Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
29-05-2009
CHINA - de memoires van partijleider Zhao Ziyang
Op 4 juni is het precies twintig jaar geleden dat tanks in het hart van Peking levens en dromen verpletterden. Honderden slachtoffers vielen er te betreuren en het Chinese volk werd er andermaal op gewezen dat het niet loont om aan politiek te doen, wat verklaart waarom het idealisme van het eerste decennium van de in 1979 gelanceerde hervormingen, na het bloedbad van Tiananmen plaatsmaakte voor een blinde zucht naar materialisme. Tot nu toe was onbekend welke positie de in theorie machtigste man van dat moment, partijleider Zhao Ziyang (1919-2005), tegenover de rebellie op Tiananmen innam. De publicatie van de Tiananmen Papers (2001), een collectie van geheime overheidsdocumenten, legde de machtsstrijd binnen de partijtop destijds bloot, maar een persoonlijke kijk op de ontwikkelingen gaven die niet. Tot aftreden gedwongen Voor Zhao Ziyang hadden de protesten en het bloedbad in elk geval grote gevolgen: nog voor de tanks over het plein rolden, werd hij tot aftreden gedwongen.&punctSpace;Wat volgde, waren zestien jaar van huisarrest, waaraan met zijn dood in oktober 2005 een einde kwam. Met de publicatie van Staatsgevangene N°1, Het geheime dagboek van premier Zhao Ziyang, wordt veel duidelijk. Hoe het boek tot stand kwam, is op zich al merkwaardig. Hoewel Zhao tijdens zijn huisarrest streng werd bewaakt, slaagde hij erin om op oude audiocassettes met kindermuziek en Peking Opera zijn memoires in te spreken. In totaal vulde hij dertig bandjes van elk een uur, die hij vervolgens met potlood nummerde. Zijn familieleden wisten niets van de tapes. Toen Zhao na ongeveer twee jaar klaar was met de opnamen, vond hij een manier om de banden mee te geven aan enkele goede vrienden. Ieder kreeg een gedeelte mee van de opnamen, duidelijk uit vrees dat ze zoek zouden raken. Toen Zhao vier jaar geleden stierf, ondernamen enkele mensen die van het bestaan van de bandjes afwisten een complexe, geheime poging om het materiaal naar één plek te brengen en het geschikt te maken voor publicatie. Het belang van dit dagboek is dat het een intieme kijk biedt op een van 's werelds meest ondoorzichtige regimes en Zhao's visie geeft op de protesten en het bloedbad. Dat verhaal begint eigenlijk op 15 april 1989, toen de studenten naar het plein marcheerden om te rouwen over Hu Yaobang, de in 1987 afgezette partijleider die bekend stond als beschermer van de intellectuelen. Zhao besefte hoe geliefd zijn voorganger Hu was en zag dat de studenten zijn dood aangrepen om uiting te geven aan hun legitieme frustraties over de corruptie en het gebrek aan inspraak en transparantie. Tegelijk was hij ervan overtuigd dat ze, mits de juiste maatregelen werden genomen, bereid zouden zijn om terug te gaan naar hun campussen.&punctSpace;Dat legde hij ook in een onderhoud aan de oude leider Deng Xiaopeng uit, net voor hijzelf op 19 april voor een allang daarvoor gepland bezoek aan Noord-Korea vertrok. Deng, zo schrijft hij, was het helemaal met zijn zienswijze eens. Kort na zijn afreis liet premier Li Peng de leiders van de stedelijke partijcomissie van Peking evenwel verslag uitbrengen, eerst aan het Permanent Comité van het Politburo (het vijf leden tellende hoogste partijorgaan), en daarna aan Deng. Zij voorspelden, in volstrekte tegenspraak met Zhao's visie, dat als de orde niet onmiddellijk zou worden hersteld, er een nationale opstand zou uitbreken. Deng, die de Culturele Revolutie niet was vergeten (zijn zoon Pufang werd toen uit het raam gegooid door Rode Gardisten en hield daar een permanente handicap aan over) was gemakkelijk te choqueren met een dergelijk verslag. Hij noemde de gebeurtenissen toen "een tegen de partij gericht, antisocialistische oproer". De notulen van die vergadering werden aan Zhao in Noord-Korea overgemaakt. Bij gebrek aan informatie zag hij zich gedwongen om te laten weten dat hij het eens was met Dengs analyse. Scharniermoment Zonder Deng daarover te consulteren, liet Li Peng diens gevaarlijke woorden in het hoofdartikel van het Volksdagblad van 26 april opnemen. Dàt is het scharniermoment gebleken in de protesten, zo merkt ook Zhao op. "De omvang van de demonstraties, de chaos waarin ze eindigden, en hetgeen de situatie deed escaleren, was allemaal terug te voeren op dat commentaar. De situatie ervoor was anders dan die erna." Li Peng had verwacht dat het edito de studenten bang en meegaand zou maken maar het tegendeel gebeurde. Ze waren juist razend omdat hun patriottische actie in een negatief daglicht werd gesteld. Een voorheen ongezien aantal van 10.000 studenten trok naar het plein en brak daarbij zelfs door een politiecordon heen. Bij zijn terugkeer op 30 april zag Zhao meteen in dat zolang de beledigende passages in het commentaar niet werden ingetrokken, de studenten niet tot de orde konden worden geroepen. Hij suggereerde daarom een edito te plaatsen waarin werd gesteld dat slechts "een kleine minderheid" "tegen de partij" en "antisocialistisch" was. Voorbode van repressie Deng wou evenwel niet van enige aanpassing of intrekking van de tekst weten omdat het dan zou lijken alsof hij een misstap had begaan. En ondertussen kraaide Li Peng victorie: hij was er eindelijk in geslaagd een wig te drijven tussen zijn rivaal Zhao en diens beschermheer Deng, die hem luttele maanden eerder nog had beloofd dat hij minstens nog twee termijnen zou mogen aanblijven als partijleider. Zhao probeerde de studenten, die in het commentaar bovenal een voorbode zagen van repressie, te sussen en tot vertrekken te bewegen. Hij gaf op 4 mei een toespraak voor een delegatie van de Asian Development Bank, waarin hij ervoor pleitte de protesten "rustig, redelijk, ingetogen en efficiënt op te lossen, volgens de beginselen van de democratie en de rechtsstaat". "Ook wees ik erop dat de studentenleiders zowel tevreden als ontevreden waren over de Partij en de regering en dat ze absoluut niet tegen de fundamenten van ons systeem waren. Ze vroegen ons alleen om een aantal zwakke punten te verbeteren." Het werkte. De speech werd in de binnenlandse en internationale media gunstig onthaald en de volgende dag waren er op veel faculteiten weer colleges. Zhao wilde vervolgens een dialoog starten met de studenten en enkele van hun redelijke ideëen overnemen, om de gespannen sfeer te ontmijnen. "Maar Li Peng en sommige anderen probeerden dit proces bewust tegen te houden, te vertragen en zelfs te saboteren. Zo lieten ze uitschijnen dat ik in mijn toespraak alleen mijn persoonlijke mening had verkondigd en dat die niet overeenkwam met het standpunt van het Centraal Comité. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje onder de studenten, wat hen de indruk gaf dat het aanbod van de regering om met hen in discussie te gaan volstrekt onoprecht was". Ook stelde Zhao voor om specifieke maatregelen te treffen en bijvoorbeeld een anticorruptiecomissie in te stellen, die werkelijk gezag zou hebben in het Nationaal Volkscongres (het jaarlijks bijeenkomende parlement). Maar dat voorstel wilde Li Peng zelfs niet op de agenda van de volgende bijeenkomst van het Permanent Comité zetten. "De dialogen die plaatsvonden leken hooguit bedoeld om de studenten af te poeieren en er werden geen concrete stappen genomen op het gebied van de hervormingen. De studenten gingen dus steeds meer twijfelen aan mijn 4 mei-toespraak. Een nog emotioneler confrontatie leek daardoor onvermijdelijk." Gorbatsjov in Peking De teleurgestelde studenten besloten het staatsbezoek van de Russische partijleider Gorbatsjov aan te grijpen om grootschalige demonstraties en een hongerstaking te organiseren. Ze meenden dat dit het moment was om druk op de regering uit te oefenen. Maar hoe meer zij aandrongen, hoe meer reden Li Peng en zijn trawanten zagen om hen met gewelddadige middelen te onderdrukken. En dus hield Zhao op 13 mei een toespraak voor arbeiders, waarin hij zei dat het onredelijk zou zijn als de studenten de onderhandelingen tussen de twee staten zouden verstoren. "Mijn oproep werd in alle kranten afgedrukt maar de studenten gaven er geen gehoor aan. Vanaf 13 mei 's middags begon een zit- en hongerstaking, die het begin vormde van een permanente bezetting van het plein, tot aan het bloedbad. "Op de vierde dag begonnen er studenten flauw te vallen. Ik vreesde dat als dit zo zou doorgaan, sommigen zouden sterven. Dat zou moeilijk uit te leggen zijn aan ons volk", stelt Zhao. Hij suggereerde daarom dat het hoogste partijorgaan met een communiqué zou komen, met onder meer de volgende zin: 'De hartstochtelijke vaderlandsliefde van de studenten is bewonderenswaardig en het Centraal Comité en de Staatsraad (de regering) staan achter hun daden. Die laatste bewering vond Li Peng onacceptabel maar de tekst werd uiteindelijk toch goedgekeurd. Alleen, zo vreesde Zhao, ging die niet ver genoeg. "De belangrijkste eis was de herroeping van het commentaar van 26 april. Zolang dit niet was gebeurd, was er geen einde te maken aan de hongerstaking." En dus stelde hij andermaal voor om het oordeel in het edito te wijzigen. Li Peng pareerde evenwel dat het naar de geest van Deng Xiaopings woorden was geschreven en dus niet kon worden veranderd. Zhao zoekt vervolgens een laatste redding in een privé-onderhoud met Deng, maar als hij daar alle leden van het hoogste partijorgaan aanwezig ziet, voelt hij "meteen aan dat het niet goed zat". Zhao zet op de vergadering als eerste zijn mening uiteen en argumenteerde dat ze de zaak nu nog konden rechtzetten en dat er anders een gevaarlijke situatie dreigde te ontstaan. Tijdens zijn toespraak maakte Deng een ongeduldige en misnoegde indruk.&punctSpace;Zodra Zhao was uitgesproken, barstte de kritiek van ondermeer Li Peng los. Hij zei dat het zijn schuld was dat de demonstratie was geëscaleerd, het kwam door zijn 4 meitoespraak. Toen Deng uiteindelijk het woord nam, zei hij dat de manier "waarop de situatie zich ontwikkelde alleen maar bevestigde dat het oordeel in het commentaar van 26 april correct was". Hij was het met Li Peng eens wat betreft Zhao's verantwoordelijkheid voor het voortduren van de protesten en zei tenslotte dat er "geen weg terug meer is. Daarom moeten we militaire troepen naar Peking sturen en de staat van beleg afkondigen", wat op 20 mei ook gebeurde. Zhao ging meteen na het einde van de vergadering weg en liet zijn assistent Bao Tong thuis zijn ontslagbrief opstellen. "Ik wilde onder geen beding de secretaris-generaal worden die het leger had gemobiliseerd om de studentendemonstraties neer te slaan." Een ander lid van het hoogste partijorgaan overtuigt hem er evenwel van dat een plots ontslag nu olie op het vuur zou gooien. 's Anderendaags stuurt Zhao nog een laatste brief naar Deng waarin hij hem oproept om het commentaar toch te herzien. Er kwam geen antwoord. 'Onafwendbare tragedie' Op de ochtend van 19 mei gaat Zhao de hongerstakende studenten bezoeken op het plein. Hij probeert ze te overreden om hun actie stop te zetten door te benadrukken dat ze jong zijn en het leven juist moeten omarmen. "De studenten begrepen niet wat ik wilde zeggen. Evenmin hadden ze een idee van wat hen te wachten stond." Vanaf dat moment is Zhao overigens van het besluitvormingsproces van de partijtop afgesloten. "Tot op vandaag", zo staat in zijn memoires, "weet ik niet wanneer die beslissing werd genomen". "In de avond van 3 juni hoorde ik, terwijl ik met familieleden in de tuin zat, luide kanonschoten. Een wereldschokkende tragedie was niet afgewend en voltrok zich alsnog." Onderzoek naar Zhao's 'misdaden' Van 19 tot 21 juni is er een uitgebreide vergadering in het Politburo (het op één na hoogste partijorgaan), waar Zhao wordt beschuldigd van grove overtredingen zoals 'verdeeldheid zaaien binnen de Partij' en 'steun geven aan het oproer'. Ook wordt een onderzoek naar zijn 'misdaden' aangekondigd. Behalve met het beruchte commentaar en zijn bewuste toespraak hadden die 'misdaden' ook te maken met wat Zhao op 16 mei tijdens het bezoek tegen Gorbatsjov had gezegd. "Deng was misnoegd over die eerdere toespraak, maar wat hem werkelijk kwetste was mijn gesprek met de Sovjetleider. Hij vertelde tegen de Chinees-Amerikaanse Nobelprijswinnaar Tsung-Dao Lee zelfs "dat ik hem naar voren had geduwd tijdens de studentenonlusten. Eigenlijk wilde hij daarmee zeggen dat ik hem ten overstaan van het publiek in zijn hemd had laten staan". Zhao had het in dat onderhoud met Gorbatsjov over de rol die Deng speelde in China en binnen de partij. Terwijl het zijn bedoeling was om het prestige te vergroten van een hoogbejaarde man die weliswaar nauwelijks nog officiële functies bekleedde maar die toch door de Sovjetleider als oppermachtig moest worden beschouwd ontstond er een groot misverstand. Zhao zei op die bewuste 16de mei precies hetzelfde als wat hij tegen elke andere hoogwaardigheidsbekleder verkondigde sinds Dengs terugtreden op het Dertiende Partijcongres van oktober 1987. Namelijk, dat Dengs rol als de belangrijkste beslisser in de partij niet was veranderd door het opgeven van zijn officiële functies. Op dat congres was trouwens een resolutie aangenomen waarin expliciet werd gesteld dat de partijtop Deng zou raadplegen bij alle belangrijke beslissingen. Maar Deng, en velen met hem, legden zijn uitleg aan Gorbatsjov uit als een poging om zich aan zijn eigen verantwoordelijkheid als partijleider te onttrekken en Deng de confrontratie met het volk te laten aangaan. Huis zelden verlaten Het onderzoek naar Zhao's misdaden duurde van juni 1989 tot oktober 1992 en resulteerde in een tekst met dertig punten, waarvan Zhao er twaalf weerlegde. Op zijn weerwoord werd overigens nooit gereageerd en ook de talloze brieven die hij stuurde over de onwettigheid van zijn huisarrest bleven steevast onbeantwoord. Zhao mag in de zestien jaren tot aan zijn dood zelden zijn huis verlaten. 's Winters wordt het hem toegestaan klimatologisch mildere oorden op te zoeken voor zijn keelaandoening, een enkele keer mag hij golfen. Maar het gros van begrafenissen van partijvrienden moet hij missen. Zhao heeft in die periode veel tijd om na te denken over de gebeurtenissen. Hij stelt dat hij aanvankelijk de noodzaak van politieke hervormingen niet inzag. Dat dat pas vanaf 1986 is gekomen, toen hij besefte dat een gebrek aan aansprakelijkheid en transparantie voor corruptie en wanbeheer zorgt. In latere jaren raakt hij ervan overtuigd dat het beste politieke systeem dat momenteel voorhanden is, zonder meer dat van een op westerse leest geschoeide parlementaire democratie is. Zonder vrije pers en scheiding der machten gaat het mis, oordeelt hij. Ook zegt Zhao dat China een gigantische kans heeft gemist. De op het Dertiende Partijcongres afgesproken politieke hervormingen zijn nooit uitgevoerd. Nochtans hadden de scheiding van staat en partij en de grotere inspraak van partijleden bij de besluitvorming een begin kunnen zijn van democratische veranderingen.
CHINA - internauten in de bres voor een prostituee
Tot begin deze maand was de 21-jarige Deng Yujiao een prostituee in een hotel in Centraal-China. Sinds ze een opdringerige overheidsfunctionaris doodstak, heeft het meisje een heldenstatus gekregen. Onder druk van de vele internetreacties werd ze zelfs op borgtocht vrijgelaten. Wat zich in de avond van 10 mei afspeelde in de Dream City van het Xiongfenghotel van Badong in de provincie Hubei was eigenlijk niet wereldschokkend, zeker niet naar Chinese maatstaven. Ene Deng Yujiao, die als 'dienstenwerker', zeg maar prostituee, in het etablissement werkte, had zich in kamer vijf teruggetrokken om haar kleren te wassen, toen ze daar bezoek kreeg van Huang Dehua, een overheidsfunctionaris. De man zei dat hij 'gebaad wilde worden', waarop de jonge vrouw antwoordde dat ze klaar was en zou vertrekken. Huang had evenwel andere bedoelingen: hij wilde dat haar handen hem schoon schrobden. Wat vervolgens gebeurde, zouden ze nog wel zien. Deng legde uit dat ze geen dienst had en op een andere verdieping werkte, maar daar had de overheidsambtenaar weinig begrip voor. Er volgde een schermutseling en het meisje wist te ontkomen naar de kamer ernaast. Luttele ogenblikken later arriveerde de vervelende gast daar evenwel met zijn vriend, eveneens een overheidsfunctionaris, Deng Dehua. De laatste haalde geld uit zijn broekzak en begon er de jonge vrouw mee te slaan. "Zijn jullie dan niet allemaal hetzelfde? Wat bedoel je dat je hier niet werkt? Je bent een prostituee maar je staat op je goede reputatie. Zou je me geloven als ik zei dat ik je zal doodslaan met dit geld?" Het ging van kwaad naar erger. Toen ze door Deng op de sofa was gegooid, haalde de 'dienstenwerker' een fruitmes tevoorschijn en bracht de man verscheidene steken toe. Ook zijn vriend Huang raakte gewond. Een lucratief beroep Toen bleek hoe ernstig de situatie was, belde het meisje prompt de politie, alsook haar moeder. Daarna wachtte ze op de komst van de agenten. Die namen haar mee naar het politiebureau, maar tegen die tijd was Deng al overleden. De prostituee, die overigens nog maar een maand in dienst was bij Dream City, hield vol dat ze uit zelfverdediging had gehandeld. Eerst waren het de lokale kranten die het verhaal brachten, maar het duurde niet lang of ook de Zuidelijke Metropool, een van de toonaangevende bladen uit Guangzhou, rapporteerde over de zaak. De reacties op internet lieten evenmin op zich wachten. Wat de lezers stoorde, zo bleek, was niet zozeer dat er sprake was van (illegale) prostitutie. Hoewel dit fenomeen in China nog steeds strafbaar is, is prostitutie wijdverspreid. Seksuologen als Pan Suiming geloven dat in totaal wel 10 miljoen jonge Chinese vrouwen in de sector werken. Doorgaans doen ze dat uit vrije wil, met het oog op een maandloon dat vlot een veelvoud is van wat hun zusters met hard labeur verdienen in de fabrieken. Niet het gedrag van het meisje maar dat van de functionaris stootte de internauten uitermate tegen de borst. Studenten in Peking hulden zich eerder deze week bij een actie zelfs in lakens, waarbij ze ook monddoekjes droegen. Ze stelden: 'We kunnen allemaal Deng Yujiao zijn', waarmee ze verwezen naar de denigrerende manier waarop de staatsambtenaar het meisje behandelde. Anderen vroegen zich af "of het met belastinggeld was dat hij de jonge vrouw sloeg", en "wat een ambtenaar eigenlijk te zoeken heeft in een bordeel". Dat de functionarissen de keet bezochten, was nochtans niet uitzonderlijk. Sterker nog: feesten en hoereren op staatskosten is een belangrijk economisch en cultureel fenomeen geworden in China. Professor Yan Sun van de Cornell University schrijft in Corruption and Market in Contemporary China dat staats- en private industrieën eind de jaren negentig al 15 miljard euro aan feesten uitgaven op jaarbasis, wat neerkwam op iets meer dan de helft van het totale jaarlijkse onderwijsbudget. "Bovendien", zo vervolgt ze, "kwam 70 procent van alle inkomsten van grote en mediumgrote restaurants uit diners en diensten die met overheidsgeld werden betaald, terwijl uit ander onderzoek blijkt dat functionarissen gemiddeld 100 uur per maand doorbrengen aan de feestdis." Het ongenoegen over die praktijken neemt duidelijk toe, zeker in het licht van de huidige financiële en economische crisis, die al meer dan 20 miljoen Chinezen werkloos maakte. Vrij op borgtocht Het gevolg van de consternatie op het internet was alvast dat Deng werd vrijgelaten op borgtocht, wat velen doet vermoeden dat ze gespaard zal blijven van de doodstraf. Die strafmaat riskeert ze wel als ze schuldig wordt bevonden aan moord en dus niet louter aan doodslag uit zelfverdediging. "We blijven je volgen en steunen", dixit een van de vele blogs, "kleine Deng, we zijn bij jou".
Eén gemotoriseerd feest was het de voorbije dagen op het dertiende tweejaarlijkse Shanghaise autosalon. Er werden dertien nieuwe modellen voorgesteld, vijf meer dan tijdens de vorige editie, en voor het eerst waren er ook nieuwe voertuigen van Porsche, BMW en Mercedes-Benz. 1.500 bedrijven uit 25 landen en regio's zakten naar de beurs af, 500 meer dan de vorige keer. Ze kregen zo'n 600.000 bezoekers.
Het gaat nochtans slecht met de wereldwijde auto-industrie. Volkswagen gaf kwartaalwinstcijfers die bijna driekwart lager lagen dan in dezelfde periode van 2008 en ook Peugeot-Citroën zag zijn winst met een kwart dalen. Het Japanse Toyota, dat het Amerikaanse General Motors (GM) vorig jaar voorbijstak als 's werelds grootste autoconstructeur, stelde een verkoopdaling van 27 procent vast en bij de Amerikaanse concurrenten ging het nog harder. GM, Ford en Chrystler wisten in februari respectievelijk 37, 48 en 54 procent minder auto's aan de man te brengen dan in diezelfde maand van vorig jaar. Merken als Volvo, Hummer en Saab staan onderhand te koop, wereldwijd wordt de productie teruggeschroefd en duizenden banen zijn gesneuveld of bedreigd. Gisteren kwam zelfs het nieuws dat de 55-jarige Pontiac van GM volgend jaar ten grave wordt gedragen.
Er is in deze crisistijden weinig enthousiasme voor autobeurzen. Bijgevolg zal een van de grootste Europese salons, de tweejaarlijkse British International Motor Show, volgend jaar niet plaatsvinden en opteerde Australië ervoor om zijn salon voortaan slechts om de twee jaar te houden. Bovendien viel vorige maand in New York ook op dat sommige standhouders waren weggebleven en dat er vijf nieuwe modellen minder werden voorgesteld dan op de vorige show.
Daarom is het nogal vreemd dat de sfeer in Shanghai zo optimistisch was. De door de staat gecontroleerde Engelstalige China Daily kopte zelfs dat 2009 'niet het jaar van de buffel maar dat van de auto wordt'. De censuur daargelaten valt niet te ontkennen dat wat voor de rest van de wereld geldt, in China niet opgaat: daar groeit de automarkt nog steeds, zelfs in deze crisis.
In zeker opzicht is dat niet verwonderlijk. Slechts 32 op de duizend Chinezen zijn autobezitters, tegenover 800 Amerikanen. Eind 2008 reden er op China's wegen een kwart meer privéauto's rond dan een jaar eerder: het waren er 24,3 miljoen, tegenover meer dan 150 miljoen in de VS.
"Het autosalon van Shanghai", zo schreef de Wall Street Journal, "is een duidelijk voorbeeld van hoe het zwaartepunt van de auto-industrie zich naar China aan het verleggen is." In het eerste kwartaal van dit jaar werden er 2,7 miljoen auto's verkocht, vlot een half miljoen meer dan in de VS en als de groeiprognoses op die basis standhouden, dan komt China eind dit jaar op 10,7 miljoen verkochte voertuigen uit, tegenover minder dan 10 miljoen in de VS.
De autojournalisten die met de CEO's van de grote westerse merken praatten, noteerden in Shanghai bij elk van hen dan ook dezelfde overtuiging: dat China geen loutere aankomende markt is, maar niets minder dan het bepalende strijdtoneel van de hele sector.
Miljoenen werklozen
En toch. In de voorbije maanden verloren 20 miljoen Chinese rurale migranten hun baan en uit onderzoek van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen blijkt dat er dit jaar 7,8 miljoen universitair afgestudeerden een baan moeten zoeken, wat 3 miljoen onder hen niet zal lukken. Professor Pieter Bollier van de John Hopkins Universiteit becijferde dat in totaal 48 miljoen Chinezen in 2009 werk moeten vinden, terwijl er niet meer dan 7 miljoen nieuwe banen zijn. En op een sociaal vangnet kunnen werklozen in China slechts in erg geringe mate rekenen.
Bovendien geloven de meeste waarnemers dat de globale crisis geen zaak van maanden, maar eerder van jaren zal zijn, terwijl China voor zijn economische groei juist heel erg afhankelijk is van de internationale vraag naar zijn producten. Was buitenlandse handel in 1998 goed voor 30 procent van 's lands bnp, tien jaar later was dat al 60 procent. In de voorbije maanden viel de Chinese export met een kwart terug en ook de buitenlandse investeringen gingen fors achteruit. Doe daar nog de wijd verspreide Chinese overcapaciteit bij en je beseft dat China niet kan floreren zolang de rest van de wereld in ademnood zit. En dat vertaalt zich in een land waar onderwijs en gezondheidszorg door het gros van de bevolking uit de eigen zak moeten worden betaald in geringere binnenlandse consumptie.
Maar waarom stelt de Boston Consulting Group dan vast dat driekwart van de Chinese consumenten dit en volgend jaar even veel of meer wil spenderen als in 2008, wat de helft meer is dan de verbruikers in de EU en de VS.
Niet eens een kwart van de ondervraagde Chinezen vond overigens dat het economisch slecht ging, iets waar één op de drie Amerikanen en meer dan de helft van de Europeanen van overtuigd is. "Door drie decennia groei hebben de goedverdienende jonge consumenten geen slechte herinneringen", zo verklaren de onderzoekers dit fenomeen. "In Brazilië gaat het momenteel goed met de economie, maar de burger herinnert zich de slechte tijden en dus spendeert hij of zij niet."
Maar dat is niet de enige reden waarom de autoverkopers in China goede zaken doen. Veel belangrijker nog is het gevoerde overheidsbeleid. De voorbije decennia opteerde Peking voor een gigantische uitbreiding van het netwerk aan (betalende) expreswegen. Die werden tussen 1988 en 2002 jaarlijks met de helft verlengd en zo ging het van een luttele 147 kilometer autosnelweg naar 53.000 kilometer in 2007, wat neerkomt op 360 keer meer kilometer asfalt in twintig jaar tijd.
En nog is meer nodig, vindt Peking. Het in november aangekondigde economische stimuleringsplan ten belope van 400 miljard euro bevat andermaal veel infrastructuurinvesteringen. 67 miljard euro is gereserveerd voor de aanleg en renovatie van grote spoorlijnen, maar ook het expreswegennet wordt uitgebreid.
Tegelijk verlaagde de Chinese Centrale Bank de intrestvoeten sinds september al vijf keer en werd de controle op de binnenlandse kredietverstrekking gigantisch versoepeld. Nooit eerder in zijn geschiedenis stelde de staat zoveel geld vrij voor leningen door zijn burgers. In het eerste kwartaal leende de Centrale Bank 458 miljard euro uit, bijna evenveel als in heel 2008, en de verwachtingen zijn dat dat bedrag tegen het einde van het jaar zal oplopen tot 900 miljard euro.
Zonder risico is dat niet. Volgens Feng Wei van Guohai Securities riskeert 20 tot 30 procent van die goedkope kredieten die in eerste instantie bedoeld zijn om de consumptie aan te zwengelen en het vertrouwen te herstellen, te worden gebruikt voor financiële speculatie. Concreet worden de fondsen op de beurs geïnvesteerd of geplaatst in banken, waar ze meer opbrengen dan ze kostten. 38 procent van de Chinese financiële experts, zo blijkt uit een recent onderzoek, vreest dat de slechte leningen daardoor sterk zullen toenemen in de tweede helft van dit jaar.
Minibussen met miniwinsten
Dat de autoverkoop boomt, heeft ook te maken met de beslissing om in september van vorig jaar de consumptietaks bij te stellen, waardoor de aankoop van veelverbruikende auto's wel duurder werd maar die van zuinige veel goedkoper. Dat effect werd in januari nog versterkt, door de verlaging van de aankooptaks van 10 naar 5 procent voor de allerzuinigste wagens. En dat zijn er wel wat: vorig jaar maakten ze al 60 procent van het totale aantal verkochte auto's uit.
Op 1 maart kwam er een nieuwe en wellicht nog zwaarder doorwegende stimulans. De overheid trok toen 500 miljoen euro uit om de rurale bevolking aan te moedigen om hun oude en inefficiënte (landbouw- en) transportvoertuigen te vervangen door nieuwe, zuinige exemplaren. Concreet kan elke koper op een overheidskorting van 10 procent rekenen, wat schijnbaar vooral de verkoop van de 'Wuling Sunshine' gigantisch heeft aangezwengeld, die vaak als plattelandstaxi wordt gebruikt. Vorig jaar werden er van dit Chinese minibusmodel 460.000 exemplaren verkocht, in 2009 wordt een verkoop van 600.000 stuks verwacht en voorlopig ziet het ernaar uit dat het objectief wordt gehaald. In maart alleen al werden er 90.950 Wuling Sunshines verkocht, ruim een derde meer dan in dezelfde maand vorig jaar.
John Bonnell, onderzoeker bij autoconsultant JD Power, vraagt zich evenwel af of het hier om nieuwe vraag gaat dan wel om een vervroegde maar al geplande aanschaf, waarbij handig gebruikgemaakt wordt van de overheidskorting. Hij gelooft dat alleen een herinvoering van de sinds 2004 niet meer beschikbare autoleningen echt soelaas kan brengen. Tegelijk zegt hij te beseffen dat het Chinese bankwezen in dit opzicht niet erg adequaat functioneert, vooral niet in het opsporen van wanbetalers.
Als in China dit jaar 10,7 miljoen voertuigen worden verkocht, is dat dan goed nieuws voor westerse autoconstructeurs en mogen ze andermaal dromen van flinke winsten? Wellicht niet. Vooreerst zijn de winsten bij minibusjes ook mini en bovendien is 90 procent van de voertuigen die momenteel worden aangekocht in China van binnenlandse makelij. Alleen welvarende zakenlui en hoge regeringsfunctionarissen kopen de erg dure modellen van bij voorkeur BMW of eventueel Mercedes-Benz of Porsche: zij hoeven hun wagen namelijk niet zelf te betalen.
Ook de andere westerse producenten kunnen qua prijs niet op tegen de Chinese concurrentie, die auto's presenteert vanaf 3.000 euro. Sommigen menen dat die populariteit van Chinese modellen een tijdelijk fenomeen is. Acht op de tien Chinezen worden nu voor het eerst auto-eigenaar. "Ze beseffen dus niet", aldus een woordvoerder van een westerse fabrikant tegen Reuters, "wat ze zich op de hals halen door een kwalitatief veel minder betrouwbare Chinese auto te kopen. Bij hun volgende aankoop laten ze zich vast niet meer alleen leiden door het prijsvoordeel."
Build Your Dream
Maar stel dat ze in het land van de fietsen van gemotoriseerde voertuigen gaan dromen zoals ze dat in het land van de auto's al lang doen? Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie vallen er door de luchtvervuiling nu al jaarlijks 656.000 doden in China. Welke sterftecijfers krijgen we als er in de volgende kwarteeuw 270 miljoen auto's bijkomen op de Chinese wegen, zoals de onderzoekers van McKinsey in 'Charging up in China' schrijven? Zij geloven dat het er tegen 2030 287 miljoen zullen zijn, ofte 30 procent van het wereldtotaal. Als die blijven rijden met benzine of diesel zal China verantwoordelijk zijn voor meer dan 20 procent van alle broeikasgassen uit personenvervoer. Tevens zou dat een extra CO2-uitstoot van 1,2 miljard ton per jaar opleveren.
Het zal dan ook niemand verwonderen dat er op het Shanghaise salon opvallend veel alternatieve voertuigen te zien waren. Als China echt massaal wil autorijden, dan minstens elektrisch. Maar ook dat is problematisch. 85 procent van de Chinese elektriciteit wordt nu immers opgewekt met steenkool, een fossiele brandstof die geenszins milieuvriendelijk te noemen valt. Diversificatie is dus dringend aangewezen.
De rapportschrijvers geloven bovendien dat China goed geplaatst is om wereldleider te worden in het segment van de elektrische en hybride voertuigen. Ze schatten dat die tegen 2030 in China alleen al een markt kunnen uitmaken van 70 tot 150 miljard euro. Daarbij gaan de onderzoekers ervan uit dat 20 tot 30 procent van de autokopers voor een dergelijk vehikel opteert, terwijl dat in de rest van Azië, Europa en de VS slechts 5 tot 10 procent zou zijn.
Veel hangt in deze kwestie af van de keuzes die overheden willen maken. Het ziet ernaar uit dat Peking wel groen wil gaan, deels doordat al te grote olieafhankelijkheid onbetaalbaar is voor een land dat zelf niet over grote reserves beschikt. Tot dusver subsidieerde de overheid de benzineprijs, maar in juli van vorig jaar werd toch al een prijsstijging met 17 procent doorgevoerd tot een gemiddelde benzineprijs van 0,66 euro per liter. Gaat die over de 1 euro, dan is de 3.000 euro extra voor de batterij in elektrische of hybride voertuigen in vijf jaar terugverdiend, wat de consumenten ongetwijfeld over de streep zou halen. Bovendien pakte de overheid in januari uit met een plan om tegen 2010 10.000 elektrische auto's op de weg te hebben in de grote en middelgrote steden en werden extra fondsen uitgetrokken voor onderzoek op dit vlak. Ook worden plannen uitgedokterd voor herlaadfaciliteiten voor batterijen in Shanghai, Peking en Tianjin.
Maar zelfs anno 2009 is de Chinese consument erg geïnteresseerd in een groene auto, zo blijkt uit een onderzoek van Continental. Meer dan de helft van hen wil een hybride en bijna driekwart wil zelfs de aanschaf van een elektrisch vehikel overwegen, terwijl daar in Groot-Brittannië slechts één derde van de automobilisten toe geneigd is. Een en ander heeft ongetwijfeld te maken met de gigantische smogdekens die het gros van de Chinese steden nu al verstikken. Maar evengoed speelt het feit dat de meeste Chinese automobilisten alleen in de stad rijden en niet meer dan 90 kilometer per dag afleggen, waardoor het niet zo'n probleem is dat elektrische voertuigen niet ver of snel kunnen gaan, wat voor Amerikanen en Europeanen veel vaker een afknapper is.
Wie een groene auto wil, kan dat overigens al. In december pakte BYD (Build Your Dream) Auto uit met de F3DM, de eerste plug-inhybride auto ter wereld, die volgend jaar ook in Europa wordt aangeboden. Daarmee heeft BYD volgens experts een voorsprong op Toyota en GM van één tot twee jaar. Het moederbedrijf BYD is eigenlijk een batterijgigant. Deze Zuid-Chinese firma werd in 1995 opgericht en produceert onderhand tweederde van alle nikkel-cadmiumbatterijen ter wereld, even goed als één derde van alle lithium-ionbatterijen voor mobieltjes. Het dochterbedrijf BYD Auto, dat nu met de F3DM komt, is nog maar zes jaar bezig. Het werd in 2003 opgericht met de aankoop van de productielicentie van de failliete Chinese constructeur Qinchuan en specialiseerde zich meteen in elektrische auto's.
Aanvankelijk kostte de F3DM 15.000 euro, maar toen er in de eerste vier maanden na zijn lancering maar 80 exemplaren van konden worden verkocht, kondigde de BYD-CEO Wang Chuanfu aan dat de prijs naar 10.000 euro zal worden verlaagd. Ook liet hij weten dat onafhankelijke tests zullen komen om de geruchten over onder meer een al te stug stuur de wereld uit te helpen.
BYD is overigens niet de enige Chinese producent van elektrische auto's. Sinds februari heeft ook de grootste private fabrikant, Chery, een dergelijk vehikel. En als we de zegslui van China's autobouwers mogen geloven, dan is dit nog maar het begin en spreekt de hele wereld straks over Chinese merken die u en ik tot op heden volstrekt niet kennen.
Binnenkort is het precies twintig jaar geleden dat tanks in het hart van Peking levens en dromen verpletterden. Honderden slachtoffers vielen te betreuren en het Chinese volk werd er andermaal op gewezen dat het niet loont om aan politiek te doen, wat verklaart waarom het idealisme van het eerste decennium van de in 1979 gelanceerde hervormingen na het bloedbad van Tiananmen plaatsmaakte voor een blinde zucht naar materialisme. Rijk worden is glorieus, leider Deng Xiaoping had het al eerder gezegd, zijn volk besloot het vervolgens ook daar maar bij te houden, in de mate althans dat hen dat niet onmogelijk werd gemaakt.
Hoe de jongeren die destijds de protesten van honderdduizenden studenten op het plein leidden, er later over dachten, wisten we al. Ik ging zelf een van die gewezen studentenleiders in Fairfax, nabij Washington opzoeken, waar de man nu als dominee werkt. Deze Zhang Boli heeft zich lange tijd erg schuldig gevoeld over wat er op het plein is gebeurd. 'We hebben gefaald, zei hij, we probeerden niet het hoogst haalbare te bereiken tegen de geringste prijs. Niets hebben we gekregen en daarvoor werd de hoogst mogelijke tol betaald.
We weten ook hoe vooraanstaande intellectuelen als de in december wegens het Charter O8 opgepakte Liu Xiaobo enige jaren na datum over de protesten oordeelde. De democratie die we zochten, schreef hij in 1994 al, was te leeg, te emotioneel. Ze reikte niet verder dan het opwindende, romantische stadium van de holle slogans. Over de studentenleiders schreef hij dat ze 'twee maanden lang revolutionaire heiligen en democratische sterren speelden. Dat was blijkbaar een vrijgeleide om overal ongegeneerd je gevoeg te doen, om gratis het openbaar vervoer te gebruiken en uit eten te gaan zonder te betalen.
Tegelijk hebben we de afgelopen jaren kunnen lezen hoe de intellectuelen die studenten aanmaanden om het plein toch maar te verlaten om bloedvergieten te voorkomen, hun halstarrige verzet daartegen uitlegden. Het probleem, zo oordeelde Liu Binyan, China's beroemdste journalist die zelf 21 jaar van zijn leven in werkkampen bracht, is dat de studenten niets van de geschiedenis kenden. Ze dachten dat ze de eerste Chinese democraten waren. En hun allergrootste tekortkoming was hun persoonlijke honger naar macht.
Waar we tot dusver evenwel het raden naar hadden, was naar wat er zich precies afspeelde in de hoogste regionen van de macht. Toegegeven, door de publicatie in januari 2001 van de Tiananmen Papers, een collectie van geheime overheidsdocumenten waarin de machtsstrijd binnen de CCP-top wordt blootgelegd, kregen we een beeld op hoe China's leiders aankeken tegen de protesten en hun potentiële reacties daarop. Maar we wisten bijvoorbeeld niet hoe de partijleider van dat moment, Zhao Ziyang, die woelige tijd inschatte. Ze was voor hemzelf alvast bepalend: nog voor het bloedbad werd hij tot aftreden gedwongen en wat volgde waren zestien jaar van huisarrrest waaraan alleen met zijn dood in oktober 2005 een einde kwam.
Die lacune wordt nu verholpen, met de publicatie van 'Staatsgevangene N°1, Het geheime dagboek van premier Zhao Ziyang. Hoe het boek tot stand kwam, is op zich al merkwaardig: Zhao schreef het niet zelf maar slaagde er in de jaren dat hij in zijn eigen huis opgesloten zat en door zijn huishoudelijke personeel evengoed als door bewakers in de gaten werd gehouden, toch in om oude audiocassettes met kindermuziek in te spreken met zijn memoires. In totaal vulde hij aldus 30 bandjes van elk een uur, die hij vervolgens van nummertjes voorzag. Zijn familieleden wisten niets van de tapes. En hoewel hij zelf niet heeft aangegeven hoe of wanneer die materiaal gepubliceerd of gebruikt zo mogen worden, wilde hij duidelijk dat zijn verhaal werd doorgegeven. Maar dat blijkt wel uit het feit dat hij zegt te hopen dat zijn 'opmerkingen omtrent de gebeurtenissen van 4 juni ooit als een soort historisch document zou kunnen dienen'.
Toen Zhao na ongeveer twee jaar klaar was met de opnamen, vond hij een manier om de banden mee te geven aan enkele goede vrienden. Ieder kreeg een gedeelte mee van alle opnamen, duidleijk uit vrees dat ze zoek zouden raken. En toen Zhao vier jaar geleden stierf, ondernamen enkele mensen die van de opnamen wisten, een complexe, geheime poging om het materiaal naar één plek te brengen en het om te zetten voor publicatie. Later werd opnieuw een verzameling banden ontdekt, misschien de originelen, opzichtig verborgen tussen het speelgoed van de kleinkinderen in Zhao's studeerkamer.
Zhao Ziyang werd geboren in Henan maar maakt carrière in Guangdong, waar hij in 1965 partijleider werd op de opmerkelijk prille leeftijd van 46 jaar. Net als talloze andere ambtenaren werd hij tijdens de Culturele Revolutie verbannen, hij werkte toen als monteur in de Wertuigfabriek in Xiangzhong, Hunan. Zhao hoorde later dat voorzitter Mao zelf verantwoordelijk was geweest voor zijn terugkeer uit politieke ballingschap. Op een dag had Mao plaatselijk aan een bediende gevraagd hoe het eigenlijk ging met Zhao Ziyang. Toen hij hoorde dat Zhao was gezuiverd en als arbeiders naar het platteland was gestuurd, zei hij: Wordt nu iedereen gezuiverd? Maar dat wil ik niet'. En daarmee was Zhao gerehabiliteerd. In 1975 werd hij partijleider in de provincie Sichuan, waar hij ambitieuze plannen ontvouwde waardoor de landbouwproductie en de welvaart van de boeren toenam. 'Tijdens de vele uitputtende inspectietochten', zegt hij daarover in zijn memoires, 'besefte ik dat onze economie niet efficiënt was, en dat dat te maken had met het feit dat mensen niet beloond werden voor hun inspanningen'.
In 1980 werd Zhao naar het centrum gehaald, waar hij als premier bevoegd werd voor de economie, met name voor het in de praktijk brengen van de hervormingen. Deng wordt meestal gezien als de architect daarvan. En zonder stevige eerste aanzet zou er zeker geen hervormingsbeleid zijn geweest. Maar als men Zhao's memoires leest, wordt duidelijk dat hij eerder dan Deng de architect achter de schermen is. Hij was degene die zijn steun gaf aan de nationale invoering van het familieverantwoordelijkheidssysteem om de landbouw te ontwikkelen en de inkomsten van de boeren te verhogen. Zelf geeft hij toe dat hij daarin zonder de steun van Deng nooit zou zijn geslaagd. Maar het idee kwam niet van Deng, wel van Zhao. Ook was hij diegene die bedacht dat de kustgebieden moesten ontwikkeld worden, niet in de zin dat er Speciale Economische Zones moesten komen, maar een poging om de kustprovincies te ontwikkelen tot exportgerichte economiën, waardoor China inderdaad de grootste fabriek van de wereld zou worden. Dat beleid ontwikkelde Zhao in '87 en '88 en het overleefde zijn politieke dood maar dat hij er de bezieler van was geweest, werd later vlot vergeten.
Het belang van dit dagboek is dat het een intieme kijk biedt in een van 's werelds meest ondoorzichtige regimes. De machtsstructuur die Zhao beschrijft is chaotisch, vaak blunderend. Elkaar bekampende facties proberen de opperste leider Deng, die op dat moment alleen nog voorzitter is van de Centrale Militaire Commissie, voor zich te winnen. Zijn goed- of afkeurende knikjes klinken in de hele salenleving door, alsof ze van een orakel afkomstig zijn. In dat opzicht doet dit boek in zekere zin denken aan het verhaal dat Li Zhisui, de tandarst van de Grote Roerganger, in 'the Private Life of Chairman Mao' doet.
Het verhaal van het Tiananmenbloedbad begint eigenlijk op 15 april, toen de studenten naar het plein marcheerden om te rouwen over Hu Yaobang, de in 1987 afgezette partijleider die bekend stond als beschermer van de intellectuelen. Zhao maakte conservatieve callega's als Li Peng op dat moment razend met zijn ontspannen houding tegenober de activiteiten van de studenten. Zhao besefte hoe geliefd Hu was en dat de studenten zijn dood aangrepen aan lucht te geven aan hun frustraties inzake slecht bestuur en het gebrek aan inspraak en transparantie. Tegelijk was hij ervan overtuigd dat ze mits de juiste, bedaarde en sussende maatregelen, bereid zouden zijn om terug te gaan naar hun campussen. Zelf vertrok Zhao op dat moment voor een al lang gepland bezoek aan Noord-Korea. Daags voordien had hij Deng nog persoonlijk gerustgesteld en de oude leider was het helemaal met hem eens geweest.
Kort na zijn afreis liet Li Peng de leiders van de stedelijke Partijcomissie van Peking evenwel verslag uitbrengen, eerst aan het Permanent Comité van het Politburo (het vijf leden tellende hoogste partij-orgaan), en daarna aan Deng. Zij voorspelden, in volstrekte tegenspraak met Zhao's visie, dat als de orde niet onmiddellijk zou worden hersteld, er een nationale opstand zou uitbreken. Deng, die de Culturele Revolutie niet was vergeten (zijn zoon Pufang werd toen permanent gehandicapt nadat hij uit het raam werd gegooid door de Rode Gardisten) was gemakkelijk te choqueren met een dergelijk verslag. Hij noemde de gebeurtenissen toen 'tegen de partij gerichte, antisocialistische oproer'. Deng had het zelfs over ingrijpen, als 'een scherp mes waarmee een touw van gevlochten hennep wordt doorgesneden'.
Er werd met Zhou in Noord-Korea over gecommuniceerd via een telegram en hij was bij gebrek aan informatie gedwongen om het eens te zijn met Dengs analyse.
Li Peng zorgde ervoor dat Dengs woorden -evenwel zonder diens toestemming in het hoofdartikel van het Volksdagblad van 26 april werden opgenomen. Dàt is het scharniermoment gebleken in de protesten, zo merkt ook Zhao op. De omvang van de demonstraties, de chaos waarin ze eindigden, en hetgeen de situatie deed escaleren, was allemaal terug te voeren op dat commentaar. De situatie ervoor was anders dan die erna.
Li Peng had verwacht dat het commentaar de studenten bang en meegaand zou maken maar het tegendeel gebeurde. Ze waren juist razend omdat hun patriottische actie in een negatief daglicht werd gesteld. Het protest zwol aan. De studenten trokken 's anderendaags opnieuw naar het plein en braken zelfs door een politiekordon heen.
Bij zijn terugkeer op 30 april zag Zhao meteen in dat zolang de beledigende passages in het commentaar niet werden ingetrokken, de studenten niet tot de orde konden worden geroepen met verzoenende toespraken. Hij suggereerde ondermeer dat er een bijsturing zou komen, een edito waarin gezegd werd dat slechts 'een kleine minderheid' tegen de partij was en anti-socialistisch. Deng wou evenwel niet van enige modificatie of intrekking weten omdat het dan zou lijken alsof hij een misstap had begaan en die nu betreurde. En ondertussen kraaide Li Peng victorie: hij was er eindelijk in geslaagd een wig te drijven tussen zijn rivaal Zhao en diens beschermheer Deng, die hem luttele maanden eerder nog had beloofd dat hij minstens nog twee termijnen zou mogen aanblijven als partijleider.
Zhao probeerde de studenten, die in het commentaar bovenal ook een voorbode zagen van de repressie na hun terugkeer naar de campussen, te sussen en tot vertrekken te bewegen. Hij gaf op 4 mei een toespraak voor een delegatie van de Asian Development Bank, waarin hij ervoor pleitte de protesten rustig, redelijk, ingetogen en efficiënt op te lossen, volgens de beginselen van de democratie en de rechtstaat. Ook wees ik erop dat de studenteleiders zowel tevreden als ontevreden waren over de Partij en de regering en dat ze absoluut niet tegen de fundamenten van ons systeem waren. Ze vroegen ons alleen om een aantal zwakke punten te verbeteren.
De speech werd in de binnelandse en internationale media gunstig onthaald en de volgende dag waren er op veel faculteiten weer colleges. Zhao lijkt het het beste om vervolgens actief een dialoog te starten met de studenten en andere groepen en enkele van hun redelijke ideeên over te nemen, teneinde de gespannen sfeer te onladen. Maar Li Peng en enige anderen probeerden dit proces bewust tegen te houden, te vertragen en zelfs te saboteren. Zo lieten ze uitschijnen dat ik alleen mijn persoonlijke mening had verkondigd en dat die niet overeenkwam met het standpunt van het Centraal Comité. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje onder sde studenten, waardoor deze de indruk kregen dat het aanbod van de regering om met hen in discussie te gaan volstrekt onoprecht was.
Ook stelde Zhao voor om specifieke maatregelen te treffen in de kwesties waar het volk zich zorgen over maakten en bijvoorbeeld een Corruptiecomissie in te stellen die werkelijk gezag zou hebben in het Nationaal Volkscongres. Maar dat voorstel wilde Li Peng zelfs niet op de agenda van de volgende bijeenkomst van het Permanent Comité zetten. 'De dialogen die plaatsvonden leken hooguit bedoeld om de studenten af te poeieren en er werden geen concrtete stappen genmen op het gebied van hervorming: de studenten kregen dus steedxs meer twijfels over mijn 4 mei-toespraak. Een nog emotioneler confrontatie leek daardoor onvermijdelijk.
Omdat ze diep teleurgesteld waren over de dialoog met de overheid, besloten de studenten het staatsbezoek van Gorbatsjov aan te grijpen om grootschalige demonstraties en een hongerstaking te onrganiseren. Ze meenden dat dit het moment was om druk op de regering uit te oefenen. Maar hoe meer zij aandrongen, hoe meer reden Li Peng en zijn trawanten zagen om hen met gewelddadige middelen te onderdrukken.
En dus hield Zhao op 13 mei een toespraak voor arbeiders, waarin hij zei dat het onredelijk zou zijn als de studenten de onderhandelingen tussen de twee staten zouden verstoren. Mijn oprep werd in alle kranten afgedrukt maar de studenten gaven er geen gehoor aan. Vanaf 13 mei 's middags begon een zit- en hongerstaking en tot aan de bloedige repressie van 4 juni zouden ze het plein bezethouden.
Op de vierde dag begonnen er studenten flauw te vallen. Ik vreeesde dat als dit zo zou doorgaan, sommigen zouden sterven. Dat zou moeilijk uit te leggen zijn aan ons volk. Zhao stelde voor dat het hoogste partij-orgaan met een communiqué zou komen, met ondermeer de volgende zin: De hartstochtelijke vaderlandsliefde van de studenten is bewonderenswaardig en het Centraal Comitee en de staatraad (de regering) staan achter hun daden. Die laatste zin vond Li Peng onacceptabel. De tekst werd uiteindelijk goedgekeurd maar Zhao vreesde dat die niet ver genoeg ging. 'De belangrijkste eis was de herroeping van de karakterisering van de demonstraties in het commentaar van 26 april. Zolang dit niet was gebeurd, vier er geen einde te maken aan de hongerstaking'. En dus stelde hij andermaal voor om het oordeel in het edito te wijzigen. Li Peng pareerde evenwel dat het naar de geest van Deng Xiaopings woorden was geschreven en dus niet kon worden veranderd. Zhaos poginghen mislukken en als hij in een privé-onderhoud met Deng zijn laatste redding zoekt, vindt hij daar daags nadien alle leden van het hoogste partijorgaan reeds aanwezig. 'Ik voelde meteen al aan dat het niet goed zat'.
Zhao zette als eerste zijn mening uiteen en argumenteerde dat ze de zaak nu nog konden rechtzetten maar dat er anders een gevaarlijke situatie dreigde te ontstaan. Tijdens zijn toespraak maakte Deng een ongeduldigde en misnoegde indruk en zo gauw zhao zweeg werd hij door Li Peng en Yao Yilin bekritiseerd. Die zeiden dat de schuld van de escalatie van de demonstratie geheel in zijn toespraak van 4 mei lag.
Toen Deng het woord nam, zei hij dat de manier waarop de situatie zich ontwikkelde alleen maar bevestigde dat het oordeel in het commentaar van 26 april correct was. Hij was het met Li Peng eens aangaande Zhao's verantwoordelijkheid voor het voortduren van de protesten en zei tenslotte dat er 'geen weg terug meer is en daarom moeten we militaire troepen naar Peking sturen en de staat bvan beleg afkondigen. Zhao ging meteen na het einde van de vergadering weg en liet zijn assistent Bao Tong thuis zijn ontslagbrief opstellen. Ik wilde onder geen beding de secretaris-generaal worden die het leger had gemobiliseerd om de studentendemonstraties neer te slaan. Yang Shangkun overtuigt er hem evenwel van dat een plots ontslag nu olie op het vuur zou kunnen gooien en Zhao zwicht voor dat argument. 's Anderendaags stuurt hij nog een laatste brief naar Deng waarin hij oproept om het commentaar toch te herzien. Er kwam geen antwoord.
Op de ochtend van 19 mei gaat Zhao de studenten bezoeken op het plein. Hij probeerde ze te overhalen op te houden met hongerstaken door te zeggen dat ze jong waren en juist het leven moesten omarmen. De studenten begrepen niet wat ik wilde zeggen. Evenmin hadden ze een idee van wat hen te wachten stond.
Vanaf dat moment is Zhao overigens zelf van het besluitvormingsproces afgsloten. 'tot op vandaag weet ik niet waneer die beslissing werd genomebn.
In de avond van 3 juni hoorde ik, terwijl ik met familileden in de tuin zat, luide kanonschoten. Een wereldschokkende tragedie was niet afgewend en volstrok zich alsnog.
Van 19 tot 21 juni is er een uitgebreide vergadering in het Politburo (het tweede hoogste partijorgaan), waar Zhao wordt beschuldigd van grove overtredingen zoals verdeeldheid zaaien binnen de Partij en steun geven aan het oproep. Ook werd aangekondigd dat er een onderzoek kwam naar zijn misdaden. Behalve met het beruchte commentaar hadden die ook te maken met wat hij tijdens het bezoek tegen Gorbatsjov had gezegd op 16 mei. Deng was misnoegd over mijn toespraak van 4 mei maar werkelijk diep gekwetst door mijn gesprek met de Sovjetleider. Hij vertelde tegen de Chinees-amerikaanse Nobelprijswinnaar Tsung-Dao Lee zelfs 'dat ik hem naar voren had geduwd tijdens de studentenonlusten. Eigenlijk wilde hij daarmee zeggen dat ik hem ten overstaan van het publiek in zijn hemd had laten staan. Zhao had het in dat onderhoud over de rol die Deng speelde in China en binnen de partij. Terwijl het zijn bedoeling was om het prestige te vergroten van de man die weliswaar nauwelijks nog officiële functies bekleedde maar toch als sterke man moest worden aanzien door Gorbatsjov, groeide de kwestie uit tot een groot misverstand. Sommigen dachten dat Zhao zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrok en Deng de confrontratie met het volk liet aangaan. Zhao had tegen de Sovjetleider gezegd wat hij tegen elke andere hoogwaardigheidsbekleder verkondigde sinds Dengs terugtreden op het Dertiende partijcongres van oktober 1987. Namelijk: Dat Dengs rol als de belangrijkste beslisser in de partij niet was veranderd door het opgeven van zijn officiële functies. OP dat congres was trouwens een resolutie aangenomen die stelde dat ze Deng zouden raadplegen bij belangrijke beslissingen.
Het onderzoek naar Zhao's misdaden duurde van juni 1989 tot oktober 1992 en resulteerde niet in de publicatie van enig rapport. Gesteld werd louter dat het onderzoek was afgerond en de conclusies bevestigd. Al die tijd spendeert Zhao in huisarrest en ook in latere jaren zal hij zijn woonst zelden mogen verlaten. 'sWinters wordt hem toegestaan klimatologisch mildere oorden op te zoeken voor zijn keelaandoening, een enkele keer mag hij golfen maar het gros van begrafenissen van partijvrienden moet hij missen.
In die periode heeft Zhao veel tijd om na te denken over de gebeurtenissen. Hij concludeert dat China politieke hervormingen nodig heeft om het economische beleid op de rails te houden en geeft zelfs toe dat het beste systeem dat er momenteel is, dat van de westerse parlementaire democratie is. Zonder vrije pers en scheiding der machten komt een land bij corruptie en wanbeheer uit, meent Zhao. Hij stelt tevens dat een gigantische kans is gemist: de politieke hervormingen die op het Dertiende Partijcongres in 1987 waren afgesproken, zijn daarna nooit uitgevoerd. Ze behelsden een scheiding van partij en staat, een gigantische kans is gemist om
Ondanks beloftes van de Chinese overheid dat aidspatiënten recht hebben op gratis behandeling, moet het gros van de besmette kinderen het zonder medicijnen doen. Hoogstens 10 procent wordt behandeld, zo schrijven de onderzoekers van Asia Catalyst in een nieuw rapport. De rapportschrijvers deden hun onderzoek tussen mei en augustus van vorig jaar en in maart van dit jaar en concentreerden zich vooral op de provincies Henan en Yunnan. In de eerste raakten vele duizenden boeren begin jaren negentig met hiv besmet nadat ze hun bloed aan bloedbanken hadden verkocht en het niet-gecontroleerde plasma terug ingespoten kregen. Yunnan daarentegen is de grensprovincie met Birma, waar de aidsepidemie begon en waar ze aanvankelijk via besmette drugsnaalden ging. Later verspreidde het virus zich via de seksindustrie. Over hoeveel aidspatiënten China telt, zijn onderzoekers het niet eens. Pogingen om de bloedschandalen in de doofpot te stoppen en ook de angst voor stigma zorgden ervoor dat de cijfers gigantisch ver uiteenliepen, naargelang van de bron. Sommigen hebben het over enige miljoenen, anderen over minstens 700.000 mensen. Evenmin is bekend hoeveel kinderen met hiv besmet raakten. De Wereldgezondheidsorganisatie schat zon 10.000 maar andere experts menen dat het er veel meer zijn, gezien de overheid zelf toegeeft dat er in 2005 alleen al 9.500 kinderen bij de geboorte door hun moeder werden besmet. In 2003 lanceerde Peking het ambitieuze programma Vier gratis, één zorg. Dat komt erop neer dat antiretrovirale middelen, tests, preventie van moeder-kindoverdracht bij de geboorte en onderwijs voor aidswezen gratis zijn. De implementatie van dit programma laat evenwel te wensen over. Zo blijkt het slechts in 300 van de 2.000 districten in het land operationeel te zijn. Bovendien beperkt die kosteloze zorg zich tot de antiretrovirale medicijnen van de eerste generatie. De veel duurdere tweede generatie, die nodig wordt na resistentie, is in China nog altijd niet verkrijgbaar. In maart van dit jaar, tijdens de jaarlijkse zitting van het Nationaal Volkscongres, het parlement, probeerden een aantal ngos dat aan te kaarten. De enige officiële reactie was een dreiging met vervolging. Hoewel sommige Chinese gezondheidsfunctionarissen zeggen de noodzaak aan de invoer van die nieuwe medicijnen in te zien, zijn er nog geen officiële statements daarover, laat staan dat ze, behalve sporadisch op de zwarte markt, ergens te verkrijgen zouden zijn. Tegelijk is gezondheidszorg behalve voor overheidswerknemers, personeel van grote bedrijven en mensen die een private verzekering afsloten, geheel door de zieke zelf te betalen en vooral voor rurale burgers erg duur. Het gemiddelde inkomen van de rurale burgers was in 2008 omgerekend 533 euro, terwijl een simpel doktersbezoek zonder medicijnen of transport 5 euro kost. Zo krijg je verhalen zoals dat van Kleine Liu, die als kind bij een bloedtransfusie besmet raakte. Dat werd door de gebrekkige training van dokters in districtsziekenhuizen slechts op zijn achtste ontdekt. Dat betekende meteen dat hij al zijn vriendjes verloor en ook de familie van zowel vaders- als moederskant verbrak alle banden met het gezin. Ze waren zo bang dat ze het ook zouden krijgen, dat ze gingen lopen zo gauw ze me zagen. Ik heb geen vriendjes, niemand, zei de jongen in een interview met de rapportschrijvers kort voor zijn dood. Kleine Liu kreeg vervolgens aidsremmers maar alle verdere ziekenhuiskosten en ook de medicijnen tegen de talloze opportunistische infecties die hij opliep, moest zijn familie betalen. De jongen overleed dit voorjaar op veertienjarige leeftijd. Zijn vader had ondertussen zijn hele hebben en houden verkocht maar kon geen verdere behandeling betalen. De man raakte daarmee zijn enige kind kwijt. En eigenlijk had Kleine Liu nog geluk. Volgens de schrijvers van het rapport zijn er maximaal duizend kinderen die antiretrovirale middelen krijgen. Aangezien te weinig dokters tests doen, wordt de besmetting vaak niet of laattijdig opgemerkt en zonder behandeling halen weinig kinderen met aids hun vijfde verjaardag. Bovendien heeft het erg lang geduurd vooraleer er pediatrische aidsremmers te krijgen waren in China. De besmette jongens en meisjes kregen geneesmiddelen voor volwassenen, wat tal van extra neveneffecten opleverde en niet zelden maakte dat de kinderen afhaakten. En zo kregen ze veel meer opportunistische infecties en raakten ze bij eventuele hervatting van de behandeling ook sneller resistent, wat meestal niet lang daarna in hun dood resulteerde.
De Olympische Spelen in Peking en de tijdelijke milieumaatregelen die China daarvoor moest nemen, richtten de aandacht van de wereld op het luchtvervuilingsprobleem in het land. De pollutie van 's lands waterwegen is echter niet minder erg. Zeventig procent van alle water in China's rivieren is ernstig vervuild. Uit een onderzoek in Chongqing in 2006 bleek dat het water dat daar uit de kraan kwam niet minder dan tachtig van alle 101 geïdentificeerde verboden chemicaliën bevatte.
Toen de 3,5 miljoen inwoners van de noordoostelijke stad Harbin in november 2005 twee weken lang geen drinkwater meer hadden door de benzeenvergiftiging in de rivier Songhua, werd China's water even voorpaginanieuws. Maar wat te denken van de resultaten van een in januari 2007 vrijgegeven overheidsstudie, waaruit bleek dat er in 2006 161 grote vervuilingsincidenten waren geweest, goed voor één milieuramp om de twee à drie dagen. En kijk naar de statistieken die voor 2007 werden gepubliceerd: er waren 51.000 gevallen van 'sociale onrust' gelieerd aan vervuiling, goed voor 139 incidenten elke dag van het jaar.
Vorig jaar werd de milieuwetgeving inzake industriële lozingen verscherpt, maar nog steeds is er een plafond aan de boetes die opgelegd worden aan bedrijven die hun afvalwater zomaar in de rivier lozen. "Vaak is het betalen van de boete veel goedkoper dan het investeren in zuiveringsinstallaties", zo schrijft Elizabeth Economy in When the river runs black.
Vervuiling
Bovendien is China's waterprobleem er niet alleen een van vervuiling. Geen land ter wereld verbruikt meer water dan het Rijk van het Midden, en tegelijk is het in dit opzicht niet meteen royaal bedeeld. Per inwoner heeft China slechts één vierde van het wereldgemiddelde aan oppervlaktewater beschikbaar en bovendien is dat water erg ongelijk over het land verdeeld. Kijk naar de nieuwsberichten van de lente van 2006: die over Zuid-China gewaagden van zo'n 70 doden bij overstromingen, terwijl in het noorden en westen van het land 95 miljoen mensen werden getroffen door de grootste droogte in tijden.
De ongelijke verdeling gaat ook over het feit dat het noorden en noordwesten van het land over meer dan de helft van het akkerland van heel China beschikken, maar slechts over 7 procent van het water. Vroeger noemde men dit 'het land van de hongersnood' maar sinds de jaren vijftig is het aandeel van de geïrrigeerde akkers meer dan verdrievoudigd, met een navenante stijging van de graanproductie tot gevolg. Die bevloeiing werd grotendeels gerealiseerd door het boren van erg diepe putten. Probleem: het grondwater werd sneller opgepompt dan het zich kon aanvullen. Gevolg: de noordelijke meren droogden op. In de provincie Qinghai waren er voor de hervormingen in 1979 begonnen meer dan 4.000 meren, schrijft Leslie Brown van het World Watch Institute. Nu zijn er al 2.000 verdwenen. En in de provincie Hebei, die Peking omringt, ging het nog harder. Van de 1.052 meren die deze regio twee decennia geleden nog telde, zijn er al 969 verdwenen. De resterende zien hun waterniveau almaar dalen.
Rivieren omleggen
Naast het boren van diepe putten bestrijdt de overheid de waterschaarste in het noorden ook door de al even omstreden afleiding - sinds 2002 - van water van het zuiden naar het noorden. De oostelijke lijn is reeds in gebruik, de centrale lijn zou binnenkort gebruiksklaar zijn, maar op de erg omstreden westelijke is het nog even wachten. Die betreft water uit Tibet dat naar het Chinese binnenland moet vloeien. Hoewel het daar in de Tibetdiscussie zelden om gaat, is dit hoogland goed voor 30 procent van China's totale waterreserves. Het is de bedoeling om water af te tappen uit de Yarlong Tsangporivier, de hoogst stromende (gemiddelde hoogte: 4.000 m) grote rivier ter wereld. Momenteel vloeit die in zuidelijke richting door het Indiase Assam, waar hij later in de Brahmaputra en de Ganges overgaat, en in de grootste rivierendelta ter wereld uitmondt, waar 300 miljoen mensen van afhankelijk zijn.
De Indiase premier Singh zei vorig jaar bij zijn bezoek aan Peking nog garanties te willen dat de loop van de rivier niet wordt gewijzigd. Eerder hadden China's leiders daar garanties voor gegeven. Bij het bezoek heette het dat 'waterschaarste een van China's grootste problemen' is en premier Wen Jiabao wou dan ook niets beloven.
De Chinese overheid wil rivieren als deze ook aanwenden om hydro-elektriciteit op te wekken. Dat vereist de bouw van enorme waterkrachtcentrales. De Yarlong Tsangpo zou met zijn grote verval in staat zijn om 40.000 megawatt aan energie op te leveren, alleen zou ook dat grote gevolgen hebben voor India.
Water, zo schrijven tal van experts, is een van de grootste potentiële twistpunten tussen beide giganten. Een blik op de kaart zegt voldoende: Van alle grote rivieren in Azië - Gele Rivier, Yangzi, Mekong, Salween, Irrawaddy, Brahmaputra, Indus, Sutlej en Ganges ontspringt alleen laatstgenoemde niet aan de Chinese kant van de Himalaya. Niet minder dan 476 miljoen mensen op het hele continent zijn van die rivieren afhankelijk. Het hoeft daarom niet te verwonderen dat de US National Intelligence Council in zijn vierjaarlijkse rapport in november 2008 stelde dat "de wereld de terugkeer zou kunnen zien van strijd om natuurlijke hulpmiddelen, wat de mogelijkheid van een conflict tussen China en India sterk doet toenemen".
In China is 8 een geluksgetal. Mensen geven fortuinen uit om nummerplaten met zoveel mogelijk achten te bemachtigen en de Olympische Spelen begonnen niet toevallig op de achtste van de achtste maand van 2008 en wel om acht uur 's ochtends. In economische termen is 8 procent groei het volume dat nodig is om voor voldoende nieuwe banen te zorgen om onder meer de zes miljoen nieuwe afgestudeerden die er jaarlijks bij komen, aan het werk te krijgen. De Wereldbank beraamde evenwel dat het dit jaar geen 8 maar hoogstens 6,5 procent groei wordt en uit andere studies, die zich baseren op het verbruik van energie en grondstoffen blijkt zelfs dat 4 procent realistischer is.
Onderzoeker John Lee, auteur van Will China Fail zei in een BBC-interview dat elk procent minder aan groei neerkomt op 10 tot 15 miljoen verloren banen en hij geloofde tevens dat 4 procent dichter bij de waarheid ligt dan 6,5 procent groei. In de voorbije maanden werden overigens al 20 miljoen banen geschrapt, vooral onder rurale migranten.
Het goede nieuws is dat China zijn reserve buitenlandse deviezen de jongste jaren gigantisch heeft weten uit te breiden tot haast een vierde van het wereldtotaal. Met zo'n 1.500 miljard euro bedraagt die haast het dubbele van de Japanse, 4,3 keer die van alle landen van de eurozone samen en 130 keer de Belgische.
Minder positief is dat de State Administration of Foreign Exchange (SAFE), die dat geld beheert en haast als enige instantie het recht heeft om buitenlandse financiële markten te penetreren, blijkbaar niet steeds de juiste beslissingen heeft genomen. Afhankelijk van de bronnen heeft China 575 tot 750 miljard euro in de Amerikaanse staatsschuld geïnvesteerd, in de vorm van staatsobligaties, die sinds de reddingsmaatregelen van eind vorig jaar 'gegarandeerd' zijn. Zowel minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton als president Barack Obama heeft dat de voorbije dagen overigens nog herhaald. Ze stelden dat Peking zich geen zorgen moest maken.
Rommelkredieten
Wat geldt voor de staatsobligaties, gaat evenwel niet helemaal op voor de omgerekend 385 miljard euro die SAFE investeerde in andere Amerikaanse financiële producten, waarvan er nu een aantal nagenoeg waardeloos blijken. Volgens de Financial Times begon SAFE begin 2007 met die investeringen, na kritiek op het lage rendement dat voortvloeide uit de eerdere investeringen in staatsobligaties. SAFE zou het aankopen van die zogenaamde rommelkredieten erg lang hebben volgehouden en zou bij de grote moeilijkheden die hypotheekbank Freddie and Fanny vorige zomer ondervond, in de brokken hebben gedeeld. De Financial Times, die zich baseert op Brad Setser van de Council on Foreign Relations, stelt dat er zo'n 61 miljard euro verloren werd, en dat dat nog een conservatieve schatting is.
Het was wellicht daarnaar dat de Chinese president Wen Jiabao verwees toen hij onlangs zei "zich een beetje zorgen te maken over de gigantische leningen van China aan de VS".
"In de periode tussen het laatste kwartaal van 2007 en het derde van 2008 wist China 537 miljard euro toe te voegen aan zijn buitenlandse reserve", schrijft Setser in Creditor to the Rich. Met andere woorden: een derde van die gigantische reserve werd in het laatste jaar opgebouwd. Wat heeft een verlies van 61 miljard euro dan te betekenen? Politoloog Peter Ferdinand gelooft dat "dat bedrag op zich niet zo'n probleem vormt. De vraag is wel of het zal lopen zoals in de VS en Europa, waar de eerste ronde van de meltdown al snel werd gevolgd door een nieuwe, met nog veel grotere tekorten. Als dat bedrag de komende maanden zou oplopen tot vele honderden miljarden, zou er wél een probleem ontstaan en ook gigantische onvrede bij diegenen die de voorbije maanden hun jobs verloren door de dalende export en de dalende buitenlandse investeringen. En de leiders maken zich daar in de aanloop naar de twintigste verjaardag van het Tiananmenbloedbad op 4 juni wel degelijk zorgen over."
De beste remedie, zo valt het in de Hongkongse China Morning Post evengoed als op tal van Chinese blogs te lezen, is evenwel grotere transparantie. "De premier", zo schreef Wang Xianglei maandag, "herhaalt voortdurend dat we vertrouwen moeten hebben, maar daar zijn grotere aansprakelijkheid en transparantie van overheidswege voor nodig." De columnist stelt evenwel net het tegenovergestelde vast. Een paar jaar geleden kregen de leden van het Nationaal Volkscongres de rapporten over belangrijke kwesties nog enige dagen voor de zitting waarop ze zouden worden besproken, stelt hij. Nu krijgen ze pas op de dag zelf die informatie omdat de cijfers door de Hongkongse delegatie in het verleden al te makkelijk werden gelekt naar journalisten. "Dit is een levendige illustratie", aldus Wang, "van de traditionele overtuiging dat overheidsinformatie eigenlijk geheim moet blijven. En dat helpt niet."
Meer dan 700 objecten liet de in juni vorig jaar overleden Franse couturier Yves Saint Laurent over aan de naar hem genoemde stichting en aan zijn gewezen partner Pierre Bergé. Maar geen daarvan dat de harten van de Chinezen zo beroert als de bronzen koppen van een rat en een konijn, beide deel van een dierenriemfontein uit de Qingdynastie die zich in het Pekingse Zomerpaleis bevond.
Sinds 2000 werden vijf andere elementen daarvan teruggekocht. De kop van een os, aap en buffel werden in 2000 op een veiling aangeschaft door het Pekingse Polymuseum. Dat etablissement is eigendom van China Poly Corp, een dochterbedrijf van het Chinese leger dat voorheen notoriteit verwierf met de verkoop van wapens aan ondemocratische regimes.
In 2003 en 2007 kocht de Macaose casinomagnaat Stanley Ho de kop van een varken en een paard op een verkoop van Sotheby's in Hongkong. Hij zei toen 'vereerd te zijn dat hij zijn patriottische plicht kon vervullen en artefacten kon helpen terugkeren naar het moederland'. Van de vijf overige symbolen van de dierenriem die deel uitmaakten van de bronzen fontein, is voorlopig geen spoor.
Overigens, volgens Unesco bevinden er zich meer dan 1 miljoen Chinese kunstwerken in westerse musea en zelfs tien keer zoveel in verzamelingen van particuliere collectioneurs.
Sinds 2002 heeft China een fonds voor het terugkopen van die artefacten. Bedrijven die het fonds spijzen, krijgen in ruil voor hun vaderlandslievende daad belastingvermindering.
Symboolwaarde
De waarde van de rat en het konijn uit de verzameling van Yves Saint Laurent is veel eerder symbolisch dan louter kunsthistorisch.
Ze maken immers deel uit van de pijnlijke en sterk gekoesterde Chinese herinnering aan de vernedering door het Westen. Hun verhaal begint aan het einde van de Tweede Opiumoorlog (1856-1858), toen de westerse mogendheden met het aan Peking opgedrongen Verdrag van Tianjin de opening forceerden van een westerse haven, alsook het recht voor westerlingen om zich in de Chinese hoofdstad te vestigen en handel te drijven.
Toen Britse en Franse functionarissen met ratificatiepapieren van het verdrag naar het keizerlijke hof onderweg waren, werden ze aangevallen door de Chinese troepen van generaal Sengge Linqin. Parijs en Londen stuurden daarop in het najaar van 1860 troepen om de Chinezen 'een lesje te leren'. Hoewel ze aanvankelijk ontzettend onder de indruk waren van de kunstschatten in het verblijf van de keizer, duurde het niet lang voor de soldaten de plundering aanvatten van het in 1750 gebouwde Zomerpaleis.
"Een Britse kapelaan", zo meent June Grasso in Modernisation and Revolution in China, "schreef dat iemand tegelijk dichter, schilder, historicus, virtuoos en Chinees geleerde moest zijn om het Zomerpaleis te kunnen beschrijven, dat uit meer dan 200 hoogst verfijnde gebouwen bestond, waarvan er twee gouden daken hadden. Daarbinnen bevonden zich talloze zeldzame manuscripten en artefacten van onschatbare waarde."
"In een paar uur tijd", zo meldt een Britse soldaat in een brief naar huis, "waren de Fransen met 300 wagens vol kostbaarheden vertrokken. En al wat ze niet konden dragen, werd vernield." Een Franse officier zei in zijn correspondentie dat hij "twee dagen lang op juwelen, zijde, porselein en brons had getrapt die meer dan 30 miljoen Franse frank waard zijn." De man voegde er nog aan toe dat deze destructie ongetwijfeld de ergste was sinds de verwoesting van Rome.
De beste van die gestolen stukken werden later geselecteerd voor de Franse Napoleon III en de Britse koningin Victoria, die overigens ook de eerste Pekinese hond van Europa kreeg. Ze noemde het dier met een vreemd gevoel voor humor 'Looty' (plundertje). In de jaren die volgden, doken steeds meer stukken op bij Franse en Britse antiekhandelaars, waarop ze hun weg vonden naar onder meer het Louvre en het British Museum.
Centraal in Chinees nationalisme
Na de plundering gelastte graaf Elgin, nota bene de zoon van de man die de friezen uit het Parthenon liet meenemen, de platbranding van het Zomerpaleis en werd aan het keizerlijke hof de Conventie van Peking opgedrongen. Die voor China erg ongunstige regeling hield onder meer in dat de Britse opium vrij moest worden verhandeld in China, dat er een westerse diplomatieke vertegenwoordiging kwam in Peking en dat China's verplichte oorlogscompensatie werd verhoogd. Groot-Brittannië werd voor 99 jaar eigenaar van Kowloon (het deel van Hongkong dat aan het Chinese vasteland vasthangt), Frankrijk mocht zijn missionarissen naar het Chinese binnenland sturen en de Russen kregen een extra territorium van 400.000 vierkante mijl.
De verwoesting van het Zomerpaleis zorgde destijds voor verontwaardigde reacties in Europa. Niemand minder dan Victor Hugo schreef toen dat de vernieling het werk was van 'twee honden, Frankrijk en Groot-Brittannië'. "Wat het Parthenon werd aangedaan," vervolgde hij, "overkwam ook het Zomerpaleis, zij het op een meer definitieve manier, zodat er niets meer achterbleef." Ironisch genoeg kon Hugo zelf niet aan de verleiding weerstaan om in de zwendel betrokken te raken. Later gaf hij toe zelf een partij zijde te hebben gekocht van Britse militairen.
"Elgin noch iemand anders in Europa verstond destijds dat deze daad van destructie voor vele latere generaties van Chinezen symbool zou staan voor een onvergeeflijk onrecht en voor een gratuite vernedering van China", schrijft Anne-Marie Broudehoux in The Making and Selling of Post-Mao Beijing. "De destructie van het Zomerpaleis speelde een centrale rol in de ontwikkeling van het Chinese nationalisme. Heden ten dage heeft elk Chinees kind weet van de verwoesting van het Zomerpaleis door de westerse imperialisten. Er worden tal van geschiedenislessen over gegeven en jaarlijks worden overheidsceremoniën georganiseerd die breed in de Chinese media worden uitgesmeerd.
In de eeuw die volgde, raakte de plundering en platbranding van het complex enigszins in de vergetelheid. Maar dat veranderde met het aantreden van Mao Zedong in 1949. Het idee om de ruïnes van het Zomerpaleis om te toveren in een nationaal monument ter herinnering aan het westerse imperialisme, werd voor het eerst geopperd in 1951 door premier Zhou Enlai.
Hij hoopte er in volle Koreaanse oorlog (1950-1953) het patriottisme mee aan te zwengelen, alsook vrijwilligers te ronselen voor deze nieuwe anti-imperialistische oorlog, waarbij China aan Noord-Koreaanse kant meevocht. Een gebrek aan fondsen deed Peking evenwel tijdig van zijn plannen afzien en tijdens de Culturele Revolutie werd het hele terrein van het Zomerpaleis verkaveld en in werkeenheden opgedeeld.
Gouden kans
De Vlaamse toonaangevende experte inzake Chinese archeologie en klassieke kunst Nicole De Bisschop meent dat Frankrijk en Pierre Bergé een gouden kans hebben laten liggen voor het herstel van de Chinarelaties. Die liepen averij op door de rellen bij de doortocht van de Olympische Vlam in Parijs vorig jaar.
"Men had de rat en het konijn zonder meer moeten teruggeven. Bergés stelling dat hij daartoe bereid was als China de mensenrechten respecteerde, was in dit kader ongepast. Bovendien bood een dergelijke restitutie een gelegenheid om het zeker niet afnemende Chinese nationalisme te temperen door te tonen dat het Westen wel degelijk in staat is om zijn fouten in te zien en ze te corrigeren."
De geplunderde stukken uit het Zomerpaleis zijn overigens niet de enige met een grote symbolische waarde. Minstens even omstreden zijn de boeddhistische manuscripten van Dunhuang, die in 1907 en 1908 door de Britse en Franse archeologen Stein en Pelliot werden 'gekocht' voor een erg klein bedrag. De geruchten willen zelfs dat de twee westerlingen toezichter en monnik Wang Yuanlu dronken voerden alvorens er hem toe te overhalen hen met de kostbare teksten te laten vertrekken.
De westerse musea argumenteren dat ze in China al lang zouden zijn verloren gegaan. Maar, meent De Bisschop, dat snijdt geen hout. "Ze bevonden zich al meer dan duizend jaar in China, voor Stein en Pelliot ze 'vonden'. Bovendien beschikt China nu over de technologische knowhow om ze voor het nageslacht en de mensheid veilig te stellen."
"Het ergste vind ik overigens niet dat het restitutiedebat volledig vastzit, maar dat het stelen en smokkelen gewoon voortduurt, ondanks alle beloftes. Kijk naar het Sogdische stenen bed, dat enkele jaren geleden door het Parijse Musée Guimet werd aangeschaft. De Belgische kunsthandelaar die het verkocht, zit nog steeds in de cel in China omdat het een geval van kunstsmokkel betrof, maar het artefact uit de zesde eeuw wordt zonder meer in het museum tentoongesteld. En dat geldt ook voort tal van andere stukken, uit de Han- of de Tangdynastie, die de voorbije twintig jaar werden aangekocht door musea. Dat kan op zich toch niet, dergelijke kunstwerken mogen China namelijk niet uit."
China - publiek zoenen voor de legalisering van het homohuwelijk
Als haar ouders Han Xincheng op de foto zagen, zouden ze trots zijn op hun knappe dochter in witte jurk, compleet met bruidsboeket. Maar wat zouden ze vinden van haar vrouwelijke wederhelft die haar steels zoent? Han en haar potentiële eega overtreden geen enkele Chinese wet: sinds 1997 is het bedrijven van de homoliefde niet langer een daad van hooliganisme en vijf jaar later werd het ook uit de lijst van mentale aandoeningen geschrapt. Maar dat is niet voldoende voor Han en de drie anderen die met Gelukkig Paar actie voerden in het hart van Peking: ze willen dat het homohuwelijk wordt gelegaliseerd. De voorbije jaren heeft seksuologe Li Yinhe daar met de indiening van wetsvoorstellen bij het Nationaal Volkscongres al verschillende pogingen toe gedaan, maar tot dusver werden haar suggesties nog nooit voor debat weerhouden. In de maatschappij zelf is er de voorbije jaren nochtans veel veranderd. Neem het verhaal van de rurale migrant Sun Dehua. In 2001 was hij van plan zijn zoon te vermoorden toen hij hoorde dat hij een vriendje had. Sun schafte zelfs benzine aan om de homobar die zoonlief uitbaatte in de fik te steken. Sinds 2006 runt Sun evenwel de eerste hotline voor ouders van homoseksuele kinderen en vorig jaar kocht hij voor zijn zoon en diens vriend zelfs een eigen huis. Nu zou hij hen zelfs graag getrouwd zien. Zheng Yuantao had een vergelijkbare ervaring: toen hij zijn moeder over zijn homoseksualiteit vertelde, vreesde hij dat ze voor dramatische taferelen zou zorgen. Wel integendeel, Wu Youjian begon een blog over haar zoon op sina.com, die in een halfjaar tijd meer dan 10.000 reacties kreeg. Tante Wu, zoals ze nu wordt genoemd, is onderhand een kleine beroemdheid en velen wensten dat ze een moeder als haar hadden. De jongste research van seksuologe Li Yinhe geeft aan dat 20 procent van de Chinezen helemaal niets fout vindt aan homoseksualiteit, terwijl twee keer zoveel ondervraagden het helemaal niet oké achten. Zes burgers op de tien zouden best wel homovrienden willen en 91 procent van de ondervraagden acht het niet acceptabel dat mensen hun baan zouden verliezen omdat ze de herenliefde belijden. Maar toch vond 55 procent dat de leraar/lerares van zijn eigen kind maar beter hetero kon zijn. Homohuwelijken zijn voor één op de drie ondervraagden aanvaardbaar, terwijl die score in internetonderzoek twee keer zo hoog ligt, wat Li verklaart door de identiteit van de internaut: stedelijk en hoog opgeleid.
Schoonmaakoperatie
Voorts wijst ze erop dat China lang niet slecht scoort in de vergelijking met andere landen: Het grote voordeel is dat we een overtuigd seculiere natie zijn, zonder religieuze overtuigingen over homozondigheid. De eerste antihomowet dateert uit 1740 en kwam er door de christelijke missionarissen. Wel stelde de confucianistische wijsgeer Mengzi (vierde eeuw voor Christus) dat het grootste plichtsverzuim van de zoon erin bestaat niet voor mannelijke nazaten te zorgen, wat verklaart waarom acht op de tien homos uiteindelijk toch trouwen en kinderen krijgen. De Chinese overheid gedraagt zich dubbelzinnig tegenover het fenomeen. Homoseksualiteit is uit het strafwetboek gehaald maar aidsactivist Wan Yanhai meldde enige maanden voor het begin van de Olympische Spelen vorig jaar toch dat tientallen homobars en -saunas door de politie waren gesloten en dat verschillende mensen waren opgepakt in een schoonmaakoperatie. Ook Yang Yang, verbonden aan het acht jaar geleden opgerichte Chinese gay en lesbisch filmfestival, heeft er ervaring mee. De eerste keer dat we het festival organiseerden op de campus van Peking Universiteit kregen we na drie dagen het bevel om te vertrekken, vertelt ze aan de telefoon. Reden: het betrof geen elegante kunst die het propageren waard is. Vier jaar later probeerden we het opnieuw op dezelfde locatie. Zodra de affiche getoond werd, moest we weer ophoepelen, met hetzelfde argument. We hebben alle bezoekers dan per sms uitgenodigd naar kunstencentrum Dashanzi. Op de derde editie in 2007 konden we wel films tonen, omdat we onder de paraplu van het festival voor de onafhankelijke documentaires zaten. Maar dan bereikten we niet het beoogde publiek. Voor dit jaar zijn we nog aan het plannen. Maar ik ben hoopvol gestemd, onder meer doordat de bruidenactie in Qianmen niet door de politie is ontbonden. Dat zou een paar jaar terug wel zijn gebeurd. Het gaat de goede kant op.
Chinezen duiken almaar jonger voor het eerst het bed in met hun liefje. Ze zijn onwaarschijnlijk veel ontrouwer dan toen Mao nog de plak zwaaide, scheiden sneller en laten vaker een abortus uitvoeren. Er voltrekt zich in het Rijk van het Midden een ware seksuele omwenteling. De beelden van zingende legers volstrekt aseksuele Chinese mannen en vrouwen in Maopakken en met dito kapsels hebben de voorbije kwarteeuw plaats gemaakt voor berichten over seksuele bloggers, de prostitutie als illegale miljardenindustrie, China's wereldleiderschap inzake de productie van seksspeeltjes en detectivebureaus die minnaressen opsporen. Zelfs in de ernstige actualiteit laat die seksrevolutie zich gelden. Toen Liu Zhihua, viceburgemeester van Peking en bevoegd voor de infrastructuurwerken van de Olympische Spelen, in juni 2006 werd gearresteerd wegens corruptie, werd al gauw duidelijk waarvoor hij al dat geld moest verduisteren. Hij hield er in Kuangou een maxilustprieel op na met tal van concubines. Maar eenduidig is seksualiteit in China niet en ook twintig jaar geleden waren de dingen geenszins wat ze leken. Zeventiende-eeuwse erotische fictie zoals Lustgebed was hier nog onbekend, want niet vertaald. Wij moesten wachten tot 1991 om te lezen hoe ene Li Yu sarcastisch vertelt over de wondere manieren om een penis krachtiger te maken door er bijvoorbeeld stukken in te integreren van het lid van een daadkrachtige hond, met alle gevolgen van dien. Maar als studenten sinologie hadden we wel al het standaardwerk Het seksuele leven in het klassieke China van de Nederlandse diplomaat Robert Van Gulik verslonden, ons onwillekeurig verheugend op de geneugten die ons tijdens een langdurig verblijf in het Rijk van het Midden te wachten stonden. Wat ons vooral beviel, was de meer dan tweeduizend jaar geleden ontstane opvatting dat "sperma het kostbaarste goed is dat een man bezit, niet alleen de bron van zijn gezondheid, maar ook van het leven zelf. Elke lozing ervan zal zijn vitale kracht verminderen, behalve dan als die wordt gecompenseerd door de verwerving van een even grote hoeveelheid vrouwelijke yin-essentie. Daartoe moet de man de coïtus zolang mogelijk laten duren en hoort hij zijn partner altijd weer de totale bevrediging te verschaffen, zonder zichzelf, behalve op geschikte momenten, een orgasme toe te laten". Dit uit het daoïsme stammende concept leek veelbelovend. Minstens even interessant was dat er in de loop der eeuwen tal van werken verschenen waarin geperfectioneerde seksuele technieken als 'de kunst van de slaapkamer' werden gebundeld. De praktijk in het Shanghai van de tweede helft van de jaren tachtig viel ons, studenten, evenwel tegen. En hoe. Er hing in die stad, die een halve eeuw eerder nog 'de hoer van de Oriënt' werd genoemd, ongeveer evenveel seks in de lucht als op de gerontologische afdeling van een doorsneewesterse verzorgingsinstelling. Het duurde enige tijd voor we het doorhadden, maar de modale Chinese man gunde ons geen blik waardig en de enigen die onze meisjesharten tenminste poogden sneller te laten slaan, waren Afrikaanse studenten die in het kader van een of ander socialistisch uitwisselings- en ontwikkelingsprogramma veroordeeld waren tot jarenlange studies landbouwkunde of medicijnen. Hoe was het toch mogelijk? We hadden er geen flauw idee van dat Mao's revolutie de seksualiteit van zijn onderdanen dermate parten had gespeeld en nog minder wisten we dat het concept van huwelijk en familieleven vanaf de jaren vijftig werd gedomineerd door ideeën van hard werken en collectief enthousiasme voor het nieuwe China. De liefde bedrijven was een louter reproductieve oefening geworden ter verbetering van de familie en de maatschappij. Wie seksueel plezier nastreefde, maakte zich schuldig aan bourgeoisdenken. China was in de ban van de socialistische kuisheid en het enige wat sommige jongeren zichzelf gunden was kijken naar Kanaal Dertien, zoals dat heette. Of concreet: ongemerkt gluren naar stellen die zich aan onbetamelijkheden te buiten gingen in een park of plantsoen. James Farrer, auteur van Opening up, Youth Sex Culture and Market Reform in Shanghai, kon voor zijn onderzoek tal van interne politierapporten inkijken en besloot dat er best wel wat te beleven viel voor gluurders, maar dat de prijs van de lust vaak erg hoog was. Tussen juni en september 1983, zo schrijft hij, werden er maar liefst 501 paren 'gearresteerd' in het Shanghaipark. Dat zijn er vijf per dag, de hele zomer lang. In 20 procent van de gevallen, zo staat in het politierapport, ging het om copulatie. De politieman die het rapport aan Farrer overhandigde, zei erbij dat de betrokkenen steevast werden gestraft door hun werkeenheid en dat in gevallen van 'asociaal gedrag', waarmee hij doelde op prostitutie of buitenechtelijke seks, er vaak een administratieve detentie werd bevolen. Maximaal vier jaar achter de tralies zonder enige vorm van proces wegens geflikfooi in het park. Bovendien, zo bleek nog uit het rapport, hadden sommige fans van Kanaal Dertien schijnbaar last van dadendrang. De politie kreeg immers steeds meer klachten van stellen die in het park door vermeende agenten werden aangehouden. Deze namen alleen de vrouw mee voor zogenaamde ondervraging, maar verkrachtten haar, al dan niet in groep. Een Shanghai haast zonder sexappeal, het is ook uit onderzoek van die tijd af te lezen. Zo vond 80 procent van de Shanghainezen in 1990 nog dat de kuisheid van een vrouw belangrijker was dan haar leven. Maar erg diep zat die overtuiging schijnbaar niet geworteld, of toch niet bij jongeren. Ik herinner me nog de conversatie met een universiteitsstudente geschiedenis, met wie ik op een reis halverwege de jaren negentig twee dagen de kamer deelde. We hadden nog maar net de gebruikelijke personalia uitgewisseld of de duidelijk erg ondernemende jongedame wilde dat ik haar uitlegde hoe je een westerse man seksueel het meeste kunt behagen. Ze vroeg zich ook af of het feit dat Chinese vrouwen doorgaans geen boezem hebben waarin je kunt verdrinken, hen parten zou spelen. Dat de seksuele gêne ergens rond de decenniumwisseling is verdwenen, blijkt ook uit studies. Zo stelde 's lands beroemdste seksuoloog, Pan Shuiming, in een groot onderzoek in 1995 vast dat het aantal jonge stedelingen die voorhuwelijkse seks goedkeurden tussen 1986 en 1992 gestegen was van 50 tot 70 procent. Onder leerlingen van het hoger middelbaar bleek 40 procent gewonnen te zijn voor voorhuwelijkse seks als dat uit liefde gebeurde, terwijl 35 procent vond dat het moest kunnen als beide mensen het wilden. Andere onderzoekers, die in heel China twintigduizend mensen ondervraagden, stelden dan weer vast dat hoe jonger en hoe beter opgeleid mensen waren, des te groter de kans was dat ze niet op het huwelijk zouden wachten om met hun partner naar bed te gaan. Bovendien bleek uit datzelfde onderzoek uit 1997 dat iets meer dan de helft van de stedelingen buitenechtelijke seks begrijpelijk vond als de relatie met de huwelijkspartner slecht was, al viel het op dat vrouwen hierin minder tolerant waren dan hun echtgenoten. De liefde werd duidelijk steeds vaker voor en buiten het huwelijk bedreven, maar met de kennis van de vleselijke lusten en hun consequenties was het niet al te best gesteld. Toen aan het einde van de jaren tachtig de seksuele voorlichting haar intrede deed op de scholen steigerden op tal van plaatsen zowel de leraren als de ouders. Ze zagen een dergelijk onderricht als een ongewenste stimulans van de seksuele interesse van jongeren. Dat er behoefte was aan kennis spreekt nochtans uit de cijfers. Toen onderzoeker Xu in 1997 iets meer dan drieduizend gehuwde vrouwen van gemiddeld 39 jaar oud en bijna vierduizend gehuwde mannen van gemiddeld 41 jaar ondervroeg, bleek dat de helft van hen de term 'orgasme' niet kende en dat dit aantal onder vijftigplussers zelfs steeg tot driekwart. Tegelijk had 11 procent van de stedelingen en bijna een kwart van de rurale respondenten altijd seks zonder voorspel. Vier op de tien vrouwen gaven aan zelden of nooit genot te beleven aan het bedrijven van de liefde, één op de drie vond het vaak een pijnlijke bedoening en slechts één op de vijf had het in bed altijd naar haar zin. Hun zonen en dochters doen het nu evenwel anders. Onderzoek van seksuologe Li Yinhe geeft aan dat in 1989 slechts 15 procent van de Pekinezen voorhuwelijkse seks had gehad, maar dat dit aantal tegen 2005 al tot meer dan 70 procent was gestegen. "Er voltrekt zich een stille seksuele revolutie in China", dixit Li. "Dat is de belangrijkste conclusie na tien jaar onderzoek." Niet alleen duiken Chinese jongens en meisjes ook zonder huwelijksverbintenis met elkaar het bed in, ze doen dat ook op almaar jongere leeftijd. In de jaren zestig had de ontmaagding bij stedelingen gemiddeld rond de leeftijd van 26 jaar plaats, in de jaren tachtig was dat twee jaar eerder en bij de huidige tieners gebeurt het gemiddeld op hun zeventiende. Li stelde ook vast dat een derde van de jonge stedelingen vindt dat buitenechtelijke seks moet kunnen, wat wellicht ook verklaart waarom het aantal echtscheidingen in een recordtempo toeneemt, met overspel als een van de belangrijkste redenen. In 1980 vroegen 341.000 stellen de ontbinding van hun huwelijk aan, een kwarteeuw later zijn dat er jaarlijks vier keer zoveel. Deng Xiaoping waarschuwde er in 1979 al voor, bij de introductie van zijn opendeurpolitiek. Als je het raam openzet, oreerde hij, is het niet te vermijden dat er hier en daar een vlieg binnenkomt. In de loop van de jaren tachtig werden er geregeld campagnes gehouden tegen zogenaamde 'spirituele vervuiling'. Maar is het wel de introductie van westerse goederen en ideeën die de Chinese geesten en harten in seksueel opzicht heeft bezoedeld? Professor Pan Suiming schrijft in zijn bijdrage aan Routledges Sex and Sexuality in China (2006) dat de huidige revolutie zo ongeveer niets met westerse invloed vandoen heeft, maar dat ze haar wortels heeft in de introductie van het eenkindbeleid in 1981. "Zodra de enige toegestane nakomeling op de wereld is gezet, wordt het vinden van genot en tevredenheid in een relatie de enige resterende reden om de liefde te bedrijven. Seks als puur genot deed aldus zijn intrede." Bovendien kon de overheid geen eenkindbeleid voeren als ze niet tegelijk het gebruik van voorbehoedsmiddelen promootte en abortus mogelijk maakte, zodat er voor deze fenomenen een grote sociale tolerantie ontstond. Dat blijkt ook uit de cijfers. De helft van alle stedelijke vrouwen en iets meer dan een kwart van hun rurale seksegenoten van jonger dan veertig jaar, gaven in het laatste grote seksonderzoek (1999-2000) te kennen dat ze al een abortus hadden ondergaan. Tegelijk bande de wijde verspreiding van anticonceptiva de vrees voor ongewenste zwangerschap uit, alsook voor het geroddel dat daaruit zou voortvloeien. En aldus, zo stelde Pan Suiming vast, werd ook de angst voor buitenechtelijke relaties veel minder groot. Bovendien noopt de beperking van het nageslacht tot één kind vader en moeder veel minder lang dan vroeger tot een hechte samenwerking bij de opvoeding van de kinderen, waarmee een oude remmende factor op het aanvragen van een echtscheiding is weggevallen. En precies omdat er minder kinderen zijn, is men minder bang om een scheve schaats te rijden. Het Chinese spreekwoord stelt immers dat de grootste angst van de overspelige niet de politie of de echtgeno(o)t(e) is, maar het oordeel van de kinderen. Van wat de rest van de familie zal denken hoeven de meesten zich nog maar weinig aan te trekken. Twee derde van de stedelingen hokt niet meer met de bejaarde ouders samen en driekwart van de min-35-jarigen meent zelfs dat de familie zich nooit mengt in eventuele relationele of huwelijksproblemen. "De huidige seksuele revolutie", schrijft Pan Suiming, "heeft de demografische explosie van de Culturele Revolutie als vader en het eenkindbeleid dat daardoor noodzakelijk werd als moeder. De opendeurpolitiek heeft er slechts in die mate toe bijgedragen dat ze heeft gezorgd voor de afbouw van de sociale controle die vroeger werd uitgeoefend door de werkeenheden en de wijkcomités, en voor een duidelijke scheiding tussen de publieke en de private sfeer." De echte seksuele revolutie, zo schrijven anderen, is te wijten aan het internet. Er zijn meer dan 300 miljoen internetgebruikers en voor driekwart van de Chinese jongeren, zo blijkt uit onderzoek, is het internet de belangrijkste informatiebron aangaande seksualiteit. Maar afdoende is die voorlichting niet, want uit een studie van de populaire website Sohu blijkt dat slechts één op de vijf ondervraagden weet waar de clitoris zich bevindt. Een wellicht nog dramatischer gevolg van dat gebrek aan kennis van seksualiteit is dat het aantal abortussen de jongste jaren dramatisch stijgt en dat het steeds vaker ongehuwden zijn die ervoor opteren. Driekwart van de vrouwen die een abortus onderging, was in 1999 nog gehuwd, tegen 2004 was dat nog maar één op de drie. Het internet is tegelijk een forum om mensen te ontmoeten. Een studie geeft zelfs aan dat een derde van alle onenightstands in het hele land op deze manier wordt geregeld. Bovendien kom je, alleen achter het computerscherm, ook almaar beter aan je trekken. De afgelopen jaren manifesteerden er zich immers hoe langer hoe meer vrouwelijke, seksueel expliciete bloggers. In de zomer van 2003 begon de 25-jarige Cantonese journaliste Li Li onder het pseudoniem Muzi Mei korte essays te schrijven over haar seksleven op het internet. De inhoud van die schrijfsels was zeker naar westerse normen niet echt gortig, maar er kwam grote ophef toen ze het had over een seksueel avontuur in een steegje met de bekende Chinese rockster Wang Lei, aan wie ze een 'hondenstijl' toeschreef. Diezelfde Muzi Mei deed enige tijd later een internetprovider crashen, toen ze een 25 minuten durende opname op haar blog zette over een andere seksuele ontmoeting. Tienduizenden mensen probeerden tegelijk op de website te komen, met het bekende resultaat. Muzi Mei werd uiteindelijk door de internetpolitie ontmaskerd en verloor haar job. Maar in China was ze ondertussen wereldberoemd, een status die ook ene Mu Mu nastreefde. Op haar blog, die in juli 2005 van start ging, noemt zij zich een dansmeisje uit Shanghai dat tevens een partijlidkaart heeft. Elke avond rond middernacht verscheen ze op haar blog, in weinig verhullende kledij, gefilmd met een webcam. Mu Mu lette er altijd op dat haar gezicht niet te zien was, wat de interesse van de vele duizenden fans alleen maar vergrootte. Daarna kwam Yin Ling, een in Taiwan geboren schone die een deel van haar jeugd in Japan had doorgebracht en die zich immer door een Russische fotograaf liet fotograferen. Maar hoe. Op het ene plaatje is ze met Mao's Rode Boekje in bikini te zien, op het andere staat ze in sm-outfit tussen oudjes in een hutong. Al even opmerkelijk zijn vrouwen als Liu Mangyan, die een 'encyclopedie van het bed' op haar weblog zette, compleet met de geluiden van het liefdesspel, pillowtalk in de verschillende regionale dialecten en de grootst mogelijke keuze aan seksuele slang. Een van haar beroemdste uitspraken is: "Ik heb geen wereldse bezittingen, behalve twee vibrators." Lyn Jeffery, onderzoekster van het Institute for the Future in California, meent dat al deze vrouwen veel aandacht krijgen omdat China's medialandschap nog altijd erg schraal is. De overheid blijft de inhoud van websites immers systematisch controleren en treedt bijwijlen erg repressief op. Muzi Mei, Yin Ling en Liu Mangyan willen louter sterren worden, vinden velen. Maar volgens Naizhu, een Cantonese journaliste die ook al jaren een eigen weblog heeft, is de kous daarmee niet af. De belangrijkste consequentie van al deze vrouwelijke seksuele blogs, meent zij, is dat jonge vrouwen nu met hun vriend praten over seksualiteit. "Dezer dagen is het eerste wat mannen op een afspraakje vragen of je niet over hen gaat bloggen", aldus Naizhu. De geschreven pers hinkt nog enigszins achterop. Hoewel, ook in deze branche veranderen de tijden snel. Pornografie is nog altijd verboden, maar een blad als Voor hem, met een oplage van 480.000 exemplaren, heeft toch artikels met als titel 'Hoe het te doen in vijf minuten', of 'Omdat een sekspauze hetzelfde is als een koffiepauze', en 'De gevaarlijke seksreis van Qiqi'. Het blad wordt door de Nationale Toerismeadministratie gepubliceerd en hoofdredacteur Jacky Jin zegt vooral te mikken op de nieuwe Chinese metroseksueel, die geïnteresseerd is in auto's, gadgets en vrouwen. Vijf jaar geleden nog werden bladen met schaars geklede vrouwen uit de rekken gehaald en de enige publicaties waarin je voluptueuze vormen te zien kreeg, waren voorlichtingsboeken of kunstpublicaties die doorgaans alleen in de boekhandels van luchthavens te krijgen waren. Anno 2009 is dat wel anders. Zelfs het officiële persbureau Xinhua pakt uit met fotoreeksen van de "tien heetste babes van het jaar" en met "zelden geziene foto's van sexy mannen". De verklaring daarvoor, argumenteert professor Pan Suiming, moet je niet ver zoeken. "Het is de vrije markt en de drang om almaar meer geld te verdienen die de drijvende kracht zijn achter deze liberalisering." Sommigen zeggen dat het daarom niet lang meer zal duren vooraleer er zich een heuse porno-industrie ontwikkelt in China. Maar tegelijk, waarom zou een mens zich aan dergelijke illegale activiteiten wagen als de markt overspoeld wordt door buitenlandse gepirateerde porno-dvd's die voor een prikje kunnen worden aangeschaft? Het sop is wellicht de kool niet waard, wat voor een eveneens illegale activiteit als prostitutie anders ligt. Over het aantal vrouwen van lichte zeden in het hele land lopen de ramingen uiteen, maar tal van experts houden het op 1,5 tot 2 miljoen, uiteraard opgedeeld in tal van categorieën naargelang schoonheid, niveau van opleiding, leeftijd en afkomst. Er is evenwel één opzicht waarin de erg gestratificeerde wereld der Chinese pleziervrouwen verschilt van die in andere landen: met name het fenomeen van de 'ernai' (letterlijk 'twee melk', een verwijziging naar borsten) of minnaressen. Deze dames zijn een soort van statussymbool van een rijke man, een bewijs van zijn rijkdom en goede smaak. Dezer dagen zijn ze bij hoge partijkaderleden erg in zwang, maar aan het einde van de jaren tachtig waren het vooral Hongkongse en Taiwanese zakenlui die er in China een ernai op nahielden. In veel gevallen was dat overigens een behoorlijk praktische keuze. Aldus hoefde meneer tijdens zijn zakentrips in China niet langer in hotels te overnachten, maar beschikte hij over een soort allroundassistente die de post bijhield, relatiegeschenken aanschafte en nachtelijke diensten aanbood. Het fenomeen nam een behoorlijke omvang aan, in die mate zelfs dat er rond Shenzhen, aan de grens met Hongkong, hele ernaidorpen ontstonden, wijken van luxeappartementen, waar vooral het aantal fitnesscentra, kapsalons en wellnessetablissementen opvalt. Als Taiwanese mannen een ernai hebben, zo blijkt uit een studie van Shen Hsiu-hua, is dat voor hen geen indicatie van een slecht huwelijk. Integendeel, de bijzit is geenszins bedreigend voor het echtelijke geluk dat zich aan de andere kant van de zee-engte van Taiwan bevindt. Maar de echtgenotes van hoge Chinese partijkaderleden zien dat stilaan wel anders, wat verklaart waarom er de jongste jaren almaar meer gespecialiseerde detectivebureaus hun deuren hebben geopend en nagaan of manlief er een bijzit op nahoudt. Is het antwoord positief, dan vraagt mevrouw de echtscheiding aan, waarbij ze een gigantische schadevergoeding eist voor geleden emotioneel leed. Niet zelden staat de rechter aan haar kant.
Een uittreksel uit 'Het gewicht van Hemelse Vrede' (mei 2009)
Verhalen over Tibet meanderen veel richtingen tegelijk uit, maar zelden zijn ze zo gruwelijk als dat van Ama Adhe. Sommigen noemen haar de Tibetaanse versie van Nelson Mandela, deze vrouw die sinds haar vlucht naar India in 1989 in een klein kamertje woont op de bovenste verdieping van het Registratiecentrum voor Nieuwkomers in Dharamsala. Ze zegt dat we vier decennia daarvoor moeten beginnen, bij haar arrestatie in 1959 wegens lidmaatschap van een verzetsorganisatie en medeplichtigheid aan de moord op een als erg gemeen bekend staande Chinese functionaris in Tibet. De daaropvolgende 27 jaar spendeerde Adhe in de Chinese goelag en geen lijden is deze kranige en voortdurend verlegen glimlachende vrouw bespaard. Ze vertelt dat ze zwaar werd gemarteld en zich elf jaar lang niet mocht wassen. Herhaaldelijk werd ze door haar bewakers verkracht en ze zag haar medegevangenen verhongeren en zelfmoord plegen. Nadat Adhe naar dharamsala vluchtte, ging ze vaak bij de dalai lama op bezoek. Hij is het die haar liet inzien dat haar tragische leven niet zinloos was. Het moest te boek worden gesteld, vond hij, zodat latere generaties zich zouden herinneren. En zo kwam het dat de ongeletterde Adhe haar verhaal tijdens alle weekends van drie lange jaren vertelde aan een Amerikaanse onderzoeker, die het in 1995 publiceerde met de titel De stem die nog weet. Adhe, Yangkyi. Twee vrouwen, twee levens, Chinese detentie versus Indiase vrijheid. Twee weduwen ook, die hun kinderen verloren aan de Chinese bezetting. Toen de militairen haar kwamen halen, had Adhe een zoontje van vier en een babydochtertje. Meer dan twintig jaar lang hoorde ze niets van hen maar ze zegt dat het de gedachte was haar kinderen ooit terug te zullen zien, die haar tijdens haar detentie moreel op de been hield. Toen Adhe begin jaren tachtig voor het eerst een weekend naar huis mocht, kwam ze er evenwel achter dat haar zoontje korte tijd na haar arrestatie in de rivier was verdronken, op zoek naar zijn moeder. Ze was waanzinnig van verdriet en had jarenlang het gevoel dat er niets meer was om nog voor te leven. Haar dochter was als zuigeling door een bevriende familie geadopteerd. Adhe heeft haar na haar definitieve vrijlating in 1986 teruggezien maar ze verbrak alle contact nadat de Chinese autoriteiten haar de videobeelden toonden van Adhe die in het najaar van 1997 in New York demonstreerde tegen het bezoek van toenmalig president Jiang Zemin. Ach, ik begrijp het wel, zegt Adhe zacht, ze heeft geen makkelijk leven gehad en de druk van de overheid om zich van mij te distantiëren was ongetwijfeld erg groot.
Ontluisterende Chinabeelden van fotograaf Koen Wessing
Koen Wessing
Reizen naar China en Tibet 30 augustus t/m 26 oktober Centraal Museum Utrecht
China is het afgelopen jaar vaak op indrukwekkende en soms schokkende manieren in het nieuws geweest; als vierde grootste economie van de wereld, als gastheer van de Olympische Spelen, als het door een zware aardbeving getroffen gebied en als onderdrukker van Tibet. De gewone burger en het dagelijkse leven blijven in dit soort reportages vaak onderbelicht. Het Centraal Museum opent op 30 augustus de fototentoonstelling Koen Wessing - Reizen naar China en Tibet waarin fotograaf Koen Wessing juist dié kant van de medaille laat zien. Zoals de Vlaamse journaliste en China-kenner Catherine Vuylsteke het in de begeleidende zaalteksten verwoordt: Koen Wessings China is dat van een met veel empathie geportretteerde Li met de pet.
Rafelige randen Koen Wessing reisde in 2006 en 2007 tweemaal voor enkele maanden naar China. De tentoonstelling Reizen naar China en Tibet laat een selectie van veertig fotos zien die tijdens die reizen zijn gemaakt. Wessing zocht de bevolkingsgroepen op die niet profiteren van de pijlsnelle modernisering, zoals in Tibet, de kolenstreek Datong of in Kashgar, het gebied waar van oudsher de Turks-islamitische Oeigoeren wonen. Maar ook zijn beelden van Shanghai, Peking en s werelds grootste metropool Chongqing tonen de rafelranden van de Chinese economie. Wessing richt zijn camera vooral op de minderbedeelde bevolking en vooral op de rurale migranten. Deze uit onderhand 170 miljoen mensen bestaande groep verricht in de steden vrijwel alle ongeschoolde arbeid, op de bouwerven, in hotels, warenhuizen en assemblagebedrijven.
Intrigerend leven De sinologe Catherine Vuylsteke die in de afgelopen twee decennia China haast jaarlijks bezocht, schreef de inhoudelijke toelichting bij de tentoonstelling. Haar zaalteksten bieden rijke achtergrondinformatie over de verschillende gebieden en het alledaagse leven van de Chinezen. Koen Wessings fotos in combinatie met deze bloemrijke teksten bieden een intrigerende kijk op de Chinese realiteit van vandaag. Koen Wessing Koen Wessing (Amsterdam 1942) geldt als één van de beste documentaire fotografen in Nederland. Vanaf 1962 werkte hij enige jaren als de assistent van Ed van der Elsken. In de jaren zestig en zeventig fotografeerde hij tal van politiek beladen gebeurtenissen, zoals de oproer in Parijs (mei 1968), de bezetting van het Maagdenhuis (1969), de gevolgen van coup in Chili (1973) en de Nieuwmarktrellen (1975). Gedurende de jaren tachtig fotografeerde hij regelmatig in het Verre Oosten, met name in China en Tibet. Wessing verwierf internationale bekendheid met zijn expressieve en empathische zwart-wit fotografie. Zijn fotos uit Chili en de serie over de aanslag op bisschop Romero in Nicaragua vonden over de hele wereld weerklank.
China - De passie van de afgeknipte mouw - een hoofdstuk uit 'Volksrepubliek van Verlangen'
Vrijdagavond. Het Lenteregentheehuis in de zuidwestelijke provinciehoofdstad Kunming zit afgeladen vol. Oude Han playbackt de ene mierzoete hit na de andere en krijgt een oorverdovend applaus. Ook zijn sketches slaan erg aan, onder meer over een puriteinse communiste die een manier moet vinden om haar echtgenoot over haar soa's te vertellen. 'Maar kameraad', zegt ze, 'het revolutionaire vuur is geenszins gedoofd. Het brandt in alle hevigheid. Zo erg heb ik het nooit gehad, ik kan er 's nachts niet van slapen. Toen ik naar de dokter ging, heeft die me deze zalf gegeven.' De zaal gaat tegen de vlakte. 'Dat het communisme een verheven passie is', weet manlief, 'die je niet meteen in de lenden gaat voelen.' De toeschouwers, nagenoeg allemaal mannen, genieten al evenzeer van de veel jongere Xia, die zich in zijn hotpants gedraagt als een onhoudbare vamp. Terwijl Britney Spears' 'Baby One More Time' loeihard door de boxen galmt, schurkt de bijzonder vrouwelijke jongeman suggestief tegen een stoel aan. Een staande ovatie. En als Xia bij het volgende nummer op het podium versterking krijgt van de onweerstaanbare Feng, raken de toeschouwers nog meer opgezweept. De playbacknummers wisselen af met stukjes theater, slapstickversies van beroemde scènes uit de propagandafilms van de jaren vijftig en zestig. Over deugdzame soldaten die het vaderland gaan verdedigen in Korea maar met aids terugkeren of over dorpsmeisjes die seropositief werden na het drinken van thee met een zieke buur. Elke vrijdag wordt er een travestieshow georganiseerd in het door een buitenlandse ngo betaalde Lenteregentheehuis, op zaterdag kunnen de cabaretminnende homo's van Kunming in de door een andere organisatie gesponsorde Regenboogbar terecht voor vergelijkbaar spektakel. En ook op de andere dagen van de week komen de 'tongzhi' of kameraden, zoals China's homo zichzelf noemen, in beide etablissementen bijeen. Ze bespreken er de nieuwe homosauna's, de jongste berichten op de ongeveer 300 Chinese homowebsites of de opening van een nieuwe hotline voor wanhopige kameraden. Ik moet onwillekeurig aan mijn homoseksuele Chinese vriend Lin denken, die in 1989 handig gebruikmaakte van het Tian'anmenbloedbad en een bedrijfsreis naar Europa om asiel te vragen (en te krijgen) in België. Lin was dertig toen hij vluchtte, en hij had nog nooit een vriendje gehad. Toen hij nog in China woonde, zo bekende hij later, durfde hij daar niet eens aan te denken. Hij prees zich alleen gelukkig dat hij door zijn job op uren afstand van zijn vrouw woonde en haar maar één weekend per maand hoefde te zien. Lin had zichzelf zo lang gecensureerd dat het ook in België jaren duurde vooraleer hij over zijn geaardheid vertelde. Het was laat op de avond, bij het afscheid eigenlijk, ergens in de Gentse binnenstad. Hij sprak erover als betrof het een misdaad en leidde het nieuws in met een verontrustende frase. "Uit afschuw over wat ik nu zal vertellen", zei hij terwijl zijn blik op de kasseien gericht bleef, "zul je me nooit meer willen zien." Enige tijd na zijn ontboezemingen vergezelde ik hem naar zijn geboortestadje voor het eerste weerzien met de familie en vrienden in zeven jaar. Lin had me doen zweren dat zijn geheim niet zou worden verraden, wat er in China ook mocht gebeuren. Ik heb zijn vertrouwen niet teleurgesteld, al was het niet simpel om het laatste half uur van elke dag door te komen: met zijn schoonzus naast me op bed, haar hand op de mijne. Waarom toch, wilde ze telkens weer weten, voldeed Lin niet? Was zijzelf niet met een veel minder knappe man getrouwd, die bovendien ook nog veel opvliegender was? Ze begreep mijn hoogmoed niet, zei ze, en besloot haar gelobby steevast met de hoop dat ik de dingen anders zou gaan zien. Anno 2006 zijn Lins ouders ervan op de hoogte dat hun zoon een huis deelt met een goede vriend. Dat hij als een broer voor hem is, zei palief bij het laatste bezoek, en dat de hele familie blij is te weten dat hun zoon niet alleen is, aan de andere kant van de wereld. Lin is er tevreden mee, met pa's bedekte aanvaarding en met zijn leven hier. Hij is nog verschillende keren naar zijn geboorteland teruggegaan maar zegt dat hij zich daar nog steeds geen homo voelt. Ik vraag me af of hij zich de scènes van oorden als het Lenteregentheehuis kan voorstellen. Heeft hij de homosauna's aanschouwd, en de parken waarover alle grote steden beschikken, waar mannen mannen oppikken? Heeft hij gezien hoezeer de permissiviteit is toegenomen in China? Hoewel. Zelfs Xiong (31), een van de barmannen van Lenteregen, vindt niet dat er fundamenteel iets is veranderd. Hij komt uit een dorp in de buurt van het bij toeristen erg populaire Dali en is er sinds zijn vierentwintigste achter dat hij homo is. "Vroeger stelde je je niet eens die vraag", zegt hij, "ik begrijp je vriend, van een man houden was voor een man inderdaad geen optie." Xiong voelde zich als kind al onbestemd anders. Zijn moeder klaagde dat hij zo'n huilebalk was, maar daar zocht niemand verder iets achter. Hij was de jongste van zeven kinderen, iedereen vertroetelde hem en hij gold gewoon als verwend. Hij had vriendinnetjes, zoals alle tieners, maar hield niet zo van knuffelen en kussen. "Ik dacht", zegt hij lachend, "dat ik een platonisch type was." Als hij zestien is, trekt Xiong in bij zijn broer in Kunming. Hij werkt een tijdje als schoenpoetser, vervolgens als drager van waterflessen, bouwvakker, marktkramer. Zwaar, vermoeiend werk, maar een mens moet nu eenmaal in zijn levensonderhoud voorzien. Als zijn vader ziek wordt, gaat de jongen terug naar het dorp om te helpen op het land. "Het vervelendst waren de speculaties van buren en kennissen. Wanneer ga je je verloven, wat zijn je plannen. Ze bleven maar zeuren. Zo gauw mijn vader hersteld was, ben ik teruggekomen naar Kunming. Voorgoed." Op een zaterdagavond in een karaokebar beleeft Xiong het moment van zijn leven. "Een knappe man zat me strak aan te kijken. Hij had een erg vreemde blik, ik wist niet wat me overkwam, mijn anders zo gevoelloze lijf stond in brand. Ik kon er niet tegen en ben meteen vertrokken, maar de man achtervolgde me in mijn dromen. Toen ik hem weken later terugzag in het Oostenwindpark, kwam hij gelijk op me af. Onze ontmoeting had iets onvermijdelijks, als betrof het een lotsbestemming." Intussen heeft Xiong met die vriend gebroken. Hij woont alleen en heeft nu een relatie met een man van 52, de werkloze echtgenoot van een lerares. "Overdag komt hij me opzoeken, 's avonds gaat hij terug naar huis. Dat vind ik prima. Vervelend is alleen dat zijn vrouw achter onze relatie is gekomen en me verrot heeft gescholden. We respecteren nochtans de ongeschreven regels: dat je niet probeert het familieleven te beïnvloeden, je niet in het huis van het gezin waagt en niet aandringt op een scheiding." Xiong zegt dat meer dan de helft van zijn vrienden kameraden zijn, en tegen de hetero's in zijn omgeving praat hij niet over zijn relatie. "Ik heb er geen behoefte aan. Bovendien zouden ze het toch niet begrijpen. Mijn ouders zijn evenmin op de hoogte. Alleen mijn broer die hier in de stad woont, heeft een vermoeden, denk ik. We hebben het er nooit over gehad. Zie je, wat ik je nu allemaal vertelde, zou ik tegen een Chinees niet kunnen herhalen. Met jou heb ik geen probleem. Ik weet dat jullie buitenlanders begrijpender zijn."
De knappe Xia (20) is een van de vaste performers in Lenteregen. Hij zingt en danst al sinds zijn kindertijd en zegt hier erg te genieten van de geile mannenblikken. "Tegelijk moet ik bekennen dat ik het soms moeilijk heb met het milieu van de kameraden. Velen veranderen van vriend als van sokken, er is geen gevoel van verantwoordelijkheid, wat uiteraard komt omdat we toch niet zwanger kunnen worden. Maar dat betekent ook dat velen het niet nauw nemen met condooms en als je dat aankaart, krijg je vaak vervelende reacties. Als je zegt dat de homo's 20 procent uitmaken van de 1 miljoen seropositieven in dit land, halen de meesten hun schouders op." Xia droomt van een vaste, ongehuwde vriend met wie hij het liefst zou samenwonen. "Maar tegelijk weet ik dat ik als oudste zoon zal moeten trouwen. Daar valt niet aan te ontkomen. Ik heb immers de plicht om de familielijn voort te zetten en mijn ouders een kleinkind te schenken." Met pa en ma over zijn seksualiteit praten ziet Xia als onmogelijk. "Ze zouden het niet aankunnen." Trouwen met een vrouw die je seksueel niet aantrekt, haar dat aandoen en jezelf, Xia heeft het er moeilijk mee maar ziet geen andere uitweg. "Ach, ik wil vooral een echtgenote die me zoveel mogelijk met rust laat, zodat ik in alle discretie mijn gang kan gaan. Haar bekennen dat ik een 'kameraad' ben, is uitgesloten. Dan komt er vreselijke heisa van, worden de families betrokken en riskeer je het huis te worden uitgezet. Ik heb het al vaak genoeg zien gebeuren, met mannen die dachten dat hun echtgenote ruimdenkender was dan de meesten. "We moeten ons bij ons lot neerleggen. Misschien zijn we de laatste generatie die wordt opgeofferd. Ik merk dat de mentaliteit van de Chinezen aan het veranderen is. Jongeren vinden homoseksualiteit geen taboe. Zij zijn de ouders van morgen, ze zullen het hun kroost vergeven als die met de onvermijdelijke mededeling komt. Maar voor ons is die openheid niet weggelegd." De 28-jarige Yin Cong is het er roerend mee eens. Hij werkt als aidsvoorlichter voor een buitenlandse ngo en staat bekend als een joviaal en uitgesproken figuur. Dat we aan het laatste tafeltje, achter in de zaak moeten gaan zitten, gebaart hij. "Opdat ik eerlijk met u zou kunnen zijn." Hij zucht, kijkt weg en steekt een sigaret op. De op het eerste gezicht erg populaire en zelfverzekerde Yin heeft het niet getroffen. Hij kwam er drie jaar geleden achter dat hij seropositief was, een besmetting die hij aan het delen van heroïnenaalden wijt. "Wisten wij vroeger veel." Hij haalt zijn schouders op en vertelt dat hij wekenlang aan zelfmoord heeft gedacht. Alleen de opvang en steun van een paar goede vrienden deed hem van zijn voornemen afzien. Een van hen overtuigde hem later om deel te nemen aan een aidsconferentie in Thailand. Daar getuigde hij over het taboe rond homoseksualiteit, drugs en aids. Hij vertelde verhalen over vrienden die wel recht hadden op gratis antiretrovirale middelen, maar alleen als ze naar hun geboortestad terugkeerden, wat gelijkstaat met sociale zelfmoord. Tegelijk hekelde hij het beleid van de ziekenhuizen. Ze worden door de overheid verplicht om niets aan te rekenen voor de aidsmedicijnen maar laten patiënten fiks betalen voor al de rest. Tests, de behandeling van opportunistische ziekten, het zijn financiële aderlatingen voor de betrokkenen. Uiteindelijk, had hij zijn gehoor voorgehouden, geeft de Chinese overheid geen zier om haar aidspatiënten. Ze treedt niet op tegen de discriminatie van mensen met hiv/aids en de initiatieven die ze neemt, komen er alleen onder druk van het buitenland. De bottomline is, zoals altijd, snel geldgewin. "Ik sprak zo vrijuit omdat ik me op een internationale conferentie bevond, ver weg van de oren en ogen van onze regering. Maar uiteindelijk bleek er een Chinese journalist aanwezig in de zaal, die mijn getuigenis ook nog op video vastlegde. "Anderhalve week na mijn terugkeer in China kreeg ik een telefoontje van een vriend. Hij had me op tv gezien, zei hij, ik werd voorgesteld als een homo-activist die er geen punt van maakt seropositief te zijn. Ik dacht dat ik stierf. Stel je voor dat mijn ouders, die in een districtshoofdstad in de naburige provincie Guangxi wonen, dit te zien krijgen. Ik ben altijd hun favoriete kind geweest, de jongste, de slimste, de liefste. "Bij mijn volgende familiebezoek nam een nicht me apart. Ze zei geschokt te zijn over mijn tv-debuut. Ik heb het in alle toonaarden ontkend. Ik wist dat er nauwelijks één minuut was uitgezonden en dat ze me niet aan het woord hadden gelaten. "Een halve maand later wachtte me nog een onaangename verrassing. Een andere kennis belde om me te feliciteren. Dat ik zo moedig was, zei hij, om op een internetsite zo ongezouten mijn mening te geven over het beleid en om zonder meer te stellen ik dat seropositief was. "Ik heb prompt de journalist in kwestie gecontacteerd, die me beloofde mijn getuigenis van zijn website te verwijderen. Hij ondernam evenwel niets. Een half jaar van boze brieven en telefoons heeft me dat gekost. Weet je wat hem uiteindelijk overtuigd heeft? Het dreigement om een knokploeg op zijn kantoor af te sturen. Maar het kwaad is geschied. Als ik nu met mensen praat die ik niet goed ken, vraag ik me altijd af of ze die clip zouden hebben gezien. Ik observeer hun houding, hun lichaamstaal. Ben ik een van hen of een verwerpeling?"
De tijden zijn minder veranderd dan je zou denken. Het zijn de nieuwsberichten die misleiden, over het inrichten van een vak homoseksualiteit aan de prestigieuze Shanghainese Fudanuniversiteit sinds 2003 bijvoorbeeld, of over de initiatieven van Li Yinhe, 's lands bekendste seksuologe. Tijdens de zitting van het Nationaal Volkscongres in maart probeerde Li voor de derde keer een voorstel in te dienen tot legalisering van het homohuwelijk. Even leek het Rijk van het Midden ernstig te overwegen om de verschillende Europese naties te volgen die een dergelijke verbintenis al mogelijk maakten. Li's voorstel werd evenwel niet besproken, ze kon niet eens de nodige dertig handtekeningen verzamelen, op een totaal van bijna tweeduizend afgevaardigden van het Nationaal Volkscongres. Maar ze haalde natuurlijk wel de kranten, waardoor er toch enige aandacht kwam. Maar de media, zij het alleen de buitenlandse, meldden ook andere dingen. Dat het eerste homocultuurfestival dat in december in Pekings kunstfabriek 798 had moeten plaatsvinden, door de politie werd verhinderd. En zelfs toen de organisatoren het evenement in miniversie in een café wilden laten doorgaan, omsingelden de ordediensten het etablissement nog voor het publiek naar binnen kon. Bovendien is het nog maar vijf jaar geleden dat homoseksualiteit als geestesziekte werd geschrapt. Daarvoor waren gedwongen behandelingen mogelijk. Volgens seksuologieprofessor Ruan Fangfu werd homoseksualiteit in plaatsen als de noordoostelijke miljoenenstad Harbin zelfs tot in de jaren 90 met elektroshocks verholpen. De onderzoeker legt in zijn boek Sex in China: Studies in Sexology in Chinese Culture voorts uit dat het communisme behoorlijk homofoob is gebleken, terwijl de traditionele Chinese cultuur eigenlijk weinig moeite had met seks tussen mannen. Op voorwaarde tenminste dat ze de woorden van de confucianistische wijsheer Mencius (4de eeuw v. Chr.) niet vergaten. Die zei dat er "drie dingen zijn die onpiëteitsvol zijn, waarvan het niet hebben van nageslacht het ergste is". Voor de duidelijkheid: Mencius bedoelde specifiek zonen, dochters telden niet mee. Ze werden in de familiestambomen niet eens vermeld. Meisjes vertrokken bij hun huwelijk immers definitief en de kinderen die ze baarden golden als de zonen en dochters van de families waar ze introuwden. Maar eenmaal als ze de vaders van hun zonen waren, mochten de edelen in China in hun slaapkamers uitrichten wat ze wilden. Pan Guangdan, de bekende antropoloog uit de precommunistische tijd die Darwins werken vertaalde, schreef zelfs dat de keizers van China's eerste grote keizerrijk, de Han (202 v. Chr.-221) er haast allemaal minnaars op nahielden. Over 'de passie van de afgeknipte mouw' had men het toen, verwijzend naar het verhaal waarbij keizer Ai (27-1 v. Chr.) de mouw van zijn gewaad afknipte om zijn geliefde Dong Xian niet te wekken, die er op in slaap was gevallen. Pans collega Sun Cizhou schreef in 1944 zelfs dat Qu Yuan, de beroemde dichter uit de derde, vierde eeuw voor Christus, die de nog jaarlijks in China en Hongkong georganiseerde Drakenbootraces inspireerde, en die geldt als een van de meest deugdzame patriottische Chinese intellectuelen, het met de koning hield. En in het zuiden van China, vooral in de provincie Fujian dan, kent iedereen Hu Tianbao. De legende wil dat de man zo verliefd was op een jonge, knappe functionaris dat hij hem tijdens het liefdesspel ging bespieden. Hu werd betrapt en bekocht zijn voyeurisme met de dood. De goden van de onderwereld hadden evenwel medelijden met hem, ze achtten de straf voor een dergelijke misdaad uit liefde al te hoog, en gaven hem een tempel in de provinciehoofdstad Fuzhou. Voortaan zou hij al diegenen die hem eer betuigden, kunnen helpen bij het vervullen van hun homoseksuele verlangens. Zo ontstond er een echte cultus voor Hu Tianbao. En telkens als hij zijn kracht had bewezen, werd hij passend bedankt. Er werden hem varkensdarmen om de mond gesmeerd, vermengd met suiker. Het ritueel wekte de verontwaardiging van de achttiende eeuwse hoge ambtenaar Zhu Gui, die de beeltenissen van Hu vernietigde. Twee eeuwen eerder had de Italiaanse jezuïet Matteo Ricci, die 27 jaar aan het keizerlijke hof sleet, zich ook al bijzonder negatief uitgelaten over de openlijke homoseksuele praktijken. "Datgene wat best de ellende aangeeft van deze mensen", schreef hij, "is dat ze behalve aan de natuurlijke lusten ook aan de onnatuurlijke toegeven. (...) Er is geen wet die het verbiedt en geen mens die te beschaamd is om erover te spreken." Wanneer zijn de Chinezen dan hun permissiviteit verloren? De eerste wet die homoseksualiteit verbiedt, werd in 1740 van kracht, in een tijd van strikt confucianisme en rigoureuze sociale orde. Experts als Bret Hinsch, auteur van Passions of the cut sleeve betwijfelen evenwel of er veel toezicht was op de naleving van de wet. Een veel negatievere invloed had de Zelfversterkingsbeweging (1861-'94), die de Chinese instituties aan het einde van het keizerrijk probeerde te moderniseren en liberaliseren naar westers voorbeeld, teneinde beter te zijn gewapend tegen het steeds imperialistischer optredende Westen. Vanaf het midden van de negentiende eeuw werd er veel westerse 'kennis' vertaald en onderzocht, het christendom kreeg grotere invloed en daarmee ook de homofobie. De allerergste periode voor China's homo's, zo schrijven onderzoekers, was evenwel de Culturele Revolutie. Toen werden duizenden mannen die heimelijke relaties hadden met mannen als 'hooligans' opgepakt en naar werkkampen gestuurd. "Als je bedenkt wat er toen is gebeurd", zo schreef seksuologe Lin Yihe onlangs, "dan kun je niet anders dan concluderen dat er veel vooruitgang is geboekt, toch?" Ze heeft een punt. We zouden enige jaren geleden nooit hebben geloofd dat oorden als het Kunmingse Lenteregentheehuis ongestoord travestieshows zouden kunnen organiseren. En dat zoveel kameraden er dagelijks terecht zouden kunnen. Maar de permissiviteit is afgemeten, ze strekt zich uit niet voorbij de voordeur van het etablissement. Hier binnen zijn Xiong, Xia en Yin zelfbewuste homo's, daarbuiten niet. Ze weten wel beter.
China- Oorverdovende stilte - lees het eerste hoofdstuk uit Volksrepubliek van Verlangen
Vroeger bestond China alleen als ik stout en mijn moeder in de buurt was. Als onderdeel nog wel, van de immer schril klinkende uitroep kinderkes van China, waarmee ze uiting gaf aan een mengeling van verontwaardiging, ontzetting en woede. Het was in het werkhok van opa dat ik er als zesjarige mee kennismaakte, op een zonnig, zondags familiefeest. Ik herinner me mijn door moeder zelf genaaide jurkje nog, hoe stijf en onaangenaam de stof aanvoelde, maar vooral hoe het eerst wit was en later onvergeeflijk zwart. Het was een kwestie van luttele seconden, van noodlottig onoplettend roeren. In een kleverig blik teer waarmee dagen eerder de dakgoten waren ingesmeerd. Later kwam China uit een vijver. Uit overmoed vooral, en achteraf beschouwd, ook uit onkunde aangaande longen en kieuwen. Ik meende dat ademen onder water een loutere kwestie van volhouden was, en concreet: van blijven zuigen met je tanden stijf op elkaar. Alsof het water buiten te houden zou zijn, en de zuurstof er zich wonderlijk uit zou weten te bevrijden. Ik had mijn plan aan mijn ouders moeten voorleggen, ik weet het, maar aangezien ze zelf niet konden zwemmen en een eerder angstige attitude hadden jegens mijn niet zeldzame experimenten met de wereld en mezelf, leek dat onverstandig. En toch. Ik zou die dag in dat nauwelijks kniehoge, troebele water zijn verzopen als moeder me er niet, met de bekende verwijzing naar het Rijk van het Midden, had uitgehesen, aldus haar zondagse kleren verpestend. Ik kon me bij China behalve lichte rampspoed en ouderlijke boosheid, niets voorstellen. Of tenminste: niets reeëls of tastbaars, ik was er alleen van overtuigd dat het een indrukwekkend oord moest zijn, anders zou moeder zijn jongste generatie toch niet voortdurend om bijstand smeken? Later werd mijn bewondering evenwel minder, veel minder. Aan moeders eeuwige haast en onzorgvuldigheid, wijt ik dat nu, en aan Artis-Historia, dat ons de allereerste blik gunde op een vijfde van de mensheid. We hadden de punten voor het album gedurende lange, verwachtingsvolle maanden bijeengespaard, en toen het eindelijk, na ook nog een lange middag van moederlijk gefoeter en herhaaldelijke verbanning van de kroost naar de slaapkamer, in de boekenkast stond, viel het dik tegen. De bladzijden golfden van vochtigheid, de prenten klitten samen en gingen bij de derde inkijk al scheuren. China rook gewoon naar lijm en hield op te bestaan. Het is lang zo gebleven. Zo lang dat ik er argwanend van werd. Dat wantrouwen werd verder gevoed door het feit dat de stilte niet alleen Maos rijk omsloot, maar min of meer alle landen en regios die de goddelijke adem van de westerse beschaving hadden moeten ontberen of die zich los hadden geworsteld uit de klauwen van de handelaars, de zendelingen, de bestuurders en de ordinaire rovers die haar meenden te vertegenwoordigen. In de laatste jaren van de middelbare school, toen we in de zoveelste concentrische cirkel de verwezenlijkingen en blunders bestudeerden van Ramses, Roosevelt en alle (voornamelijk mannelijke) figuren en rijken die tussen hen in ploeterden, werd de stilte oorverdovend. Mijn vraag was er uiteindelijk een simpele: hoe de rest van de wereld al die tijd had geleefd, en hoe ze toch tot totale vergetelheid kon zijn gedoemd? Het besluit om elders te kijken was genomen, dat om sinologie te gaan studeren lag in het verschiet.
Een kwart eeuw later is er veel en weinig veranderd. Artis-Historia ging op de fles, dat wel. En: alles komt nu uit China en China is overal. Maar de culturele bijziendheid is gebleven en in sommige opzichten zelfs nog verergerd. De modale journaalkijker kan u meer vertellen over het aantal ongevallen per maand op de snelweg, en wie het in de kneuterige binnenlandse politiek met wie houdt, dan over de kwesties die zijn of haar leven in dit geglobaliseerde tijdperk zullen redden, omgooien of verwoesten. Het China-discours lijkt nog vaak op een inplakalbum. Sommigen ontbreekt het de moed om aan de slag te gaan, wegens niet goed met lijm en met China, anderen wrijven uren met evenveel bewondering als onbegrip op de plaatsjes, terwijl bij de luidste juichers de paginas zijn krom getrokken door de gretigheid van het winstperspectief. Als 1,3 miljard mensen hetzelfde merk cornflakes zouden gaan vreten, hoe hard zou de kassa van deze of gene multinational dan wel niet rinkelen? En zelfs als maar één procent van hen het spul zou lusten, dan nog zouden de managers in hun overzeese hoofdkwartier moeten overwerken. De massa, de kansen, de groei en het snelle geld. Het economische gewicht van s werelds volkrijkste natie inspireert evengoed de toespraken van de politieke leiders van de wereld. Als ze op Chinareis mogen, gebruiken ze niet minder maar juist meer langue de bois dan vroeger. De belangen van opgesloten journalisten, Falungong-beoefenaars, vakbondslui, boerenleiders, stichters van ondergrondse kerken, Oeigoeren, Tibetanen of van twee miljoen Soedanezen uit Darfur, moeten wijken voor de grote contracten. Voor potentiële jobs thuis nu, en tevreden kiezers straks. China ruikt naar succes, ze bestaat als natie in de publieke opinie en in het westerse collectieve geheugen als weinig meer dan een ansichtkaart. Het is een oord dat doet dromen. Vroeger, zelfs betroffen de voorstellingen in zelfs verlichte geesten als die van Sartre, het socialistisch paradijs. Nu gaan ze over een pas ontdekte, nouveau riche natie. Eén die zich in superlatieven laat definiëren, en die beseft dat de volgende eeuw haar toebehoort. China is een hyperbool van transformatie, een reus die te vrezen of te verleiden valt. En: een experiment in demografie, urbanisering en industrialisering. Ik herken in die rêverieën evenwel het land niet in dat in de voorbije twee decennia mijn tweede vaderland werd. En dat ik, zowel voor reportages voor de krant De Morgen, als tijdens vakanties, haast jaarlijks bezocht. Misschien heeft het gewoon met het verschil te maken, tussen lang kijken en dat blijven doen, en plots ontdekken. Een beetje zoals met kinderen: je eigen zonen of dochters lijken nauwelijks te veranderen, terwijl die van anderen, kinderkes van China, plots onvoorstelbaar groot zijn geworden. Hoe harder de peptalk aanzwelt, hoe meer ze me ergert en mijn gedachten doet afdwalen. Ze meanderen langs de overbevolkte metropolen, de groene rijstvelden, de deprimerende woonblokken, de uitgedroogde rivierbeddingen die tot afvalstort transformeerden, de treinreizen in de goedkoopste klasse, de besneeuwde bergwegen en de tsjokvolle internetcafés. China draagt het grauwste en het heerlijkste in zich. Tijdens elke reis, in de voorbije twintig jaar en nu nog. Ook tijdens de drie laatste trips, die ik tussen oktober 2005 en mei 2006 voor De Morgen maakte en waarvan dit boek in zekere zin de neerslag is. Het is de China-hype die me tot die jongste reizen aanzette. Of beter: de vertekening van de realiteit die er uit voortvloeide, deed het m. Voor mijn geestesoog zie ik de boerenfamilies die zich door de eeuwen heen als geen ander hebben bekwaamd in de kunst van het bitter eten, de afgedankte arbeiders van de staatsbedrijven die zich over de dertig en uitgespuwd weten, de gewezen junks die het geheim van hun naalden levenslang in hun hart moeten begraven, de seropositieven voor wie hiv een gedwongen scheiding van hun kinderen betekent, de Tibetanen en de Oeigoeren die in de periferie van de moderniseringskoorts voortploeteren. Ze verdienen beter, ze verdienen bovenal gehoord te worden. Hoe luider het China-gekakel, hoe meer ik verlang naar mijn oude vrienden. Naar zij die bleven en zij die vertrokken maar uiteindelijk toch terugkeerden. Omdat ze een Chinese Muur in hun hoofd hebben, maar daar elders pas achterkwamen. En naar zij die wegbleven, en nu alleen nog naar China op familiebezoek gaan, zich keer op keer tomeloos ergerend aan de oppervlakkigheid en de geldzucht van hun vroegere vrienden. Hun gevoelens voor het oude vaderland zijn dubbel geworden: hier missen ze het, daar willen ze na een paar dagen al weer weg. Altijd weer verbazen ze zich over hoe veel en hoe weinig alles is veranderd. Zo is het, helemaal. Ik verlang ook naar de slechts matig succesvolle theater- en documentairemaker, die het filosoferen over zijn vaderland zelfs tijdens het bakken van noedels niet kan laten. Dat dit tegelijk Chinas beste en slechtste tijdsgewricht ooit is, zei hij enige maanden geleden tegen me in Peking. Grotere fortuinen, diepere ellende. En: slechte meesters maar de beste die dit volk ooit heeft gediend. Hij lachtte en meende dat ik hem wel gek zou verklaren, maar beweerde vervolgens toch dat totale persvrijheid werkelijk in instant burgeroorlog zou uitmonden. Dit volk heeft behoefte aan de oogkleppen die het wordt opgelegd. Met de gehele waarheid valt niet te leven. Hoe het ooit zover is kunnen komen? Ach, 30 jaar van maoïstische waanzin leverden niet alleen een gigantische achterstand op de rest van de wereld op, ze hebben ons tevens moreel uitgekleed. God noch gebod heeft het overleefd, we zijn gehaast en de begeerte regeert. Schrikbarend is dat. De begeerte van een vijfde van de mensheid. Ze willen alles. Nu. Welkom in de Volksrepubliek van Verlangen.
Het valt niet te ontkennen: in de laatste twee decennia van de vorige eeuw groeide geen enkel land op deze planeet zo hard als China. De slapende reus ontwaakte en haastte zich met zevenmijlslaarzen van Marx naar de markt. Traditionele hutongs (kleine rijhuizen in steegjes) groeiden uit tot blauwglazige flatgebouwen, boeren verruilden de akker voor de bouwput, maopakjes verkasten van het volkswarenhuis naar de rommelmarkt voor buitenlanders, en partij-ideologen reïncarneerden in computerspecialisten. Instantwelvaart, ontstaan terwijl de wereld even niet keek.
Maar in het halleluja over China's astronomische ontwikkeling staat men nauwelijks stil bij de prijs die 's lands rivieren, bomen, dieren en mensen daarvoor betalen. Twee derde van de oppervlakte ging in de voorbije halve eeuw verloren aan bodemerosie en woestijnvorming. Mao Zedongs stompzinnige politieke campagnes sorteerden een ongeziene ecologische destructie, en de introductie van de markteconomie en het onbeschaamde grove geldgewin versnelden de rampspoed nog.
Worden de 1,3 miljard Chinezen steeds rijker, in milieutermen is de verarming dramatisch. Sinds de stichting van de Volksrepubliek in 1949, zo becijferde de in ballingschap wonende schrijver Zheng Yi in zijn pas verschenen China's ecologische winter, is de totale biosfeer per capita teruggebracht tot een vijfde van daarvoor. De ecologische schade vreet jaarlijks minstens 14 procent van het bnp weg.
De gevolgen van de massale lucht- en watervervuiling zijn niet uitgebleven: milieufactoren vormen anno 2003 een van de vier belangrijkste doodsoorzaken en kosten jaarlijks aan minstens 178.000 mensen het leven, terwijl 346.000 anderen in ziekenhuizen moeten worden opgenomen en geen enkel ander land zoveel gevallen van - aan pollutie gelieerde - leverkanker vaststelt. "Het probleem", zo schrijft Zheng, "is dat de grond geen eigenaren heeft van vlees en bloed, en dat bijgevolg iedereen doet alsof het andermans probleem is, alsof de staat, de Partij of een of andere vage instantie de rotzooi maar moet opruimen. Geef mensen grondrechten en ze nemen er de plichten, de zorg, graag bij."
Maar wat zeggen cijfers en bespiegelingen? Veel minder, in zekere zin, dan het uitzicht vanuit een hotelkamer in Shenyang, de hoofdstad van de provincie Liaoning in Noordoost-China. In de jaren dertig vestigde de Japanse bezettingsmacht hier de eerste zware industrie van het land en twintig jaar later spendeerde Mao Zedong in deze regio het gros van het budget van zijn eerste industriële vijfjarenplan. Shenyang belichaamde decennialang de socialistische zekerheid van eeuwige tewerkstelling, voortdurende en vooral immer exponentieel stijgende welvaart. En toen het Oosten nog rood was, waren groene gedachten uit den boze. Zorgen voor later, zeg maar.
Bovendien keerde het tij in de jaren tachtig en verschoof de aandacht van de Chinese leiders van het noordoosten naar het oosten. Shanghai moest de nieuwe industriële groeipool worden: in plaats van Shenyangs industrieën technologisch te upgraden verrezen nieuwe fabrieken aan de oostkust, een beleidsbeslissing die vast te maken heeft met het feit dat gewezen partijleider en president Jiang Zemin - die velen tot op heden China's machtigste man noemen - toentertijd burgemeester was van Shanghai.
Aldus torst het loodgrijze, zeven miljoen inwoners tellende Shenyang nu op wat officieel een heldere lentedag heet een verstikkende smogdeken waar de zon zich slechts moeilijk doorheen brandt. Maar, zo verzekeren de bewoners van de stad, de luchtkwaliteit is nog nooit zo goed geweest als nu.
Dat Shenyang bovenaan prijkt op de lijst van 's werelds meest vervuilde steden, daar zijn ze niet van op de hoogte, want de Chinese kranten maken weinig woorden vuil aan dergelijk slecht nieuws. Wat de Shenyangnezen wel weten, is dat de hemel is opgeklaard sinds het gros van de flatgebouwen vorig jaar van steenkool op aardgas overschakelde voor de verwarming, waarbij de honderden oude districtsboilers met hun lage, zwarte schoorstenen naar de industriële archeologie verwezen werden.
Een nog groter verschil, zij het dat velen er een bitterzoet gevoel bij hadden, maakte de sluiting in augustus 2000 van de bankroete Shenyang-hoogoven. Toen dat 20.000 werknemers tellende staatsbedrijf nog in leven was en zich de belangrijkste goud- en zilverproducent van China mocht noemen, was het verantwoordelijk voor maar liefst 40 procent van de uitstoot van zwaveldioxide boven de stad.
Nu staat er nog nauwelijks een poot van die uit de periode van de Japanse bezetting daterende dinosaurus overeind. Het hek houdt wel stand, met inbegrip van een gepensioneerde bewaker voor een miezerig hokje. Daarachter gapen de wonden van de afbraak. Grote hopen steengruis, verwrongen metalen platen met slogans aangaande veiligheid, efficiëntie en kwaliteit, alsook gestaag wegroestende karkassen van voertuigen, ontdaan van alle nog bruikbare elementen.
Aan de overkant van de straat vegeteren nog meer restanten van het socialistische paradijs. Een Volkscultuurpaleis met ingeslagen ruiten en achter bergen huisvuil het gesloten Volksziekenhuis, dat tot aan het einde van de vorige eeuw gratis medische zorg garandeerde voor alle werknemers.
In de deuropening van een mistroostig grijs bouwsel aan de zijkant wenkt een tengere vrouw. Ze heet Liao, is drieënveertig en radeloos. Dat ze niet weet waar het goed voor kan zijn, begint ze, maar ze hoopt dat we naar haar verhaal willen luisteren. De hoogoven zit bij Liao in de familie: haar vader werkte er zijn hele leven, zij spendeerde er zelf twee decennia en haar man anderhalf. "We waren trots dat we voor een van de beste staatsbedrijven van het land werkten, en tot voor een paar jaar had niemand zelfs maar vermoed dat daar ooit een einde aan kon komen. We gaven onze jeugd en onze geestdrift aan dit bedrijf, en hoe werden we beloond? Met een aalmoes." Liao heeft omgerekend 2.500 euro gekregen, een eenmalige ontslagvergoeding waarmee tevens haar pensioensrechten en elke vorm van ziekteverzekering geannuleerd zijn.
"Aangezien de uitbetaling gebaseerd was op het aantal jaren dienst kreeg mijn man nog minder. Daarom moeten we wel hier blijven, in deze 15 vierkante meter grote 'flat' die al jaren aan herstelling toe is. Er is geen geld om een ander appartement te kopen, zelfs niet tegen een spotprijs. Veroordeeld zijn we, samen met de ongeveer honderd anderen die hier zijn gebleven, in hoofdzaak bejaarden en alleenstaanden, mensen zonder enig perspectief. Zonder acceptabel toilet ook: de bestaande, gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen zijn al jaren niet meer onderhouden. De mannentoiletten zijn onbruikbaar geworden, de waszaal wordt elke zomer overrompeld door ongedierte en warm water is herleid tot een herinnering aan betere tijden.
"Ander werk zoeken?" Liao spreekt de woorden uit als betrof het een landing op de maan. "Ja, de kranten staan bol van de verhalen van mensen die via de herscholingsprogramma's van de stedelijke en provinciale overheid aan een nieuwe baan kwamen. Maar wie gelooft die onzin? Neem het van mij aan: als je eenmaal de veertig gepasseerd bent, of zelfs als je gewoon ouder bent dan vijfendertig, kun je het vergeten. Het vreet verschrikkelijk aan me. Wat moet er van onze zoon worden, die moderne technologieën wil studeren? Zijn jaarlijkse schoolgeld bedraagt de helft van de totale ontslagpremie van mijn man. Ze hebben ons niet alleen ons leven maar ook onze toekomst ontnomen. En de kaderleden van weleer, die eten nog altijd zeevruchten in de beste restaurants van de stad. Zij kopen nieuwe appartementen. Weet u dat alleen de duurste van die nu overal opduikende wolkenkrabbers goed verkopen? Voor de rijken zijn het gouden tijden. Maar alleen voor hen."
Liao begint onbedaarlijk te huilen, wat Max, de Chinese student die ons op deze wandeling vergezelt, bijzonder nerveus maakt. Dat we meteen moeten vertrekken, snauwt hij, het wordt te gevaarlijk. Als we geen aanstalten maken om op te stappen wordt hij nog kwader. "Dit zou me in de gevangenis kunnen doen belanden, beseft u niet hoe riskant het is over politiek te praten?"
Een vreemde definitie van politiek, de zijne, en toch. Het valt niet te ontkennen dat de Chinese leiders er net zo over denken en verhalen als dat van Liao angstvallig uit de media houden. Haar lotgevallen zijn nochtans die van veel Chinezen anno 2003: in een stad als Shenyang werkte niet minder dan 53 procent van de beroepsbevolking in een staatsbedrijf en in 1997 was al 30 procent van hen werkloos.
Deze mensen behoorden destijds tot de meest geprivilegieerde klasse van het land, wat hen tot de allertrouwste supporters van China's Communistische Partij maakte, en met de herstructurering van de staatsbedrijven verloren ze in één klap alles.
Tot een flink jaar geleden lokte dat enorme arbeidsprotesten uit, vaak omdat de bedrijfsleiders bedenkelijke trucjes gebruikten. Zo verminderden ze een paar maanden voor het faillissement het loon van hun werknemers. Aangezien het laatste salaris de basis vormt voor de over een periode van twee jaar maandelijks uitbetaalde ontslagvergoeding, kregen de ontslagen werknemers daardoor aanzienlijk minder.
Shenyang was in de late jaren negentig de woeligste stad van het land. Elke dag werden her en der kruispunten bezet, vatten bejaarden voor het partijgebouw post om hun rechten op te eisen en scandeerden ontevredenen letterlijk bedoelde socialistische slogans.
Dat de rust ondertussen is weergekeerd, weerspiegelt geen ware verbetering van de situatie maar illustreert het overheersende gevoel van 'mei banfa': er is niets aan te doen. "We zouden wel gek moeten zijn", zal een taxichauffeur die zelf drie jaar geleden zijn baan verloor een paar dagen later uitleggen, "om op straat te blijven komen. Dat resulteert alleen in rake klappen, een rit richting politiekantoor en een vreselijke hoop heibel achteraf. En zo houd je van die ontslagpremie uiteindelijk nog veel minder over."
Dat zouden de vier arbeiders die vorig jaar de protesten leidden in het nabijgelegen Liaoyang alleen maar beamen. Gesteld dan dat ze niet mond- en zelfs letterlijk bijna dood waren. 'De vier van Liaoyang', zoals mensenrechtenorganisaties ze later zouden noemen, voerden tijdens een manifestatie in maart 2002 hun tienduizend collega's van de Liaoyang Ferro-Alloy aan, een mastodont die in 1998 na onwaarschijnlijk wanbeheer het faillissement aanvroeg. Al twintig maanden hadden de demonstranten het zonder maandelijkse ontslagpremie moeten doen, terwijl de wegens zijn gesjoemel alom gehate bedrijfsmanager nog altijd op grote voet leefde.
Hoewel de lokale partijsecretaris zei de grieven van de betogers te begrijpen, werd het viertal prompt als 'opruiers' gearresteerd. In december van vorig jaar werden twee van hen vrijgelaten, de anderen werden beschuldigd van 'poging tot oprichting van een illegale organisatie' en 'contact met buitenlandse journalisten', met negatieve berichtgeving tot gevolg.
Toen hun proces in januari begon, zakte de ene activist in het beklaagdenbankje ineen. Van de andere is bekend dat hij een beroerte had in de gevangenis en met ernstige hartproblemen kampt. Ondanks campagnes van Human Rights Watch en Amnesty International voor hun vrijlating mocht het duo zelfs geen familieleden ontvangen in de gevangenis.
Begin mei kwam de uitspraak: de ene kreeg zeven jaar cel, de andere vier jaar wegens 'pogingen tot het omverwerpen van de staat'. Hun advocaat was op hun proces niet eens aanwezig en de twee mannen kregen evenmin de kans zichzelf te verdedigen.
Het enige positieve in de zaak is dat de manager en zijn trawanten evenmin aan het gerecht zijn ontsnapt. Een van de vroegere kaderleden kreeg dertien jaar cel wegens fraude, corruptie en aluminiumsmokkel, een andere zes jaar wegens verduistering van overheidsgeld en een derde vier jaar wegens medeplichtigheid.
Metershoge reclameborden, blanke vrouwen in beha. Daaronder: een van de smalle entrees van de Wu'ai-markt, de grootste van de drieënveertig markten van Shenyang en bedrieglijk van aard. Veertigduizend standplaatsen telt dit oord, en je kunt er alles kopen, van nagelknippers over handtassen en kleren tot rugzakken en matrassen. Afdingen is geboden, maar de prijzen van deze vooral uit de oostelijke provincie Zhejiang afkomstige goederen zijn laag. Lokale producten zijn nauwelijks te vinden: de diversificatie van de industrie in Shenyang is een plan voor de toekomst. De stad en zelfs de hele provincie staan bekend om hun bureaucratische muggenzifterij en hun laattijdige privatisering, waardoor weinig zakenlui de voorbije jaren zin hadden om er te investeren.
Opmerkelijker nog dan de selectie aan koopwaar zijn de mannen en vrouwen die ze verkopen. Werklozen uit de staatssector zouden wij hen noemen, maar in China uit dat fenomeen zich in een Babylonische spraakverwarring. Men heeft het vooral over 'xiagang' (het verlaten van zijn functie), maar ook over 'changqi fangjia' (lange vakantie), 'tiqian tuixiu' (vervroegd pensioen, voor niet eens veertigjarige vrouwen en mannen die jonger zijn dan vijftig) of 'daiye' (wachten op werk).
"Noem het maar gewoon 'shiye' (werk kwijt)", lacht een verkoopster, "want al die termen zijn gewoon bedoeld om de realiteit te verdoezelen en de statistieken te vervalsen. Je leest in de kranten dat de werkloosheid hier 3 procent bedraagt. Het grapje gaat dat ze gewoon het nulletje erbij vergaten. En misschien is het niet eens 30 maar zelfs 40 procent.
"We zien het ook in de omzet hier: veel kijkers, weinig kopers. En de concurrentie wordt almaar groter. Zelfs de mingong (boeren die van het platteland naar de stad trokken op zoek naar werk) huren nu in groten getale standplaatsen, omdat ze elders in de stad niet meer aan de bak komen."
De mingong in Shenyang worden op negenhonderdduizend geschat. Jonge mannen en vrouwen die hun dorpen verwisselden voor de talloze bouwwerven, en in het slechtste geval voor de straathoeken van de stad. Dat laatste houdt uren- en vaak zelfs dagenlang wachten in op een tijdelijke werkgever, met een bord om de nek dat hun nut aangeeft.
Aan de ingang van het Lu Xun-park staan er honderden. Koks, chauffeurs, elektriciens, schoonmaaksters en bejaardenverzorgers. "Allemaal mingong", zegt een oudere man. "Mensen uit de staatsbedrijven paraderen niet op die manier op straat. Zelfs al hebben ze het erg moeilijk, zij willen geen gezichtsverlies lijden en herkend worden door hun buren of kennissen. Deze lieden hebben cultuur noch trots. Ze zijn gewoon bang voor het harde werk op het land en pikken schaamteloos onze banen in. Men zou hen moeten repatriëren, maar dat gebeurt niet."
De waarheid is even anders: het werk dat deze mingong aannemen, zou geen stadsmens willen: vuil, gevaarlijk, lastig en vooral onderbetaald - zeg maar exploitatie. "Het probleem", vindt een boerenzoon die deze week nog geen enkel baantje kon versieren, "is dat er weinig goede bazen zijn. U hebt het verhaal misschien gelezen over die mingong-voorman in Guangdong die ermee dreigde van een wolkenkrabber te springen als hij en zijn mensen hun al maanden niet meer betaalde loon niet ontvingen. Dat gebeurt ook hier, en het probleem is dat je meestal geen kant op kunt. Op de politie hoef je niet te rekenen, die maakt je alleen het leven zuur, en verwacht vooral geen sympathie van de stedelingen, wier arrogantie en meerderwaardigheidsgevoel vreemd genoeg niet worden aangevreten door hun lege beurzen. Ach, het leven van ons, boeren, is altijd al bitter eten geweest."
Het gros van de mingong, die in het hele land op vele tientallen miljoenen worden geschat, denkt er net zo over. Uit een recent nationaal onderzoek dat door het persbureau Nieuw China werd gepubliceerd blijkt dat driekwart van deze 'gastarbeiders' problemen heeft met de betaling van hun loon en dat niet meer dan een op de vier mingong enig heil ziet in het aankloppen bij de overheid.
"Shenyang deprimerend?" De buitenlandse milieuconsultant vraagt het enigszins schamperend. "Dan raad ik u een bezoek aan de rest van Liaozhong aan, de zogenaamde centrale regio van de provincie Liaoning, waar de zware industrie van het hele land geconcentreerd zit en waar meer dan de helft van de 43 miljoen inwoners van de provincie woont. Shenyang heeft immers nog enige slagkracht: het is de provinciehoofdstad, de centen vloeien zowel uit Peking als uit de regio hiernaar toe, wat zich vertaalt in talloze (zij het vaak buitenissige) bouwactiviteiten, die de stad het aanblik van een permanente werf geven."
Op naar Fushun dus, voorlopig nog de steenkoolhoofdstad van China. Een economisch bedreigde stad evenwel: over hoogstens twee jaar, zo weten buitenlandse consultants in Shenyang, gaat deze grootste openluchtmijn van China definitief dicht, met minstens tienduizend nieuwe werklozen tot gevolg.
Meneer Lu, die ons aan het station opwacht na een ronduit troosteloze treinrit van een uur, windt er nu al weinig doekjes om: het is slecht gesteld met zijn geboortestad. "Vraag het aan eender wie: vroeger was het hier veel beter. Ten tijde van voorzitter Mao zijn er een paar fouten gemaakt, dat heeft men later ook toegegeven, maar het volk had werk en eten." Meneer Lu heeft het over zijn soort volk, met name de stedelingen die voor de staatsbedrijven werkten en zich op een ijzeren rijstkom mochten verheugen.
"Nu heet dit land nog socialistisch, maar het is zonder meer kapitalistisch. In een socialistisch systeem gaan fabrieken niet dicht en zitten moeders en vaders niet met de handen in het haar over hoe het morgen met hun kinderen verder moet. De officiële versie luidt dat de omschakeling naar de markt offers vraagt, maar wie nemen ze in de maling, denkt u?"
Meneer Lu heeft vast niet de studies gelezen die buitenlandse researchers over de hervorming van de staatsindustrie hebben geschreven en die aangeven dat niet minder dan 70 procent van de faillissementen te wijten is aan corruptie en wanbeheer. Maar hij weet het ook zo wel. "Socialisme met Chinese karakteristieken, zoals dat heet, is op dit moment het grootste probleem. Het komt immers neer op een eenpartijstaat waarin de burger dom wordt gehouden en geen recht heeft op een mening. De partij doet maar en weet zich ongestraft. In andere landen zouden ze allang weggestemd zijn. Wie houdt nu individuen aan de macht die louter aan hun eigen beurs en belangen denken en geen tegenspraak dulden? Als we wantoestanden ongestraft zouden kunnen aanklagen, zou de situatie meestal niet dermate uit de hand lopen."
Dat bijtende kritiek vaak een boemerangeffect heeft, heeft Jian Weiping, een van de minstens vijfentwintig Chinese journalisten die momenteel in de cel verkommeren, aan den lijve ondervonden. Deze bureauchef Noordoost-China voor de pro-Chinese Hongkong-krant Wen Wei Po werd in december 2000 gearresteerd na de publicatie van verschillende verhalen over corruptie aan de top. Hij was het die het schandaal uitbracht over de gewezen - en onderhand geëxecuteerde - vice-burgemeester van Shenyang, die voor 30 miljoen yuan aan overheidsgeld vergokte in de Macause casino's.
Jian nagelde ook de vice-burgemeester van Daqing aan de schandpaal, die op kosten van het volk achtentwintig maîtresses van huizen en auto's voorzag.
Maar toen hij de vuile was buitenhing over de ex-burgemeester van Dalian, die inmiddels gouverneur is geworden van die provincie, ging het mis. Volgens Jian hield Bo Xilai corrupte verwanten en vrienden een hand boven het hoofd. Maar een dergelijke portrettering van een rijzende ster als deze kon de Partij schijnbaar niet gebruiken en dus werd Jian in september 2001 tot negen jaar cel veroordeeld wegens subversie en het lekken van staatsgeheimen.
Geen enkele Chinese krant heeft over Jians tragische lot bericht en toch weet meneer Lu ervan. "Wat dacht je? In een nieuwsarm land als het onze heeft iedereen zo zijn kanalen", zegt hij.
Meneer Lu toert met ons langs Fushuns talloze trouble spots. De Donghu en de Xihu, open steenkoolmijnen waar mingong voor een hongerloon cokes bijeenzeven, de plaatselijke vuilnisbelt, waar bejaarden overleven door het verzamelen van flessen, metaal en nog eetbare stukken groenten en fruit. En daartussen: een verschrikkelijk vervuilende cementfabriek, troosteloze wijken met kleine huisjes en overal zwerfvuil, stof en rondhangende werklozen.
"Neem het van mij aan", zegt meneer Lu. "Niet minder dan 80 procent van de bevolking in Fushun zit zonder werk. Of laat ik het anders zeggen: ik ken niemand met een reguliere job. Sommigen zullen je vertellen dat het een kwestie is van mentaliteit. Ik was onlangs in Peking op familiebezoek, waar ik te horen kreeg dat wij noordoosterlingen niet voldoende initiatief nemen. De tijden van de gegarandeerde welvaart der luieriken zijn voorbij, zei men daar. Een paar jaar geleden werden hier gelijkaardige overheidscampagnes georganiseerd. Versterk het eigen initiatief, leer je eigen boontjes doppen, daar kwam het op neer. Maar u mag mij vertellen hoe we dat zouden moeten aanpakken. Het gros van de mensen heeft centen noch vooruitzichten, het is eindeloos schrapen om rond te komen. En dan zwijgen we nog over de slechte lucht hier, en de zwakke gezondheid van zovelen. Noemt u dat een mentaliteitsprobleem?"
Niet echt. De ter ziele gegane industrieën van Fushun hebben ontegensprekelijk een nefaste invloed op de gezondheid van de bevolking. Volgens een studie over luchtvervuiling van professor Xu Zhaoyi van het Liaoning Centrum voor Ziektepreventie en -controle zijn er in Fushun jaarlijks 2.000 vroegtijdige overlijdens die rechtstreeks te wijten zijn aan de uitstoot van stofpartikels en zwaveldioxide. Per jaar worden 3.400 mensen in het ziekenhuis opgenomen met ademhalingsproblemen en 2.400 anderen kampen met longemfyseem.
Een andere, door buitenlandse consultants uitgevoerde studie wijst uit dat in Fushun dagelijks 19 kilo cyanide, 17 kilo zware metalen en 19 ton olie in de rivieren terechtkomen, met een zware vervuiling van het - overigens steeds verder zakkende - grondwater tot gevolg. Van de iets meer dan twee miljoen inwoners van de stad en haar randgemeenten zijn zo'n 210.000 mensen veroordeeld tot zwaar gepollueerd (drink)water.
De watervervuiling, aldus datzelfde rapport, zorgt voor een landbouwproductiedaling van minstens 10 procent. Zeker even zorgwekkend is het feit dat meer dan een derde van alle akkers rond Fushun geïrrigeerd wordt met vervuild water, wat een verdubbeling veroorzaakt van het aantal kankergevallen en van het aantal baby's met misvormingen. Maar ondertussen ploegt de boer voort. En hoe. De jongste jaren is het gebruik van chemische meststoffen verdubbeld.
"In de hele regio", zo stellen de rapportschrijvers, "is de levensverwachting door deze combinatie van factoren gemiddeld twee jaar lager dan in de rest van het land. Als niet wordt opgetreden zullen veel boeren hun waardeloze, overgepollueerde gronden verlaten en zal een soort van ecologische vluchtelingen ontstaan."
De toestand in Fushun is helaas verre van uniek. Reis naar de Benxi, de 'chemiehoofdstad van China', die van een dergelijke luchtvervuiling te lijden heeft dat je ze volgens astronauten vanuit de ruimte kunt zien. Sla de beroemde Watergrotten over en haast je naar Bengang-Benxi Staal. Stank, stof, grauwe rookpluimen en spoorwegen. Immense industrieterreinen ook, vrouwen op fietsen met doorschijnende sjaals voor hun gezichten en mannen die lummelen en hardcore porno-dvd's keuren.
Mevrouw Lu en Mevrouw Yi, twee dertigers die in de eerste reorganisatieronde van dit gigantische staatsbedrijf uitvielen, baten een restaurant uit aan de grote toegangspoort van Bengang. Hun etablissement is zonder meer strategisch gelegen, maar toch is het aantal klanten beperkt. "Ach", zucht mevrouw Yi. "Er is te veel concurrentie, onderhand zijn ongeveer alle vrouwen die we kennen ontslagen. Zo gaat het overal: de vrouwen worden het eerst de laan uit gestuurd. De boodschap wordt goed ingekleed. Het begint met een verlengd zwangerschapsverlof. 'Blijf lekker thuis', zeggen ze, 'de eerste zeven jaar zijn de belangrijkste voor een kind, waarom zou je je er niet over ontfermen? Of spreken je moedergevoelens niet?' En vervolgens moeten ze je niet meer.
"Mijn zoon is onderhand acht en heeft nu een werkloze moeder die zich moe slooft in een eettent. Hard werk voor steeds minder. Iedereen moet de broekriem aanhalen. Een kom noedels na het werk, dat kunnen de meesten zich nog wel permitteren, maar daar worden we niet rijk van. Maar goed, voorlopig heeft Bengang tenminste nog genade voor onze echtgenoten. Daardoor kunnen we in onze flats blijven wonen en vormen doktersbezoeken en schoolinschrijvingen geen grote problemen."
"Hoewel", onderbreekt mevrouw Lu haar. "Als we konden, dan verlieten we Benxi voorgoed. De lucht is hier erg slecht, weet je, kijk maar naar onze huid. Ik ben ervan overtuigd dat we hier twee keer zo snel oud worden. Zelfs die nieuwe, dure crèmes uit de supermarkt helpen geen zier."
Shenyang, Fushun, Benxi, Liaoyang en Anshan kunnen met elkaar wedijveren om de titel van treurigste stad. In het hele Liaorivier-bassin, dat de regio doorkruist, is de situatie dramatisch. Alle rivieren vallen in het door de Chinese overheid uitgedokterde classificatiesysteem (dat overigens minder streng is dan de normering van de Wereldgezondheidsorganisatie) in klasse vijf: 'ongeschikt voor menselijk contact'.
Maar wie maalt daarom? Hoewel de eerste milieuwet in China dateert uit 1979 duurde het tot aan de dramatische overstromingen van de Yangtze in 1998 (waarbij 3.600 doden vielen en miljoenen mensen dakloos werden) voordat de Partij bij monde van toenmalig president Jiang Zemin toegaf dat het verwaarlozen van het milieu "wel degelijk fout is".
Ook de problemen in Liaozhong zijn al enige tijd bekend. Een Australische organisatie lanceerde eind jaren tachtig al een saneringsprogramma, maar haar aanbevelingen werden niet erg snel uitgevoerd. In het negende vijfjarenplan (1996-2001) gaf de Chinese regering voor het eerst toe dat 4,225 miljoen mensen in Liaoning ondiep, vervuild grondwater als drinkwater hebben en dat het hele Liaorivier-bassin dringende aandacht nodig heeft 'wegens zeer gepollueerd'.
Maar de economische consequenties daarvan en vooral het feit dat de legitimiteit van de macht van de Partij precies gestoeld is op ongebreidelde economische vooruitgang maken het treffen van harde maatregelen moeilijk.
Aan de groene gedachten van modale Chinezen hoeft men nochtans al vijf jaar niet meer te twijfelen. Een nationaal onderzoek in 1998 wees uit dat niet minder dan 57 procent van de bevolking de milieuproblemen 'heel ernstig' vond. Tegelijk meende 86 procent van de ondervraagden dat ze daar zelf niets aan konden doen en dat de oorzaak bovenal lag in het niet uitvoeren van de bestaande wetten.
Meneer Smith, die als buitenlandse consultant meewerkt aan een saneringsprogramma, is het daar grotendeels mee eens. "In theorie ziet het er allemaal erg fraai en efficiënt uit. Alleen pakt het vaak anders uit. Alle provincies en ook alle steden hebben hun eigen Milieubeschermingsbureaus, compleet met info- en klachtenlijnen waar burgers terechtkunnen. De milieuambtenaren horen grote vervuilers te beboeten, maar dat blijkt problematisch. Zo onderhouden de meeste bedrijfsleiders nauwe banden met de plaatselijke overheden, die hen een hand boven het hoofd houden. Bovendien zijn die overheden wettelijk verplicht om de schulden (in termen van ontslagvergoedingen en dies meer) van failliete overheidsbedrijven aan hun personeel over te nemen, tot die werknemers ander werk hebben gevonden. Bijgevolg wordt voor een vervuilend bedrijf dat nieuwe werkgelegenheid schept graag een oogje dichtgeknepen."
Daarnaast is er nog de relatie tussen de milieuambtenaren en de bedrijfsleiders. Etentjes, cadeaus, extra's: een niet echt royaal verdienende ambtenaar is daar niet ongevoelig voor. En dus schrijft hij/zij maar graag dat bedrijf X echt geen dergelijke boetes kan betalen, maar dat naar oplossingen wordt gezocht.
Meneer Smith: "Het gaat om de mentaliteit: fabrieksbazen geven geen zier om het milieu, alleen winst telt. De maatregelen die ze nemen, zijn louter bedoeld om het Milieubeschermingsbureau tevreden te stellen. Zo bezochten we in Anshan enige tijd geleden een aluminiumsmelterij, waar de werknemers de hele dag giftige dampen inademden. Ik wees de baas op de enorme gezondheidsrisico's daarvan. 'Ach', zei hij, 'de mannen krijgen elke avond een fles sterke drank mee naar huis en zijn dik tevreden.'
"Een ander probleem is dat de milieuambtenaren vaak onbekwaam zijn. Ze verplichten grote bedrijven tot de bouw van afvalverwerkingsinstallaties, die dan door 'vrienden' van hen worden ontworpen maar niet blijken te werken. Daar malen bedrijfsleider noch ambtenaar om: in theorie is aan de voorwaarden voldaan, dus wordt een vergunning afgeleverd.
"De bottom line is volgens mij het ontbreken van een langetermijnperspectief. Als ik mensen aan het verstand probeer te brengen dat ze over tien jaar in een woestijn zullen leven als ze de huidige waterverspilling en -vervuiling aanhouden, dan maakt dat geen indruk. Ik geloof dat dat met China's recente turbulente geschiedenis te maken heeft. Wie de vele campagnes en de Culturele Revolutie (1966-'76) heeft meegemaakt weet dat alles prompt kan veranderen en dat deugdzaamheid vaak niet wordt beloond. Daardoor ontstaat een 'après nous le déluge'-mentaliteit. Angstaanjagend, voor een land met 1,3 miljard mensen."