- "???"
- "Ja kijk, hier vooraan rechts ontbreekt er eentje."
Vent keurt me geen blik meer waard, keert zijn vehikel, het mijne op een haar na missend en scheurt de richting uit vanwaar we komen.
- "Graag gedaan hoor!"
Beduusd staar ik wat naar mijn voeten, vervolgens naar de hemel.
Gelukkig ben ik een stabiel vrouwmens dat ook groen kan grimassen.
Zij en ik wandelden hand in hand door de tuin. Zij op haar eerstejaarsbeentjes, nog wankel en onzeker.
De zon scheen. De weerkaatsing in mijn traan vormde een wiebelend lichtpuntje op mijn dochter.
Ze koesterde en verwonderde zich in de ontluikende natuur.
Ik keek naar haar. Met een glimlach die droefnis niet kon verbergen.
In gedachten sprak ik haar toe : "Je zal nog even moeten wachten op een broertje of een zusje, schat. De baby in mama's buik is dood. Straks moet ik naar het ziekenhuis."
De eerste sinds ik verlaten was door hem waar ik de voorbije zeventien jaar mee doorgebracht had.
Iemand die eigenlijk beseft wat een vreselijke dag, ook al vind je V-day eigenlijk maar een idioot commercieel gedoe, dat is voor diegenen die ongewild zonder partner door alle sores van de dag moeten? Net zo klote als een strandwandeling in je eentje maken en opmerken dat je omringd bent door enkel koppels die hand in hand hun toekomst inwandelen.
Zo gedeprimeerd leegde ik die dag mijn brievenbus. Waarin ik een vijftiental handgeschreven enveloppen met mijn naam erop vond.
Met kikkers en prinsen, allebei om te kussen.
Met vijf vrijgezellen, geknipt uit de Flair, om een cv naartoe te sturen.
Met wensen en toekomstvoorspellingen, alsof madame Zola zich enkel nog om mij bekommerde.
Met lieve gedichtjes.
Met tips om de ideale vent te strikken.
De meesten anoniem. Driekwart in kleurige kalligrafie.
Mijn vriendinnen, uit mijn verschillende sociale levens, hadden hetzelfde idee gehad om die arme zapnimf eens wat op te fleuren en los van mekaar mijn bus te vullen met hun vriendinnenliefde.
Hun actie heeft nog wekenlang voor hilariteit gezorgd.
Wie ging er ook alweer gebukt onder zelfcompassie?
Onder-, boven-, of zijkanten... ik brei er kop noch staart aan.
Wat niet wegneemt dat ik, als ik er toch eens eentje onder ogen krijg, eentje dat 'De Pappenheimers heet bijvoorbeeld, het toch niet kan laten van de ons omringende lucht te bedoezelen met eerder uit die lucht gegrepen antwoorden dan dat ik er pal opzit. Allerminst spaar ik daarbij mijn decibels. Een ongeschreven wet in zapnimfland zegt dat gebrulde kennis, rappere kennis is.
Mijn andere rappe kennis, die in de zetel ergens dicht tegen mij aan gevlijd zit, vormt zijn antwoorden met een gedecideerde precisie.
Al goed, ik vind het fijn om een vrijer met een brede kennis te mogen beminnen, maar op competitieve momenten als deze is het niet minder dan ergerlijk :
ik : (formuleer een blunder van formaat die, als ik niet in die depressie der onkunde wil blijven steken, alweer uit het geheugen gewist is.)
hij : "Hahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahahaha!" (met een blik van : wat ben je schattig als je dom doet.)
ik : (gepikeerd) "Wat "Hahahahahah"?"
ik : "Weet jij misschien alles, ja?"
hij : "Mmtututmmmzzzff." (= sussende geluidjes)
ik : "O o o, kijk eens aan... meneer de betweter... Wat is de hoofdstad van Mongolië? Huh? Huh?!"
hij : "Euh... even denken..."
ik : (Jubel jubel) "Dát weet je niet hein?"
hij : "Ik denk... Oelan Bator."
ik : "Hahahahahahaha, je houdt me voor de gek! Deze verzin je!"
De laptop wordt erbij gesleurd en ik lees op Wikipedia allerlei nog niet verworven kennis over Mongolië, maar vooral dat hij gelijk heeft.
hij : "Mmtututmmmzzzff."
ik : (Doe een Marty Feldman en draai mij braafjes en stil terug naar het televisiescherm.)
Wil alstublieft niemand het in zijn hoofd halen van ons een 'Trivial Pursuit' cadeau te doen?
Binnenins onverdragelijk zeurend zeer op een zondagmiddag, het zou niet mogen zijn.
Het voelt als doorligwonden aan de sudderende organen. Niet dat ik de indicaties van decubitus kan beschrijven, maar in mijn fantasie zouden die ongeveer zo kunnen manifesteren :
niet gespaard van een geplette lever, tintelende nieren, een pancreas die de man met de (rubberen, we mogen ook niet overdrijven) hamer is tegengekomen.
Voor de lezers die nu pas komen invallen, ik lig dus in bed en ik lig barslecht.
Aan de binnenkant.
Linkszij is goed voor twee minuten. Rechtszij zindert. Op de rug draaien geeft ook geen verlichting. Integendeel, de inhoud van de mens, onderhevig aan een allesomvattende gravitatie, het is geen pretje. Zo moet de wolf de verwisseling van de zes geitjes met kasseien ook ervaren hebben.
Maar klagen? No way! Ik toch niet zeker? Zo zit ik niet in elkaar en al zit ik nu zelfs een beetje overhoop in elkaar, ik verbijt pijn in stilte. Of toch bijna. Een klein beetje info over mijn lijden wil ik misschien nog lossen... tegen Hill.
Wat zeg je schat?
Dat mijn vondst om een heel weekend deeveedeetjes kijken, boekjes lezen, een minimum aan lichaamsbeweging op die vier vierkante meter misschien toch niet mijn meest briljante idee was?
Hmmz.
Je hebt gelijk... trouwens, al eens onder die dekens geroken?
Vervolgens spring ik recht, schud de ingewanden wat los en maak mij klaar om de namiddagvertoning van Vitalski nog te halen, wat verderop in zapdorp.