Zoeken in blog

Foto
Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)
  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
    Archief per maand
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 08-2008
  • 03-2008
  • 01-2008
  • 03-2007
  • 01-2007
  • 10-2006
  • 06-2003
  • 02-2003
  • 09-2002
  • 07-2002
  • 06-2002
  • 12-1998
  • 10-1998
  • 09-1998
  • 04-1998
    Catherine Vuylsteke
    Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
    20-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een uittreksel uit 'Het gewicht van Hemelse Vrede' (mei 2009)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Verhalen over Tibet meanderen veel richtingen tegelijk uit, maar zelden zijn ze zo gruwelijk als dat van Ama Adhe. Sommigen noemen haar de Tibetaanse versie van Nelson Mandela, deze vrouw die sinds haar vlucht naar India in 1989 in een klein kamertje woont op de bovenste verdieping van het Registratiecentrum voor Nieuwkomers in Dharamsala.
    Ze zegt dat we vier decennia daarvoor moeten beginnen, bij haar arrestatie in 1959 wegens lidmaatschap van een verzetsorganisatie en medeplichtigheid aan de moord op een als erg gemeen bekend staande Chinese functionaris in Tibet. De daaropvolgende 27 jaar spendeerde Adhe in de Chinese goelag en geen lijden is deze kranige en voortdurend verlegen glimlachende vrouw bespaard. Ze vertelt dat ze zwaar werd gemarteld en zich elf jaar lang niet mocht wassen. Herhaaldelijk werd ze door haar bewakers verkracht en ze zag haar medegevangenen verhongeren en zelfmoord plegen.
    Nadat Adhe naar dharamsala vluchtte, ging ze vaak bij de dalai lama op bezoek. Hij is het die haar liet inzien dat haar tragische leven niet zinloos was. Het moest te boek worden gesteld, vond hij, zodat latere generaties zich zouden herinneren. En zo kwam het dat de ongeletterde Adhe haar verhaal tijdens alle weekends van drie lange jaren vertelde aan een Amerikaanse onderzoeker, die het in 1995 publiceerde met de titel ‘De stem die nog weet’.
    Adhe, Yangkyi. Twee vrouwen, twee levens, Chinese detentie versus Indiase vrijheid. Twee weduwen ook, die hun kinderen verloren aan de Chinese bezetting. Toen de militairen haar kwamen halen, had Adhe een zoontje van vier en een babydochtertje. Meer dan twintig jaar lang hoorde ze niets van hen maar ze zegt dat het de gedachte was haar kinderen ooit terug te zullen zien, die haar tijdens haar detentie moreel op de been hield.
    Toen Adhe begin jaren tachtig voor het eerst een weekend naar huis mocht, kwam ze er evenwel achter dat haar zoontje korte tijd na haar arrestatie in de rivier was verdronken, op zoek naar zijn moeder. Ze was waanzinnig van verdriet en had jarenlang het gevoel dat er niets meer was om nog voor te leven.
    Haar dochter was als zuigeling door een bevriende familie geadopteerd. Adhe heeft haar na haar definitieve vrijlating in 1986 teruggezien maar ze verbrak alle contact nadat de Chinese autoriteiten haar de videobeelden toonden van Adhe die in het najaar van 1997 in New York demonstreerde tegen het bezoek van toenmalig president Jiang Zemin. “Ach, ik begrijp het wel”, zegt Adhe zacht, “ze heeft geen makkelijk leven gehad en de druk van de overheid om zich van mij te distantiëren was ongetwijfeld erg groot”.

    20-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    18-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marokko - Over de gesel der homosexualiteit en andere kwalen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Verhalen over moslims gaan veelal over hoofddoeken of terrorisme. Niet over homo's, want die bestaan niet. Of toch?

    Onder Marokkanen vind je geen homo's. Het zijn Onder-onder-mannen, zoals ze in het Darija zeggen, mensen die de dingen stiekem doen. Ik heb de levensverhalen van vijftien van hen opgetekend, in Brussel evengoed als in Rabat of Essaouira. Maar toen ik het bekendste private instituut voor psychologie in Casablanca opbelde met de vraag voor een interview, voelde het antwoord als een kopstoot. “De 'gesel' der homoseksualiteit, mevrouw”, zo klonk het aan de andere kant van de lijn, “bestaat in Marokko godzijdank nog niet”. De vrouw hoopte dat het zo zou blijven, maar het risico dat het misging bestond wel degelijk, zeker nu er steeds meer westerlingen met vunzige ideeën naar haar land kwamen. 
    Ik had evengoed kunnen informeren naar haar kennissen onder de pooiers of gangsters, ze behoren net als de homo's immers tot de categorie van te mijden burgers die strafbare feiten stellen en daarvoor maanden of jaren in de nor kunnen belanden.
    Hassan weet er alles van, hij zat drie keer achter de tralies en slijt nu als aidslijder van niet eens vijfentwintig zijn laatste maanden bij verwanten die hij verafschuwt.
    En welke criminele daden zijn erger? De familie van de 19-jarige homoblogger Tahi spreekt klare taal. “Het is heel simpel”, zei zijn gescheiden moeder, die haar ontdekking van zijn herenliefde eerst in een dure psychotherapie voor haar zoon vertaalde, om vervolgens vast te stellen dat die weinig leek op te leveren. “In onze familie verkiezen we een drugsverslaafde, een alcoholist of een dealer, boven een homo”.
    Ach, Tahi is er na verschillende zelfmoordpogingen wel uit: hij komt zo gauw mogelijk naar Frankrijk of België voor studies en keert dan nooit meer naar zijn geboorteland of familie terug. Hij zal boeken schrijven zoals de in Parijs wonende Abdellah Taïa, die zich als eerste Marokkaan outte. Aanvankelijk brachten de Franstalige media zijn verhaal en gebeurde er thuis niets. De buren van zijn moeder en de collega's van zijn broers en zussen, lezen immers alleen Arabischtalige publicaties. Maar toen twee populaire Marokkaanse kranten uitpakten met interviews en foto's, belde Taïa's moeder hem in Parijs met haar catastrofestem op. Hoe had hij toch die dingen kunnen zeggen die geen mens over zijn lippen hoort te krijgen.
    Ze hadden beide gehuild, hij zelfs nog weken nadat het gesprek was beëindigd. Dat het voor hem erg dubbel is, zegt hij. In Parijs moet hij blijven om volwassen te zijn maar hij mist het land van zijn jeugd.
    Vertrekken, Taiä's keuze is die van veel Marokkaanse homo's. Van Arezki, van Nanou en van Soufain ook, die naar Brussel en naar Torremolinos verkasten. Ze gingen op de loop voor de verstikkende onvrijheid, voor het stigma na een politierazzia of voor de systematische mishandeling thuis.
    Sommigen, zoals Nabil, ontkomen door een baan in een andere Marokkaanse stad te nemen. Maar de tijd zit hem op de hielen. Over hooguit vijf jaar, als hij de dertig is gepasseerd, wachten er echtelijke plichten. Ze zijn onafwendbaar, hoezeer ze ook dreigen te resulteren in verwoeste levens aan beide zijden van het ledikant.
    Nabil wenste dat er een medicijn was, hij zou alles doen om van zijn sexuele geaardheid af te komen. Zijn ouders, zegt hij, zijn lieve mensen, open en zelfs progressief, het soort dat de dochters alleen naar de disco laat vertrekken. Het is hun schuld niet, ze moeten immers aan de sociale uitsluiting denken die een openlijk homosexuele zoon ook voor hen zou inhouden.
    Dat is precies wat Fourat over het hoofd zag, toen hij zijn ouders op zijn zeventiende in hun appartement aan de Belgische kust vertelde over zijn geaardheid. Hij zei te hopen dat ze zich niets van het oordeel van anderen zouden aantrekken en werd toen prompt het huis uitgegooid. De zoon van een Arabische vader was immers een Vlaamse jongen geworden.
    Malek heeft meer geluk, hij zegt dat zijn moeder zijn wapen voor het leven is. Ze is al lang op de hoogte en verzekerde hem dat hij haar liefde nooit kan verliezen, maar dat het met de rest wel anders is. Hij moet haar beloven dat hij het nooit met mensen zal doen die ze kennen, dat hij steeds een condoom zal gebruiken en dat hij zijn geheim in zijn hart zal dragen.
    Maar het probleem is dat God het ook daar ziet. Tenminste, dat houdt Saada toch wakker. Hij wist jarenlang niet eens wat hij voelde en dat hij daarmee niet alleen stond. En toen een Arte-uitzending alles duidelijk maakte, zwoor hij in zijn even kinderlijke als fanatieke geloof een wapen te vinden tegen de kwelling. Saada zigzagt nog steeds, tussen de mat van het gebed in de moskee, en die van de muis van de computer, waarmee hij een hoer bestelt op internet. Maar hij verzekert me  inshallah, dat hij dra de kracht zal vinden om op het juiste pad te blijven.
    Ach, de goed opgeleide journalist Ali zal het worst wezen. Lang leve de vrijheid, daar heeft hij geen gesprekken met God of de familie voor nodig. Hij is optimistisch over de toekomst en bezingt het jachtige leven, al was het maar omdat er aldus minder tijd overblijft om te loeren naar wat de ander doet.
    Hij zegt dat ik het internet moet verkennen om te beseffen hoe groot de virtuele gemeenschap van Marokkaanse homomannen onderhand is. Ali in Casa heeft gelijk, maar Abdou is in Brussel geboren en gestorven. In een bad vol water en bloed. Hij overleed aan een verplicht huwelijk met een meisje uit het dorp, als remedie tegen zijn ziekelijke neigingen. En aan een ouderlijke weigering om hen te laten scheiden, als het leven twee kinderen later nog een hel blijkt.
    Onder-onder-mannen, ze bestaan niet of nauwelijks. Hassan, Tahi, Taïa, Arezki, Nanou, Soufain, Nabil, Fourat, Malek, Saada, Ali en Abdou. Ze komen immers uit een wereld waar men 'geen varkensvlees eet, maar de saus neemt'. Ze weten 'dat het goed is om de waarheid te kennen maar beter om over palmbomen te praten', in Casa, Marrakech evengoed als in Brussel.

    Op 14 december wordt in de Pianofabriek een tweetalig colloqium gehouden rond 'Onder Mannen' van Catherine Vuylsteke, met ondermeer de auteurs Malek Chebel, Karim Nasseri, Ural Manço en Moustafa Tetik. (16-19h, gratis, inschrijven verplicht)


    18-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    16-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Résumé en français de 'Onder Mannen, la vie secrètes des homos Marocains'
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    1. Façon de travailler:
    J'ai d'abord lu tout ce qui existe (en français, anglais, néerlandais) au sujet de la sexualité en islam (non-fiction). J'ai complété cette lecture par celle de la fiction marocaine, critique vis-à-vis de la société (chacun de mes chapitres commence par une citation d'un de ces livres). J'ai ensuite interviewé des chercheurs spécialisés établis à Paris, au Maroc ou à Bruxelles, suivis par deux voyages au Maroc pour recueillir les divers témoignages (plusieurs rencontres qui durent des heures voire des journées chacune). D'autres entretiens ont eu lieu en Espagne, en France et en Belgique.
    Le but de ma démarche était de  vulgariser certaines analyses qui malheureusement n'arrivent pas souvent auprès du grand public, et d'approfondir de la sorte l'histoire des personnes rencontrées en évitant que celle-ci ne devienne banale ou superficielle.

    Premier chapitre: introduction (point par point)

    -les problèmes des homosexuels marocains/arabes nous concernent tous (et non seulement la communauté gay)
    -Il n'y a pas plus d'homos au Maroc qu'ailleurs (malgré une telle perception en Occident). Il y a tout au plus plus d'actes homosexuels au Maroc, conséquence de la ségrégation des sexes (d'une part on fait l'amour avec celui/celle qui est disponible, d'autre part il est moins dangereux de faire l'amour avec un homme puisqu'on évite la grossesse ou la perte de l'honneur suite à la rupture de l'hymen).
    -l'illégalité des actes homosexuels, le manque de libertés sexuelles (l'article 489, mais aussi 490, 491) qui prévoient la peine de prison pour tout acte sexuel en dehors du mariage. Pourtant il y a une grande différence entre la pratique, le dogme et la loi. Ceux qui voudraient lutter pour changer la loi se trouvent seuls dans le désert. Cependant, en huis-clos tous les progressistes sont d'accord.
    -L'importance de la communauté (liée aussi à la religion) et la peur d'en être exclu.
     
    2. L'homme et l'enfant, Paris et Salé

    L’histoire du jeune romancier Abdellah Taïa, qui dit devoir être à Paris pour être libre. Au Maroc, au sein de la famille, ses arguments ne tiennent plus. Taïa est le premier homosexuel marocain à avoir fait son coming out. La rage de sa famille a été conséquente.

    3. Le cadeau du dictateur

    L'histoire de l'écrivain Karim Nasseri (participant au débat): une relation avec un père violent qui a sali l'amour hétérosexuel; la liberté découverte en France, pays des droits de l'homme; doute que son 'outing' ait une grande influence sur les homosexuels marocains: les réalités françaises et marocaines sont trop différentes, et en quelque sorte il est trop facile de le faire quand on est en France. Karim Nasseri écrit un livre sur 'homosexualité et islam'.

    4. L'arme d'un amour pour la vie (Casa)

    L'histoire de Malek (25), qui a parlé de son homosexualité à sa maman très tôt. Elle lui a dit qu'il doit promettre trois choses: de toujours se protéger, de ne rien dire aux proches de la famille et de ne pas faire l'amour avec des gens de ce groupe. 'Mon amour tu ne pourras jamais le perdre, tu resteras toujours mon fils. L'amour des autres en revanche, ce n'est pas si sûr.'
    -Une grande peur des violences vis-à vis- des homosexuels au Maroc.
    -Convaincu qu'il se mariera à un homme, au moins dans sa tête. Le certificat de mariage même n’a aucune valeur pour lui, étant enfant d'une mère divorcée.
    -bien éduqué, bon travail.

    5. Il y a un temps pour tout, maintenant c'est pour l'argent (Essaouira)

    Saïd (24), une star et prostitué de luxe qui se vend comme masseur sur internet, fait la navette à Marrakech pour 'le travail', se fait bien payer par des hommes européens un peu plus âgés mais riches.
    -Ne compte pas faire ça très longtemps encore. Va se marier, aura des enfants, puisqu'une vie sans gosses est la pire des choses, le plus grand échec de la vie.
    -Il voudrait bien partir en Occident, mais seulement pour s'installer dans un cadre de luxe, et non pas avec un vieil homme, car ça rendrait sa famille soucieuse.
    -Ne s'inquiète guère pour l'épouse malheureuse qu'il n'aimera pas. Les femmes sont faciles à satisfaire et une fois maman elles ne pensent qu'au luxe (voiture, belle maison). Il prendra un copain à côté.
    -Vient d'une famille pas très aisée, peu éduquée et sans vrais revenus.

    6. Les pères ne perdent jamais complètement (Essaouira)

    Nabil, originaire de Marrakech, n'a cherché un boulot à Essaouira que pour échapper à sa famille et au contrôle social. Il a connu l'amour de sa vie avec un homme européen et y croit. Mais sa famille/communauté l'obligera de se marier une fois la trentaine passée. Il voit cela comme une tragédie inévitable.
    Parler à ses parents de son homosexualité est impensable, même s' il les voit comme très modernes et chouettes (les sœurs peuvent sortir en boîte par exemple). La seule voie de secours  envisageable est de partir à l'étranger, soit disant pour travailler.

    7. Le naufragé et son rocher (Marrakech)

    Issu d'une famille très pauvre et peu éduquée, Sami habite dans un appartement de luxe avec son copain français, pas vieux, mais plus âgé et aisé.
    Entre eux, c'est le clash des cultures: le français ne comprend pas pourquoi son ami doit faire le ramadan alors que l'islam condamne les homosexuels.
    La maman de Sami est déjà venue chez eux et s'est comportée correctement, mais le français n'est pas sûr qu'elle soit sincère.
    Un aspect indéniable est celui de la pauvreté abandonnée: maintenant Sami part en vacances à l'étranger. Il vit bien, il a un job et il est jeune. (Mariage après?)

    8. Egorger et enlever la peau - la matrone et la pute (Marrakech)

    Hassan (23), issu d'une famille extrêmement pauvre, à dû travailler à partir de ses 8 ans chez un artisan du souk. Celui-ci l'a systématiquement violé. Hassan fuit la maison mais y retourne après d'autres mésaventures. Sa mère, autoritaire, ne s'intéresse qu'à l'argent que son fils ramène. Celui-ci commence à faire les trottoirs. "Si on peut être violé sans être payé, vaut mieux se faire payer quand-même." Hassan est arrêté trois fois (jamais en flagrant délit, seulement au mauvais endroit au mauvais moment) et arrive trois fois en prison où son traitement est terrible.Il devient séropositif et  retourne chez lui, en haïssant sa mère.


    9. Entre Dieu et le sex payé (Marrakech)

    Saâda (21), étudiant de bonne famille, discriminé à l'école depuis tout petit, est extrêmement instable et anxieux. Très bon étudiant, il a cherché du réconfort dans la prière pour échapper à son énorme solitude. 'Il n'y a que Dieu qui me comprend'. Il écoute les cassettes d'un prêcheur égyptien, un fanatique, et vote pour le parti islamiste. Il pensait qu'il était le seul homo au monde et sait que Dieu n'approuve pas de telles pratiques. Il se trouve face à un dilemme gigantesque: il promet à chaque fois qu'il ne commettra plus jamais ce 'pêché', mais c'est plus fort que lui. Dit qu'avec le soutien de Dieu il va 'guérir'. Mais il commande des putes homo sur internet, après quoi il demande pardon à Dieu dans la mosquée. Saâda est très radical en religion: le danois qui a fait des cartoons de Mohamed devrait être tué instantanément.

    10. Ce qui ne me tue pas, me renforce (Rabat)

    Tahi (19), jeune bloggeur, très ouvert, très convaincu de ses opinions, a totalement 'digéré' son homosexualité personnellement, mais sa mère divorcée est très autoritaire.Elle l'envoie chez des psys et le contrôle totalement. Il ne peut sortir de la maison que pour aller à l'école. Elle a lu ses cahiers et sait tout. Après plusieurs tentatives de suicide il veut partir étudier à l'étranger, il déteste la mentalité et société marocaines et voit Taïa comme son grand exemple. Il a de très bons amis homos et veut devenir écrivain. Il écrit des poèmes.

    11. Des castrés viriles et des homos pendus

    -On ne peut pas exister au Maroc en tant qu' homo. L'écrivaine Baaha Trabelsi est totalement ignorée quand elle publie son roman 'une vie à trois', qui raconte la vie d'un homme riche et bien éduqué en France, qui rentre au pays pour se marier et faire plaisir aux parents. Puis il dit à sa jeune femme un peu naïve qu'un de ses amis viendra loger chez eux quelque temps.
    -Trabelsi n'a pas d'interview à la télé. La radio veut bien l'inviter mais seulement si elle promet de ne jamais prononcer le mot homo.
    -Le cinéaste marocain, Abdelkader Laagta, qui vit à Paris, a lui aussi de grands problèmes pour le tournage de son film 'La porte close', sur un jeune instituteur qui doit travailler à la campagne, ou le seul autre instituteur est un homo qui finit par se suicider. Puiqsua personne ne veut jouer ce personnage, il a dû faire venir un français. La fédération des enseignants marocains voulait l'interdiction du film puisqu'un instituteur ne peut  être un homo. Le film n'est jamais sorti en salle, et a seulement été projeté à des festivals.
    Nabil Ayouch a de grandes problèmes avec la censure pour son film 'Pour une minute de soleil en moins', avec comme seul personnage 'humain' un travesti.

    12. Un refugié politique en version améliorée et espagnole

    Nanou (traduit en français), un des raflés de Tétouan. Il part finalement en Espagne où il se réinvente.

    13.Le royaume des mères. (Bruxelles)

    Arezki (35) est venu pour se marier avec un belge. Il est bien éduqué, a un bon travail. C'est le manque de liberté personnelle et sexuelle et le poids de la mère qui lui pèsent, ainsi que le machismo arabe.

    14. Un homme est un chien est un homme est une pute. (Bruxelles)

    Soufian (32), originaire de Casa, licencié en économie, a été fort maltraité dans son enfance par son grand frère  parce qu'il mangeait d'une façon 'efféminée'. (Pendant deux semaines on l'a emprisonné tout nu dans la salle de bain, on lui posait une assiette par terre pour manger).
    S'enfuit en Europe avec le grand amour de sa vie qui rentre au pays. Illégal, il tombe dans la prostitution. Finalement il a la chance de se marier avec une fille qui a pitié. Il restera traumatisé par les cruautés de sa jeunesse.

    15. Un enfant unique et même pas le leur (Belgique, Flandres)

    Fourad (26) est enfant unique. Papa et maman travaillent toujours, lui est toujours avec ses amis flamands, quand à 17 ans, il tombe amoureux. Il met ses parents au courant, qui eux le mettent à la porte toute de suite. Ils sont fous de rage parce qu'il a osé leur demander de ne pas se laisser faire par ce que pensent les autres. Les services sociaux belges ne veulent pas l'aider: il doit commencer un procès contre ses parents, pour qu'ils paient son éducation, ce qu'il refuse. Il est alors obligé à travailler, malgré ses rêves d'études. Emotionnellement il va très mal, il finit dans un hôpital dans une condition grave. Seulement à ce moment-là les services sociaux se montrent prêts à l'aider.
    Il ne voit plus ses parents, jusqu'au moment où son père a une crise cardiaque et demande à la police d'aller le chercher. Il se rend à l'hôpital, la rencontre est très émotionnelle. Ils se revoient depuis, mais jamais ils ne demandent des nouvelles de sa vie personnelle.

    16. La mortalité d'un pêcher d'enfance (Bruxelles)

    Samia raconte l'histoire de son ami Abdou (37), qui s'est suicidé dernièrement. Ils sont des immigrés de la deuxième génération, et des amis depuis l'école primaire. Samia a toujours su que Abdou était homo et était très opposé à l'idée de son père de faire marier son fils à une fille de village, qui va le 'guérir'. Dépourvu de résistance morale face à un père autoritaire, Abdou est d'accord et pense que son père sait ce qui sera bien pour lui.
    Il se marie et devient père de deux enfants mais rien ne change, il commence à mener une vie en cachette. A un certain moment il n'en peut plus et déménage au grenier, puis veut un divorce. Le père dit qu'il doit attendre le moment que les enfants sont adultes.
    Un soir il se suicide dans la baignoire. Sa mère n'en comprend rien. Pourquoi tu n'as rien dit, mon fils, se demande-t-elle.

    17. Le luxe d'un silence tolérant (Casa)

    Ali vient d'une famille très aisée, éduquée en français, qui voyage  à l'étranger. Ses parents sont plutôt laïcs. Ali travaille comme journaliste et vit seul (avec des intermezzos de retour chez maman quand il n'a plus d'argent). Il trouve que tout se passe bien. Maman ne sait pas vraiment qu'il est homo mais ne demande rien et ne le  force pas à se marier. Ses sœurs et frères sont au courant et acceptent leur frère. Pour lui, parler à maman n'est pas important.
    Il ne voit pas de grandes différence entre sa vie et celle des homos en Occident, mais se rend compte qu'il a de la chance: il est économiquement indépendent. Le mieux, dit-il, c'est le fait que de plus en plus de femmes doivent travailler. Ainsi elles n'ont plus le temps d' espionner les autres, le contrôle social s'affaiblit et ainsi tout évolue dans le bon sens.










    16-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Articles en français
    15-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marokko - Citaten uit 'Onder Mannen'
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Malek vertelde zijn moeder op zijn dertiende snikkend over zijn liefde voor jongens. Ze zei dat ze wist dat hij anders was dan de anderen, en dat hij haar drie dingen moest beloven. Gebruik altijd een condoom, mijn jongen, doe het nooit met bekenden, en zorg dat niemand uit onze omgeving er ooit achterkomt. Mijn zoon zal je altijd zijn, die liefde kan je niet verliezen. Die van anderen is veel minder voorspelbaar.

    Tahi (19) heeft net geprobeerd zelfmoord te plegen. Op de achtergrond is het onbedaarlijke snikken van zijn moeder te horen. Waar ze dat toch aan verdiend hebben, jammert zijn tante. Hij sluit zijn ogen maar ze wil hem niet laten gaan. Ze geeft een harde ruk aan zijn arm en wrijft vervolgens met een koude doek over zijn gezicht.  “Het is heel simpel”, schreeuwt ze, “in onze familie verkiezen we een drugsverslaafde, een alcoholist of een dealer als zoon boven een homo”.

    Ahmed stond Soufain die avond thuis met van woede uitpuilende ogen op te wachten. Hij greep zijn jongere broertje bij zijn kleren, sleurde hem mee naar de badkamer en sloeg hem daar tegen de muur. Toen hij bijkwam, voelde Soufain dat hij gekneveld was en zijn neus en ogen voelden opgezwollen. Hij vroeg zich af wat hij toch kon gedaan hebben dat zijn broer dermate woest was. Beul Ahmed liet zijn broertje vijftien dagen lang op de badkamervloer liggen. Hij maakte de deur met een hangslot vast en hield zelf de sleutel. Elke avond bracht zijn moeder een bord met eten dat ze in de hoek zette. Eerst probeerde Soufain nog met haar te praten, maar ze antwoordde nooit.
    Op een ochtend kwam Ahmed zelf. Soufain moest zich wassen, ze gingen naar school en hij zou hem vergezellen. De officiële versie zou luiden dat Soufain een auto-ongeval heeft gehad. ‘Waag het een ander verhaal op te hangen”, dreigde zijn broer nog, “en ik breek je nek”.


    Nanou (25) is naar Spanje vertrokken, hij zei tegen zijn moeder dat hij er werk ging zoeken en ze vond het best. Verdien maar veel geld, mijn jongen, was haar antwoord, en maak je dromen waar. Ondertussen is ze al in Torremolinos op bezoek geweest. Ze zijn uit eten geweest, gingen wandelen op het strand en ijsjes likken bij valavond. En toen malief tevreden weer vertrok, haalde haar zoon opgelucht adem.
    Er is wel meer dat ze niet weet. Als ze erachter zou komen dat haar kind is getrouwd met een man, louter om zijn papieren in orde te krijgen, zou ze eisen dat hij met haar naar huis terugkeerde. In haar ogen kan je beter illegaal zijn dan je eer te verkopen.



    Nabil (28) heeft werk gezocht op drie uur rijden van zijn geboortestad om vrij te zijn. Maar hij zegt dat hij 's nachts steeds vaker wakkerligt van de gedachte aan de vrouw die haast onvermijdelijk de zijne zal worden. Eenmaal hij de dertig voorbij zal zijn, wordt de familiedruk om te trouwen immers gigantisch. “Was er maar een medicijn, kon ik van mijn homosexualiteit maar genezen, ik zweer je, dat ik geen seconde zou aarzelen.
    Zijn ouders kunnen het niet helpen. Het zijn open mensen, met een progressieve geest. Maar ze staan niet alleen in de wereld en moeten aan de omgeving denken. En aan de sociale uitsluiting die het nieuws van zijn homosexualiteit ook voor hen zou betekenen. Ze zouden het niet overleven.


    Zijn vader zei tegen Abdou (37) dat een jonge echtgenote uit zijn geboorteland hem voorgoed van die schandelijke jeugdzonde zou genezen, hij zou wel zien. Zou Abdou dat zelf ooit hebben geloofd?
    Toen de jeudvrienden Samia en Abdou elkaar jaren later weer tegenkwamen, vertelde Abdou dat hij wilde scheiden van zijn vrouw, dat het leven thuis een hel was, en dat hij voor zichzelf een kamer op de zolder had ingericht. Abdou ook vertelde hoe zijn vader hem had bedreigd, hij had hem bespuugd en vervloekt. Eén ding moest zijn zoon weten, dat er van scheiden geen sprake kon zijn, toch niet zo lang hij leefde en de kinderen niet volwassen waren.
    Abdou heeft zijn eigen beslissing genomen. Hij maakte er, dronken in bad, een einde aan.

    Saâda(22) heeft bij de Marokkaanse parlementsverkiezingen van september 2007 voor de islamistische PJD gestemd. Voor een politieke formatie dus die mensen met zijn sexuele geaardheid liefst een stenigingsdood zou zien sterven, zoals de sharia dat voorschrijft voor recidivisten.
    Vreemd toch. Hij kijkt me straks aan en zegt dat ik er niets van begrepen heb. De islam is voor hem geen à la carte moraliteit, noch een hersenfunctie die naargelang de omstandigheden aan- en uitschakelbaar is. Saada zegt dat hij lèèft in de islam.
    Is er dan een plaats voor hem  in het paradijs? Gaat de poort ooit voor homo’s open?
    Hij buldert dat hij altijd in alle opzichten een normaal mens is geweest, op dat ene na, de sexuele afwijking waaraan hij lijdt. Het is een ziekte, een beproeving. Maar hij zal dit obstakel overwinnen. Met de kracht die God hem zal geven. Hij zal waardig leven.

    Ali (39, journalist) is onwaarschijnlijk optimistisch over de toekomst. Hij meent dat er zich een onomkeerbare evolutie voltrekt in de Marokkaanse maatschappij en bejubelt de teloorgang van de familie. Hij bezingt het jachtige leven, de prestatiedrang, al was het maar omdat er aldus minder tijd overblijft om te loeren naar wat de ander doet. Het is in die economische noodzaak, veel meer dan in wat dan ook, dat de individualisering wortelt, hoezeer de traditionele krachten dat ook proberen tegen te werken. Doe daar nog de globalisering bovenop, de openheid die er ontstaat door de toegang tot de wereld. Aanschouw het internet en besef hoe groot de virtuele gemeenschap is die daar is ontstaan”.

    “Het ontbreekt ons aan de stoutmoedigheid om die haast mechanische verbinding te verbreken die er in de moslimgeest bestaat tussen geloof en sex en tussen sex en huwelijk.
    Er is een revolutie nodig, zonder bloed maar van het hart. De Arabo-islamitische mens is nog steeds van het humanisme verstoken. God is de centrale referentie en de ultieme. Niemand strijdt voor de vrijheid van religie, atheïsme is volstrekt onaanvaardbaar. Buiten de godsdienst is er immers geen moraliteit. de Carthesiaanse gedachte van de mens als meester van zijn bestaan, dat fundament van de moderniteit, moet in Marokko nog ingang vinden. Zonder mens als waarde en principe zijn er geen mensenrechtenrechten. Er is louter deelachtigheid, van de familie, van de gemeenschap en van God. (professor Abdessamad Dialmy, socioloog en auteur van 'Jeune, Sida et islam au Maroc'

    15-12-2008 om 21:07 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marokko - Lees een hoofdstuk uit 'Onder Mannen'
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Hoofdstuk 9. Tussen God en betaalde sex

    De sexualiteit wordt vaak gebruikt om te bepalen waar beschaving begint en eindigt en voor homosexualiteit geldt dat dubbel. Van alle tijden, in alle culturen, redactie Robert Aldrich, 2006

    Guélis, de nieuwe wijk van Marrakech, ligt er even na zonsondergang nagenoeg verlaten bij. Alle handelszaken zijn gesloten, de enige voorbijgangers zijn toeristen. Na veertien uur van ramadan-vasten is de ftour eindelijk aangebroken. De hele stad zit over schalen dadels en kommen harira gebogen, ze doet zich tegoed aan hardgekookte eieren, platte broden en van honing druipend gebak. ‘s Lands gastrologen hebben mooi waarschuwen voor de spijsverteringsproblemen die een derde van de vasters dezer dagen treft, veel indruk maken ze niet. En ook de mediaberichten over een spectaculaire stijging van het aantal verkeersongevallen tijdens de Heilige Maand, worden vooral op schouderophalen onthaald. “Wat een oefening moet zijn in godsvrucht en herbronning”, jammert een arts op zijn website, “is in de praktijk gedegenereerd tot een fenomeen van slapeloze feestnachten en tafelexcessen, dat de gezondheid ernstige schade toebrengt”.
    Ik moet onwillekeurig aan Abdelhak Serhane’s magistrale debuutroman ‘Messaouda’ denken, waarin hij, met de virulentie waarvan hij zijn handelsmerk maakte en die hem menige vijand opleverde, de collectieve devotie van deze negende maanmaand hekelt. Dat het een schertsvertoning is, schrijft Serhane, de gemeenschappelijke, verplichting onthouding van eten, drinken, roken en sex heeft geen fundamentele inhoud of impact. “Na de Ramadanmaand neemt de piëteit weer verlof (..) God zegt helemaal niets meer. De hoer Messaouada komt terug en de mannen besteden weer meer tijd aan hun orgaan dan aan hun kinderen. Hij wordt doof en stom en Zijn heilige woord wordt met de gebedsmat en de gebedsmuts (chapelet) weer opgeborgen”.
    Mijn atheïstische vriend Jamal (33) heeft me voor zijn versie van de ftour uitgenodigd in zijn smaakvolle appartement. De fles rode Boulaouane staat ontkurkt op de salontafel, naast een asbak en twee pas afgedroogde glazen. Drinken is hier een kwestie van anticiperen: vanaf een week voor de aanvang van de vastenmaand is de verkoop van alcohol immers verboden.
    Jamal heeft een flinke voorraad ingeslagen en hij was niet de enige. “Ik ben er van overtuigd”, zegt hij, de wijn vakkundig taxerend, “dat ze bij de warenhuisketen Assima in de achtste maanmaand een recordomzet halen, die nagenoeg geheel is toe te schrijven aan de fabuleuze hausse in de drankverkoop. Je moest het maar eens nagaan”.
    Jamal, die in Frankrijk zijn doktersstudies heeft afgemaakt, vult de glazen bij en steekt een sigaret op. Dat het zijn land is, zucht hij, en dat hij er nooit een seconde aan heeft gedacht om zich in Parijs te vestigen. In Marrakech is hij thuis. Maar de hypocrisie en de schizofrenie die deze maatschappij kenmerken, stuiten hem almaar meer tegen de borst. “Je zou denken dat het went, en dat geldt vast ook voor het gros van mijn landgenoten. Ze hebben geen buitensporig liberale ouders als de mijne gehad, francofiele Carthesianen die zweren bij oprechtheid en principes. De modale Marokkaan is sinds zijn of haar kindertijd juist in dit keurslijf van conformisme gedwongen en stelt er zich nauwelijks vragen bij. Maar beeld je de gigantische mentale impact van zoveel zwijgen en veinzen in op een rigide en alleen naar de letter erg godsvruchtige gemeenschap”.
    De jonge dokter drinkt zijn glas leeg en bedient zich van de fles. Hij raakt duidelijk op dreef. “Geloof me vrij, dit land is rijp voor een collectieve psycho-analyse. Maar we beschikken niet eens over voldoende en goed geschoolde mensen. Tot voor kort behoorden psychologie en psychiatrie niet tot de studiemogelijkheden. Koning Hassan II hield niet van zieleknijpers. In zijn Jaren van Lood was er geen plaats voor waarheid en echte gevoelens. De terreur en de stilte regeerden.
    “Ik zweer het je, als ik minister van Gezondheidszorg zou zijn, dan begon ik er nu meteen mee in de scholen. Een middag op de bank bij de pscholoog, verplicht voor alle leerlingen. Het is een waarlijk revolutionaire gedachte, maar ze bevalt me”.
    Terwijl Jamal zich verliest in bespiegelingen over de lamentabele mentale gezondheid van de Marokkaanse psyche, biept mijn mobilofoon. De jongeman die me straks aan het station zou opwachten, wil weten of ik onze ontmoeting niet ben vergeten.
    Het is een uitzonderlijke sms, de zijne. Doorgaans ben ik het die mijn beloofde gesprekspartner aan onze afspraak moet herinneren, een half uur of meer nadat ze had moeten aanvangen. Maar deze man neemt schijnbaar geen risico’s. Ondanks mijn bevestigende antwoord, stuurt hij nog verschillende tekstberichten. U bent al een minuut te laat, luidt de laatste, komt u nog wel?

    Voor het verlaten station staat een ietwat slungelige jongeman, onwennig in een gloednieuwe G-Star shirt. Verlegen glimlachend spreekt hij me aan en zegt te hebben gevreesd dat ik niet zou komen opdagen. Hij duwt voortdurend de neusbrug van zijn bril omhoog en net boven zijn ietwat vrouwelijke mond parelen zweetdruppels. Het zijn attributen van zijn nerveuze, onzekere aard, veeleer dan gevolgen van een overigens al sterk afgenomen hitte. “Laten we gaan, mevrouw, ik word niet graag op straat gezien met een buitenlandse. Dat zou verkeerde ideeën kunnen geven, mensen gaan gauw praten, weet u”.
    Uiteindelijk weet hij een zeldzame taxi staande te houden, die ons naar een pas gebouwd woonblok enige straten verderop brengt, waar zijn in de  kuststad El Jadida wonende ouders voor hun studerende kinderen een appartement hebben gekocht.
    Terwijl hij de deur openmaakt en me binnen noodt, zegt hij dat hij het hier heerlijk vindt, in het zijn artisanale tradities maximaliserende Marrakech evengoed als in deze ruime flat vier hoog, met zijn gigantisch Marokkaans salon waarin de hele familie van zowel vaders- als moederskant kan worden ontvangen.
    Op mij maakt het vertrek een steriele, zelfs maniakale indruk. Aanvankelijk vraag ik me af of het door de karikaturale dimensies van de zetelpartij komt, die lijkt te spotten met de eenzaamheid van zijn enige bewoner. Maar later, na wel drie glazen voortdurend bijgeschonken sinaasappelsap die leiden tot herhaaldelijke bezoeken aan de badkamer, realiseer ik me dat het veeleer de absolute smetteloosheid is van alle ruimtes in dit appartement die me een gevoel van onbehagen geeft.
    Ik vraag of hij een naam wil kiezen, een pseudoniem dat het zijne zal zijn. De ingenieursstudent kijkt verschrikt. Hoe kon hij, die schijnbaar overal aan heeft gedacht voor hij zich tot deze ontmoeting bereid verklaarde, dat zijn vergeten. De rust die hij met de terugkeer naar zijn vertrouwde woonkamer gaandeweg had herwonnen, maakt opnieuw plaats voor zenuwachtigheid. Hij vraagt bedenktijd, wil niet voor de eerste de beste Ali worden versleten.
    Het zal tot aan het einde van de avond duren, vooraleer hij zelf op de kwestie terugkomt. “De naam”, zegt hij dan plots zacht, “noem me maar Saâda, Arabisch voor alles wat ik nooit heb gehad maar waar ik al zo verschrikkelijk lang naar verlang: geluk”. Simpel menselijk geluk. “Misschien kan dit het begin zijn”. Saâda kijkt me hoopvol aan.
    Hij heeft er de hele avond over gedaan, en nochtans was het arsenaal van sentimenten waarvan hij in zijn prille bestaan verstoken is gebleven, behoorlijk uitgebreid. Hij had, zo realiseer ik me als ik naar zijn levensverhaal luister, evengoed kunnen kiezen voor de Arabische vertaling van Vriendschap, Vertrouwen of Warmte. En zelfs voor één van de vijftig Arabische namen voor Liefde, die Malek Chebel in ‘Le Kama Sutra Arabe’ aan de veertiende eeuwse Syrische theoloog Ibn Al-Qayyim Al-Jawziyya toeschrijft. Van het onbevlekte ‘Mahabba’ tot de passie van ‘Jawa’, Saâda zijn ze volstrekt onbekend.

    Deze jongeman met zijn zachtaardige, onzekere blik is het tweede kind uit een familie van vier, de eerste zoon van een technicus uit de fosfaatindustrie. Saâda verafgoodt zijn anderhalf jaar oudere zusje, dermate zelfs dat hij haar ook in de studiekeuze is gevolgd. “Niemand is zo verstandig als zij, zo bescheiden, leergierig, ernstig en goedhartig. Momenteel studeert ze in Rabat, ik mis haar verschrikkelijk, maar ze werkt aan haar toekomst en dat begrijp ik”.
    Een goede verklaring heeft hij er niet voor, en god weet dat hij er al vaak over heeft gepiekerd, maar met jongens en voetbal heeft Saâda het altijd moeilijk gehad. Als kleuter was hij niet bij zijn moeder weg te slaan, later waren het de spelletjes van de meisjes uit de buurt die hem fascineerden. Hij hield van hun rustige, beschaafde omgang, die zich op dezelfde manier tot de onder jongens geldende mores verhield als hun respectievelijke actieterreinen. Saâda verkoos de lommerrijke, tegen geweld en obsceniteiten beschutte binnenkoer van de meisjes veruit boven de al even geile als onveilige, bloedhete trottoirs van de jongens.
    Hij zegt dat hij me iets wil tonen en slaat behoedzaam de grote oranje map open die op de hoek van de salontafel ligt, netjes geschikt achter de servetten, de glazen en de flessen fruitsap en mineraalwater. Er zitten tal van kleine, genummerde schriftjes met rimpeloos geplastifieerde kaften in. Ze lijken volstrekt van menselijke zwakheid gespeend. Geen enkel hapering of doorhaling ontsiert de ingetogen aaneenrijgingen van Arabische woorden. Pagina na pagina onthult zich de gestructureerde, ordentelijke wereld van Saâda’s kindergeheimen. Ze bevat gedichten en zelf verzonnen liedjes, plaatjes van beren en van padvinders. “Mooi hé?”. Hij zegt het met een kinderlijke ernst, alsof hij op lofprijzingen hoopt voor de geïdealiseerde, kuise creaturen die hij zo netjes uit tijdschriften knipte, en wiens glanzende oppervlak hij later ongetwijfeld nog ontelbare keren met zijn vingers heeft geaaid. Dat dit zijn beste vriendjes waren, zegt hij stilletjes.
    “Ik was acht toen ik hiermee begon”. Saâda wijst naar een zorgvuldig afgelijnd verhaaltje naast een mooie postzegel die hij behoedzaam van een brief heeft afgestoomd. “Ik heb altijd het gevoel gehad dat onbeschreven vellen papier wachtten op mijn woorden. Ze leken me aan te moedigen om hen in vertrouwen te nemen, om mijn hart uit te storten. Vooral tijdens de verschrikkelijke jaren op het jongenslyceum waren ze belangrijk.
    Saâda staat op en loopt naar het raam. “Ik wil u oprecht bedanken, heus, u weet niet wat het betekent om te kunnen praten met u, hoezeer ik uw luisterend oor behoef. Weet u, doorgaans probreer ik om die jaren te vergeten, de talloze afranselingen, het geweld waaraan ik systematisch werd onderworpen. Ik, een volstrekt onschuldig kind. Of moet ik het als een misdaad beschouwen dat ik dolgraag leerde, de leraren respecteerde en door hen werd geapprecieerd en mijn huiswerk doorgaans foutloos afleverde? Verdien ik het ontelbare keren te worden bespuugd en uitgejouwd omdat ik weiger te spijbelen en vaak probeer om de oefeningen van de volgende dag thuis al voor te bereiden? Mijn zusje deed net hetzelfde, hoe kwam het dan dat zij in haar klas werd geprezen en gelauwerd, terwijl mij alleen klappen en verwensingen wachtten?
    “Ik heb er vaak bij mijn moeder over geklaagd. Ze zei dat ze geen tijd had om een afspraak te maken met het schoolhoofd en dat ik moest proberen om mijn medeleerlingen niet meer te provoceren. Maar zeg me, hoe komt het dat alleen gesnoef over scabreuze escapades de sympathie van de groep kunnen opwekken, terwijl de oprechte leergierigheid van een timide, ernstige jongen als ik gevoelens van haat en vijandigheid genereerde?
    “Soms denk ik dat het zo heeft moeten zijn, dat God me op de proef wilde stellen, dat Hij me aldus het Licht van de Ware Weg wilde tonen. Het is in mijn lijden dat ik Hem heb gevonden. Hij en Hij alleen heeft me geholpen, heeft me kracht gegeven om het hoofd te bieden aan de tirannie van mijn medeleerlingen. Hij die alles kent, die alles ziet, die mijn verdriet begrijpt, Hij die ons leven geeft, voor onze ouders zorgt, Hij die al het goede van de wereld schiep, Hij heeft me geleerd te bidden, me in momenten van wanhoop tot Hem te richten, te knielen. Het zijn gebeden die me gekalmeerd en getroost hebben, ze waren de zalf van mijn wonden, toen en elke dag sindsdien.
    Saâda toont me de dagboeken van toen hij vijftien was. Prentjes van het Saoedie-Arabische Medina, van de Kaâba ook, en een vergeelde foto van een populaire Egyptisch preker wiens islamistische opvattingen deze jeugdige geest verregaand hebben beïnvloed. Maar daar zal ik pas later achter komen.
    De schriftjes, waar hij dagelijks zijn zieleroerselen aan heeft toevertrouwd, volgen elkaar op. Gaandeweg maken de islamitische symbolen plaats voor plaatjes van voetballers, van zegevierende jongemannen vooral, met hun trui in de ene hand en de beker in de andere.
    Saâda zegt dat ik zijn psychiater ben, dat het niet makkelijk is om te spreken, maar dat hij ervan overtuigd is dat het moet. Met een ietwat dromerige blik staart hij naar de blote torso’s van de voetbalsterren, zijn vingers strelen elke foto. “Ik was een jaar of zestien”, begint hij, “toen ik er mezelf op betrapte dat ik werd aangetrokken door mannenlijven”.
    Het beeld in zijn hoofd is dat van een Egyptische film op de televisie, zijn moeder en oudere zusje zitten naast hem op de bank. Ze geven commentaar op de acteurs. Moet je die zien, wat een ogen. En die mond, mams, ik hoop dat ik met zo’n man in het huwelijksbootje stap. Zijn zusje had opgewonden de hand van haar moeder gepakt. Ze hadden gelachen, als bakvissen, als bondgenoten, samen schuldig. Van wat er zich luttele centimeters verder in de sofa afspeelde, hadden ze geen flauw idee. Ze werden dermate door hun eigen hormonen in beslag genomen dat ze niet merkten hoe de jongen naast hen verkrampte.
    Saâda herinnert zich de gloed die zich door zijn lichaam bewoog en de verwarrende mengeling van verrukking en paniek die zich van hem meester maakte bij het zien van een badkamerscène met een zich neuriënd scherende protagonist in bloot bovenlijf. Hij vergaapte zich aan de sensuele lijnen van diens deltaspieren, nu gespannen en dan weer soepel, haal na haal, onder een olijfkleurige, glanzende huid. Terwijl het mesje op en neer ging, voelde Saâda zich onwel worden, onderhevig aan een chemisch proces dat hij nooit eerder had ervaren.
    “Ik heb ze gevraagd om van zender te veranderen, argumenterend dat we naar dergelijk lichtzinnig amusement toch niet hoefden te kijken”. Zowel zijn moeder als zijn zusje had geprotesteerd, ze vonden dat hij flauw deed en maanden hem aan in zijn kamer te gaan studeren. Maar de beelden waren onweerstaanbaar, de jongeman was niet in staat recht te staan en het salon te verlaten. Hij voelde het bloed in zijn slapen bonzen en herinnert zich tot op heden hoe fervent hij die avond de Heer heeft aangeroepen.
    Het heeft niet geholpen, integendeel. Nauwelijks een week later, alleen thuis en voor de tv, ziet Saâda op Arte een documentaire over het maken van homo-erotische films. Hij kan zijn ogen niet geloven: datgene waarop hij in de duisterste krochten van zijn hart dacht een monopolie te hebben, voltrok zich ook in de werkelijkheid, schaamteloos, schier eindeloos en bovendien onder het oog van een geen enkele fysieke gewaarwording schuwende camera. Eerst had Saâda vol afschuw de tv willen uitzetten, maar het warme gevoel in zi!jn lenden en het gezang van zijn hart hadden dat niet toegestaan. Vervolgens had de jongen de deur op slot gedaan en had hij de opeenvolging van beelden zo goed en zo kwaad als de recorder in zijn hoofd dat toeliet, in zijn geheugen gebrand.
    Zelfs tijdens de aftiteling zat hij gebiologeerd voor het scherm, en het is dan dat hij de www-weg heeft ontdekt, de toegang tot het internet van verborgen verlangens, met de naam van een site. “Iets met gay, ik weet het niet meer precies, maar vroeger dacht ik dat dat gewoon het Engelse woord voor jongen was”.
    Saâda lacht opgelaten, hij zegt dat ik er geen idee van heb hoeveel behoefte hij aan dit gesprek heeft, en hoe lang al. Hij weet niet hoe hij me moet bedanken voor de mogelijkheid om het onzegbare uit te spreken, voor het eerst in zijn hele leven.
    “Die Arte documentaire, uitgezonden in de herfst van 2003, is de 11 september van mijn jeugd. Niets zou ooit nog hetzelfde zijn, dat wist ik meteen”. Een jaar lang bezoekt Saâda haast dagelijks een internetcafé, hij googlet onvermoeibaar op alle mogelijke combinaties van gay, vergaapt zich aan foto’s die weinig aan de verbeelding overlaten en komt er zelfs achter welke sites gratis filmpjes bevatten. Elke keer weer is hij bang voor ontdekking en wist hij nauwgezet de sporen uit van alle sites die hem die dag hebben doen dromen. Maar de hunkering naar de gevisualiseerde herenliefde haalt het evengoed van de angst als van het schuldgevoel dat hem nachtelijk uit zijn slaap houdt. Of tenminste, zo gaat het aanvankelijk toch.
    “Als ik kon”, zucht hij, “zou ik dat jaar uit mijn leven wegsnijden”. Om zich van de schande te ontdoen, zou hij het deleten, en van de schaamte ook, over het voyeurisme dat hem geheel in zijn greep had. De virtuele realiteit had Saâda’s geest gekoloniseerd, ze was er in geslaagd om de leergierige jongen uit te schakelen, die de gapende leegte van de eenzaamheid nochtans jarenlang overtuigend had weten vol te stouwen met van al-Jazeera geplukte feiten, wiskundestellingen en zekerheden uit de fysica. Met een simpele klik had ze hem versmald tot een  personage uit een pornografische game.
    Saâda zucht. “Altijd weer vroeg ik God om verlossing, maar mijn gebeden eindigden steeds vaker in huilen”. Dat de Almachtige hem op de proef stelde, dat Hij zijn geloof wilde aanscherpen en hem wilde wapenen tegen de zonde, dat besefte hij, maar de immer zo celebrale jongeman was verlamd. Het zaad van zijn jeugd en van zijn verraad hadden zijn gebedsmat onteerd. Verbroken beloftes hadden haar ontrafeld, de mat van de muis had die van het gebed overwonnen. “Ik was de Barmhartige Heer onwaardig, en die wetenschap maakte me het bidden op sommige dagen onmogelijk”.
    Hij legt zijn bril op tafel, wrijft in zijn ogen en blijft met gebogen rug zitten. De capitulatie, in de versie van een vrome jongeman. “Het ergste”, zegt hij zacht, “is dat ik een zamel was geworden, een smerige homo in de betekenis die er hier aan wordt gegeven. Een nietsnut, een sexmaniak die zich vergrijpt aan elk lijf dat hem wordt aangeboden. Ik kon mezelf niet langer in de spiegel aankijken.”

    Donkere dagen, en nog donkerder nachten, het al even satanische als onuitwisbare 2004 was het laatste jaar dat Saâda in zijn geboorteplaats doorbracht. Ondertussen is hij naar Marrakech gekomen, stad van oker, van bevrijding en van msn. Ze heeft de zamel terug in een jongeman veranderd, in een wezen dat naar woorden verlangt, naar vriendschap, begrip en genegenheid.
    Er kwam een klik, van een muis die weinig verschilde van de vorige. En toch, de eerste had de jongeman meegenomen naar werelden van porno en wanhoop, de tweede bracht hem naar twee jonge Franse homo’s, naar Anthony uit Marseille, en vervolgens naar de Parijzenaar Arnaud. `
    Je zou die laatste zijn goeroe kunnen noemen, in iets meer dan een jaar van haast dagelijks chatten wijdde hij zijn Marokkaanse vriend in in de geheimen van de herenliefde. Hij deelde zijn ervaringen en gevoelens met Saâda en leerde hem over begeerte en tederheid praten. Honderduit vertelde hij over de Franse maatschappelijke discussie omtrent het homo-huwelijk en over de theorieën rond het Oedipuscomplex. Arnaud sprak over homo-erotische boeken en films, over café’s, bars en jaarlijkse feestelijke homostoeten in de hoofdsteden van Europa. Op een haast luchtige toon beschreef hij de coming-out naar zijn ouders en leerkrachten en het welslagen van hun aanvaardingsproces leek hem niet eens te verwonderen.
    Ze waren ongeveer even oud, maar de afstand tussen hun werelden was veel groter dan de 2130 km die hen in vogelvlucht van elkaar scheidde. Saâda wist dat hij haar nooit zou kunnen overbruggen, maar de wetenschap dat Arnauds universum bestond, veranderde hem volkomen.
     Eerst verbaasden zijn lichtheid en zorgeloosheid hem mateloos, en zijn verhalen gingen Saâda’s bevattingsvermogen volstrekt te boven, al probeerde hij dat niet te laten merken. Even had hij zelfs gedacht dat Arnaud ze gewoon verzon om hem op te monteren. Ze hadden er later samen om gelachen. Gaandeweg werd de jonge Fransman het centrum van Saâda’s leven en zijn onwaarschijnlijke zelfvertrouwen begon zelfs een beetje op hem af te stralen.
    Het is bij gratie van Arnaud dat Saâda heeft bestaan, dat hij zich als homosexuele jongeman heeft kunnen uitvinden. De bijna afgestudeerde Fransman gaf hem moed, begrip en eerbare woorden, die hem moesten wapenen tegen het vitriool dat in de Marokkaanse maatschappij altijd zijn deel zou zijn.
    Arnaud en Saâda waren vrienden en werden minnaars, virtueel toch, en verbaal. “We smeedden plannen om elkaar te ontmoeten. Arnaud was al een keer in Marrakech geweest, het was hem erg bevallen en het vooruitzicht om me te komen bezoeken, verblijdde hem heel erg”.
    Saâda leefde in een droom. Hij stelde zich voor hoe hij Arnaud in dit appartement zou ontvangen, wat hij voor hem zou koken en hoe hij de liefde met hem zou bedrijven. Voor het eerst in zijn leven zouden zijn lippen die van een ander beroeren en mochten zijn handen met hun strelingen elke centimeter verkennen van de huid van zijn beminde. Het was nog een kwestie van drie of vier maanden, een infiniteit voor ongeduldigen als Arnaud, en louter meer dan een seconde voor zij die als Saâda al hun hele leven wachten. “Arnaud zou mijn eerste minnaar worden, dat was mijn vurigste wens”.


    Er komt een schaduw van intens verdriet over Saâda’s gezicht. Hij staat recht, legt een nochtans nauwelijks hoorbare Mozart het zwijgen op en sorteert de schriftjes in de oranje kaft op datum. Er hangt een loden stilte, ik begrijp dat Arnaud nooit is gekomen.
    Saâda zegt dat je het op verschillende manieren kan interpreteren. Dat het op een heldere dag in januari 2006 was, mompelt hij, en dat er twee verschrikkelijke dingen zijn gebeurd. In de vooravond is hij zijn msn-account om onbegrijpelijke redenen definitief verloren, en toen hij uren later enige verstrooiing zocht op het Jamaa el-Fna-plein, ging een gauwdief er vandoor met zijn mobieltje en met wat hem restte van Arnaud, zijn telefoonnummer. “U kunt het zich niet voorstellen, mijn hele wereld is die avond ingestort”.
    Dagenlang heeft Saâda tevergeefs geprobeerd om terug in contact te komen met zijn vriend. Hij beproefde alle mogelijke letter- en cijfercombinaties van zijn emailadres, lanceerde sos-oproepen op andere sites en vormde talloze nummers met de paar cijfers die hij zich nog van het vorige telefoongesprek met Arnaud herinnerde.
    “Ik wist dat het geen zin had”. Er komt een bittere trek om Saâda’s mond. Hij gaat zitten en staart naar zijn handen. “Het was een straf van God, Hij, en Hij alleen, kende mijn zondige intenties. Hij heeft me terug naar het rechte pad willen leiden, daar ben ik van overtuigd”.
    De geschiedenis herhaalde zich min of meer. Het ging van de mat van de muis andermaal naar die van het gebed, van een wereld van lichtvoetig geluk naar een van ondraaglijke schuld. Arnaud was tot een cyber-fata morgana herleid en met hem waren de idealen verdwenen die ze samen zo liefdevol hadden gekoesterd.
    Saâda begon weer naar de moskee te gaan. Hij bad God om vergiffenis, hij smeekte en huilde. Maar er was iets veranderd. Hoe onbereikbaar Arnaud ook was geworden, hij bestond en zijn erfenis kon niet worden gedelete. De vraag was niet of Saâda naar het internet van verlangen zou terugkeren, maar wanneer.
    Hij gelooft dat hij er een maand of drie is weggebleven. Maar toen moest hij erheen. Om te leven, om de leemte in te vullen die Arnaud had achtergelaten, zelfs al wist hij dat hij aan loutere zinsbegoocheling deed. Hem vervangen was onmogelijk.
    Saâda heeft toen de Marokkaanse gay-sites ontdekt, hij chatte met een man uit het nabijgelegen El Jadida, die meteen een afspraak regelde toen hij hoorde dat hij een eigen flat had.
    De volgende middag al hebben ze elkaar in het parkje naast het pompstation ontmoet. De man vroeg na een minuut of vijf of hij condomen had, hij was gehaast en hoopte dat Saâda niet al te veraf woonde. Zonder veel omhaal waren ze naar boven gekomen. Waar de badkamer was, had de man vervolgens willen weten, de schuchtere jonge maagd gebarend dat hij zijn kleren alvast moest uittrekken.
    Saâda zegt dat hij zich nog elke seconde van die ontmoeting herinnert. In weerwil van zichzelf, eigenlijk, want het liefst zou hij ze uit zijn geheugen wissen. Hij weet dat het alarm in zijn hoofd afging zodra ze het appartement binnenkwamen. Maar zijn stem liet het afweten en bovenal besefte hij dat het te laat was. Hij hoorde het toilet doorspoelen en zag de man de slaapkamer binnenkomen. “Het was gruwelijk, als onder beesten eigenlijk”.
    Jaren had Saâda van de Daad gedroomd, hij had zich liefkozingen voorgesteld zoals Arnaud hem die had beloofd en zoals hij zich die van de homoporno in cyberspace herinnerde. Strelingen verhoopte hij, tederheid en passie. Hij had zich allerlei scenario’s voor de geest gehaald, maar aan het zinnetje waarmee de Daad begon en dat eigenlijk alles zei, had hij niet gedacht. “Draai je om”. Zelfs als het minder als een bevel had geklonken, dan nog had Saâda zich niet durven verzetten. Hij voelde een golf van paniek door zijn lichaam jagen en sloot zijn ogen.
    Het duurde niet meer dan enige minuten. Saâda herinnert zich de kreten van de man, en hoe hij vervolgens naar de badkamer verdween en een afscheidsgroet mompelde. De deur sprong in het slot en er maakte zich een gevoel van onmetelijk verdriet van hem meester. Hij dacht aan Arnaud en huilde de middag voorbij. Als een meisje, voelde hij zich, dat door een brute macho was verkracht. Hij zegt dat hij betwijfelt of de man homo was, en in elk geval was hij alleen geïnteresseerd in sex.
    Die avond is hij andermaal naar de moskee gegaan. Hij heeft God beloofd dat deze keer de laatste was. Saâda zucht en schudt het hoofd. “Ik begrijp het niet”. Hij weet niet wat hem amper een week later weer naar het internetcafé heeft gebracht en nog veel minder snapt hij waarom hij er een man uit Rabat uitnodigde om diezelfde nacht nog bij hem door te komen brengen. Hij is hem om vijf na tien aan het station gaan ophalen, en bracht hem de volgende ochtend naar de trein van zeven uur. “Hij was knap en vriendelijk”, meent Saâda, “maar hij maakte meteen tijdens het chatten duidelijk dat hij alleen sex en geen relatie wou”. Hij hoorde zichzelf tegen ‘m liegen dat dat geen probleem was, en hij ook alleen in een avontuur was geïnteresseerd. En zelfs toen hij, rond middernacht in de slaapkamer zei dat het enige wat ‘m aantrok, de organen waren, gaf Saâda geen kik. Hij dacht aan Arnaud, aan het Parijs van zijn verbeelding en aan de woorden die ze elkaar ooit zouden toefluisteren.
    In de daaropvolgende maanden concentreerde hij zich op zijn studies, hij ging voor de zomervakantie naar huis en keerde pas aan het begin van de herfst naar Marrakech terug. Dat hij het cybercafé zou mijden, had hij zich voorgenomen, maar de eerste week was nog niet voorbij of hij had al afgesproken met een man uit een buitenwijk van de stad.
    De man in kwestie was een zanger van populaire liedjes, die zijn niet altijd even royale gage bijspekte met tippelen. Hij had er weinig doekjes omgewonden, voor omgerekend tien euro zou hij van Saâda zijn, desnoods een hele nacht lang. Het was het einde van de maand, zoveel geld kon de student niet meer missen. De zanger was een begripsvol man, voor de helft van dat bedrag wou hij ook wel komen. “Het klinkt misschien belachelijk, hoe kan een mens zich goed voelen bij betalende sex? Maar toch was dit mijn enige positieve ervaring, Ismaël was de eerste en enige die me een fijn gevoel gaf. In zijn armen voelde ik me volkomen”.
    Ze zijn elkaar enige tijd later toevallig weer tegengekomen. Saâda vroeg of de zanger zin had om hem te bezoeken, Ismaël wou graag en zei zelfs van ‘m te houden. Het waren al te goedkope, roekeloze woorden geweest, ze hadden de liefde in Saâda’s ogen bezoedeld en hij had de zanger smalend gevraagd of hij het voortaan gratis met ‘m zou doen of louter een truukje uithaalde om zich van een vaste klant te verzekeren. Ismaël was boos geworden en weggelopen. Dat hij Saâda nooit meer wou zien, zei hij nog.
    Saâda staart voor zich uit. Hij zegt dat een man als hij in Marokko alleen sex kan vinden, maar geen liefde. Hij blijft dromen van een leven met een geliefde in een ryad in de oude binnenstad van Marrakech. Maar bewaarheid wordt die droom nooit.

    Ik moet aan mijn vriend Jamal denken, die me net voor ik vertrok nog zei dat ik naar Saâda’s stemgedrag bij de parlementsverkiezingen van begin september 2007 moest informeren. ‘Slechts één kiesgerechtigde op drie, heeft zijn democratisch recht uitgeoefend”, zei hij, “zo weinig verwachten mensen hier van parlementariërs. En geef ze ongelijk. De koning is hoedanook almachtig en van verkiezingen heeft hij geen last”.
    Saâda heeft zijn stem uitgebracht, op die eerste vrijdag van september. Voor de islamistische Partij van Gerechtigheid en Ontwikkeling heeft hij nota bene gekozen, voor een politieke formatie die mensen met zijn sexuele geaardheid liefst een stenigingsdood zou zien sterven, zoals de sharia dat voorschrijft voor recidivisten. “Ach, ik heb gewoon gestemd voor een vrouw die ik ken”, verweert hij zich aanvankelijk. “Ze is heel dynamisch en oprecht, niet zo’n zelfingenomen cleptomane als de gros van de volksvertegenwoordigers in dit land”.
    Ik argumenteer dat individuele goedhartigheid en oncorrumpeerbaarheid in een parlement weinig vermogen, dat het er om groepsdynamieken gaat, om compromissen en om politieke ideeën die worden verdedigd of verworpen. Een partij als de PJD zal Saâda’s belangen nooit verdedigen, wel integendeel. En van haar islamistische maatschappijproject moeten naar emancipatie en pariteit strevende vrouwen ook maar weinig verwachten. Is het eerlijk, vraag ik, dat de erfenis van dochters de helft kleiner is dan die van zonen, willen ongesluierde vrouwen heus meteen verkracht worden en hoe moet het met zijn eigen leven onder een islamistisch regime?
    Op dat moment gebeurt er iets onverklaarbaars. Mijn woorden hebben een bres tussen ons geslagen. Ik weet niet wanneer het is begonnen, maar nog voor ik ben uitgesproken, is onze band verbroken.
    Hij is weg, de beschroomde jongeman die me de voorbije vijf uur als een bondgenoot heeft beschouwd, die me meenam naar de nooit eerder bezochte spelonken van zijn ziel en die het onzegbare voor het eerst in zijn eigen huis in woorden en zinnen goot. Verdwenen is ook de fragiele jongen, die haast alleen in angst, onzekerheid, twijfels en schuld scheen te bestaan maar wiens dromen nog niet definitief als onrealiseerbaar leken afgevoerd.
    Voor mij zit een man met een gevoelsloze gezichtsuitdrukking. Hij heeft zijn rug gerecht, zijn kin opgericht. Het timbre en het ritme van zijn stem zijn veranderd, zijn woorden zijn die van een vreemdeling en van God. Blind is hij, doof en impermeabel, onfeilbaar ook, en onbenaderbaar. De jongen is een man is een robot geworden. Hooguit 55 kilogram huid, haar, vlees en botten, maar wel twintig ton korannieke zekerheid.
    Strak kijkt hij me aan. Dat ik er niets van begrepen heb, zegt hij vlak. De islam is voor hem geen waardenstelsel, het is geen à la carte moraliteit, noch een naargelang de omstandigheden aan- en uitschakelbare hersenfunctie. De onbekende zegt dat hij leeft in de islam. Al jaren. God heeft hem niet nodig maar hij Hem wel. Zonder Hem is hij niets.
    Ik heb het me later nog vaak afgevraagd, maar weet niet waarom hij dan over de cartoons in een Deense krant is begonnen, de spotprenten met de Profeet als protagonist. Honderdduizenden mensen in de hele wereld zijn toen op straat gekomen, zegt hij, mannen, vrouwen, zelfs kinderen. Verenigd in de Heer hebben ze hun verontwaardiging geuit, ze hebben zich niet laten knechten. Toen niet en nooit.
    Het water tussen ons wordt steeds dieper. Wat me echt verwonderd, zeg ik, is dat gruweldaden in de wereld, van Darfur over Sri Lanka tot Birma, nooit enige mensenmassa op de been hebben gebracht. Ik zeg niet te begrijpen wat een eventueel kwetsend prentje kan betekenen in vergelijking met de dood van onnoembare onschuldigen, iemands kinderen, iemands vaders en moeders, iemands ooms, tantes, neven of nichten, iemands vrienden, iemands geliefden.
    Hij laat me niet uitpraten en herhaalt dat ik er niets van heb begrepen. Hoe kan ik stervelingen met de Profeet vergelijken, hij die bij God bemiddelt over de toelating tot het paradijs van gelovigen als hijzelf. “Ik zou alles doen voor de Profeet. Mijn leven zou ik geven”.
    Geschreeuwde woorden, geschokte stilte. Ik moet aan Jamal denken, aan de schizofrenie die hij zo graag hekelt. En aan mijn rol als onopgeleide instant-psycholoog.
    Is er dan een plaats voor Saâda in het paradijs? Gaat de poort ooit voor homo’s open? Dat hij altijd in alle opzichten een normaal mens is geweest, buldert hij, op dat ene na, dan, de sexuele afwijking waaraan hij lijdt. Het is een ziekte, een beproeving. Maar hij zal dit obstakel overwinnen. Met de kracht die God hem zal geven. Hij zal als een normaal, waardig mens door het leven gaan, als ik dat maar weet.
    Het is al ver voorbij middernacht. Hij begeleidt me naar beneden en houdt een taxi aan. Even lijkt Saâda terug te zijn gekomen. Dat het hem spijt, zegt hij, en of ik hem kan vergeven. “Je hebt veel voor me betekend.”

    15-12-2008 om 20:35 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maroc - Citations du livre 'Onder Mannen'
    Klik op de afbeelding om de link te volgen 'Ma valeur d'homme, ma valeur d'Arabe, ma valeur de musulman, je l'avais entre les jambes. Quant à mes sœurs, c'était l'honneur de la famille qu'elles portaient entre leurs jambes. La virilité pour les uns, l'honneur pour les autres. Nous avions chacun une tâche précise à accomplir, une limite à respecter, un engagement à remplir, une corvée à trimbaler toute notre vie comme une dette, une vertu, un privilège, une servitude, une corvée de honte et de fierté mélangées. (Abdelhak Serhane, dans le roman Messaouda, 1983)


    A treize ans Malek, en pleurant, a raconté à sa maman qu'il aimait les garçons. Elle a répondu qu'elle savait qu'il était différent et qu'il devait lui promettre trois choses. 'Utilise toujours un préservatif, mon garçon, ne couche jamais avec des gens que nous connaissons et fais attention à ce que les gens ne le sachent jamais. Tu seras toujours mon fils, cet amour tu ne pourras jamais le perdre. Celui des autres, lui, est moins garanti.

    Tahi vient de faire une tentative de suicide. Au fond on entend sa mère qui pleure. Pourquoi avons-nous mérité tout ça, se lamente sa tante. Tahi ferme ses yeux mais elle ne veut pas le lâcher. Elle lui tire le bras et lui frotte le visage avec une serviette froide. 'C'est pas compliqué’, hurle-t- elle, 'dans notre famille on préfère un toxicomane, un alcoolique ou un dealer de drogues comme fils plutôt qu'un homosexuel'.

    Ce soir-là Ahmed attendait Soufian à la maison, les yeux gonflés de rage. Il a tiré son petit frère par ses vêtements, l'a emmené à la salle de bain et l’a collé au mur. Quand Soufian a repris conscience, il a senti qu'il était bâillonné et que son nez et ses yeux étaient enflés. Il s’est demandé ce qu'il avait fait pour provoquer une rage pareille. Le bourreau Ahmed a laissé son frère sur le carrelage de la salle de bain pendant quinze jours. Il a gardé la porte fermée avec un cadenas dont il avait la seule clé. Chaque soir sa mère lui amenait une assiette de nourriture qu'elle mettait dans un coin. Au début Soufian a essayé de lui parler, mais elle n’a jamais répondu.
    Un matin c'est Ahmed qui est venu. Soufian a du se laver. Il allait l'accompagner à l'école. La version officielle était que Soufain avait eu un accident de voiture. 'Si tu oses raconter autre chose', l’a-t-il menaçé, 'je te casse le cou'.

    Nanou (25 ans) est parti en Espagne, il a dit à sa mère qu'il allait chercher du boulot et elle a trouvé ça bien. Vas-y, gagne ton argent, mon fils, qu’elle a répondu, réalise tous tes rêves. Depuis, elle lui a rendu visite à Torremolinos. Ils sont partis manger, se promener à la plage et manger des glaces au coucher du soleil. Et quand maman est repartie contente, son fils a pu respirer.
    Il y a encore des choses qu'elle ne sait pas. Si elle avait découvert que son enfant s'est marié à un homme, seulement pour avoir des papiers, elle aurait exigé qu'il rentre avec elle. Dans ses yeux, on est mieux illégal qu’à brader son honneur.

    Pour être libre, Nabil (28 ans) a cherché un boulot à trois heures de route de sa ville natale. Et puis, il dit qu'il souffre d'insomnies quand il pense à la femme qui sera inévitablement la sienne. Une fois passé la trentaine, il sentira la pression familiale de tout son poids. “Si seulement il pouvait exister un médicament pour me guérir de l'homosexualité, je te jure, je n'hésiterais pas une seconde”.
    Ce n'est pas de la faute de ses parents, explique-t-il, ce sont des gens ouverts, avec un esprit progressiste. Mais ils ne sont pas seuls au monde et ils doivent penser à la communauté. La nouvelle de son homosexualité les condamneraient, eux aussi, à l'exclusion sociale. Ils ne survivraient pas à cela.

    Le père d'Abdou (37) lui disait qu'une jeune épouse de son pays natal le guérirait une fois pour toutes de ce péché de jeunesse si honteux, qu’il verrait bien. Mais est-ce que Abdou y a cru lui-même?
    Quand Samia et Abdou, qui avaient été de grands amis pendant toute leur jeunesse, se sont revus après de longues années, Abdou a dit qu'il voulait divorcer, que la vie conjugale c’était l'enfer et qu'il s'était fait une chambre pour lui seul au grenier. Abdou a raconté aussi que son père l'avait menacé, qu'il lui avait craché dessus, qu'il l'avait maudit. Il y a  une chose qu'il devait savoir, disait-il à son fils : il n'y aurait pas de divorce de son vivant et surtout tant que les enfants ne seraient pas adultes. Abdou en a tiré ses propres conclusions. Ivre mort, il s'est suicidé dans la baignoire.

    Aux élections parlementaires de septembre 2007, Saâda (22 ans) a voté pour les islamistes du PJD. Pour un parti politique, donc, qui prône la lapidation pour les personnes qui ont son identité sexuelle, comme prévu par la charia pour les récidivistes.
    Etrange, non? Il me regarde et dit que je n'ai rien compris. Pour lui l'islam n'est pas une moralité à la carte ni une fonction du cerveau, qu'on pourrait activer et désactiver selon les circonstances. Saâda dit qu'il vit en islam.
    Aura-t-il alors une place au paradis ? Est-ce que la porte s'ouvre pour les homos? Il hurle qu'il a toujours été  normal dans tous les sens, sauf pour cette chose-là, cette anomalie sexuelle qui le fait souffrir. C'est une maladie, une épreuve. Il jure qu’il surmontera cet obstacle. Avec la force que Dieu lui donnera. Il vivra dignement.


    Ali (39 ans et journaliste) est incroyablement optimiste pour l'avenir. Il constate une évolution irréversible au sein de la société marocaine et acclame le déclin de la famille traditionnelle. Il chante la vie trépidante et le désir de performance, ne fût-ce que parce que, de la sorte, il ne reste plus de temps pour guetter l'autre et contrôler sa vie. Avant tout, c'est dans la nécessité économique que l'individualisation plonge ses racines, quelle que soit l'opposition des forces traditionnelles. "Rajoutes-y la mondialisation, l'ouverture qui naît de l'accès au monde, regardes internet et rends-toi compte de l'envergure de la communauté virtuelle qui s'y est constituée."


    "Nous manquons de courage pour casser le rapport presque mécanique que l'esprit musulman établit entre la croyance et le sexe ainsi qu'entre le sexe et le mariage. Il nous faut une révolution, une révolution qui ne verse pas de sang et qui vient du cœur. L'homme arabo-musulman reste dépourvu d'humanisme. Dieu est sa référence centrale et ultime. Personne ne lutte pour la liberté religieuse, l'athéisme est totalement inacceptable. Car en dehors de la religion il n'y a point de moralité. L'idée cartésienne de l'homme comme maître de son existence, le fondement de la modernité, doit encore naître au Maroc. Sans l'homme en tant que valeur et principe il n'y a pas de droits humains. Il n'y a que partage - de la famille, de la communauté et de Dieu. (Professeur Abdessamad Dialmy, sociologue et auteur de 'Jeune, Sida et Islam au Maroc')

     

    15-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Articles en français
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Réaction de l'écrivain Abdellah Taïa sur 'Onder Mannen'
    Klik op de afbeelding om de link te volgen "Bien raconté. Bien écrit. J'ai sincèrement hâte de lire la suite. Ton livre doit absolument passer, arriver, si je peux dire, dans la langue française pour que les Marocains (et d'autres, bien sûr) puissent prendre connaissance de ces histoires fortes, dérangeantes, de cette réalité, l'homosexualité, qu'ils ne veulent pas voir. Un jour, je l'espère, ce livre arrivera aussi dans la langue arabe.

    15-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Articles en français
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maroc - Lisez un chapitre du livre Onder Mannen (non édit en français)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Chapitre 12. Un réfugié politique, version améliorée et espagnole

    Un quai de gare. Un train à l’arrivée, en descend une mémé quasi hors d’âge en tenue de plage . Seul un paréo dissimule quelque peu des formes aussi flétries que volumineuses. « Georges » dit-elle impatiamment « grouiile-toi, il peut partir d’un moment à l’autre ». Surgit sur le marche-pied un minus traînant plus qu’il ne porte une valise plombée. L’homoncule se fait presque dégommer par la déferlante Famille Eléphant. Eux, sont des compatriotes de George et son épouse, probablement émules de Rabelais plutôt que de Racine.
     Ils sont six, tous porteurs d’un short blanc, ’emballage minimum pour leurs nobles attributs, et exposent à ravir au chaud soleil espagnol de grands lots de viande palpitante. Seule l’aïeule a jugé plus sage de laisser le nombril couvert, le reste de la famille – trois gosses et deux femmes de trente ans, pierçées de partout  – sont clairement d’avis que les vacances impliquent un certain degré d’exhibitionnisme, quelque soit l’indice de masse corporelle.
    George encore, lui, évite de justesse la crème glacée égarée par l’enfant le plus jeune, mais pas pour autant le moins costaud du lot. Le cornet s’écrase contre les portes automatiques, laissant une fine trace rosâtre sur les parois du train.
    ‘Mince, Andy, fais gaffe quand même’. La voix de maman Éléphant casse, elle pose ses bagages par terre et flanque une châtaigne au cadet.
    Bienvenue à Torremolinos, le coeur de béton de la fiesta espagnole. Le jour, le panorama se remplit des hordes de touristes allemands, hollandais et britanniques haletants, candidats au mélanome, achalandés par des commerces interchangeables qui vendent des lunettes de soleil à cinq euros et des chaussures modernes à prix donnés, ampoules incluses.
    La nuit, c’est le Roi San Miguel qui y règne, ses grands prêtres accourus de toute l’Europe, sont ces dj quasi infatigables grands initiés aux rites de la musique house.

    Il est quelque peu surréaliste que le cri de détresse de Nanou me mène précisément à ce décor fellinien nappé de glace molle. Tout a commencé par un message d’à peine trois lignes, caché parmi les nombreuses réactions virulentes publiées sur le site web emarrakech.info en 2004 à propos de l’article ‘Homosexualité au Maroc’.
    « Bonjour », écrivit-il, « je suis un des 43 homosexuels arrêtés pendant une simple fête d’anniversaire à Tétouan. Je suis étudiant de dernière année à l’université, mais je me suis exilé à cause de mon homosexualité. Si vous voulez m’appuyer, s’il vous plaît écrivez-moi à l’adresse suivante. C’est un scandale pour une société civilisée et pour moi c’est une souffrance gigantesque. »
    Le beau gosse de 25 ans qui m’attend en gare de Torremolinos, en l’an 2007 n’a plus rien d’un persécuté politique. Des lunettes PRADA rehaussent son t-shirt ajusté et son bermuda jaune citron. Nanou éteind son MP3 et tient à porter mes bagages. La première chose qu’il me demande, c’est si je parle l’espagnol. Lui par contre l’a appris en moins de six mois et prétend même en avoir oublié le français qui a été sa langue d’enseignement pendant toute sa jeunesse. Rien de mal à ça au contraire, mais ce qu’il veut inconsciemment révéler, c’est que d’avoir voulu durant les trois années de son séjour espagnol se réinventer dans la langue de Cervantes.
    Cette nouvelle identité se manifeste tant par les chaînes de télévision numérique qu’il regarde et la musique latino qu’il écoute que par les repas qu’il me prépare dans son confortable studio. Le cadeau souvenir que je trouve sur ma valise le jour de mon départ en dit long aussi. Il m’offre une poupée flamenco tellement kitsch après le énième repas de patatas bravas et autres tapas maison.
    Mais plus encore que son pseudo chauvinisme parfois tragi-comique, c’est le rejet de son ancienne identité qu’exprime sa nouvelle ibérité. Il fréquente le moins possible les Nord-Africains.
    Du coiffeur homosexuel d’Oujda que nous rencontrons le lendemain dans une discothèque, il raconte que cet un homme croit en ses propres mensonges. Il a quarante ans et au Maroc sa femme et sa fille l’attendent. Il leur rend visite environ quatre fois l’an, et leur ramène autant de cadeaux que d’histoires sur les conditions de vie si difficiles dans un pays raciste comme l’Espagne, question de contrer tant bien que mal leur désir, pour le moins latent, d’émigrer. « Imaginez-vous qu’elles arrivent ici pour découvrir qu’il traîne toutes les nuits dans une boîte, en espérant draguer l’un ou l’autre mec», plaisante Nanou.
    Auparavant, il m’avait déjà parlé de ce ravissant garçon de Casablanca, qui habite avec le propriétaire espagnol de cinq bars et discothèques gays. « Chaque centime qu’on y dépense – et Dieu sait qu’on en dépense d’habitude beaucoup – peut être considéré comme de l’aide au développement du Maroc. Le petit sait remarquablement bien comment plumer l’Espagnol. Au bled, il a déjà une maison à la côte, finance la formation de tous ses frères et soeurs et passe son temps à faire du shopping, à chatter sur internet et à regarder du porno gay à la maison. Mais apparemment le micheton n’y voit aucun problème et déclare à tout qui veut l’entendre que ce garçon de Casa est l’amour de sa vie. Dégoutant, n’est-ce pas? »

    « La plupart des Marocains », dit-il, « rêvent d’une vie de ce côté du Détroit de Gibraltar. Moi, ce n’était pas à ça que j’aspirais. En plus, avant, j’avais beaucoup d’argent, je disposais d’un appartement spacieux à Tanger, je ne portais que des vêtements de marque, j’organisais de formidables fêtes et je prenais l’avion pour les grands déplacements. Une fois, j’ai même loué un ryad à Marrakech pour un week-end entre amis. C’étaient des années folles, somptueuses. Jusqu’à ce qu’une mauvaise fête au mauvais endroit ait balayé tout cela. Vous savez, je ne connaissais même pas celui qui fêtait son anniversaire. »
    Tout à coup, Nanou se lève et se met à farfouiller sous l’évier, il murmure qu’il va faire du nettoyage et se retranche dans sa chambre avec deux balais et un seau pendant une bonne demi-heure. « Ne me comprenez pas mal, » dit-il quand il réapparaît, « ce ne sera pas sans fierté que j’accéderai à la nationalité espagnole l’année prochaine, environ au moment où j’espère obtenir mon diplôme de postgradué. »
    « J’y pensais récemment », ricane-t-il, « quand j’ai eu maille à partir avec une personne entre vingt et trente ans à la station d’autobus. L’homme me fixait déjà depuis une demi-heure, alors je lui ai demandé en espagnol s’il y avait quelque chose qui n’allait pas? Il me répond en darija qu’un sale zamel comme moi ferait mieux de baisser le ton. Ah bon, lui dis-je, voulez-vous donc que je vous emmène au bureau de police et que je dépose plainte contre vous? Ce sera plutôt vous qui resterez avec les policiers, et pas moi. L’homme, perplexe, s’en est allé tout de suite. »
    Nanou rit triomphalement et ajoute que les policiers espagnols sont d’ailleurs des hommes assez raisonnables, sans comparaison avec leurs collègues de l’autre côté du détroit. Les souvenirs de Tétouan s’imposent un instant et lui assombrissent le visage. « Ma mère l’a toujours dit », se reprend-il rapidement, « depuis tout-petit, elle m’a répété qu’il faut se méfier des Marocains. Et elle le sait, en tant que Tunisienne entre-temps divorçée de mon père qui travaille actuellement à Casa. »
    Nanou ne comprendra jamais pourquoi elle a quitté Tunis. La ville où il était tellement heureux jusqu’à ses dix ans, et où, des années plus tard, il tomba amoureux pour la première et seule fois dans sa jeune vie, restera gravée dans sa mémoire comme une oasis d’ouverture, de distraction et de modernité. « Je me rends bien compte à quel point le régime tunisien est répressif, et je ne prétends nullement minimiser son impact, mais en même temps, c’est un état séculier. Vous savez, si je devais choisir entre une nation où un impitoyable leader aux allures de big brother tient le bâton et une nation où l’on observe une certaine démocratisation, mais où Dieu est Le Juge Suprême qui voit toujours tout, j’aurais vite fait mon choix. Au moins, le tyran, lui, un jour il meurt.
    « Je me rappelle le choc vécu lors de mon arrivée à l’école à Rabat, peu après le déménagement de notre famille au Maroc. Le professeur nous obligeait à prier trois fois par jour en classe et ne prononçait pas une phrase sans mentionner l’Islam et le Droit Chemin. » C’était comme si le vol de Tunis Air était une sorte de machine à remonter le temps, qui avait ramené Nanou et sa famille de manière inopinée au Moyen Âge.
    La capitale marocaine ne plut guère à sa mère, et dès que l’infirmière eut trouvé un emploi à l’hôpital de Tanger, le déménagement suivant fut vite réglé. « Peut-être que cela a quelque chose à voir avec la mer, qui m’a toujours fasciné, mais Tanger était la première ville du Maroc où j’ai commencé à me sentir peu à peu chez moi. On s’y moquait moins de mon accent étranger et j’y ai finalement rencontré pas mal de gars vraiment sympas, avec qui je faisais de longues promenades chaque week-end. »
    Mais, une fois de plus, la famille n’était pas venue pour rester. L’adolescence de Nanou prenait toujours plus l’allure d’un roadmovie. Après trois ans à Rabat et deux ans à Tanger, sa mère rompt avec son père. Elle exige le divorçe et déménage de nouveau, et à tout jamais, à Tunis emmenant ses enfants avec elle. « Elle a joué malin en convainquant mon père avec l’argument d’un enseignement tunisien bien meilleur qu’au Maroc. Et voilà que de nouveau je me retrouvai à Tunis, où je tombai immédiatement éperdument amoureux d’un de mes condisciples. »
    Nanou estime que Majid est le seul homme qu’il a jamais vraiment aimé. Officiellement, son ami devait l’aider dans ses révisions en vue du Bac. Cela lui fournissait un prétexte pour passer des jours entiers dans la chambre de Nanou. Plutôt dans le lit, bien entendu, que derrière le bureau. « Nous savions que nous n’avions pas de futur et quelques fois nous nous en préoccupions. Mais la plupart du temps nous nous noyions simplement dans nos corps et notre présence. En effet, que signifie ‘plus tard’, quand on n’a que seize ans? Mais tandis que les mois passaient, la peur d’être découvert commençait à nous envahir. Imagine-toi que ta maman s’octroie une demi-journée de congé imprévu, m’avertissait Majid de plus en plus souvent, ou que l’une de tes soeurs rentre de la fac plus tôt que d’habitude ? Le bonheur sincère, quasi enfantin que nous avions vécu dans ses premiers mois, avait peu à peu cédé la place à une tension inquiétante et accablante. Nous avions le sentiment d’être enfermés dans un monde secret, monde qui serait inévitablement brisé en mille morceaux et probablement bien plus tôt qu’on ne le pensait.”
    Nanou décide de retourner à Tanger après son Bac. Majid a raté l’épreuve, son père lui a payé une formation de menuisier aluminium. « A un certain moment j’ai cru que la société était plus forte que l’amour, et que notre seule option était de s’oublier l’un l’autre. C’est pourquoi je suis parti. Aujourd’hui je trouve cela une mauvaise décision et je vous jure que je le ferais venir ici si je pouvais ; l’année prochaine peut être, quand j’aurai obtenu la nationalité espagnole”.
    Nanou soupire, il dit qu’en fait il ne sait pas encore. Il y a des jours où il se voit marié avec Majid, des jours où il s’imagine ce qu’ils pourraient faire ensemble à Barcelone. S’il est vraiment aussi habile qu’il le prétend, il pourrait aussi bien gagner son pain ici plutôt qu’à Tunis? Mais, à d’autres moments il pense à la copine allemande de Majid et aux nombreuses conversations téléphoniques désagréables qu'il a eu avec lui à ce sujet.
    A chaque fois un affreux sentiment s’empare de lui. Il soupçonne son amour de voir en lui uniquement un visa pour l’Occident. C’est une pensée insupportable que d’habitude il rejette tout de suite. Mais le doute est un sentiment tenace, auquel peu d’arguments résistent. Il hausse les épaules et se dirige de nouveau vers l’évier. « C’est un chapitre clos, le passé ne revient jamais, n’est-ce pas? »
    Un instant, sa bouche prend des traits tristes, mais tout de suite ce maître de l’art de l’évasion change de cap. Il commence à parler de la paella et de l’ami espagnol qui lui a appris à la préparer, aussi sa version de ce plat serait selon lui parmi les meilleures au monde. Echapper à Majid, d’abord à l’impossibilité de leur amour et ensuite à la crainte de sa trahison, voilà en quelque sorte le leitmotiv de la jeune vie de Nanou. Aujourd’hui il se distrait avec des dissertations peu novatrices sur la gastronomie espagnole et des nuits entières dans les discothèques de Torremolinos ; jadis il s’échappait à Tanger, qu’il transformait en une version mini et marocaine de la movida, sans être gêné par la supervision parentale.
    De fait c’est ce qui s’était passé après un petit détour de trois mois quand même, trois mois très désagréables passés dans l’internat de l’école de formation en gestion du tourisme à laquelle Nanou s’était inscrit. Avec les fils et filles de familles riches qui, eux, étant entrés à l’institut en faisant appel à leurs relatons, n’avaient pas de problèmes. Ils étaient eux-mêmes trop occupés à faire la fête pour s’inquiéter de son comportement éventuellement blâmable.
    Ce qui l’inquiétait surtout, c’étaient les regards des boursiers, paysans des lointains villages de montagne et enfants de ces bidonvilles où se répand si facilement l’islamisme. Il savait qu’ils savaient, ils le traitaient sans le moindre respect et Nanou avait peur qu’ils ne lui fassent du mal dès qu’ils en auraient l’occasion.
    Il n’en parlait pas avec sa mère. Au téléphone, il racontait qu’il maigrissait à vue d’oeil, que la nourriture n’était pas bouffable et qu’ils devaient se coucher à neuf heures, comme dans un camp pénitentiaire. Nanou la convainquit qu’il ne pouvait étudier avec application que dans un petit studio à lui et sut persuader sa sœur, qui entre-temps travaillait au Golf, de lui verser l’équivalent de 300 euros par mois, en plus des 150 euros qui tombaient déjà de Tunis.
    Ainsi Nanou découvrit le Tanger tant vanté par des écrivains comme l’Américain Paul Bowles il y a un bon demi-siècle. Le professeur italien Vincenzo Patanè écrit dans ‘Gay Life and Culture: a world history' que les Américains ‘se battaient pendant les premières décennies du vingtième siècle pour faire la cour aux garçons locaux accompagné du bruit de l’argent qui changeait de propriétaire.’ Nanou découvrit que peu de choses avaient changé depuis.
    Peu après s’être installé dans son petit studio, il rencontra pas mal d’hommes européens, avec peu de temps, beaucoup d’argent et surtout des sentiments profonds pour un beau jeune homme comme lui. Le premier était un journaliste-radio français qui lui achetait des vêtements chers et lui offrait des voyages, mais dont l’objectif final consistait à dominer son jeune amant à tout jamais. Cela a commencé par l’interdiction de se rendre en discothèque ou de voir de vieux amis et ça s’est terminé après avoir été enfermé dans une chambre pendant vingt-quatre heures.
    Nanou garde de meilleurs souvenirs de James, un Britannique installé à Gibraltar qui investissait l’argent de riches retraités britanniques. « J’étais son premier petit-ami, il était marié et père de deux enfants. Il avait une sorte de fascination étrange pour moi, il semblait qu’il ne pouvait rien me refuser. Il venait environ trois, maximum quatre fois par mois à Tanger. Il m’apportait des cadeaux chers et me donnait de l’argent pour que je puisse mieux me concentrer sur mes études. D’abord 600 euro par mois, après 2000 et parfois même plus. Et en fait, il ne demandait rien en échange, on ne dormait même pas ensemble. »
    Environ deux semaines avant l’examen de fin d’études, deux condisciples homosexuels de Nanou l’invitent à une fête d’anniversaire dans la proche ville de Tétouan, question de changer d’air. Nanou se rappelle encore des vêtements qu’il avait achetés pour l’occasion, « ils coûtaient l’équivalent de 200 euros. » Après, dit-il, il ne les a plus jamais portés.
    C’était l’anniversaire de l’ami d’un ami. Celui-ci avait invité quarante à cinquante personnes dans une salle exclusive sur la Place Alfadane, en face du palais royal de Tétouan.
    Les invités étaient arrivés vers trois heures de l’après-midi. Ils avaient reçu des boissons et sur toutes les tables se trouvaient de délicieux zakouski qu’ils n’ont pas touchés. « Il devait être vers six heures et demi du soir. Nous étions en train de parler et d’écouter le groupe de musiciens que l’organisateur de la soirée avait engagé, quand quelqu’un cria ‘police secrète’. La porte s’ouvrit violemment et des dizaines de policiers entrèrent en trombe dans une grande démonstration de force. Devant l’entrée se trouvaient quatre camionettes vides, prêtes pour le transport vers le bureau de police. Quand nous sommes sortis, on s’est fait huer. ‘Sales pédés’, disaient les gens, ‘infidèles à Dieu’.
    Nanou devient nerveux, il arpente sa chambre et finit par sortir une bouteille de Coca Zero du réfrigérateur pour s’installer ensuite derrière son ordinateur. Il me montre le site web de l’organisation des Droits de l’Homme qui a relaté l’arrestation. Si vous voulez, vous pouvez le lire vous-même et après on peut aller faire une petite promenade, essaie-t-il. Il faut encore faire des courses.
    Je lis qu’après l’arrivée au bureau de police, les 43 prévenus furent soumis à un controle d’identité serré. Au début, ajoute Nanou, la plupart étaient convaincus qu’il s’agissait d’une erreur. Et c’est vrai qu’ils n’avaient commis aucun acte punissable dans l’établissement. Un garçon plaisantait même. Il passerait bien un temps derrière les barreaux, puisqu’il aurait alors la chance de dormir à côté de tous ces beaux détenus. Un autre disait qu’il ne pouvait absolument pas rester et qu’ils ne pouvaient certes pas le toucher car il était marié et son épouse était particulièrement autoritaire et coléreuse.
    Un policier lui imposa rudement le silence. L’ambiance tomba complètement quand ils durent enlever leurs montres et leurs chaussures et qu’ils reçurent chacun un sac en plastique transparent dans lequel on mit leurs effets personnels. A la question du plaisantin de savoir combien de temps ils allaient devoir rester, ils ne reçurent pas de réponse.
    Un long silence étouffant tomba. Les jeunes hommes furent interrogés un par un. Ceux qui, comme Nanou, avouèrent tout de suite leur homosexualité ne furent pas battus. Seuls les soi-disant menteurs furent forcés à dire la vérité sous les coups. Ensuite ils furent soumis à un test sida. De l’intimidation pure et dure, estime Nanou et il doute en avoir jamais le résultat Il hausse les épaules.
    Ce qui persiste le plus dans sa mémoire après ces trois jours et nuits sans sommeil, au pain et à l’eau derrière les barreaux, c’est le sentiment d’angoisse et de panique qui l’a envahi. C’était comme s’il se retrouvait dans un mauvais rêve. Plus jamais rien ne serait pareil. Toute sa vie était brisée. Pendant combien de temps seraient-ils détenus, de quoi étaient-ils accusés, et pire encore, que dirait sa mère si elle savait que son fils unique était en prison? Ces questions hantaient son esprit et lui nouaient l’estomac en plus d’un fort mal de tête.
    Il se sentait complètement épuisé et pensait à Tanger, à son studio et à son ancienne vie. Tout cela semblait se trouver sur une autre planète, inaccessible. Il songeait aussi au voyage en autobus, aux 57 kilomètres parcourus en toute naïvité et à la joyeuse atmosphère dans laquelle les deux amis étaient immergés. Ils avaient fait des projets de vacances, ils s’étaient taquinés et ils avaient raconté des blagues. Ne se doutant de rien, ils étaient en route vers l’abattoir, tels des agneaux. Tout semblait tellement loin.
    Après 48 heures, les prévenus purent s’en aller un par un. Ils n’étaient pas officiellement mis en accusation, le commissaire dit que le suivi du dossier pouvait durer encore plusieurs semaines ou plusieurs mois. Nanou se rappelle comment il monta à bord du bus, comme un zombi. Il ne pensait plus qu’à une seule chose: fermer la porte de son studio derrière lui, être en sécurité chez lui à la maison, même si ce n’était que pour un bref moment.
    Le même jour encore, le téléphone sonna. Nanou n’a jamais su comment cet inconnu avait obtenu son numéro de téléphone. Un homme lui demanda si c’était vrai qu’il était l’une des 43 personnes dont les journaux avaient parlé aujourd’hui. Il se présenta comme Anas Jazouli, l’homme qui avait organisé en 2002 le concours Miss Maroc, un évènement qui l’avait mis dans l’embarras au point que finalement, il s’était enfui à Paris où il avait créé une organisation qui luttait pour un Maroc séculier.
    Jazouli demanda à Nanou s’il était prêt à parler avec un journaliste. Il est important, dit-il, que le monde sache ce qui vous est arrivé. Il poursuivit en disant que tout cela lui faisait penser à l’affaire du Queen Boat au Caire en 2001 et il espérait que ça ne finirait pas aussi mal dans leur cas. Les 52 du Caire, comme on avait fini par appeler les homosexuels détenus dans une discothèque sur le Nil en mai 2001, ont payé un prix bien élévé pour leur visite au Queen Boat. Après une campagne de diffamation de plusieurs mois dans les médias et après avoir souffert des mauvais traitements en prison, 21 d’entre eux avaient été condamnés à trois ans de prison. Le reste a finalement été libéré.
    « Je lui suis toujours reconnaissant », dit Nanou, « il a su me convaincre de parler dans l’anonymat à plusieurs journalistes. Cette attention m’a protégé contre la colère de la directrice de mon école et m’a finalement mené en Espagne. »
    L’arrestation à Tétouan était horrible, affirme Nanou, mais l’entretien avec la directrice, une semaine après, était en fait pire que l’arrestation. Il voit encore le bureau devant lui et il entend toujours ses mots mordants. A la question de savoir s’il était effectivement homosexuel, Nanou avait répondu affirmativement. La femme vociférait : « n’avait il pas honte, il était pourtant un musulman et vivait dans un pays arabe - Non, Madame », dit Nanou, « puisque je ne dérange personne ».
     La réponse ne lui avait pas plu. Ecoute zamel, dit-elle, je ne veux pas de sidéens dans mon établissement, je ne veux pas que tu nous contamines. Va te prostituer ailleurs. Je vais tout faire pour te jeter de l’école. Et si j’étais à ta place, je ne participerais pas à l’examen. Je te donne déjà un zéro, donc casse-toi.
    Nanou soupire et dit qu’il a parfois des cauchemars dans lesquels la directrice le retrouve en Espagne. Finalement, il a quand même participé à l’examen. Après la publication de plusieurs articles de presse en sa faveur, elle n’a apparemment pas osé le flanquer à la porte. Et voilà, il a malgré tout obtenu son diplôme, mais une chose était certaine: sa vie à Tanger était terminée.
    Il est alors parti à Tunis et a retrouvé sa mère. L’organisation dont Jazouli avait promis qu’ils lui téléphoneraient, a tenu parole. Colegas, qui lutte pour les droits des holebis, entre autres en Afrique du Nord et en Turquie, réussit à inviter Nanou à Madrid. Il y participerait soi-disant à une conférence, une bonne excuse pour obtenir un visa.
    Nanou dit qu’il a eu de la chance. Si Colegas s’est intéressé à lui c’est parce qu’il a d’abord parlé aux journalistes alors que les autres invités à la fête n’en avaient ni l’envie ni courage, et çà il peut le comprendre ! Peut être parce qu’ils avaient moins de chance que lui.
    La plupart d’entre eux vivaient avec leurs parents, parents qui avaient été mis au courant ‘du problème’ de leur enfant par une visite de la police qu’ils n’oublieraient jamais. Certains avaient menacé de les jeter à la rue, d’autres l’avaient effectivement fait. La mère d’un garçon avait parlé de suicide et la plupart avaient eux-même au moins une fois songé à mettre fin à leurs jours.
    Nanou, lui, a su laisser sa famille dans l’ignorance ; jusqu’à présent ils ne savent rien. A sa mère il a dit qu’il allait chercher du travail en Espagne et elle était d’accord. Gagne bien ton argent, mon fils, a-t-elle dit, et réalise tes rêves.
    Entre-temps elle lui a déjà rendu visite à Torremolinos. Pour accueillir sa mère, Nanou a dû en quelque sorte transformer son studio. Il a installé son bureau au milieu du living, avec de grandes piles de livre dessus. Ils sont sortis dîner, se sont promenés sur la plage et ont dégusté une glace à la nuit tombante. Et Nanou étudiait, il n’écoutait plus toute la journée la chaîne de musique latino et ne passait plus des heures en tchattant avec des homosexuels de Tunis. Il évitait pour un temps les vingt boîtes et bars gays.
    Et quand maman est partie, il a poussé un grand soupir de soulagement. Il y a bien des choses qu’elle ne sait pas, l’infirmière tunisienne. Si elle découvrait que son enfant était marié à un homme, elle exigerait qu’il la raccompagne à la maison. A ses yeux, mieux vaut être illégal que vendre son honneur. « Ah, elle ne comprend pas, elle ne sait pas comment c’est de vivre sans papiers. Au début je trouvais cela très choquant aussi. Je me rappelle toujours que les amis de Colegas, qui m’ont logé pendant six mois dans une pièce de leur bureau de Madrid, m’ont répondu d’un regard explicite lorsque je leur ai demandé ce que je devais faire maintenant que mon visa de touriste était périmé. Ils m’ont dit que les possibilités étaient limitées et que le plus facile serait peut-être de me trouver un homme qui voudrait du mariage. Tu réussiras certainement, ajoutèrent-ils en riant. »
    Avec le premier Espagnol qui tomba amoureux de lui, Nanou partit en voyage pendant quelques semaines. C’était en quelque sorte une répétition générale pour ce qui allait suivre. Ils sont entre autres allés à Torremolinos, où le jeune homme a rencontré un Marocain qui, plus tard, lui rendrait un grand service.
    Avec cet homme, ça n’a rien donné, et avec le suivant non plus. Et c’est alors que Manuel est apparu sur scène, son sauveur. Nanou montre une photo d’un homme d’une bonne trentaine d’années, pas mal du tout. Je n’ai jamais dormi avec lui, dit-il sans cacher sa fierté, mais il est fou de moi”.
    Nanou et Manuel se sont mariés quelques semaines après leur première rencontre. Au moins pour la forme. Et ensuite Nanou a expliqué à son mari qu’il ne pouvait absolument pas rester à Madrid. C’est une ville trop bruyante, trop poussiéreuse, trop chaude en été. Il a prétexté avoir besoin de la mer, ce qui rendrait sa nostalgie pour Tanger plus supportable.
    Et l’Espagnol amoureux, que pouvait-il faire? Il était rivé à son travail à Madrid et Nanou le savait très bien. « Il me rend visite de temps en temps », dit-il, « pour un jour ou deux. »
    Nanou s’est ensuite mis en contact avec le Marocain de Torremolinos. Il lui a demandé s’il pouvait loger un temps chez lui, en attendant de trouver un boulot et de pouvoir louer son propre appartement. Cet appartement. « Mon petit empire », comme Nanou l’appelle, « le seul endroit au monde où je ne dois me justifier devant personne et où je ne dois rien à personne. Seulement quelques mètres carrés de liberté totale, mais pour moi c’est largement suffisant. »


    15-12-2008 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Articles en français


    Extraits à lire / uittreksels/ selected articles
    Foto

    Archief per week
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 16/10-22/10 2006
  • 02/06-08/06 2003
  • 27/01-02/02 2003
  • 09/09-15/09 2002
  • 08/07-14/07 2002
  • 10/06-16/06 2002
  • 30/11-06/12 1998
  • 12/10-18/10 1998
  • 05/10-11/10 1998
  • 07/09-13/09 1998
  • 20/04-26/04 1998

    Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)

  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
  • Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
  • CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
  • CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
  • CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
  • Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara
  • Joao da Silva - De Bang Bang Club
  • NIGERIA - sloppenbewoners moeten wijken voor verfraaiing van tuinstad Port Harcourt
  • INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
  • DUITSLAND - 'Multiculturele maatschappij is mislukt'
  • IMAM èn homo zijn: het kan
  • CHINA- de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • CHINA- het belang van de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • AFGHANISTAN- stemmen in tijden van oorlog(3)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog(2)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog

    Blog als favoriet !

    Reactions/suggestions/e-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs