Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
01-12-1998
India - Het verdriet van de dienstmeisjes in Mumbai
Zevenhonderdtachtigduizend mensen werken in de Indiase metropool Mumbai als huispersoneel. Levens als Bollywood-films, maar dan zonder zang- en dansscènes of happy end. De VN bestempelen hun werk als hedendaagse slavernij, de Indiase overheid acht het niet eens de term arbeid waardig. Een paar jaar geleden werd een heuse vakbond voor huispersoneel opgericht. Maar uitgestoken handen worden vaak gebeten, terwijl lijden wordt gewogen en te licht bevonden. 'Kasteloze lieden gedragen zich alleen als ze streng worden behandeld.'
Dat India een spiritueel land is. Dat zeggen ze dan." Mumbais mensenrechtenadvocaat Colin Gonzalves fulmineert, terwijl zijn mooie, donkere handen de decimeters dikke dossiers strelen op de stoffige tafel voor hem, als betrof het een gebaar van troost voor de mensen wier lijden en schuld erin is vervat. "De spiritualiteit van Gandhi, de tempels van Khajuraho of de Torens der Stilte, waar de Parsi's hun doden laten opruimen door de gieren." Gonzalves lacht ironisch, bitter bijna. "Misschien zouden ze naast onze monumenten statistieken moeten hangen. Kunnen de toeristen ook even lezen hoeveel vrouwen dagelijks vermoord worden, hoeveel kastenconflicten met begrafenissen eindigen of hoeveel de regering spendeert aan haar half miljard mensen die onder de armoedegrens leven."
India is een spiritueel land, toch ja, omdat geld hier lang heeft gestonken en weelde zich tot voor het MTV-tijdperk niet onbeschroomd tentoon liet spreiden. India's spiritualiteit openbaart zich in de vaststelling dat status niet aan materiële goederen wordt afgemeten. Niet aan dure auto's of riante villa's maar wèl aan de legers chauffeurs, dienstmeisjes en koks die ze besturen, onderhouden en lekker laten ruiken. Status laat zich ook fysiek aflezen: van de hoeveelheid kleren die de naaktheid van kinderen bedekt, en meer nog van de decimeters vet die zich rond billen en buiken ophopen. Van de mate dus, waarin mensen hun eigen calorieën moeten of die van anderen kunnen verbranden om in hun behoeften, tot de triviaalste toe, te voorzien.
Miljoenen mensen werken in India als dienstmeisjes, een veelvoud daarvan komt aan de kost als zogenoemde topworkers, zeg maar niet-inwonende huishoudsters die in meerdere huizen poetsen, koken en wassen. In Mumbai alleen al zijn zo'n 80.000 dienstmeisjes en niet minder dan 700.000 topworkers aan de slag. Hun verhalen klinken vaak als Bollywood-films, zonder de zang- en dansgedeelten en de happy ends dan, maar mèt verkrachtingen, drankmisbruik, gender- en kastenongelijkheid, onvrijheid en onrechtvaardigheid.
De Belgische zuster Jeanne Devos, die al meer dan drie decennia in India werkt, richtte in 1986 een heuse vakbond op voor inwonend en niet-inwonend huispersoneel: de Mumbai Houseworker Solidarity Movement (MHSM). In India's grootste metropool verenigt die vierduizend mensen, nationaal zijn het er 30.000. "Huiswerk moet als arbeid worden erkend, maar zelfs twintig jaar lobbywerk stelt zulks nog steeds niet in het verschiet. De consequenties zijn nochtans niet gering: gedupeerde dienstmeisjes kunnen geen kant op, minimumlonen en uurregelingen zijn niet afdwingbaar, met klachten kunnen ze bij arbeidstribunalen niet terecht."
"Bovendien is huiswerk bijzonder onvrij. Dienstmeisjes zijn dag en nacht beschikbaar, ze moeten alles doen op om het even welk moment en worden vaak niet of nauwelijks betaald. Families lossen er zelfs hun erfschulden mee in. De enige vooruitgang tot dusver is dat de VN dit fenomeen nu als slavernij erkennen."
De pakweg dertig werkgroepen van de MHSM in Mumbai hebben zeer diverse activiteiten, gaande van assertiviteitstraining over de opstelling van loonschema's tot straattheater. "Een van de belangrijkste problemen is het zelfbeeld van het huispersoneel, het stigma dat dit mensen zijn die nergens anders voor deugen. We laten ze dan zien wat stewardessen doen in vliegtuigen, verpleegsters in ziekenhuizen en kinderjuffen in kindergartens en dat zijzelf eigenlijk al die respectabele beroepen combineren. Heel moeilijk wel."
Gestaag wordt vooruitgang geboekt, maar in de verhalen over helpen komen geen witte ridders voor die hulpelozen redden. Minder nog betreft het sprookjes waarin nog lang en gelukkig geleefd wordt. Er zijn veeleer anekdotes over uitgestoken handen die gebeten raken en sociaal werkers die zich uitgemolken voelen. Mensenrechtenadvocaten laten rechtszaken uiteindelijk varen omdat gerechtigheid voor een met hete staven gebrandmerkt dienstmeisje zou eindigen in de hel van een instelling voor minderjarigen.
"Dienstmeisjes", zegt Virginia Soldana, een vrouw die de Bevrijdingstheologie aanhangt en voor de Commissie voor Gerechtigheid en Vrede werkt, "zijn mensen van buiten de stad. Geen trottoirbewoners." De onderste sporten aan de hiërarchische ladder die India ordent, ontbreken immers niet. Meer nog, zoals bij elke doordeweekse trap zijn ze juist verder uit elkaar gelegen dan de hogere. Trottoirbewoners zijn Mumbais recentste inwijkelingen, onfortuinlijken op de vlucht voor onrecht in eigen dorp. Hen neemt niemand in dienst, en hoe ze de politieman moeten omkopen om zijn stuk openbare weg te mogen bevolken, zoeken ze zelf maar uit. Pas als ze, vaak jaren later, de trotse eigenaren zijn geworden van huizen van blik of plastic en dus weer tot de heuse maatschappij met haar stringente sociale controle behoren, komen ze voor een echte baan in aanmerking. Een baan als topworker veelal.
Saldana werkte jarenlang met een groep topworkers van de Mumbai Houseworkers Solidarity Movement. Werkte, in de verleden tijd, voorlopig toch. Het moet zo'n vijf jaar geleden zijn dat ze een vrouw in dienst nam voor twee uur schoonmaken en vaatwassen per dag. Ze betaalde behoorlijk en gaf de werkster ook nog een wekelijkse vrije dag, wat getuigd moet hebben van een ongehoorde gulheid en arbeidssolidariteit. "Je moet er bij je collega's op aandringen dat ze hun werkgevers ook om vrije dagen vragen, daar hebben ze toch recht op, zei ik. De werkster keek me vol onbegrip aan, of ik het hen zelf wou uitleggen?"
"In een mum van tijd groeide het eenmalige advies uit tot maandelijkse bijeenkomsten met tal van topworkers. We stelden arbeidsvoorwaarden op en becijferden maandlonen volgens de soorten prestaties. Je moet wetten voor jezelf maken, hield ik hen voor, en onderrichtte de vrouwen over de wonderen der ontslagregeling. Al te vaak werden topworkers er immers door hun werkgevers uitgegooid zonder enige waarschuwing of betaling van achterstallig loon. Algauw werd ik een officieus soort arbeidsbemiddelaar, die werkgevers opbelde en vroeg of ze zich niet schaamden, die hen dwong ontslagpremies uit te keren of hen boze brieven vol grieven schreef. Vaak waren de resultaten bemoedigend, een enkele snoodaard stuurde de politie op me af. Waar ik me mee bemoeide, raasden de agenten, dit was toch gèèn arbeid, dus ook niet onderhevig aan dergelijke regels?"
Saldana moest evenwel vaststellen dat haar topworkers niet altijd te goeder trouw waren: sommigen lieten zich doodleuk ontslaan, anticiperend op een ontslagpremie waarmee de schulden bij de geldwoekeraar bijna zouden kunnen worden afbetaald. "Dus richtten we ook nog een kredietsysteem op, een leningcoöperatieve met zo'n 35 leden. Ondertussen groeide de groep. 110 vrouwen kwamen elke maand naar de meetings, hoewel steeds meer werkgevers dergelijk activisme met ontslag dreigden te bestraffen. We sloten ons bij een vrouwenvereniging aan en gingen gezamenlijk naar workshops over mondigheid en gelijkheid."
Desondanks ging het helemaal mis. Klachten van werksters bleken vaak verzonnen, werkgevers reageerden ziedend op Saldana's brieven. Bovendien meldde haar eigen topworker zich ondanks een goed loon, een wekelijkse vrije dag en jaarlijkse vakantie, steeds vaker ziek. De veroorloofde twee weken verlof vergleden tot evenveel maanden en grootmoeders, verre ooms en kinderen van allerbeste vriendinnen schenen het hele jaar rond veelvuldig te sterven of in levensgevaar te verkeren. Saldana's geduld raakte op: de werkster werd de laan uitgestuurd, de ontslagpremie uitgekeerd. En algauw kwam geen kat nog naar de maandelijkse meetings.
"Het kastensysteem", legt Saldana met een bittere ondertoon in haar stem uit, "werkt heel subtiel, en in twee richtingen. Als kastelozen iemand uit een hoge kaste ontmoeten, die allerlei dingen voor hen doet en ook nog alle buskaartjes koopt voor de workshop waar ze dan gezamenlijk naartoe gaan, denkt die: wat scheelt dat mens? Heeft die geld te veel? Profiteren geblazen. Soms denk ik dat het doorgestoken kaart was, en dat een werkgever heel geraffineerd roet in het eten heeft gegooid. Maar de teleurstelling is er niet minder om." Saldana's eigen vrienden waren evenmin behulpzaam. Je verdient het, zeiden die, alleen als die kasteloze lieden streng worden bejegend, gedragen ze zich.
Het gemeenschapscentrum van Santa Cruz. Zuster Rosy krijgt hier wekelijks zo'n tachtig topworkers over de vloer. Met gezwollen benen evengoed als klachten over uitbetaling of in tranen wegens onterechte beschuldiging van diefstal.
Shantabai komt er wel vaker. Ze is 55, werkt al 15 jaar als topworker en verdient 900 frank per maand voor haar verlofloze schoonmaken in drie huizen. "Zolang mijn handen meewillen", zegt ze zacht, "zal ik dit blijven doen. Tot ik sterf."
Shantabai ging vroeger vaak naar de bijeenkomsten bij Virginia Saldana. "Ze heeft ons proberen te helpen maar..." Haar stem stokt, ze veegt timide in haar ogen en kijkt vervolgens de andere kant op.
Het ongeval met Shantabais zoon was de eerste zaak die Saldana opnam. Hij moet een jaar of negentien zijn geweest en kluste wat bij in de buurt waar zijn vader bij een rijke familie tuinierde. Een rijke alleenstaande vrouw vroeg de jongen de mango's in haar bomen te plukken. Hij viel en brak zijn nek, stierf onder de boom. De dame liet het lijk verwijderen en weigerde ook maar de begrafenis te betalen. Saldana ging bij de politie klagen. Een agent bleek omgekocht, een dossier was nooit opgemaakt. De commissaris wou evenwel zijn best doen en de volgende ochtend werd de vrouw op het politiebureau ontboden voor verhoor. Een uur voor ze verwacht werd, kreeg het mens een hartaanval. Saldana, zo zeiden buren en familieleden van het slachtoffer, was een moordenares. Een week lang durfde ze haar huis niet uit.
Ongelukken schijnen niet alleen te komen, ook in India niet. "Na mijn zoon, mijn dochter. Vorige maand," had Shantabai gemompeld, waarop ze een smoes had verzonnen en was verdwenen. "Verkrachting," reageerde Virginia Saldana toen ik later naar de dochter informeerde. "Het komt heel vaak voor hoor, maar niemand durft erover te praten. Zelfs moeders krijgen het van hun misbruikte dochters niet te horen. De slachtoffers zwijgen, worden gek. Zo ging dat met Shantabais dochter Lakshmi. Twee keer is ze met zelfmoordplannen naar hier gekomen. Ik liet haar met veel moeite opnemen in een instelling, twee dagen later liep ze weg. Begin vorige maand kwam ze opnieuw. Ze droomde van vlammen, zei ze, en hoe die haar zouden verslinden. Naar die instelling wilde ze terug, maar ik kon er niet meer aankloppen. Het krediet was op."
De volgende dag kwam Shantabai naar Saldana's huis. Ze had de kerosine om op te koken niet goed verstopt die dag, zei ze, Lakshmi had ze gevonden. Samen met twee dozen lucifers. Ze deed het in de keuken, even voor haar moeder thuiskwam.
Dienstmeisjes moeten outsiders zijn. Niet-Mumbaiers, dus verstoken van netwerken van contacten die in ultieme nood vluchtroutes zouden kunnen bedenken. En niet-Hindoes maar behorend tot het paar procent christenen dat India telt, en dat de reputatie heeft eerlijk te zijn. Dienstmeisjes zijn veelal adivasi, inheemsen, of mensen uit de vroegere Portugese enclave Goa of uit Mangalore. Vaak laten werkgevers ook meisjes overkomen uit hun geboortedorp, zodat ze beseffen dat elke misstap niet alleen hun bestaan kan bedreigen maar ook dat van hun familie thuis.
"Het dienstmeisjesfenomeen", meent Saldana, "werd gestimuleerd door de Indiase zusters en priesters die naar de dorpen gingen, de grote families zagen en hun gebrek aan eten. We zullen je werk bezorgen in de steden, zeiden ze, dan komt er rijst op tafel en kun je misschien zelfs naar school. Die kinderen werden ondergebracht in de huizen van de middenklasse, met als boodschap: zorg voor dit kind en het zal voor je werken. Exploitatie verzekerd. De straffen waren vaak veelvuldig, het eten veeleer aan de karige kant. En wat het betekent om het kind-zijn te worden ontzegd, laat zich niet eens meten. Het aantal dienstmeisjes nam in de jaren zestig en zeventig exponentieel toe, met de snelle urbanisering van India en de groei van de steden en van de middenklasse."
Rosa, een adivasi-meisje uit Noord-Bihar, werkt als dienstmeisje bij de Belgische zusters Jeanne en Agnes in Byculla, een katholieke wijk van Mumbai. Ze heeft eigenlijk altijd gewerkt, zegt ze, ook voor ze op haar dertiende naar Mumbai kwam. Rosa was verkoper, koelie, kortom een kind voor alle klussen. Studeren wilde ze graag, maar daar was nooit tijd voor, geld al evenmin.
Mumbai, aan de verhalen van dorpsgenoten te horen, leek de grote belofte, maar haar eerste baantje viel Rosa dik tegen. Ze mocht wel naar school, maar huiswerk maken kon niet en een maandloon van 150 frank vindt zelfs een kind weinig. "Ik wilde gewoon naar huis, in mijn eigen Gumla verdiende ik het driedubbele. Als ik de studies van mijn broer en zusjes wou betalen, moest ik beslist een andere baan vinden."
Uiteindelijk kwam Rosa bij de zusters terecht, waar ze 's ochtends werkt, 's middags studeert en van vier tot acht op de schoolbanken doorbrengt. "Ik besef heel goed", zegt ze blozend, "hoeveel geluk ik heb. Vriendinnen vertellen me bijna wekelijks verhalen over het eten dat zij als kastelozen niet mogen aanraken, de hoek van de keuken die hen als slaap- en eetkamer dient, de verwensingen, het mishandelen. Sommigen mogen op zondag niet eens naar de mis. Ze zouden er wel eens collega's kunnen ontmoeten, vernemen hoeveel ze horen te verdienen en hoe ze contact kunnen opnemen met de Mumbai Houseworkers Solidarity Movement."
Rosa wil het tot aan het einde van haar studies uitzingen als dienstmeisje. Beslist niet langer, wil ze niet veroordeeld zijn tot een leven als oude vrijster. "Dienstmeisjes hebben het in dat opzicht sowieso erg moeilijk," meent zuster Agnes. Ze kunnen zich, eenmaal ze terug thuis zijn, maar moeilijk aanpassen aan een bestaan zonder waterleiding of elektriciteit, aan het simpele dorpsleven zeg maar. En veel families willen hen ook niet als schoondochter. Ze geloven nooit dat iemand uit Mumbai kan terugkeren zonder haar maagdelijkheid te hebben verloren."
Hulp bieden is moeilijk, maar er krijgen al evenzeer. Lijden wordt in India gewogen en vaak te licht bevonden. Of tenminste, dat vrezen tienermeisjes in nood.
Het verhaal van Arathi begon met een telefoontje. Mensen die de Mumbai Houseworkers Solidarity Movement kenden, hadden een dertienjarig meisje huilend aan de poort van een flatgebouw aangetroffen. Ze was wees, vertelde ze, gekidnapt door onbekenden en in Mumbai in een soort bordeel gestopt. Tal van jonge meisjes, had Arathi verzekerd, werden er vastgehouden en misbruikt. Zelf had ze haar eer ternauwernood kunnen redden.
MHSM-coördinatrice zuster Maggie liet het kind ophalen en belde mensenrechtenadvocaat Colin Gonzalves, die meteen de politie alarmeerde. Zou ze het huis kunnen lokaliseren, wilde de advocaat weten. Nog diezelfde nacht werd een klopjacht gehouden. Naarmate de uren verstreken, groeide de scepsis van de politie-inspecteur. Zijn beweringen dat Arathi wat verzon, ergerden Gonzalves mateloos. Slachtoffers worden nooit geloofd, hoe vaak had hij dat al niet moeten vaststellen? De tocht leidde naar de luchthaven, en via een gat in de muur van dat gebouw weer de velden in. Een tocht naar nergens, Arathi vond de plek niet terug.
Een jaar lang zou het meisje bij de zusters wonen, vervolgens werd ze in een kostschool ingeschreven. Maar daar waren papieren voor nodig, wat een reis naar haar geboortehuis in Madhya Pradesh verantwoordde.
Zuster Maggie grinnikt bij de herinnering. Arathi, zo bleek algauw, was geen wees. Toen haar vader aan een blindedarmontsteking stierf, hertrouwde haar moeder met een moslim die een kamer van de familie huurde. Een gehuwde man nochtans, maar moslims mogen in India tot groot ongenoegen van de Hindoes polygaam zijn. In een mum van tijd legde de kersverse echtgenoot beslag op de familie-eigendommen, de twee dochters des huizes behandelde hij bepaald stiefvaderlijk. Zo werd Arathi's twee jaar oudere zusje op haar dertiende voor een picknick meegenomen die op haar eigen bruiloft uitdraaide. Met een veel oudere man nog wel, het kind hield het er nauwelijks een paar maanden uit en vluchtte toen naar haar ouderlijke huis. Welkom was ze niet, de moslim dacht aan de bruidsschat die hij betaald had en aan de oneer die ze hem aandeed. Voor beide dochters zouden donkere dagen aanbreken, hun wanhoop was tot in de kamers van de huurders voelbaar. Ze zouden het er met hun in Mumbai wonende, gehuwde zoon over hebben, beloofde een meevoelend bejaard echtpaar. Natuurlijk kon hij hen helpen, ze konden bij zijn gezin intrekken, en er was een school vlakbij. Alleen was zijn vrouw, een stewardess van Air India, niet erg opgezet met de onaangekondigde logés in haar krappe driekamerflat.
Arathi en haar zus leerden dat dienstmeisjes alleen gesnauwde bevelen waard zijn en buitenlucht noch studies behoeven. "Ik hield het er niet meer uit," zegt Arathi vlak. "Weglopen was de enige optie, maar mijn zus weigerde. Ze was al een keer gescheiden, haar leven was überhaupt voorbij, zei ze, voortaan zou ze in haar lot berusten." Uiteindelijk belandde het dertienjarige meisje alleen voor de poort van het flatgebouw.
Het uitgeleefde kantoor van Colin Gonzalves. Sinds de Onafhankelijkheid van India een halve eeuw geleden is hier vast geen verfkwast meer gepasseerd. Maar arme klanten kunnen het zich niet veroorloven de bekwaamheid van een advocaat af te meten aan de houtsoort van zijn bureau of het formidabele zicht vanuit zijn raam. Met het voorrecht van een consultatie nemen ze meer dan genoegen.
Gonzalves maakt al twaalf jaar twee werkdagen voor pro-Deozaken vrij. De jongste jaren pleitte hij een dozijn zaken voor huispersoneel, waaronder twee verkrachtingen. "Wel weinig, als je bedenkt dat nagenoeg de helft van alle dienstmeisjes seksueel wordt misbruikt. Geldgebrek, isolement en schaamte houden hen tegen. Processen van rijke mensen zijn in een paar maanden afgehandeld, die van armen duren vier tot vijf jaar. Je moet minstens tien keer getuigen en alle zittingen zijn publiek. Geen mens houdt dat vol, ook de twee slachtoffers die ik verdedigde niet. Ze verdwenen nog voor de rechter een vonnis had geveld."
Gonzalves oordeelt dat de helft van de rechters corrupt is, dat processen politiek worden gestuurd en vonnissen veelal niet worden voltrokken. India, zucht hij, is er volgens hem na vijftig jaar onafhankelijkheid erger aan toe dan in de koloniale tijd. De onderklasse en de welvaartskloof groeien, de middenklasse ziet uitbuiting als een geboorterecht. "Ik geloof al lang niet meer in de Indiase rechtspraak. Ik zeg het ook tegen mijn klanten: de politie lijkt op de georganiseerde misdaad, de overheid laat je niet in haar kantoren toe. Wie rechtvaardigheid wil, moet het recht in eigen handen nemen."
Dagelijks worden in India twee films gemaakt en een kwart van die totale productie ziet in Mumbai (Bombay) het levenslicht. In een tweedelige reportage verkennen journaliste Catherine Vuylsteke en fotograaf Dieter Telemans India's Hollywood, Bollywood. Ze voegen zich bij lafaards en voyeurs voor een portie collectief dagdromen, schuimen bioscopen af op zoek naar een film die niet op de vorige lijkt en aanvaarden uiteindelijk de tien geboden van een filmindustrie die haast even oud is als de onze. In deel twee, dat volgende week verschijnt, leren ze wat wachten is in Filmcity, het Beloofde Land voor de horden wannabes. Ze laten zich kostuums aanmeten door de man die Bollywood de minirok schonk en drinken cola met de hottest stars of all.
Mumbai Central. Het neonlicht van de Maratha Mandir werpt een flauw rood schijnsel over trottoirs als stranden, waarop de vloed zijn nieuwkomers uitbraakt. Vijf miljoen inwoners zijn de voorbije decennia in India's grootste metropool aangespoeld, reizigers zonder bestemming. Met weinig bagage en veel kinderen.
De Maratha Mandir is log en laag, van verweerd maar eeuwig beton. Meer een bunker dan een bioscoop. Zo'n vierduizend mensen, hoofdzakelijk adolescenten van het mannelijke geslacht, komen dagelijks in zijn airconditionede buik beschutting zoeken. Ze willen vertier en volgens de bekende acteur Anupam Kher kan dat in India alleen seks of cinema betekenen, waarmee hij ook verklaart waarom elke dag 13 miljoen Indiërs bioscoopwaarts trekken. "Alleen parlementaire debatten en elkaar schofferende politici zijn nog leuker."
De stille buik van de bunker is een negatie van de oorverdovende realiteit erbuiten. Dik rood tapijt leidt naar de stalles- en family circle-plaatsen beneden in de zaal, een spiegelglazen trappenhuis met art-decoluchter voert naar het duurdere balkon.
Kwart over negen. In de zaal is de eerste sigarettenreclame begonnen. Stoere binken, aanstekers en hopen sneeuw, een volstrekt onwezenlijk tafereel, gefilmd in het verre Zwitserland. Van de Alpen gaat het naar een luxueuze badkamer, een oogverblindende dame weet precies welke shampoo haar glanzende zwarte haren verlangen. Na nog een hoesterig-proesterige spot voor keelpastilles en het zichtbare bewijs dat Bharat ('moeder India') de allerbeste motorolie is, gaan de laatste lichten uit.
Het collectieve dagdromen, zoals psychologe Sudhir Kakar het doorsnee filmbezoek omschrijft, kan voor de vierde en laatste keer vandaag beginnen. Drie uur lang zullen in de buik van de bunker alle wensen in vervulling gaan. Vijanden worden hier moeiteloos verslagen, rivalen wachten dodelijke vernederingen.
Zoals een mollige Shirley Temple tijdens de depressie van de jaren dertig goed was voor het moreel van de honger lijdende Amerikanen, zo werpt de filmindustrie van Bollywood zich het jongste decennium op als heler van India's nationale wonden. Ze kanaliseert alle angst naar karma en alle frustratie naar een herkenbare zondebok. Het kwaad is geen systeemfalen, maar een individuele aberratie die door de filmheld kan en zal worden overwonnen.
De manipulatieve, corrupte politicus is een kwaadaardig, onafhankelijk handelend creatuur, de terrorist niet meer dan een misleide jongeling die naar de liefdevolle ouderlijke schoot zal terugkeren. De armen lijden wel honger maar ze hebben hun onderlinge camaraderie, hun innerlijke rijkdom en hun izzat, hun eer. Mezzat of noeste arbeid zal hun magen vullen en hun nachtrust verzekeren, terwijl morgen, immer morgen, alles beter wordt. Marx zou het onderhand vast over opium hebben. India's supersterren leggen het Shirley Temple-effect veeleer uit als een probleem van het publiek. 's Lands allergrootste megaster, Amitabh Bachchan, spreekt over "films voor lafaards", die zelf niet durven vechten maar hun frustratie in het bunkerduister op de almachtige held projecteren. Aan het mannelijke voyeurisme ergert steractrice Karisma Kapoor zich dan weer blauw. "Heimelijk beelden de mannelijke bioscoopbezoekers zich in hoe ze de heldin van de film nemen. Ze hongeren naar een maagd en eisen daarom dat actrices ongetrouwd blijven." Acteur Anupam Kher stoort zich aan lafaards noch voyeurs. "Dit is pure fantasie of film voor ongeletterden," luidt zijn analyse. "Je kunt van een koelie niet verwachten dat hij zich interesseert voor de fijne nuances van de menselijke natuur."
De collectieve dagdroom begint in een slaapkamer, met een worstelscène tussen een oudere en een jongere vrouw. Luttele seconden tumult verglijden tot een sentimentele verzoening, het dagboek dat de inzet vormde van de strijd gaat nu zusterlijk open. Geheime liefdes worden, indien geopenbaard, moederlijk aanvaard. "But, daddy then", vraagt de bloedmooie deerne nog bezorgd, maar ze blijft alleen in de bedstede achter.
Vervolg op de volgende paginaVervolg van de vorige pagina
Als de zingende schone vervolgens met obscene heupbewegingen een nochtans kuise striptease-met-handdoek ten beste geeft, begint de hele zaal te fluiten. Het schelle geluid gaat, ongetwijfeld heerlijke minuten later, nog crescendo. De deerne duikt een zwembad in, mannenharten anticiperen op de wondere kracht van water. Op zijn zeldzame vermogen vooral, om een nuffig katoenen kleed ogenblikkelijk te reduceren tot een transparante tweede huid. Borsthoog zoemt de gretige camera in.
Na een ochtendwasbeurt die de hele dag had moeten duren, vertrekt de jonge schone met vaders permissie naar Zwitserland, de sigarettenrokers achterna. Ze schudt haar vriendinnen-cum-chaperones af en laat zich gepast pruilerig redden door de held met de zwoele mond en de geile ogen. Na nog een zwembadfestijn en minstens een dozijn kostuumwissels, eindigt het dol dansende duo dronken in bed.
"We hebben het gedaan," houdt de ietwat corpulente Casanova de nog slaapdronken beauty de volgende ochtend voor. Duistere publiekskreten overstemmen het hartverscheurende gesnik op het scherm. "Indiase jongens" - de mannenstem breekt van emoties - "doen zoiets toch niet?" Wild gaat de zaal tekeer.
Feministische schrijfsters zoals Nikhat Kazmi maken zich in Ire of the Soul en The dream merchants of Bollywood fenomenaal druk over "de antieke ideeën die Bollywood over vrouwen en seksualiteit propageert". Ze hekelt de heilige maagdelijkheid en de dubbele moraal die wil dat vampen bovenmenselijk aantrekkelijk en dus ontrouwwaardig zijn, maar pestlijders lijken als ze zich opwerpen als huwelijkskandidaten. Nog woester wordt ze van de vele films over opgeleide vrouwen die na de nestbouw alle carrièredromen vergeten en voortaan voldoening halen uit het bakken van chapati's voor een echtgenoot die steevast op zich laat wachten.
De bunkerbevolking heeft geen boodschap aan Kazmi's bezwaren. De borsten van actrice Kajol en de vraag of acteur Shahrukh Khan haar in het eerste dan wel het tweede deel van de film voor het eerst zedig kust, eisen al hun aandacht op. "Formidabel, man," zegt Ravi (22) tijdens de pauze. "We hebben de film al elf keer gezien en krijgen er nooit genoeg van." Zijn vrienden knikken trots. "Een flinke investering, ja, maar die joekels..."
Culturen onderscheiden zich door de manier waarop ze orde scheppen in chaos en die oefening vervolgens legitimeren. In India is geen principe heiliger dan het hiërarchische denken. De trottoirbewoners van Bombay Central kunnen zich geen kaartjes voor de Maratha Mandir veroorloven, terwijl yups die bunkerbioscoop als vulgair beschouwen en dus te mijden. "Het is heel eenvoudig," legt Air India-steward Krishan uit. "Het oosten van de stad behoort het lompenproletariaat toe, het westen de yups. Bioscopen met Indiase namen zijn out, die met westerse namen, zoals Metro of Novelty, zijn hot. Maratha Mandir is daarom dubbel not done." Zijn balkontickets mogen even duur zijn als stalleskaartjes in de Novelty, hot is hot en out blijft out.
Achter de balie van ons hotel denken ze er niet anders over. "Een goedkopere bioscoop in de buurt?" Een blik vol afgrijzen. "Daar wilt u niet heen, mevrouw, er is geen airconditioning en de crowd, de crowd is zo cheap." De receptionist doorbreekt het taboe alleen na eindeloos aandringen. New Shirin, een naam als een vloek.
Art-decoluchters, spiegelglazen trappenhuizen en tapijt als stug gras ontbreken in deze aftandse bioscoop helemaal, maar je kunt er al voor tien frank naar de film. De zaal zelf heeft veel weg van een vliegveld. Over de hele lengte hangen keurige rijen monsterventilatoren, driftige propellers van eeuwig aan de grond gehouden toestellen.
De haardrogerhitte valt mee, de crowd ook, op een enkeling drie stoelen verder na. Of bedoelt die helemaal niets met zijn verdacht repetitieve bewegingen ter hoogte van de broeksriem?
Indiërs mogen dan pathetisch particulier zijn over de bioscoop die bij hun status past, de films die ze er gaan bekijken lijken haast doorslagen van elkaar. Hoewel Bollywood-bonzen zweren dat geen enkele prent héél India bekoort - de metropolen eisen ingewikkelde komedies terwijl het binnenland bij slechte geweldfilms is blijven steken - stelde filmcriticus M.G. Mahesh de Tien Geboden van de Bollywood-film op.
1. Films hebben maar één held en één heldin. Overtollige exemplaren sterven voor de pauze of voegen zich bij het Rode Kruis in Zwitserland. 2. Helden bekampen snoodaards. 3. Helden zijn sneller, zelfs per ossenwagen of te voet. 4. Helden schieten raak, vallen nooit zonder kogels. 5. Snoodaards missen, behalve in melodrama's. 6. Gevechten vinden plaats in de nabijheid van kruiken, marktkramen of glazen flessen. 7. Helden en snoodaards zijn symbolen van mannelijke kracht, gemeten in termen van wat ze voor vrouwen kunnen doen (redden en beschermen), of wat ze hen kunnen aandoen (verkrachten en vermoorden). 8. Zusters van helden trouwen met hun beste vrienden, tenzij ze in de eerste anderhalve minuut van de film worden verkracht en zelfmoord moeten plegen. 9. Zang- en dansnummers volgen elkaar met een interval van twintig minuten op. 10. Films over herenigde broers bevatten een jeugdlied dat wordt gezongen door de broers zelf, hun blinde moeder die zo het zicht herwint, of door de kat of hond des huizes. "Het merkwaardige", merkt Mahesh op, "is dat deze lui die liedjes na twintig jaar nog kennen, terwijl de kijker ze zich na twee minuten al niet meer herinnert."
India gaat gebukt onder het gewicht van de geschiedenis, zelfs Bollywood mag zich haast een honderdjarige noemen. Nauwelijks zes maanden nadat de gebroeders Lumière in Parijs hun uitvinding gedemonstreerd hebben, strijkt hun assistent Marius Sestier, op weg naar Australië, begin juli 1896 in de Britse kolonie neer. In het Bombayse, voor Europeanen gereserveerde Watson's Hotel, worden een week lang dagelijks vier voorstellingen georganiseerd. Het gigantische succes noopt de Cinématographe tot verhuizen naar het duizend zitjes tellende Novelty-theater, waar tot midden augustus twee vertoningen per dag uitverkocht zijn.
Film zal big bizniz worden, de eerste projectoren komen al na een paar maanden in India aan. In tenten en andere geïmproviseerde ruimten vertonen ondernemende zakenlui elke film waar ze de hand op kunnen leggen, terwijl vooruitziende heerschappen als Abdullally Essoofally met een mobiele bioscoop het hele land afschuimen.
Het is dat rondreizende wonder dat fotograaf Save Dada er in 1898 toe aanzet om in Londen een camera te kopen en korte films te maken over worstelaars en vechtende apen. Voor 21 guinea wordt de Indiase film geboren.
De eerste echte speelfilm, een theaterstuk op filmrol, gaat in 1912 in première. Hoewel een advertentie in The Times of India bluft dat "de helft van Bombay Pundalik al heeft gezien en de andere helft moet komen nu hij nog draait", wordt de prent een catastrofale flop.
Fotograaf, schilder, magicus en toneelschrijver D.G. Phalke zal het eerste succes op zijn conto mogen schrijven, maar het draaien van Raja Harishchadra - een mythologisch verhaal uit het Mahabharata-epos - wordt een ware lijdensweg. Niet alleen vindt Phalke nauwelijks centen en blijkt de Britse filmapparatuur niet bestand tegen de Bombayse vochtige hitte, ook het sociale stigma dat de film van het theater heeft geërfd speelt hem parten. Alleen prostituees reageren op zijn talloze casting-advertenties, maar ook zij willen - uit vrees voor ziektes - uiteindelijk niet voor de camera. Phalke ziet zich ten slotte genoodzaakt een slanke kok als actrice in te huren, een man met een zachtmoedig, fijnbesneden gezicht.
Buitenlandse vrouwen worden India's eerste filmsterren, anglo-Indiase dames vormen de tweede generatie. Maar wie kon ooit vermoeden dat het eerste vrouwelijke filmnaakt al in 1921 zou opduiken? Toegegeven, de pas opgerichte censuurcommissie werkte toen tijdelijk niet en zelfs zeventig jaar later blijven blote billen en borsten rariteiten. Raja Harishchandra wordt in Bombay een kaskraker, maar in kleinere steden flopt de film. Een kwestie van marketing. Als het publiek maar twee anna betaalt voor een zes uren durend theaterstuk, waarom zouden ze dan drie anna veil hebben voor een film van nog geen uur? Eenmaal Raja Harishchandra wordt aangekondigd als 57.000 foto's en twee mijl film voor slechts drie anna, is het succes verzekerd.
Bijna een eeuw later zal de kijker even gulzig veel waar voor zijn geld blijven eisen. "Heel wat films zijn eigenlijk langdradig," merkt de gevierde actrice Karishma Kapoor met een zucht op. "Maar met minder dan drie uur film neemt geen mens in dit land genoegen."
In de jaren twintig en dertig beleeft de filmindustrie een astronomische groei. Het studiosysteem maakt opgang en als in 1931 de eerste geluidsfilm wordt gemaakt, verschaft de industrie al 65.000 mensen werkgelegenheid. Ardeshir Irani's Alam Ara wordt net zoals Phalkes Raja een waar huzarenstukje. Acteurs en actrices zijn alleen schreeuwend hoorbaar, opnamen moeten 's nachts gebeuren want de studio ligt te dicht bij de spoorweg. De camera's worden zelfs in dekens ingepakt om hun storende gesnor te smoren.
Het succes van de eerste talkie is ronduit verpletterend: de première van Alam Ara veroorzaakt zelfs rellen omdat nog geen kwart van de gegadigden een ticket weet te bemachtigen en de kaartjes voor de hele volgende maand al zijn uitverkocht.
De introductie van de klank verleent de Indiase film zijn definitieve structuur. De komst van de kleurenfilm, een jaar later, brengt daar geen verandering in. Voortaan zullen Indiase films er als lawines van zang- en dansnummers uitzien, aaneengeregen met een allereenvoudigst verhaaltje.
Anno 1998 worden in India dagelijks twee films gemaakt, een ongeëvenaarde prestatie. Bollywood is jaarlijks goed voor zo'n 200 stuks, de rest komt uit Karnataka, Kerala, Tamil Nadu, Andra Pradesh en West-Bengalen. Ironisch genoeg bereiken Bollywoods zogenaamde formulefilms het Westen nauwelijks, terwijl successen als Salaam Bombay of Mississippi Masala in India zelf volstrekt onbekend blijken. Art movies, zoals deze van zang- en dansscènes gespeende films worden genoemd, maken nog geen twee procent uit van 's lands totale filmproductie.
"Ach, dat hoeft niet te verbazen," legt art movie-regisseur Kalpana Lakshmi uit, "de commerciële Amerikaanse films kunnen nauwelijks tien procent van de filmmarkt veroveren en voor de alternatieve Indiase film vind je helemaal geen distributeurs. Eigenlijk zou de regering moeten ingrijpen en in de vier grootste steden kleine zalen bouwen, zodat een film die niet steeds duizend kijkers per voorstelling lokt niet bij voorbaat wordt afgeschreven. Dat zou ook Bollywood ten goede komen: precies door de enorme bloedarmoede blijft de middenklasse het jongste decennium weg uit de cinema's. Logisch ook, westerlingen die de filmsets van Bollywood zien, lachen zich verrot om zoveel amateurisme. Scenario's zijn een onbekend fenomeen, dialogen worden voor de camera verzonnen."
India - De sterfelijkheid van helden - Bollywood 2
In deel 2 van de Bollywood-reportage ontmoeten we wannabes die hun heldenhoop verpletterd zagen onder het gewicht van jaren vruchteloos wachten. We laten ons de tien geboden van de Bollywood-held verklappen, bewonderen de kartonnen standbeelden van Filmcity en trotseren snauwende regisseurs en snoeverigere uitvinders van minirokken. Van supersterren leren we wat wachten in de ongenadige middagzon is, terwijl de man die een Indiaas Diana-effect sorteerde en het overleefde, ons overtuigt van de beperkingen van hairweaving.
Anyone can make it in Bollywood. That's what keeps us suckers coming." Woorden van een wannabe, als dialoogflarden uit een slechte film. Een nooit gemaakte film vooral, zelfs na vijf jaar rondhangen in Bollywood is er voor Krishan geen contract in zicht. Hij wordt zesentwintig, naar eigen zeggen oud en buikig, "bejaard genoeg om vorige maand een baan aan te nemen als steward bij Air India".
Krishans hoop raakte verpletterd onder het gewicht van jaren vergeefs wachten, en meer nog onder dat van de honderd vijftig à tweehonderd nieuwe, veelal goed opgeleide middenklasse-wannabes die Bollywood wekelijks bestormen. Hij heeft zich jarenlang vastgeklampt aan het levensverhaal van ene Sudra Chandran, een eenbenige die het tot danskoningin schopte, maar nu heeft ook dat wonder zijn magie verloren.
Krishan baalt van het hondenleven dat wannabes leiden. Van de krappe hotelkamers of peperdure flats waarin ze vaak met zijn vijven samenhokken wordt hij claustrofobisch, van de dagelijkse discipline ronduit misantropisch. Ochtendsessies in de fitnessclub gaan vooraf aan middagen in de dansacademie en aan nachtelijk pronken in de hottest discotheken, hopend op de ultieme ontdekking.
"Toegegeven, vrouwen hebben het nog moeilijker: ze zijn onvrij en staan onder immense druk. Inwonende moeders in de rol van onfeilbare kuisheidsgordels verhinderen wilde wannabe-jaren en mislukking resulteert in deportatie naar het binnenland. Het zal je dan ook niet verbazen dat het door de meisjes is dat het wannabe-hotel Seaside zijn bijnaam Suicide verdiende."
Krishan schreef in dat etablissement het testament van zijn jeugd, tien geboden alweer, niet die van de Bollywood-film maar van zijn helden. 1. Bollywoods wegen zijn ondoorgrondelijk. Het enige verschil tussen een held en een mislukkeling is geluk. 2. Debuteren is het monopolie van de jeugd: heldinnen hoeven niet ouder te zijn dan zestien, helden wachten beter tot hun twintigste. 3. Twee op de drie helden hebben verwanten in de filmindustrie, de rest zijn strugglers. 4. Strugglers behoeven peetvaders. 5. Familiefortuinen zijn ook handig. 6. Vrouwen reïncarneren alleen tot heldinnen nadat ze langs de canapé van de regisseur of producer zijn gepasseerd, de zogenaamde casting couch. 7. Helden zijn rijzig en blank, kenmerken waarin alleen de noordelijke deelstaten Punjab en Haryana grossieren. Zuiderlingen, klein, donker en besnord, kunnen zich de verplaatsing besparen. Ze mogen wel hun gracieuze, schitterend dansende zusters sturen. 8. Eenmaal een held, altijd een held. 9. Snoodaards blijven snoodaards, voor figuranten is er helemaal geen heldenhoop. 10. Helden krijgen maar één kans, zelfs in bioscopen wordt rekening gehouden met het zapgedrag van de kijkers.
Now anyone can make it in Bollywood. De minister zei het, bij de erkenning vorige maand van de filmindustrie als reguliere bedrijfstak, heel nadrukkelijk. Dat film een respectabele branche was geworden, leek hem zo heuglijk dat hij de champagne persoonlijk ontkurkte.
De banners - zoals de een- of tweemanskantoren van producers en regisseurs heten die het studiosysteem sinds de jaren vijftig vervingen door een freelancesysteem - konden op belastingverlaging rekenen, oreerde hij. Aan het tijdperk van de exuberante heffingen - 75 tot 164 procent -, geheven door de deelstaatautoriteiten was een einde gekomen.
Bedrijven krijgen bovendien bankleningen. Zou Bollywood dan niet meer grotendeels zijn aangewezen op de centen van de woekeraars, het zwart geld van de industriëlen en de giften uit de onderwereld? Zouden films voortaan zonder onderbreking kunnen worden gedraaid en gebedel om centen, met het eerste kwartier van de film als belofte van een formidabel eindresultaat, tot het verleden gaan behoren? Zouden helden en heldinnen niet langer in tien films tegelijk moeten acteren, omdat ze nooit zeker zijn dat een productie wordt afgewerkt en dat ze hun centen zien?
Scepsis alom. "Hoe aanvaardbaar zijn filmrollen als onderpand?", vroeg een journaliste in India Today zich meteen af, en de statistieken zijn al even ontnuchterend. Slechts een op de vijf Bollywood-films wordt een succes, vijftien procent wordt nooit afgemaakt, een even groot aantal vindt geen distributeur. Risky bizniz, dus, houden bankdirecteuren daar wel van?
Filmcity, de buitenwijken van Mumbai. Poorten met norse, flink bewapende agenten beschutten dit dromenpaleis tegen de buitenwereld. Een smalle asfaltweg doorklieft een weids, glooiend landschap en voert voorbij filmsets met kartonnen standbeelden. Figuranten in epoquekostuums smelten langzame uren lang, tempels die er van ver robuust en millenniumoud uitzien, blijken gipsen wangedrochten.
Hier worden afwisselend om stilte en om zakdoeken schreeuwende regisseurs als goden bejegend. Gebulder sorteert geen gefronste wenkbrauwen maar al dan niet verbale uitingen van onderdanigheid. Natuurlijk, sir (buiging), meteen, sir (nu met knipmesallure), sorry, sir, sorry, (aarzelende stappen, geheel naar af).
Hoe vaak moet hij het nog uitleggen? De vadsige vijftiger fulmineert, de hartaanval nabij. Passie wil hij zien, geen honds gehuppel dat zelfs in de ogen van de geilste kijker geen sex-appeal heeft. En doe in godsnaam wat aan dat kapsel, we hebben niet de hele dag.
Buiten Filmcity, in de parken, vijfsterrenhotels en exclusieve golfclubs van Mumbai, die steeds vaker als filmlocatie doubleren, hebben sets poreuze grenzen, afgedwongen door nietsontziende, allesziende veiligheidsagenten. Rake klappen scheppen afstand, notitieboekjes met gretig klaargehouden pennen smakken tegen de grond. Moeders beloven het nageslacht ijsjes in ruil voor een prompte aftocht, oudere broers leiden onwillige oma's bruusk weg van het tumult. Jongemannen genieten. Van het mepgevaar nog meer dan van de sterren in de verte.
Slecht betaalde technici grinniken om de welkome verstrooiing, seconden later worden ze opgeschrikt door de zoveelste, loeiharde herneming van het dansnummer. Figuranten in mini-jurken vegen stromen zweet weg en trotseren andermaal de wetten van de zwaartekracht. Volle dijen openbaren zich in viesbruine nylons maar bij een voorspelbaar 'Cut!' bevriezen de dames luttele seconden later alweer.
Vijf jaar geleden zouden ze zich hier, in het Priyadarshini Park in een betere wijk van Mumbai, niet zo Indiaas-onzedig hebben vertoond. Die aardverschuiving, waar miljoenen Indiërs tot op heden dankbaar voor zijn, schrijft de nichterige modeontwerper Manish Malhotra (29) op zijn conto.
De door hem voor de film Rangeela ('95) in kort, meisjesachtig textiel gestoken heldin Urmillah werd prompt gekatapulteerd tot India's nieuwste seksbom. Malhotra zelf kaapte de prestigieuze Filmfare-prijs voor de beste kostuums weg en kleermakers in alle uithoeken van India kregen bestellingen voor de Rangeela-look. "De babydoll is sindsdien helemaal in. Sober is sexy, geen mens wil nog heldinnen in kitscherige, overdone kleren."
Malhotra zit zeven jaar in het vak en noemt zich onbeschroomd de superstar van achter het witte doek. "Ik heb maar twee stelregels: 1. neen bestaat niet. 2. tijd ook niet." Zijn collega's mogen hem dankbaar zijn, vervolgt het gewezen fotomodel in trainingsbroek, hij heeft ze immers aanzien gegeven. "Toegegeven, het blijft moeilijk werken in Bollywood. Het concept van costume directors, die alle acteurs van een film een plunje aanmeten en ook een zeg hebben over de make-up en de sieraden, bestaat hier niet. Ik ontwerp het kostuum voor de heldin die mijn vaste klant is, wat de rest op de set draagt, is niet mijn bevoegdheid."
Aan vaste klanten heeft hij evenwel geen gebrek. Madhuri Dixit, Manisha Koirala, Kajol, Urmilla, Neelam en tal van andere topactrices willen alleen nog Malhotra's creaties aan en eerder deze maand opende zijn peperdure boetiek Rêverie haar deuren.
"Sterren, moeilijke mensen?" Malhotra vindt van niet. Hij zegt dat de nachtelijke grillen en de vreselijke ochtendbuien van actrice Sri Devi vijf jaar lang een goede leerschool zijn geweest en dat hij nu vooral weet wanneer hij zijn mond moet houden. "Eerlijkheid is evenwel essentieel, schoonheid verdraagt geen taboes. Heldinnen vallen steeds vaker voor westerse creaties maar niet zelden zijn die ongeschikt voor hen. Zoals onze erotische tempels in Khajuraho laten vermoeden, hebben Indiase vrouwen ronde vormen, brede heupen, wespentailles en vooral D-cups. Zoiets vergt aanpassingen."
Indien de kleren de vrouw maken, dan hun makers nog meer. Malhotra beroemt zich erop persoonlijk verantwoordelijk te zijn voor het gigantische succes van Karisma Kapoor, de tweeëntwintigjarige schoonheid wier overgrootvader ook al steracteur was. "Na haar eerste kaskraker stonden zelfs de verslaggevers van Star Plus-tv op mijn stoep. Of ik haar goddelijke look had ontworpen?" Snoeverig noemt hij haar zijn beste vriendin en een afspraak voor ons regelen lijkt hem geen enkel probleem.
Met kinderlijke trots meldt hij de volgende dag dat de vrouw die zopas tot beste actrice van India in 1998 is uitgeroepen, ons die middag op de set wil ontvangen. Of we vooral op tijd willen gaan, Kapoor houdt niet van wachten.
Ze blijkt anderen wel masochistische neigingen toe te schrijven, of doet de aanblik van een buitenlandse in een jurk vol transpiratievlekken haar status van superster eer aan? Ongenadige middaguren verglijden moeizaam. Hoofdpijn bij makkelijk vijftig graden. Kapoor bevindt zich op nog geen twee meter afstand, maar in een andere wereld. In de vrachtwagengrote VIP-lounge, de koelafdeling van dit dromenwarenhuis. Lunchend, keuvelend, giechelend.
Enige aandrang levert de hoopgevende mededeling 'Nog tien minuten' op. "Maar je moet weten," lacht de technicus die de toegang tot het heiligdom bewaakt, "dat tien minuten in India makkelijk een uur kunnen duren." Meer mineraalwater, minder hoop. Opstandigheid eerder. Malhotra's beste vriendin mag in India tot de hottest five behoren, in Europa kent geen hond haar. Het gezicht van de technicus betrekt, de truc lukt: hij klopt op de deur. "Ach, helemaal vergeten," klinkt het koket. "Natuurlijk, laat ze binnen."
Lacherige heren en dames vertrekken, het interieur als van een reuzenlimousine wordt een stuk kaler. Hersenen herleven in de goddelijke koelte. "Het seksisme van Bollywood?" De groenogige schone in een roze-met-bleekblauwe Malhotra-babydoll produceert een kunstmatig lachje. Te veel lipstick, moppert ze tegen de verschrikte grimeuse, die prompt ook nog achter de cola voor de gasten aan moet.
Ze kan het ook niet helpen, zegt ze ten slotte, die eeuwige genderongelijkheid. Ronduit oneerlijk is het, dat Demi Moore drie kinderen hebben mag en Julia Roberts een echtgenoot, terwijl zijzelf als tiener alle partijtjes miste wegens opnamen en ook nog ongetrouwd zal blijven tot ze Bollywood vaarwel zegt. Begrijp deze heldin in onderhand veertig films niet verkeerd: ze is zelf een career girl. Maar Indian emotion is Indian emotion. Eeuwig en amen.
Stilte. Dat ze gewoon haar werk doet, zegt Karisma Kapoor uiteindelijk haast verontschuldigend. Ze denkt er vooral niet te veel over na. "Of het ooit beter wordt? Praat met de regisseurs, de producers, die moeten het seksisme aanpakken. I can't fight for stuff like that."
Journalisten weer het hete fornuis insturen voor ze hun cola op hebben, dat zouden heren als Anupam Kher of Ranesh Oberoy nooit doen. Zij hebben juist eeuwig tijd. Character actors noemen ze zichzelf, afgewezen helden eigenlijk, die elk in meer dan 250 films snoodaards, bankdirecteuren, vaders en onderhand zelfs grootvaders vertolkten.
Aan talent ontbrak het Kher en Oberoy niet, ze hebben allebei - en dat is in filmistan een zeldzaamheid - zelfs een acteuropleiding genoten. Geldnood, een wachtende vrouw en kroost dwongen hen om Krishans gebod 'eerst geen held nooit een held' te vergeten.
"Filmsets zijn als bruiloften," lacht Oberoy, "er is slechts plaats voor één bruidspaar. Je zou ons de naaste familieleden kunnen noemen." En zelfs het feit dat Kher in een tv-quiz vorige week nog werd genoemd als de 'beroemdste kaalhoofdige Indiër', met Mahatma Gandhi als schamele tweede, verandert daar weinig aan.
Eigenlijk wilden de heren helemaal geen helden worden, weten ze nu. Helden zijn, een enkele uitzondering daargelaten, eendagsvliegen. Tweede violen gaan langer mee. En het gaat sowieso de foute kant op met Bollywood. "De heldinnen," legt Oberoy uit, "worden almaar jonger - er duiken zelfs vijftienjarigen op - terwijl de helden op hun vijftigste nog achter een schone aanhuppen. En ondertussen blijft het vreselijk moeilijk om geld te vinden voor zelfs een enkele film over een weduwe die hertrouwt."
Vertolkers van bijrollen verdienen slechts een fractie van het fortuin dat helden en heldinnen wegkapen - vaak is hun gage goed voor twee derde van het totale budget - maar financieel zitten beide heren toch op rozen. Oberoy zwetst breedsprakig over de kwaliteit van het leven en de vele uren die hij nu tuinierend op zijn landgoed doorbrengt. "Zie je, op een dag probeerde ik mijn zestienjarige zoon voor te stellen aan superster Dilip Kumar. De jongen vroeg doodleuk wie dat was." De relativiteit van de roem, zowaar, sindsdien hoeft Oberoy niet meer zo nodig voor de schijnwerpers.
Oberoy Junior wist misschien niet wie Dilip Kumar was, maar Amitabh Bachchan, de man die een Diana-effect waard bleek en het ook nog overleefde, kent hij beslist. "Rajesh Khanna ontving brieven die zijn vrouwelijke fans in hun eigen bloed hadden geschreven," schrijft BD Garga in het boek So Many Cinemas, "en een enkel meisje trouwde zelfs met zijn foto, maar India besefte pas echt wat megasterren waren toen Amitabh Bachchan in de jaren zeventig als ultieme angry young man op het witte doek verscheen. Niets zou ooit nog hetzelfde zijn."
Hijzelf vooral niet. Anno 1998 ziet Amitabh Bachchan er niet uit, ondanks een ongetwijfeld prijzige hairweave en een laag oranje plamuur waaraan ter hoogte van het voorhoofd onophoudelijk wordt gewerkt. Een oudere jongere zouden Koot en Bie hem noemen, een vijftiger met jeugdpukkels.
Bachchan, het moet gezegd, is een bijzonder welopgevoed heerschap, de beminnelijkheid en de bescheidenheid zelve. "Een superster, ik? Ik weet niet waar u uw informatie haalt." Hij zegt het zuinigjes, met een Oxford-Engels accent.
Het ongeval tijdens de opnamen van de film Coolie, eind jaren tachtig, toen inwendige kneuzingen voor zijn leven deden vrezen? Bachchan herinnert het zich maar al te best. Het hele land heeft toen voor hem gebeden. Kranten brachten speciale bijlagen uit, radio- en tv-zenders berichtten onophoudelijk over de evolutie van zijn comateuze toestand. Ontroerend vond Bachchan dat, ontzettend ontroerend. En hij zal zijn landgenoten zijn hele leven dankbaar blijven. Op die ene na misschien, die Sashi Taroor, die er een kwetsend boek over moest schrijven. Show Business, een ware giller over een overspelige, comateuze mannetjesputter. Bachchan begrijpt niet waarom het niet verboden werd en vergeet liever helemaal dat het ook nog werd verfilmd.
Zelfs na zijn herstel zou Bachchan nog vijf jaar van de Bollywood-filmsets wegblijven. Achteraf gezien vindt hij dat hij eerder had moeten terugkeren maar het publiek oordeelt dat hij beter helemaal had kunnen wegblijven. De drie films die hij sindsdien maakte, werden dramatische flops. "Ik vind zijn comeback zo triest," had wannabe Krishan over hem gezegd, "niet om hemzelf, maar om wat hij doet met mijn jeugddromen."
Toegegeven, Bachchan heeft het wel in een andere branche geprobeerd: een paar jaar geleden organiseerde hij in Bangalore de Miss World-verkiezingen, maar een zelfmoordenaar bij een bushalte en feministes die dreigden zichzelf op te blazen, overschaduwden het evenement. "Die zelfverbranding was een louter politiek gemotiveerde daad," meent Bachchan. "Twee dagen later werd in datzelfde Bangalore een lingeriewedstrijd georganiseerd, en daar kraaide geen haan naar. Dat is toch link, niet? Geef mij dan maar Bollywood."
Denkt hij er onderhand niet aan een ander soort rollen aan te nemen? De Indiase filmbladen poneren al een paar jaar dat ook filmhelden sterfelijk zijn en grootvaderrollen best een grote uitdaging. Bachchan snuift. De held in hem is nog springlevend. "John Wayne," legt hij na een lange stilte uit, "is in zijn hele filmcarrière toch ook nooit van zijn paard gekomen?"