Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
11-01-2009
GAZA- Getuigenis uit de oorlogszone: âWie van ons zal er morgen nog leven?
Waarom moet ik de prijs betalen, waaraan verdiende ik het om hier geboren te worden. Humanitair recht, waar ben je? Ben je meer dan een simpele theorie? Aan het woord is Ayda Abdelbari (36), een Palestijnse in Gaza die aan de Brussel VUB over humanitair recht zou doctoreren.
Ze klinkt aan de andere kant van de lijn alsof ze uit een andere stad in dit land belt, niet uit een andere wereld waarvan we ons de verschrikkingen alleen via de televisie kunnen voorstellen. Ze had in Brussel moeten zijn, maar het was de hersentumor van haar 34-jarige broer die haar thuishield in Gaza. Ze hebben hem donderdag begraven, hij is gestorven in het appartement aan zee dat twee weken geleden al ontruimd had moeten zijn. Abdelkari en haar familie hebben geweigerd, hij kon zich sinds november niet meer bewegen, zie je, we konden hem transporteren noch achterlaten. En waar zouden we heen hebben gemoeten? We hebben alleen deze plek in de wereld. Als we dood moeten, dan liever samen, als één familie. Met een kalmte die ik alleen maar kan bewonderen vertelt ze dat haar broer op 7 januari, op zijn verjaardag, is gestorven. Ze hadden dringende medicijnen voor hem nodig, maar de ziekenhuizen van Gaza zijn zo overbelast dat ze zich moeilijk nog over een terminale kankerpatiënt als hij konden ontfermen. Gesteld is dat, dat ze hem überhaupt daarheen hadden kunnen krijgen. Het pijnlijkste was om hem daar bewegingsloos te zien liggen, zacht huilend, met zijn dochtertje van zes en zijn zoontje van vier naast hem. Papa moet ons beschermen, huilden ze, maar hij kan niet. Hij huilt zelf. Ik zei dat het niet zo was, wat moet je, en beloofde ze dat ik melk voor ze zou vinden. En zelfs dat lukte niet. We hebben al twee weken geen elektriciteit meer en het waterstation is dicht omdat het zelfs geen brandstof vindt voor de generator. Het enige wat we kunnen doen is water uit zee halen en het koken, alleen ben ik bang, bang voor de tien meter tussen mijn huis en de branding. Weet je, ze schieten op alles, eerder deze week zijn vier jongetjes uit onze straat tijdens het voetballen omgekomen. Waarom bombardeert het leger een braakliggend terrein? Weet u het misschien? Ik probeer haar te vragen wie ze verantwoordelijk acht voor het onderhand twee weken oude drama in Gaza. Abdelbari moet daar een mening over hebben, ze studeerde aan Amerikaanse uninversiteiten, werkte vervolgens voor een Israëlische mensenrechtenorganisatie en zou nu haar doctorale verhandeling over humanitair recht schrijven aan de VUB. Daar is het nu de tijd niet voor, antwoordt ze, dit is geen dag voor analyses, voor wikken en wegen over schuldvragen en consequenties. Een mens ben ik nu nog louter, een die zich afvraagt of het humanitaire recht een grap is, een mens die bovenal wil dat het geweld ophoudt. Weet u dat we elke nacht van elkaar afscheid nemen voor het slapengaan? Wie van ons zal er morgenochtend immers nog leven? Mij zal u Hamas niet horen verdedigen, ik heb niet voor ze gestemd, ik was toen in de VS. Maar het gaat daar nu, op deze vrijdag zonder elektriciteit en water, helemaal niet over. Vertel me wat ik misdaan heb, zodat ik het niet verdien dat jullie, Europa, de internationale gemeenschap, de vaders en moeders van kinderen, het voor me zouden opnemen? Is er een verschil tussen jullie en ons?
In Blood on their hands, child killings by the Israeli Army in the Gaza Strip, June 2007-June 2008 van het Palestijnse Centrum voor Mensenrechten vertellen tal van kinderen wat hen persoonlijk overkwam. Neem het onwaarschijnlijke verhaal van de twaalfjarige Samira, die op 7 mei van vorig jaar met haar moeder en haar jongere broertje en zusje thuis was in New Asabasan, tegen de oostelijke grens met Israël. Samira was niet naar school gegaan omdat het Israëlische leger een operatie uitvoerde in het dorp, vanwaar overigens geen raketten waren afgevuurd op Israëlisch grondgebied. Evenmin bleken er gewapende strijders in het dorp te zijn. Mijn moeder was rond de middag thuisgekomen, ze had een andere weg moeten nemen want de tanks blokkeerden het centrum. Ze wist dat de soldaten elk huis zouden doorzoeken en had de poort opengelaten. Ze had haar hoofddoek omgedaan, ze verwachtte dat ze gauw zouden komen. Om vier uur hoorden we ze het metalen hek openen. Moeder had ook de voordeur niet op slot gedaan, ze hoefden maar binnen te komen. Maar zo ging het niet. Met explosieven werd de voordeur opgeblazen. Samiras moeder stond er vlakbij. Ze werd onthoofd door de ontploffing. Ik stond in de deuropening van de slaapkamer. Ze waren met zijn tienen, ze duwden ons, de kinderen, de slaapkamer in. We mochten moeder niet zien. Een van hen schreeuwde naar mijn broertje en zusje. Ik was erg bang, ze richtten hun geweren op ons. Een half uur later vraagt Samira herhaaldelijk of ze naar het toilet mag, wat uiteindelijk kan. Toen ik terugkwam, wilden ze verhinderen dat ik moeder zag, ze lag onder tapijten en de soldaten zeiden dat ze dood was. Vijf uur lang moesten Samira en de andere kinderen in de slaapkamer blijven. Eén van hen zei shalom toen ze vertrokken. Het was donker, ik wilde een lamp aansteken maar op mijn weg naar de keuken viel ik over het lichaam van mijn moeder. Het was de vierde keer dat het leger kwam, zou Samiras vader later vertellen. Ze wisten perfect wie er woonde. Mijn jongste dochter, aldus nog de man, is nu vijf, en ze weigert te spreken over wat er toen gebeurde.
Het wemelt onderhand van de kindergraven in Gaza. Sinds het begin van deze oorlog zijn al meer dan 130 kinderen gedood en tussen de aanvang van de tweede intifada in september 2000 en juni van vorig jaar overleefden 548 jongens en meisjes een ontmoeting met het Israëlische leger niet. Het aantal verminkte levens is daar nog een veelvoud van, in dit kleine territorium waar meer dan de helft van de 1,5 miljoen inwoners kinderen zijn. In de voorbije twaalf dagen, zo blijkt uit cijfers van de VN, raakten minstens 1.000 kinderen gewond. België vroeg aan het Tsjechische EU-voorzitterschap overigens om te zien of gewonde kinderen naar ons land konden worden overgebracht voor verzorging. Ook andere EU-lidstaten toonden zich daartoe al bereid.
Gigantische angst
De oorlog maakt overigens evengoed psychische als fysieke schade. Zo blijkt uit onderzoek van kinderpsychiater Abdel Aziz Mousa Thabet onder 251 kinderen van zes tot zestien in 2006 en 2007 dat 70 procent van hen last heeft van posttraumatische stress, wat tal van vaak vage lichamelijke kwalen oplevert, en een gigantische angst en concentratieproblemen. Uit die research blijkt voorts dat elk kind in zijn korte leven al gemiddeld dertien traumatische ervaringen had en fundamenteel weg wil vluchten, maar het gevoel heeft geen kant op te kunnen. Een op de drie kinderen werd met een geweer bedreigd, evenveel kinderen zagen hoe een naaste verwant werd vermoord en dubbel zoveel meisjes en jongens waren de toeschouwer van het inslaan van raketten met dodelijke gevolgen. Drie op de vier kinderen zagen een vriendje sterven na een raketinval, zeven op de tien waren er getuigen van dat hun huis werd weggebulldozerd door het Israëlische leger. Liefst 40 procent van de kinderen bleek te kampen met slapeloosheid, evenveel anderen hadden last van onverklaarbare zenuwachtigheid en slaagde er niet in pijnlijke herinneringen uit te wissen, aldus nog dokter Thabet in een interview met het Palestijnse Centrum voor Mensenrechten in juli vorig jaar. Thabet, die overigens de enige kinderpsychiater van Gaza is, waarschuwt tevens al jaren voor de gevolgen van dit enorme collectieve trauma op het sociale functioneren van deze kinderen later. Hij meent dat er een duidelijke ontsporing kan worden vastgesteld in het gedrag: twee generaties geleden had je de stenen gooiende jongeren van de eerste intifada, waartegen eveneens met buitensporig Israëlisch geweld werd gereageerd. De volgende generatie blies zichzelf op en de dokter vraagt zich af wat er in de komende jaren moet worden verwacht van de kinderen van vandaag. Een andere vaststelling betreft het effect van het gadeslaan van het overlijden van een naaste verwant door een kind. In een interview met de Britse krant The Guardian zegt Thabet dat jongens en meisjes daardoor vooral het gevoel krijgen dat hun ouders hen niet kunnen beschermen, en dat ze dat zelf ook niet kunnen. En zo brokkelt ook hun geloof in autoriteit af. Tevens hebben ze vaak last van schuldgevoelens over hun eigen overleven en geloven ze onbewust dat het leven kort is en veelal gewelddadig eindigt, wat hen makkelijker dan jongeren met een normale jeugd het idee van het martelarendom doet omarmen.
Hamas-tv
Situaties zoals de huidige oorlog in Gaza zorgen ervoor dat de scholen gesloten zijn en dat kinderen 24 uur per dag moeten binnenblijven, waar ze enerzijds worden blootgesteld aan het voortdurende lawaai van inslaande raketten en bommen en anderzijds al te vaak tv-kijken. Ook voor de effecten daarvan waarschuwt Thabet al jaren. In de meeste gezinnen wordt afgestemd op de Hamas-zender, die de bevolking de hele dag beelden laat zien van de oorlog, vaak ook in zijn allergruwelijkste details. En zo zien kinderen dagelijks afgerukte ledematen en mensen die tot hopen lillend vlees zijn herleid. Dat op zich is al traumatiserend, aldus Thabet. Het doet immers totaal afbreuk aan de menselijke waardigheid, het toont met andere woorden hoe goedkoop een leven wel is.