Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
12-05-2011
NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
Vergelijkende satellietbeelden tonen aan dat de Noord-Koreaanse strafkampen in de voorbije tien jaar verdubbeld zijn in oppervlakte, zo berichtte Amnesty International deze week. Momenteel worden er 200.000 mensen vastgehouden. Drie mensen slechts slaagden er ooit in de kampen te ontvluchten. Shin Dong-hyuk was een van hen.
De verhalen van de ongeveer 17.000 Noord-Koreaanse burgers die in de voorbije jaren hun geboorteland zijn ontvlucht, hebben altijd een hoog horrorgehalte. Ze gaan over een hongersnood die in de laatste paar jaar van de 20ste eeuw 10 procent van de 24 miljoen inwoners wegmaaide, en over de onwaarschijnlijke aspecten van een leven in een al even geïsoleerd als gruwelijk totalitair systeem.
Zo mogelijk nog erger zijn de zeldzame relazen van mensen als Shin Dong-hyuk. De onderhand 29-jarige man werd geboren in de gevangenisgoelag van Noord-Korea, een uitgebreid netwerk van detentiecentra waarin volgens Amnesty niet minder dan 200.000 mannen, vrouwen en kinderen worden vastgehouden, afgebeuld en niet zelden gemarteld.
Amnesty International vestigde deze week de aandacht op beelden van Google Earth. Een vergelijking met een satellietbeeld uit 2001 laat zien hoe de kampen in de voorbije tien jaar aanzienlijk in omvang zijn toegenomen. Zo is Kamp 15 bij Yodok ongeveer in oppervlakte verdubbeld. Een door Amnesty geciteerde ex-bewoner sprak over geregelde executies en zei: "Eerlijk gezegd vinden we het wel mooi, want als je een lijk ophaalt en begraaft, krijg je een extra kom voedsel."
SLECHTS DRIE ONTSNAPTEN
"Noord-Koreanen hebben meerdere woorden voor 'gevangenis', zoals de Inuit die voor 'sneeuw' hebben", schrijft LA Times-correspondente Barbara Demick in haar bekroonde Hand in hand in het donker, over zes Noord-Koreaanse vluchtelingen in Seoel in Zuid-Korea. Vervolgens legt ze uit dat Jibkyulso plekken zijn waar iemand naartoe wordt gestuurd voor het begaan van een lichte overtreding, zoals wegblijven van het werk. Iets ernstiger vergrijpen doen mensen in Rodong Danryeondae belanden, maar de beruchtste plekken zijn zonder meer de Kwanliso, de gigantische strafkolonies in de noordelijke bergen.
"Kim Il-sung stak de Sovjetgoelag naar de kroon door kort nadat hij in 1948 aan de macht was gekomen kampen op te richten waarin hij iedereen wegborg die zijn gezag zou kunnen ondermijnen", aldus Demick. "Rivaliserende politici, nakomelingen van landheren of van Japanse collaborateurs, christelijke geestelijken. Maar evengoed iemand die werd betrapt op het lezen van een buitenlandse krant of een man die, nadat hij te veel had gedronken, een grapje maakte over de (geringe) lengte van Kim Jong-il. Het beledigen van het leiderschap is overigens het zwaarste van de misdrijven tegen de staat."
Shin Dong-hyuk zag in november 1982 in Kwanliso 14 het levenslicht en geldt als een van de drie enige Noord-Koreanen die er in slaagden te ontsnappen uit deze zogenaamde 'zone van totale controle'. In dergelijke zones verblijven de gedetineerden doorgaans tot ze hun laatste levensadem uitblazen. Ze zijn voorgoed uit de maatschappij verbannen. Aangezien ze een status hebben die dichter bij die van beesten aanleunt dan van mensen, wordt zelfs geen moeite gedaan om hen of hun nakomelingen te indoctrineren. Bijgevolg had Shin voor zijn ontsnapping nu zes jaar geleden nog nooit van de officiële Juche-ideologie gehoord, en ook de naam van de leiders deed nauwelijks een belletje rinkelen.
BELONINGSHUWELIJK
Het verhaal van Shin begint eigenlijk in 1965, als zijn vader Kyong-sop, de voorlaatste van twaalf kinderen, net negentien is geworden. Hij ligt nog te slapen als een hele batterij veiligheidsagenten bij het ouderlijk huis aankomt en het meubilair van de familie begint op te laden. De onbegrijpende verwanten worden zelf in een vrachtwagen gestouwd, die na een hele dag rijden in het noorden van het land aankomt, voor de poorten van Kwanliso 14. Kyong-sop is 'schuldig door associatie': hij is de broer van twee jongemannen die tijdens de Koreaanse Oorlog (1950-1953) aan vijandelijke zijde hebben gevochten en die vervolgens naar het zuiden vluchtten. En voor die misdaad zullen alle achtergeblevenen met hun tot drie generaties ver besmette bloed nu boeten.
Kyong-sop wordt van de rest van de familie gescheiden en in een mechanica-afdeling tewerkgesteld. Hij doet er zo goed zijn best dat hij na enige jaren in aanmerking komt voor een 'beloningshuwelijk'. Hij krijgt een vrouw toegewezen, met wie hij vijf dagen mag doorbrengen en die hij later op feestdagen mag bezoeken. Uit die verbintenis met medegevangene Chong Hye-kyong worden twee kinderen geboren, twee jongens die elkaar slechts een keer of vier te zien krijgen.
Shin Dong-hyuk is het jongste kind. De eerste twaalf jaar van zijn leven woont hij samen met zijn moeder, maar hij herinnert zich die tijd als bijzonder liefdeloos. "Elke ochtend vertrok ze om vijf uur naar het veld om te werken", schrijft hij in zijn in 2008 verschenen memoires. "Haar shift zat er 's avonds pas om negen uur op. Dan volgden twee uur van zogenaamde studiesessies, bijeenkomsten waarop de gevangenen elkaars 'luiheid' en misdaden moesten onthullen en bestraffen. Moeder bracht elke dag 900 gram maismeel voor zichzelf mee, en 400 gram voor mij, alsook drie stukken kimchi (traditionele Koreaanse ingelegde kool) en een bakje met steenkool."
"Sinds ik in augustus 2006 in Zuid-Korea aankwam, zag ik moeders die hun zonen en dochters vertroetelden. Iets dergelijks was er in mijn jeugd niet. Vrouwen als mijn moeder werden door de bewakers voortdurend geslagen en dus werkten ze hun frustratie af op hun kinderen. Als ik huilde, kreeg ik klappen."
DODELIJKE GRAANKORRELS
"Toen ik een jaar of zeven was, werd ik naar school gestuurd. In de vijf jaar die volgden, leerde ik samen met 400 andere kinderen lezen, schrijven en rekenen. Het was een verschrikkelijke plek, maar niemand verzette zich tegen de leraren, die met je konden doen wat ze wilden. Ik herinner me een voorval van toen ik negen was. De leraar doorzocht onze zakken en vond bij een meisje enige korrels tarwe. Ze moest vooraan in de klas knielen en werd een uur lang op haar hoofd geslagen. Ze bloedde niet maar er verschenen vreemde bulten op haar kop. Uiteindelijk verloor ze het bewustzijn en viel om. Een paar medeleerlingen droegen haar naar huis. De volgende dag hoorden we dat ze was gestorven.
"Toen ik twaalf was, werd ik bij moeder weggehaald. Voortaan zou ik helpen bij het oogsten, onkruid wieden en het ronddragen van mest. Ik heb mijn moeder daarna nog maar één keer gezien.
"De ergste herinneringen aan Kwanliso 14 zijn die aan de zeven maanden die ik doorbracht in een ondergrondse foltercel in de lente, zomer en herfst van 1996. Op een ochtend stonden agenten me op te wachten, ik was veertien. Ze zeiden dat mijn moeder en broer waren opgepakt tijdens een poging om het kamp te ontvluchten en wilden van mij horen wie er verder nog bij het complot betrokken was. Ik wist nergens van, maar dat geloofden ze niet.
"Aan handen en voeten werd ik aan het plafond vastgemaakt. Een van de agenten stookte een vuurtje onder mijn romp. Ik zwaaide met alle macht om van de roosterende vlammen weg te blijven, maar toen maakten ze een haak vast in mijn lies zodat ik me niet meer kon verroeren. Ik verloor het bewustzijn en werd wakker in cel nummer zeven. Mijn lichaam was met brandwonden bedekt, die algauw begonnen te stinken. Ik dacht dat ik doodging. Toen kwamen ze me halen en gooiden me in de cel van een knokige oude man, die al meer dan twintig jaar in het kamp zat. Hij heeft me verzorgd en gaf me zelfs een deel van zijn rantsoen. 'Je bent jong,' zei hij, 'je moet overleven.' Langzamerhand werd ik beter. Die man, die ik later nooit meer terugzag, redde mijn leven. Sterker nog, in mijn hele jeugd was hij de enige die om me gaf.
"Eind november haalden de agenten me uit de cel. Ik werd naar het executieterrein gebracht, waar ik moest knielen naast mijn vader. Ik had er geen idee van dat hij net als ik maandenlang gevangen had gezeten. Het volk stroomde toe. De gedetineerden moesten naar de terechtstellingen komen kijken, zo was het altijd al.
"We zagen dat de bewakers twee gestaltes naar een klaar hangende strop sleepten. Toen ze dichterbij kwamen, herkende ik mijn moeder en mijn broer. Hij was ellendig mager en zwak, zij gezwollen en zwaar gehavend. Eerst hingen ze moeder op, daarna werd mijn broer met een kogel afgemaakt. Vader en ik moesten op de eerste rij toekijken. Ik zag de tranen over zijn gezicht stromen, zijn blik bleef op de grond gericht. Zelf kon ik me er evenmin toe brengen om dit vreselijke schouwspel te aanschouwen.
"Daarna werd ik aangesteld als hersteller van naaimachines in een groot textielbedrijf, waar zo'n 2.000 vrouwelijke gedetineerden werkten. De mooisten onder hen mochten het kantoor van de opzichters schoonmaken, een werkje dat vaak ook inhield dat ze werden verkracht. Een van de meisjes werd op die manier zwanger. We probeerden dat voor de bewaking verborgen te houden, maar haar gezwollen buik verraadde haar. We zagen haar nooit meer terug.
"Op een dag liet ik een naaimachine vallen. Ik was oververmoeid en die dingen waren best zwaar. De straf liet niet op zich wachten: de opzichters namen me mee en hakten mijn middelvinger af."
BOUWBRIGADE
"In 2000 werd ik bij een bouwbrigade ingedeeld, bij een groep van dertien- tot zestienjarigen die werkten aan een krachtcentrale. Er gebeurden veel ongelukken, haast dagelijks stierven er mensen. Toen een cementen muur instortte, werden acht tieners onder het puin bedolven. We hoorden ze eerst nog roepen maar moesten doorwerken.
"Halverwege 2004 leerde ik een nieuwe jongen kennen. Park was ongeveer even oud als ik, maar hij was pas recentelijk gearresteerd na een poging om naar China te vluchten. Hij vertelde me over de wereld buiten het kamp en over tal van onvermoed wonderlijke dingen. Dat we samen konden proberen te ontkomen, opperde hij. Aanvankelijk was ik wantrouwig, maar hoe langer ik erover dacht, hoe aanlokkelijker zijn voorstel leek.
"Op een ochtend in januari 2005 gingen we samen brandhout zoeken. We liepen zover we konden, tot we bij een hoge omheining kwamen. Ik keek om me heen en duwde een van de draden omhoog. Een verschrikkelijke pijn schoot door mijn voet, alsof er een mes in werd geplant. Ik haastte me naar de andere kant. Toen ik omkeek, zag ik Park levenloos aan de omheining hangen.
"Ik haastte me weg en kwam na enige tijd bij een klein, vergrendeld huis. Het slot openbreken was een makkie. Ik propte het eten dat er lag in mijn mond en in mijn zakken en vertrok met de zak rijst die ik in de keuken vond. 's Anderendaags verkocht ik die aan een vrouw, en met dat geld wist ik twintig dagen later de wachters om te kopen bij de bevroren Tumen-rivier, die de grens met China vormt."
Een jaar lang werkte Shin als houthakker in een afgelegen oord in Noord-China. Met de hulp van een andere Koreaan wist hij uiteindelijk te ontkomen naar het Zuid-Koreaanse consulaat in Shanghai, waar hij zich zes maanden schuilhield. In augustus 2006 kon hij naar Seoel vertrekken.
Twee dagen nadat de 86-jarige Carter in Pyongyang aankwam om de vrijlating te bepleiten van een in januari opgepakte en in april veroordeelde Amerikaan, is hij met hem naar de VS vertrokken. Aijalon Gomes zat zeven maanden vast en ondernam volgens de Noord-Koreaanse media eerder deze zomer een zelfmoordpoging om aandacht te vragen voor zijn lot. De 31-jarige Gomes, afkomstig uit Boston, werkte sinds 2006 als leraar Engels in een middelbare school in het Zuid-Koreaanse Chungui, op zo'n anderhalf uur afstand van de hoofdstad Seoel. Zijn leerlingen herinneren zich hem als "heel aardig en met een grote voorkeur voor gembersnoepjes". Tevens was Gomes lid van de fundamentalistische 'Every Nation Church of Korea' in Seoel, waar hij elk weekend de dienst bijwoonde. Zijn geloofsgenoot Marius van Broekhuizen zei in een interview na zijn arrestatie dat Gomes "focuste op het leven voor anderen, weg van het eigen plezier". Hij bad naar eigen zeggen wekelijks met Gomes, die "God onophoudelijk vroeg welke richting Hij uit wou met zijn leven". Als de man eind januari de Noord-Koreaanse grens is overgetrokken, dan is dat volgens Van Broekhuizen "ongetwijfeld omdat Jezus hem heeft gevraagd om daarheen te gaan en Zijn woord te brengen".
Danteske verhalen
In de in 2004 door etnisch Koreaanse Amerikanen opgerichte Every Nation leerde Gomes een aantal vluchtelingen uit Noord-Korea kennen, die danteske verhalen vertelden over de twee miljoen hongerdoden die daar in de late jaren negentig vielen, en over de totalitaire controle die wordt uitgeoefend door de staat en de repressie jegens elke vorm van vermeende subversie. Hoe aangrijpend die verhalen zijn, valt onder meer af te leiden uit Hand in hand door het duister van de Amerikaanse journaliste Barbara Demick. De verhalen die deze journaliste van de LA Times in Seoel optekende, gaan over vrouwen die hun kinderen zagen verhongeren, arbeiders die niet meer betaald worden of jongeren die bij instellingen worden afgeleverd omdat hun familie niet meer voor hen kan zorgen.
De verhalen van vluchtelingen maakten een diepe indruk op Gomes, net als op zijn vriend en kerkgenoot, de etnisch Koreaanse Amerikaan Robert Park (28). Die vond dat de wereld niet langer kon toekijken hoe de Noord-Koreanen aan de grootste gruwel waren overgeleverd en trok op Kerstmis van vorig jaar de Chinese-Noord-Koreaanse grens over met brieven waarin hij de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong-il opriep af te treden en de vele strafkampen te sluiten waarin hij zijn landgenoten opgesloten houdt.
Park werd gearresteerd en na 42 dagen van detentie naar de VS gedeporteerd. Later zou blijken dat hij in gevangenschap werd gemarteld en verkracht en luttele weken na zijn vrijlating was opgenomen met posttraumatische stressstoornis, een psychologische aandoening die vooral voorkomt bij mensen die aan bijzonder traumatisch en doorgaans gewelddadige gebeurtenissen werden blootgesteld.
Huilen van medeleven
Twee dagen na de arrestatie van Park liep Gomes in Seoel mee in verschillende optochten waarin zijn vrijlating werd geëist. Gomes huilde volgens medebetogers om het lot van zijn vriend maar geen van hen vermoedde dat hij diens avontuur precies een maand later zou overdoen, met vergelijkbare gevolgen.
Toen Park op zijn beurt in de VS hoorde van de veroordeling van Gomes tot acht jaar dwangarbeid en een boete van 700.000 dollar, dreigde hij met zelfmoord omdat zijn vriend "door de westerse media werd vergeten". Of het een met het ander verband houdt, valt te betwijfelen, maar in juli maakten de Noord-Koreaanse media gewag van een poging van Gomes zelf om zich van het leven te benemen om aandacht te vragen voor zijn lot. Het hielp in zekere zin. Gomes belandde in het ziekenhuis en kreeg hij voor het eerst bezoek van een diplomaat van de Zweedse ambassade, die de VS-belangen behartigt bij gebrek aan rechtstreekse diplomatieke banden tussen Washington en Pyongyang. Toen kwam het eerste Amerikaanse verzoek om Gomes op humanitaire gronden vrij te laten, waar evenwel niet op werd ingegaan. De plannen van Carter om met een bezoek aan Pyongyang zijn vrijlating te betrachten, zouden uit deze periode dateren.
Dat een dergelijk iniatief enige slaagkans had, werd in augustus van vorig jaar al bewezen. Toen repte ex-president Bill Clinton zich naar de Noord-Koreaanse hoofdstad om er de invrijheidsstelling te bepleiten van twee etnisch Koreaanse VS-journalisten die in de winter daarvoor waren gearresteerd bij het maken van een reportage over Noord-Koreaanse vluchtelingen. De beide dames konden met Clinton naar de VS vertrekken, nadat deze een onderhoud had met de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-il, die de voorbije dagen evenwel in China op bezoek bleek.
Of een dergelijk initiatief evenwel wenselijk is, daarover zijn niet alle bloggers het eens. "We kunnen moeilijk miljoenen uitgeven voor elke idioot die voor zijn eigen plezier de Noord-Koreaanse grens oversukkelt", aldus een blogger, die zich vooral afvroeg wat de Noord-Koreaanse bevolking aan zo'n daad heeft. "Hij maakte geen reportage, hier heeft niemand wat aan."
Wie zoals Japankenner Luc Van Haute regelmatig naar Tokio of andere Japanse steden reist, ziet de blauwe tenten van daklozen langs rivieroevers en in parken hand over hand toenemen. Maar Japan heeft zichzelf lange tijd niet in andere termen willen omschrijven dan als een uniforme middenklassenatie die bij een fenomeen als armoede dacht aan lompen en grote honger in andere landen. Het was ook een kwestie van niet willen zien: de eerste studie, van de OESO notabene, die aangaf dat Japan een vergelijkbaar armoedeprobleem heeft als de VS, werd in 2006 door de media genegeerd. Nochtans, de plaatselijke OESO-afdeling had ervoor gezorgd dat er ook een Japanse vertaling van het onderzoek verscheen. In de herfst van vorig jaar kwam Tokio, onder de nieuwe regering van premier Hatoyama, met een eigen statistiekje: 19 miljoen Japanners, ofte 15,7 procent van de bevolking, verdienen met een gezin met twee kinderen minder dan 1.370 euro per maand. De allerkwetsbaarste groep, zo bleek, was die van de 5 procent alleenstaande moeders. Niet minder dan twee op de drie leven in armoede, tegenover 11 procent van de doorsneebevolking. Omstreeks diezelfde tijd kreeg de studie 'Kinderarmoede' van professor Aya Abe grote aandacht. Abe hekelde vooral de geringe inspanningen van de overheid inzake onderwijs: met 0,5 procent van het bnp een cijfer dat veel lager ligt dan dat van de meeste rijke landen. "Het onderwijsbeleid versterkt de welvaartskloof en breidt ze uit. Bovendien spreekt men verkeerdelijk van studentenbeurzen", aldus Abe. "De waarheid is dat je louter een studielening kunt krijgen, die absoluut moet worden terugbetaald." Columnist Philip Brasor van de Japan Times speelde op de kwestie in. Hij zei "eindelijk te begrijpen waarom het bezoek van de Amerikaanse first lady, Michelle Obama, aan de Noord-Londense school voor achtergestelde meisjes in de hele wereld werd verslagen maar in Japan geen aandacht kreeg. Dan had men immers moeten vertellen dat een kind uit een arbeidersfamilie als Obama het met de hulp van studiebeurzen tot juriste heeft geschopt, wat in Japan niet mogelijk is. Sterker nog, de Japanse media berichten nu over scholen die in toenemende mate de diploma's van hun afgestudeerden inhouden omdat hun ouders het schoolgeld nog niet volledig hebben betaald."
Dure bijles In theorie kunnen Japanse kinderen na het 'gratis' verplichte onderwijs tussen zes en vijftien jaar relatief goedkoop naar het hoger middelbaar. Alleen, de goedkope staatsscholen hanteren een systeem van toelatingsexamens en alleen wie zijn zoon of dochter al vanaf het lager onderwijs naar dure bijlessen stuurde, ziet de kroost ook slagen voor die test. Armere ouders zijn bijgevolg aangewezen op privéscholen, die veel duurder zijn en bovendien van een lager niveau. Bijgevolg moeten niet weinig vaders en moeders extra jobs aannemen om de studies van zoon- of dochterlief te betalen. Of: ze zien hen voortijdig van school gaan, waarmee ze net zoals hun ouders gedwongen zijn tot een slecht betaalde, onstabiele baan. En aldus wordt de armoede generationeel doorgegeven. "Het grote probleem ligt bij de keuzes die de Japanse politici, bureaucraten en machtige zaakvoerders in de jaren zestig hebben gemaakt", legt Luc Van Haute uit. "Op dat moment werd ervoor geopteerd om de sociale zekerheid, in goede confucianistische traditie, te beschouwen als een verantwoordelijkheid van bedrijven voor hun werknemers. In ruil voor levenslange tewerkstelling en zorg zouden die laatste bijzonder toegewijde sarariman (een verbastering van salaryman) blijken, die avond- noch weekendwerk schuwden. Sinds de economische bubble begin jaren negentig is gebarsten, verloren talloze mensen hun baan en aangezien niet weinig bedrijven failleerden, viel er in termen van sociale zekerheid weinig te verwachten.
Nihilisme "Bij de generatie van huidige twintigers heerst een groot nihilisme: ze zagen pa zijn hele leven hard zwoegen voor het bedrijf dat hij onfeilbaar achtte en toen hij vijftig werd, belandde de man op straat", zegt Van Haute. "Tal van gezinnen konden de hoge hypotheken die ze in betere tijden hadden afgesloten, niet langer betalen en in sommige gevallen eindigde de sarariman van weleer gewoon in een blauwe tent in het park." Van Haute doet de huidige regering af als oude wijn in nieuwe zakken. "Het gros van de kopstukken van de Japanse Democratische Partij, die bij de laatste verkiezingen een overweldigend succes boekte, zijn oude getrouwen van de Liberaal Democraten die Japan nagenoeg in de hele naoorlogse periode bestuurden. Maar zelfs als Hatoyama echt verandering zou willen brengen, dan valt het niet mee om dit systeem te veranderen. Oké, hij zou de huidige werkloosheidsuitkering kunnen optrekken van maximaal zes maanden tot drie of vier jaar. Maar het uitwerken van een totaal andere vorm van sociale zekerheid is niet eenvoudig. En die bereidheid is er ook niet binnen zijn bijzonder heterogene kabinet." Tegelijk blijkt dat de meeste Japanners zichzelf niet graag als arm omschrijven. Niet alleen mijdt de overheid de term 'armoedebestrijding' maar bovendien hebben de meeste burgers de neiging om hun problemen voor zich te houden. "Als je zelf gaat verklaren dat je arm bent, dan werk je ook je eigen sociale isolatie in de hand en dat wil niemand", aldus een weduwe met een dochter in een interview met de Amerikaanse correspondent Martin Fackler.
Het zijn magere jaren voor Noord-Korea: Zuid-Korea wil zijn belangrijkste exportproduct - zand - niet langer, deze week werd een hoge functionaris terecht gesteld die verantwoordelijk werd geacht voor de desastreuze muntdevaluatie van december en de donors zijn het geven beu.
Volgens een deze week gepubliceerd rapport van de International Crisis Group heeft Noord-Korea al enige jaren te kampen met een jaarlijks handelsdeficiet van zon 1 miljard dollar. Erg precies is dat cijfer niet, want Noord-Korea publiceert geen overheidsstatistieken en alle beslissingen worden in het grootste geheim genomen, wat betekent dat we nooit echt weten wat de motivatie is van een bepaald maneuver, zo stellen de rapportschrijvers. Bijgevolg mogen we ervan uitgaan dat we pas op de hoogte zullen zijn van extreem grote problemen als die zich echt manifesteren.
De meeste persberichten over het 23 miljoen zielen tellende land focussen op de nucleaire kwestie en op het onvermogen van de internationale gemeenschap om Pyongyang ertoe te overtuigen zijn kernambities te laten varen. Dat streven en met name de lanceringen van raketten en de ondergrondse nucleaire test die Noord-Korea in mei van vorig jaar nog uitvoerde, zorgden voor internationale sancties, die op hun beurt bepaald slecht nieuws bleken voor een economie die al lange tijd op apegapen ligt.
In de jaren negentig kwamen er nog minstens 1 miljoen mensen om bij grote hongersnoden en ook momenteel voeden instanties als het Wereldvoedselprogramma (WFP) miljoenen mensen. Dat gebeurt overigens met steeds grotere moeite: eerder deze maand nog liet de organisatie weten dat haar fondsen voor voedselhulp aan 1,4 miljoen mensen niet verder dan eind juni strekken. Hoewel vaststaat dat Noord-Koreas eigen graanproduktie geenszins voldoende is om de bevolking te voeden en het tekort zon 1 miljoen ton op jaarbasis bedraagt, is de donorgemeenschap niet meteen geneigd om veel hulp te bieden, vooral niet sinds Pyongyang vorige lente nieuwe restricties invoerde waardoor het voor hulporganisaties haast onmogelijk wordt om te controleren wat er met hun hulp gebeurt. De nieuwe regels houden in dat veldbezoeken veel langer op voorhand moeten worden aangevraagd en dat geen eigen tolken mogen worden meegenomen. Bovendien werden alle VS-ngos huiswaarts gestuurd.
Veel exportproducten heeft Noord-Korea niet: het belangrijkste is momenteel zand, waarvan Zuid-Korea er in 2008 voor 73 miljoen dollar afnam. Die handel werd na de kernproef van vorige herfst evenwel bevroren, om in november onder druk van Zuidkoreaanse bedrijven de invoer te hervatten, zij het tegen een veel lager volume. Officieel argumenteert Seoel dat het zelf de zandproductie heeft verhoogd en dus niet meer zoveel hoeft te importeren. Tegelijk is er duidelijk sprake van een beleidswijziging. De twee vorige presidenten, Kim Dae-Jung (98-2003) en No Mu-hyon (2003-2008) voerden een accomodatiepolitiek tegenover Noord-Korea vanuit de hoop dat president Kim Jung-il zich daardoor flexibeler zou opstellen, wat in de praktijk niet het geval bleek. Hun opvolger Lee Myung-bak, die in februari 2008 aantrad, gooide het over een andere boeg en stelt zich veel harder op. Zo bijvoorbeeld weigerde hij in te gaan op de door het noorden aangeboden hervatting van de groepsreizen voor Zuidkoreaanse toeristen naar de bergen in het noorden, een belangrijke bron van inkomsten die evenwel opdroogde toen een Zuidkoreaanse toerist werd doodgeschoten. Lee stelde dat de reizen alleen konden hernemen als de moord opgehelderd werd en de schuldigen gestraft, wat niet is gebeurd. Waarnemers menen dat de Zuidkoreaanse president met zijn veel resolutere houding hoopt om het verpauperde Noordkoreaanse regime te dwingen om terug te keren naar de onderhandelingen over de nucleaire kwestie. Sommige experts achten dat evenwel zeer onwaarschijnlijk. Hun redenering is simpel: het is de enige echte troefkaart waarover Pyongyang beschikt, hoe zou die dan worden opgegeven.
Het regime overleeft voorts op de illegale export van wapens, maar ook op dit terrein kreeg het de jongste maanden rake klappen, vooral door VN-resolutie 1874, die na de kernproef van mei werd goedgekeurd en die zowel import naar als export van wapens uit Noord-Korea verbiedt. Midden december nog werd een vliegtuig met 150 ton wapens bij een tussenlanding in Thailand aangeslagen, dit jaar onderschepten de Verenigde Arabische Emiraten 10 containers met wapens voor Iran en weken daarvoor dwongen de VS een schip met wapens voor Zuidoost-Azië terug te keren.
Een andere illegale Noordkoreaanse handel is die in sigaretten van het merk 555, die in Singapore door British American Tobacco worden vervaardigd voor Noord-Korea. Vervolgens, zo wist de Financial Times eerder deze maand te onthullen, worden grote delen daarvan terug geëxporteerd naar landen als Vietnam of de Filippijnen, waar datzelfde sigarettenmerk duurder is.
Aan de handel in valse VS-biljetten en heroïne is volgens de meeste waarnemers een einde gekomen. Reden: de Chinese misdaadsyndicaten zouden minstens de handel in drugs hebben overgenomen.
De 24 miljoen Noord-Koreaanse burgers hadden tot 6 december de tijd om hun oude bankbiljetten in te wisselen voor nieuwe, waarbij een briefje van honderd vervangen wordt door eentje van welgeteld één won. Een dergelijke operatie werd recentelijk ook in Turkije en Ghana uitgevoerd. Het verschil is evenwel dat er in Noord-Korea een duidelijk plafond is van het maximale bedrag dat kan worden omgewisseld.
Eerst zou het om 100.000 won gaan, maar dat bedrag werd volgens waarnemers vervolgens opgetrokken tot het drievoud ervan. Hoeveel 100.000 won waard is, valt overigens niet precies te zeggen: sommigen schatten zo'n 100 euro, uit een rapport van Noord-Koreaanse vluchtelingen daterend van juni dit jaar blijkt dat het op de zwarte markt om niet meer dan 20 euro zou gaan. Belangrijker is daarom de verhouding te zien met het modale loon, dat 4.000 tot 10.000 won bedraagt.
Of ook de prijzen door honderd zullen worden gedeeld, is nog niet duidelijk. Evenmin valt te zeggen wat zal gebeuren met het geld dat niet gewisseld kan worden maar op een bankrekening mag worden gezet. Experts zoals Marcus Noland van het East-West Center in Honolulu geloven alvast niet dat vele burgers met hun centen naar de bank zullen trekken: dan riskeren ze immers vragen te krijgen over de herkomst ervan. Bovendien was de vorige ervaring met een bankrekening voor 'overschrijdende fondsen' in 1992 niet positief. Noord-Koreanen konden 20.000 won extra op een rekening zetten, maar slaagden er niet in dat geld later helemaal te recupereren.
"Je zou dit kunnen beschouwen", zo zegt de Weense Noord-Koreadeskundige Rüdiger Frank, "als een macro-economische maatregel om de inflatie op drastische wijze onder controle te krijgen, door te zorgen voor een dramatische vermindering van het geld dat in omloop is. Maar dat is hetzelfde als een erg complex probleem te lijf gaan met een zeer grote hamer, waardoor je dus grote brokken maakt."
Frank gelooft voorts dat Pyongyang louter politieke bedoelingen heeft en dat het daarom is dat het maximaal inwisselbare bedrag uiteindelijk werd opgetrokken tot 300.000 won, zodat de grote meerderheid van de bevolking niet wordt getroffen. "Dit is een signaal aan de handelaars, de nieuwe middenklasse die ontstond sinds de monetisering en vermarkting in 2002 werd ingevoerd. Zij heeft zich de jongste tijd sterk verrijkt door goederen over de grens in China aan te kopen, en die vervolgens tegen een veel hogere prijs te verkopen op de ongeveer 300 markten in Noord-Korea. Officieel is die grens uiteraard gesloten. Maar wie geld heeft, kan dat probleem zonder veel moeite omzeilen. Met andere woorden: deze mensen hebben zich ontwikkeld en hebben welvaart voor zichzelf gecreëerd buiten de staatsstructuren om. Dat was vroeger volstrekt onmogelijk en verklaart ook waarom heel ambitieuze mensen een carrière beoogden in het leger en de partij. Andere avenues naar een beter leven waren er immers niet. Opnieuw binnen de lijntjes kleuren, dat is de boodschap."
Zal het werken? "Ik twijfel er geenszins aan dat het niet langer dan een paar maanden duurt voor die ondernemers nieuwe tactieken hebben gevonden. Maar dat hun activiteiten moeilijker zijn geworden, is duidelijk. Ik schat dat zo'n 200.000 handelaars zijn getroffen. Doe daar hun medestanders bij en je komt op 300.000 tot 400.000 mensen. Dat is een erg grote groep."
Beeltenis Kim Jong-il
In kringen van gevluchte Noord-Koreanen in Zuid-Korea verluidt het dat de woede over de nieuwe bankbiljetten in Noord-Korea erg groot is en dat die ook publiekelijk wordt gelucht. Kan deze maatregel het begin zijn van een revolte tegen het regime? Frank: "Er zijn twee factoren die daarbij een rol spelen: een voldoende hoog niveau van algemene frustratie en een schok die voor een uitbarsting zorgt. Het zou kunnen dat aan beide voorwaarden is voldaan. Tegelijk: als er alleen grote frustratie is, gebeurt er niets. Bovendien is de mate waarin Noord-Korea's burgers ontevreden zijn, moeilijk te peilen, gezien de totalitaire aard van het regime".
Op de nieuwe biljetten, toch op die van 2.000 won, is overigens voor het eerst de beeltenis van leider Kim Jong-il te zien. Op de rest staat traditiegetrouw zijn vader, de vader des vaderlands, Kim Il-Sung, naar wie ook tal van straten en pleinen zijn genoemd en wiens standbeeld nergens ontbreekt.
Kim Jong-il daarentegen is nergens te bekennen. Dat hij nu opduikt op een bankbiljet beschouwen waarnemers als een teken dat hij zich heeft getransformeerd van 'zoon van' tot 'prestigieuze leider', die de macht nu kan doorgeven aan zijn zoon of aan een door hem gekozen groep.
Zuid-Korea
mag dan in economische termen een moderne natie zijn, de
confucianistische fundamenten van de maatschappij zorgen ervoor dat
op ongehuwde moeders en op kinderen met gemengd bloed een sterk
sociaal stigma rust. Vrouwenorganisaties proberen terug te vechten,
maar simpel is het niet.
Eunjeong Park zag haar tweejarige dochter aan de deur krabben zoals
honden dat doen. Ze kwam er achter dat het kind in de crèche
doorgaans in een kamer alleen werd opgesloten omdat het een
buitenechtelijk kind betrof.
Toegeven,
Eunjeong Park kon op Aeranwon rekenen, een stichting van de
Presbyteriaanse kerk die verschillende centra runt voor ongehuwd
zwangere meisjes en vrouwen. Het gros van hen is door de familie aan
de deur gezet toen bleek dat ze een kind verwachtten. Park wilde
haar dochter onder geen beding afstaan en ze zegt dat ze de grootste
bron van liefde in haar leven is. Maar als haar wordt gevraagd wat
haar advies is voor andere ongehuwde moeders, suggereert ze prompt
adoptie. Ik weet dat vrouwen die hun kind opgeven, hun hele leven
met een schuldgevoel kampen. En toch. Het leven hier is veel te hard,
zowel voor de moeders als voor hun kinderen, vertelt deze enige
tijd geleden in een ontmoeting met Amerikaanse sociologen in Seoel.
"De eerste tien keer dat ik me voor een sollicitatie aanbood en
vertelde dat ik een kind had maar geen man, werd ik meteen wandelen
gestuurd. Pas toen ik ging liegen over mijn burgerlijke staat, vond
ik een werkgever". Ook Parks dochtertje heeft het niet
makkelijk. Als peuter van twee krabde ze als een huisdier aan de deur
om binnen of buiten te mogen. Park ontdekte de reden voor dit gedrag:
het meisje werd in de crèche dagelijks in een apart kamertje
opgesloten. Aangezien het geen vader had, mocht het niet met de
andere kinderen spelen. Haar moeder zocht uiteindelijk andere opvang,
waarbij ze loog over haar gezinssituatie om haar kind te helpen.
Adoptie
als uitweg
Het
verhaal doet sterk denken aan de jongemannen in Kim Ki-Duks film
Address
Unknown
(2001): aangezien ze van gemengd bloed zijn, zijn geweld en
verwensingen hun dagelijkse deel. Op school noch op de werkvloer zijn
ze welkom. Of neem het autobiografische verhaal van de Koreaans
Amerikaanse Elizabeth Kim. In Tienduizend
Tranen (2000)
vertelt ze over haar moeder Omma die net na de Koreaanse oorlog
(1950-'53) zwanger raakte van een Amerikaanse soldaat die later
vertrok. Als ze naar haar geboortedorp terugkeert, eisen haar vader
en broer dat ze de 'honhyol' (letterlijk: gemengd bloed) als meid zou
verkopen. Omma weigert en verstopt haar kind, waar op haar woedende
mannelijke verwanten haar vermoorden. De volgende dag werd
Elizabeth afgeleverd bij een weeshuis in Seoel, van waar ze luttele
tijd later naar een Amerikaans adoptiegezin vertrok. Het overkwam
velen. Sterker nog, het waren precies deze opvattingen over
bloedzuiverheid die ervoor zorgden dat haast geen land ter wereld
zoveel van zijn zonen en dochters voor adoptie afstond als
Zuid-Korea. Tussen 1950 en 2000 vertrokken op die manier minstens
140.000 kinderen. De jongste jaren is dat aantal teruggevallen tot
zo'n 1300 per jaar. De export van adoptiekinderen wordt immers steeds
meer beschouwd als een smet op het blazoen van een zo hoog ontwikkeld
land en er zijn zelfs plannen om de internationale adopties tegen
2012 stop te zetten. Maar aan ongehuwd zwangere meisjes en vrouwen
wordt nog steeds aangeraden om zich van de kroost te ontdoen. Abortus
is niet echt een optie wegens illegaal, tenzij de gezondheid van de
moeder in gevaar is. Blijft dus over: adoptie, waarmee de vrouwen
zichzelf en hun familie een blijvend stigma besparen. Langzamerhand
komt er evenwel verandering. Zo blijkt uit onderzoek dat nu meer
ongehuwde moeders hun kind houden dan tien jaar geleden. En ook op
juridisch vlak werd er vooruitgang geboekt. Na acht jaar van
vrouwenstrijd werd begin vorig jaar het 'hoje-systeem' afgeschaft.
Deze archaïsche administratievorm hield in dat vrouwen van in de
wieg tot aan het graf ingeschreven bleven op het register van hun
mannelijke verwanten: eerst op dat van hun vader, later op dat van
manlief. Stierf die, dan verkaste de vrouw naar het register van haar
zoon en had ze die niet, dan kwam ze op de hoje van andere mannelijke
familieleden terecht. Dit systeem betekende tevens dat
'bastaard'kinderen, of ze nu van gemengd bloed waren dan wel zonder
erkende vader bleven, niet werden geregistreerd en dus ook niet
konden erven.
Economische
noodzaak
Dat
bloed en de zuiverheid ervan zo'n belangrijke rol speelt in de
Zuidkoreaanse maatschappij en dat het tot begin vorig jaar duurde
vooraleer de vrouw als administratief onafhankelijk kon worden
beschouwd, heeft te maken met de sterke confucianistische fundamenten
van de maatschappij. En hoezeer sommigen ook beweren dat de
modernisering en industrialisering die allang op losse schroeven
hebben gezet, geeft research juist het tegendeel aan. Zo concludeerde
sociologe Sungeun Yong in haar onderzoek met 103 alleenstaande
jongeren vorig jaar dat nog steeds wordt neergekeken op gezinnen die
geen kinderen hebben en op zonen en dochters die buiten het huwelijk
worden geboren. Als ze al afstappen van het idee dat de mannen de
kostwinner en steunpilaar zijn en dat het hoogste doel in een
vrouwenleven het voortbrengen is van nageslacht binnen het huwelijk,
zo schrijft ze in de
Journal of Family Issues(2008),
"dan is dat louter omdat economische noodzaak hen daartoe dwong,
niet omdat ze daadwerkelijk van óvertuigd zijn".
NOORD-KOREA- Amerikaanse journalistes krijgen twaalf jaar cel
Het nieuws dat Noord-Korea gisteren bekend maakte, was al even bondig als de tijding die vorige week aangaf dat de etnisch Koreaanse Amerikaanse Euna Lee en haar etnisch Chinese landgenote Laura Ling op 4 juni voor de rechter zouden verschijnen. Ze werden gisteren, op een proces waarbij geen waarnemers toegelaten waren en waartegen geen beroep mogelijk is, schuldig bevonden aan 'ernstige misdaden' en 'vijandige feiten'. Concreet waren ze naar de Chinees-Noord-Koreaanse grens gegaan voor een reportage over het leven van Noord-Koreaanse vrouwen die via mensensmokkel in de prostitutie terechtkwamen in Noordoost-China en over kinderen van gevluchte Noord-Koreanen. Een Zuid-Koreaanse dominee die hulp biedt aan de vluchtelingen regelde enige interviews voor hen. Hij bracht hen in contact met mensen in de grensregio en liet hen eveneens gevluchte Noord-Koreanen in Zuid-Korea interviewen, waarover Laura Ling een paar dagen voor haar arrestatie schreef: 'dat het al te veel tragische verhalen waren'. Ook schreef ze op Twitter, waar ze tot aan haar arrestatie op 17 maart periodiek verslag uitbracht van haar werk, dat ze hoopte dat haar 'kimchi-adem het gevaar zou afwenden', verwijzend naar de met look en chili's ingelegde groenten die Koreanen bij elke maaltijd nuttigen.
De kimchi werkte evenwel niet. De twee vrouwen werden opgepakt toen ze volgens Zuid-Koreaanse media op de bevroren Tumen-rivier stonden te filmen. De rivier vormt de grens tussen Noord-Korea en China en volgens de dominee waren de journalisten gewaarschuwd dat ze uit de buurt van de grens moesten blijven omdat de Noord-Koreaanse grenswachten zich aan beide zijden ervan bevinden en er niet voor terugschrikken om ongewenste pottenkijkers te arresteren.
Al Gore als gezant?
In de VS werd verslagen gereageerd op de strafmaat die gisteren werd uitgesproken en die een dag na een dreigement van VS-minister Hillary Clinton komt. Zij zei dat het niet uitgesloten was dat Noord-Korea opnieuw op de lijst van 'staten die terrorisme steunen' zou worden geplaatst als Pyongyang niet zorgde voor een snelle en positieve afhandeling van de zaak van de journalisten en geen goede wil toonde inzake de non-proliferatie. Noord-Korea voerde op 25 mei een ondergrondse kernproef uit en lanceerde in de dagen daarna verschillende raketten, die ondermeer over Japan vlogen. De internationale gemeenschap beraadt zich momenteel over de te nemen strafmaatregelen en bijgevolg vrezen de families van de journalisten dat ze als pasmunt zullen worden gebruik in die onderhandelingen.
Noord-Korea-experts in Zuid-Korea en de VS zijn het erover eens dat een vrijlating zonder berechting
Sommigen menen dat het een goed idee zou zijn om een Amerikaanse gezant te sturen om over de vrijlating te onderhandelen, zoals in 1994 en 1996 gebeurde. Er gaan stemmen op om Al Gore te laten gaan, die het tv-station leidt waarvoor de twee journalisten werken en die als ex-vicepresident een goed profiel heeft.Anderen denken aan Arnold Schwarzenegger, de gouverneur van California. De nieuwe sterke leider, Kim Jong-un, zou namelijk een groot fan van deze gewezen acteur uit actiefilms zijn.
Nog anderen willen dat de gouverneur van New Mexico, Bill Richardson, erheen gaat. Hij kreeg in 1994 de vrijlating voor elkaar van Bobby Hall, een 28-jarige Amerikaanse helikopterpiloot wiens toestel uit de lucht werd geschoten nadat het boven Noord-Korea de weg was kwijtgeraakt. Zijn copiloot vond bij de beschieting de dood, Hall kwam na 13 dagen vrij.
In november 1996 keerde Richardson naar Pyongyang terug om er de vrijlating te bepleiten van Evan Carl Hunziker, een 26-jarige etnisch Koreaanse Amerikaan die in augustus van dat jaar naakt de grensrivier tussen China en Noord-Korea was overgezwommen, om er door boeren te worden gered. Hunziker was volgens zijn Koreaanse moeder, bij wie hij in Alaska opgroeide, naar Noord-Korea gegaan om er 'het woord Gods te brengen' en vond dat hij daarvoor geen visum hoefde vragen. Zijn vader, een Korea-veteraan die jaren eerder van zijn vrouw scheidde, zei dat hij 'er geen idee van had wat de jongen daar ging zoeken'. Wat hij wel wist, was dat 'beweren dat hij een spion is, zoals Pyongyang doet, even geloofwaardig is als zeggen dat hij kan vliegen'.
Jaren van honger en geweld
Eerst vroegen de Noord-Koreaanse autoriteiten 100.000 dollar in ruil voor zijn vrijlating, Richardson mocht hem uiteindelijk na betaling van een twintigste van dat bedrag meenemen, bedoeld 'om de kosten te dekken van het hem drie maanden lang onderhouden'. Wat Hunziker precies in Noord-Korea wilde doen, zal hij zelf alvast niet meer vertellen. De man pleegde minder dan een maand na zijn vrijlating in de VS zelfmoord. Over zijn detentie in Noord-Korea sprak hij zelden, wel zou hij tegen de familie hebben verteld dat hij er niet was mishandeld.
Dat zegt ook Tagashi Shugishima, de Japanse gewezen journalist van de Nihon Keizai Shimbun, die begin december 1999 werd gearresteerd tijdens zijn vijfde bezoek aan Noord-Korea, dit keer als lid van een onderzoeksdelegatie van een Japans economisch instituut. De man werd van spionage beschuldigd, wat hij ontkende, en pas in 2002 vrijgelaten. In latere interviews zei hij nooit te zijn gefolterd en drie keer per dag warm eten te hebben gekregen in een kleine, comfortabele cel in de bergen. "Aanvankelijk was ik ervan overtuigd dat ze me zouden vermoorden, ik vroeg me af of ze me zouden vergiftigen of doodschieten", zei hij. Later werd hij depressief en vooral bang dat hij gedwongen zou worden om voor de Noord-Koreanen te spioneren in ruil voor zijn vrijlating. Dat dreef hem tot een zelfmoordpoging, die evenwel mislukte.
De verhalen van Hunziker en Shigishima staan in scherp contrast met de ervaringen van Noord-Koreaanse burgers die jaren in gevangenschap doorbrachten. Zo vertelt Kang Chol Hwan in De Aquariums van Pyongyang over zijn tien jaar detentie, van zijn negende tot zijn negentiende, als een tijd van extreme honger, dwangarbeid en geweld. Kang kwam in een strafkamp terecht omdat zijn grootvader van 'politieke misdaden' werd verdacht. Het regime in Pyongyang sluit doorgaans niet alleen de beklaagde maar ook zijn/haar familie op, en aldus kwam het hele gezin van de jongeman in het kamp terecht, wat velen niet overleefden.
Slechte ervaringen hadden ook de Venezuelaanse Ali Lamada en de Fransman Jacques Sedillot, twee overtuigde communisten die in 1967 naar Pyongyang gingen om er de verzamelde werken van de Grote Leider respectievelijk in het Spaans en het Frans te vertalen. Lamada zou tegen zijn gastheren hebben gezegd dat hij de propaganda van Kim Il Song toch wel 'wat overdreven' vond, waarop hij eerst een jaar en daarna nog vijf jaar werd opgesloten in een kamp. Beide mannen werden in 1974 vrijgelaten na bijzonder penibele kampjaren, Sedillot overleed zelfs voor hij naar Frankrijk terug kon keren, Lamada bracht bij Amnesty International verslag uit van zijn tragische ervaringen.
ZUID-KOREA- Schrijver Kim Young-ha over nihilisme en de zee voorbij de Demarcatielijn
Het universum van de Zuidkoreaanse schrijver Kim Young-ha (°1968) doet in zekere zin denken aan de werelden die zijn gevierde landgenoot, regisseur Kim Ki-Duk, oproept in films als 3-Iron of Samaritan Girl. Dat postmodernisme wortelt in het feit dat onze gigantische economische transformatie niet geschraagd was door een mentale evolutie van onze inse conservatieve en ondemocratische maatschappij, zo meent hij. Kim Young-has ook in het Nederlands vertaalde debuut Ik heb het recht om mezelf te vernietigen sloeg bij zijn publicatie in 1996 in als een bom. Best begrijpelijk, als je bedenkt dat het hoofdpersonage C zijn dagen slijt met het speuren naar cliënten die hij dan begeleidt naar hun zelfmoord. Redenen om er een einde te maken hebben deze jonge, knappe en getalenteerde vrouwen overigens niet. Dergelijke overwegingen bestaan niet eens in Cs realiteit, daarvoor is ze tezeer ontdaan van menselijke relaties of gevoelens. Ze drijft louter op een volstrekt nihilisme en een grenzeloze verveling. Zelfs als Cs broer K, de chauffeur van een kogeltaxi, hem komt vertellen dat hij erover denkt om zijn voet dit keer niet op het laatste moment van het gaspedaal af te halen als hij aan zon honderdtachtig km per uur over de wegens scheurt, komt er geen poging tot redding. Als dat is wat je echt wil, kan ik je niet tegenhouden, klinkt het, waarop K antwoordt, dat hij al dacht dat zijn broer dat zou zeggen. Ook vluchten helpt niet. Hoe komt het dat het leven zo is, vraagt C zich in de laatste regel van het boek af, dat er nooit iets verandert, ook al ga je naar een heel ver land. Dat boek is de uiting van een generatie Seoulse jongeren zoals ik die in het midden van de jaren negentig waarnam, legt Kim uit. Kijk, je moet het traject zien dat wij hebben afgelegd. In de jaren tachtig waren we overtuigde Marxisten, in een rechtse militaire dictatuur als de Zuidkoreaanse duurde het tot 1986 vooraleer Das Kapital werd toegelaten. We preekten de revolutie, alleen duurde het feestje niet erg lang. De teleurstelling was gigantisch toen in 89 de Berlijnse Muur viel en even daarna de hele Sovjetunie implodeerde. Hoeft het dan te verbazen dat we tegen de eerste helft van de jaren negentig verschrikkelijk nihilistisch waren? In 93 zet Kim samen met vier vrienden het maandblad Yonul Yegam (hedendaagse voorgevoelens) op, waarin ze een lans breken voor het recht op luiheid, het recht op hallucinatie, op niet-stemmen of niet maatschappelijk participeren. Ons startkapitaal was de invaliditeitsuitkering die de vriendin van één van ons uitgekeerd kreeg toen ze door een auto-ongeval verlamd raakte. (schatert). Dat zou geen mensen meer doen. Maar dat blad en die hele periode waren een noodzakelijke voorwaarde voor de volwassenwording van onze maatschappij. Het is overigens vanuit die sociale groep, van ex-studenten-activisten en avant-garde-kunstenaars dat ook de moderne Zuidkoreaanse cinema is geboren. De inspiratie kwam uit een economisch razendsnel getransformeerde maatschappij wiens morele kader achterop bleef hinken. Fundamenteel is Zuid-Korea een erg conservatieve, hiërarchisch gestructureerde maatschappij. Ik moet onwillekeurig denken aan het autobiografische Tienduizend tranen (2000), waarin de voor adoptie naar de VS vertrokken Elisabeth Kim vertelt hoe ze getuige was van de moord op haar moeder omdat die aan een liefde voor een Amerikaanse militair tijdens de Koreaanse oorlog een bastaardkind overhield. Het buitensporige nationalisme, meent Kim, is inderdaad één van onze nationale kwalen, al beseffen velen het niet. In de jaren vijftig was die ideologie misschien nodig als bindmiddel voor de natie, maar sindsdien is het een monster geworden, een dat ons binnenkort overigens opnieuw parten zal spelen. In de voorbije jaren hebben tal van Zuidkoreaanse boeren immers een Filippijnse bruid uitgezocht omdat ze thuis geen huwelijkskandidaten vonden. Hun kinderen worden dus de gehate Honhyol of bastaards. Later deze maand verschijnt Kims nieuwe roman The empire of Light, over een Noordkoreaanse spion in Zuid-Korea, die zegt dat hij de drie naties onderhand goed kent: zijn geboorteland en Zuid-Korea voor 97 en Zuid-Korea erna. Die opdeling is echt heel pertinent, meent Kim. Zie je, de financiële crisis van 97 heeft een enorme impact op ons gehad: de talloze fabriekssluitingen leerden ons dat je niet kan rekenen op je bedrijf of je land als ultieme redder, wat we nochtans altijd gedaan hebben. We zijn door die crisis individualistischer geworden, we werden ethischer wezens met meer eigen verantwoordelijkheid. En dat is een goede zaak. De hele kwestie Noord- Zuid-Korea is in bepaalde opzichten overigens moeilijk te vatten. Hoe kan de Zuidkoreaanse maatschappij erin berusten dat de volksgenoten in het noorden veroordeeld zijn tot een van de ergste dictaturen ter wereld? Ach, weet je dat de meesten van ons de Demarcatielijn als een soort kust beschouwen, alsof er daar voorbij alleen nog de zee wacht? Kim lacht. Dat heb je in maatschappijen als de onze die niet echt gedemocratiseerd zijn, toch niet in termen van ware participatie van de burger aan de macht.
U kende de man al van het Rode Korenveld, van Leven, van de Rode Lantaarns en van de magische kungfu-films waar hij later furore mee maakte. En natuurlijk, Zhang Yimou was tevens verantwoordelijk voor het magistrale openingsmoment van de Olympische Spelen in Peking in augustus 2008. In een interview na die ceremonie zei hij het volgende: "I have conducted operas in the West. It was so troublesome. They only work four and a half days each week. Everyday there are two coffee breaks. There cannot be any discomfort, because of human rights. This can really worry me to death. Wow, one week, I thought I should have rehearsed it very smoothly already, but they could not even stand in straight lines yet. You could not criticize them either. They all belong to some organizations. .they have all kind of institutions, unions. We do not have that. We can work very hard, can withstand lots of bitterness. We can achieve in one week what they can achieve in one month. Therefore our actors can give such a high quality performance. I think other than North Korea, no other country can achieve this in the world".
De Korea's- Joo Sang-joon was bijna in zee verdronken
De Zuidkoreaanse schrijver Kim Young-ha zei me vanochtend dat het voor veel van zijn landgenoten lijkt alsof de Demarcatielijn met het noorden een soort strand is, waar voorbij de zee zich uitstrekt. En niet een van de ergste dictaturen ter wereld. Hij weet het aan de machteloosheid van de burger, die officieel wel in een democratie woont maar vaak toch niet goed zou weten wat daaronder kan worden verstaan. Of beter: in welke mate hij of zij daarmee iets aan zijn of haar lot en dat van anderen kan doen. Ik moest onwillekeurig aan het verhaal van Joo Sang-joon denken, dat ik daags na Kerstmis 2007 schreef. Het ging zo: Joo Sang-joon heeft het er ternauwernood levend afgebracht. De Noord-Koreaanse activist hielp de voorbije jaren talloze landgenoten vluchten. Vier maanden terug liep hij tegen de lamp. Alleen door grote internationale druk kwam hij vorige week heelhuids in Seoel aan. Het verhaal van Joo Sang-joon leest als een gruwelijke tragedie. Ze werd aan de wereld geopenbaard door Sunday Times-journalist Michael Sheridan. Sommigen geloven zelfs dat diens inspanningen om Joons lotgevallen internationaal bekend te maken Joon hebben behoed voor een executie door het regime van Kim Jong-il.
De man moet een jaar of 36 zijn, is onderhand bekeerd tot het christendom en werkt bij een Zuid-Koreaans missienetwerk. Je zou voor minder in God gaan geloven: tijdens de hongersnood die aan miljoenen Noord-Koreanen het leven kostte in het midden van de jaren negentig verloor Joo zijn vrouw en jongste zoontje. Hij besloot te vluchten met zijn toen tien jaar oude eerste kind, maar toen ze via de Gobiwoestijn probeerden te ontkomen aan de Chinese en Noord-Koreaanse agenten ging het jongetje dood. Joo zegt dat hij alleen in staat is om te blijven leven en te kunnen omgaan met het verdriet over het verlies van zijn hele familie door zich voor zijn landgenoten in te zetten. Nadat hij zich tot het christendom had bekeerd en een Zuid-Koreaans paspoort had gekregen, keerde hij terug naar de grens tussen Noordoost-China en Noord-Korea. Vele duizenden Noord-Koreaanse burgers proberen daar vooral in de winter, als de Yalu- en de Tumenrivier grotendeels zijn bevroren, te ontsnappen. Hij zorgde voor onderduikadressen, regelde voedsel en kleren voor mensen die vaak wekenlang in bevroren putten in de grond moesten verblijven en probeerde de vluchtelingen zo goed mogelijk bij te staan met goede raad en nuttige adressen. Journalist Sheridan ontmoette de man vorig jaar en die vertelde hoe hij mensen voorthelpt tot aan de Laotiaanse grens, vanwaar geprobeerd wordt om contact op te nemen met de Zuid-Koreaanse autoriteiten. In het beste geval krijgen ze daar dan verblijfspapieren. In welke omstandigheden Joo dit najaar werd opgepakt, is onduidelijk, maar vaststaat wel dat hij de voorbije vier maanden in een Chinese cel heeft gezeten, wachtend op uitlevering aan Pyongyang. Dat laatste zou gegarandeerd zijn uitgemond in zijn executie, want Joo stond bekend om zijn hulp bij ontsnappingspogingen. Bovendien werden er de voorbije maanden en jaren al verschillende gevallen gedocumenteerd van gevluchte burgers die meteen bij overlevering aan de Noord-Koreaanse autoriteiten werden vermoord. Ook verhalen over zwangere vrouwen die bij terugkeer een gedwongen abortus moeten ondergaan, circuleren.
Mensenrechtenrapport
Een hulporganisatie wil die nu systematisch onderzoeken en daar een rapport over presenteren, dat volgend jaar rond zou moeten zijn. Zeker is dat de Chinese autoriteiten van die praktijken op de hoogte zijn, want er is zelfs een circulaire die stelt dat zwangere vluchtelingen niet mogen worden teruggestuurd. Joo is nu door China aan Seoel uitgeleverd, wat gezien zijn Zuid-Koreaanse paspoort logisch lijkt. Alleen, zo schrijft Sheridan, zijn er verschillende gevallen bekend van vluchtelingen wier paspoort is zoekgemaakt door de Chinese autoriteiten, wat een uitlevering aan Noord-Korea mogelijk maakt. Op zijn vrijlating werd in Zuid-Korea jubelend gereageerd. "Het is het mooiste kerstgeschenk dat we ons konden wensen", aldus een priester die zich voor de opvang van Noord-Koreaanse vluchtelingen inzet.