Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
09-03-2007
China - De passie van de afgeknipte mouw - een hoofdstuk uit 'Volksrepubliek van Verlangen'
Vrijdagavond. Het Lenteregentheehuis in de zuidwestelijke provinciehoofdstad Kunming zit afgeladen vol. Oude Han playbackt de ene mierzoete hit na de andere en krijgt een oorverdovend applaus. Ook zijn sketches slaan erg aan, onder meer over een puriteinse communiste die een manier moet vinden om haar echtgenoot over haar soa's te vertellen. 'Maar kameraad', zegt ze, 'het revolutionaire vuur is geenszins gedoofd. Het brandt in alle hevigheid. Zo erg heb ik het nooit gehad, ik kan er 's nachts niet van slapen. Toen ik naar de dokter ging, heeft die me deze zalf gegeven.' De zaal gaat tegen de vlakte. 'Dat het communisme een verheven passie is', weet manlief, 'die je niet meteen in de lenden gaat voelen.' De toeschouwers, nagenoeg allemaal mannen, genieten al evenzeer van de veel jongere Xia, die zich in zijn hotpants gedraagt als een onhoudbare vamp. Terwijl Britney Spears' 'Baby One More Time' loeihard door de boxen galmt, schurkt de bijzonder vrouwelijke jongeman suggestief tegen een stoel aan. Een staande ovatie. En als Xia bij het volgende nummer op het podium versterking krijgt van de onweerstaanbare Feng, raken de toeschouwers nog meer opgezweept. De playbacknummers wisselen af met stukjes theater, slapstickversies van beroemde scènes uit de propagandafilms van de jaren vijftig en zestig. Over deugdzame soldaten die het vaderland gaan verdedigen in Korea maar met aids terugkeren of over dorpsmeisjes die seropositief werden na het drinken van thee met een zieke buur. Elke vrijdag wordt er een travestieshow georganiseerd in het door een buitenlandse ngo betaalde Lenteregentheehuis, op zaterdag kunnen de cabaretminnende homo's van Kunming in de door een andere organisatie gesponsorde Regenboogbar terecht voor vergelijkbaar spektakel. En ook op de andere dagen van de week komen de 'tongzhi' of kameraden, zoals China's homo zichzelf noemen, in beide etablissementen bijeen. Ze bespreken er de nieuwe homosauna's, de jongste berichten op de ongeveer 300 Chinese homowebsites of de opening van een nieuwe hotline voor wanhopige kameraden. Ik moet onwillekeurig aan mijn homoseksuele Chinese vriend Lin denken, die in 1989 handig gebruikmaakte van het Tian'anmenbloedbad en een bedrijfsreis naar Europa om asiel te vragen (en te krijgen) in België. Lin was dertig toen hij vluchtte, en hij had nog nooit een vriendje gehad. Toen hij nog in China woonde, zo bekende hij later, durfde hij daar niet eens aan te denken. Hij prees zich alleen gelukkig dat hij door zijn job op uren afstand van zijn vrouw woonde en haar maar één weekend per maand hoefde te zien. Lin had zichzelf zo lang gecensureerd dat het ook in België jaren duurde vooraleer hij over zijn geaardheid vertelde. Het was laat op de avond, bij het afscheid eigenlijk, ergens in de Gentse binnenstad. Hij sprak erover als betrof het een misdaad en leidde het nieuws in met een verontrustende frase. "Uit afschuw over wat ik nu zal vertellen", zei hij terwijl zijn blik op de kasseien gericht bleef, "zul je me nooit meer willen zien." Enige tijd na zijn ontboezemingen vergezelde ik hem naar zijn geboortestadje voor het eerste weerzien met de familie en vrienden in zeven jaar. Lin had me doen zweren dat zijn geheim niet zou worden verraden, wat er in China ook mocht gebeuren. Ik heb zijn vertrouwen niet teleurgesteld, al was het niet simpel om het laatste half uur van elke dag door te komen: met zijn schoonzus naast me op bed, haar hand op de mijne. Waarom toch, wilde ze telkens weer weten, voldeed Lin niet? Was zijzelf niet met een veel minder knappe man getrouwd, die bovendien ook nog veel opvliegender was? Ze begreep mijn hoogmoed niet, zei ze, en besloot haar gelobby steevast met de hoop dat ik de dingen anders zou gaan zien. Anno 2006 zijn Lins ouders ervan op de hoogte dat hun zoon een huis deelt met een goede vriend. Dat hij als een broer voor hem is, zei palief bij het laatste bezoek, en dat de hele familie blij is te weten dat hun zoon niet alleen is, aan de andere kant van de wereld. Lin is er tevreden mee, met pa's bedekte aanvaarding en met zijn leven hier. Hij is nog verschillende keren naar zijn geboorteland teruggegaan maar zegt dat hij zich daar nog steeds geen homo voelt. Ik vraag me af of hij zich de scènes van oorden als het Lenteregentheehuis kan voorstellen. Heeft hij de homosauna's aanschouwd, en de parken waarover alle grote steden beschikken, waar mannen mannen oppikken? Heeft hij gezien hoezeer de permissiviteit is toegenomen in China? Hoewel. Zelfs Xiong (31), een van de barmannen van Lenteregen, vindt niet dat er fundamenteel iets is veranderd. Hij komt uit een dorp in de buurt van het bij toeristen erg populaire Dali en is er sinds zijn vierentwintigste achter dat hij homo is. "Vroeger stelde je je niet eens die vraag", zegt hij, "ik begrijp je vriend, van een man houden was voor een man inderdaad geen optie." Xiong voelde zich als kind al onbestemd anders. Zijn moeder klaagde dat hij zo'n huilebalk was, maar daar zocht niemand verder iets achter. Hij was de jongste van zeven kinderen, iedereen vertroetelde hem en hij gold gewoon als verwend. Hij had vriendinnetjes, zoals alle tieners, maar hield niet zo van knuffelen en kussen. "Ik dacht", zegt hij lachend, "dat ik een platonisch type was." Als hij zestien is, trekt Xiong in bij zijn broer in Kunming. Hij werkt een tijdje als schoenpoetser, vervolgens als drager van waterflessen, bouwvakker, marktkramer. Zwaar, vermoeiend werk, maar een mens moet nu eenmaal in zijn levensonderhoud voorzien. Als zijn vader ziek wordt, gaat de jongen terug naar het dorp om te helpen op het land. "Het vervelendst waren de speculaties van buren en kennissen. Wanneer ga je je verloven, wat zijn je plannen. Ze bleven maar zeuren. Zo gauw mijn vader hersteld was, ben ik teruggekomen naar Kunming. Voorgoed." Op een zaterdagavond in een karaokebar beleeft Xiong het moment van zijn leven. "Een knappe man zat me strak aan te kijken. Hij had een erg vreemde blik, ik wist niet wat me overkwam, mijn anders zo gevoelloze lijf stond in brand. Ik kon er niet tegen en ben meteen vertrokken, maar de man achtervolgde me in mijn dromen. Toen ik hem weken later terugzag in het Oostenwindpark, kwam hij gelijk op me af. Onze ontmoeting had iets onvermijdelijks, als betrof het een lotsbestemming." Intussen heeft Xiong met die vriend gebroken. Hij woont alleen en heeft nu een relatie met een man van 52, de werkloze echtgenoot van een lerares. "Overdag komt hij me opzoeken, 's avonds gaat hij terug naar huis. Dat vind ik prima. Vervelend is alleen dat zijn vrouw achter onze relatie is gekomen en me verrot heeft gescholden. We respecteren nochtans de ongeschreven regels: dat je niet probeert het familieleven te beïnvloeden, je niet in het huis van het gezin waagt en niet aandringt op een scheiding." Xiong zegt dat meer dan de helft van zijn vrienden kameraden zijn, en tegen de hetero's in zijn omgeving praat hij niet over zijn relatie. "Ik heb er geen behoefte aan. Bovendien zouden ze het toch niet begrijpen. Mijn ouders zijn evenmin op de hoogte. Alleen mijn broer die hier in de stad woont, heeft een vermoeden, denk ik. We hebben het er nooit over gehad. Zie je, wat ik je nu allemaal vertelde, zou ik tegen een Chinees niet kunnen herhalen. Met jou heb ik geen probleem. Ik weet dat jullie buitenlanders begrijpender zijn."
De knappe Xia (20) is een van de vaste performers in Lenteregen. Hij zingt en danst al sinds zijn kindertijd en zegt hier erg te genieten van de geile mannenblikken. "Tegelijk moet ik bekennen dat ik het soms moeilijk heb met het milieu van de kameraden. Velen veranderen van vriend als van sokken, er is geen gevoel van verantwoordelijkheid, wat uiteraard komt omdat we toch niet zwanger kunnen worden. Maar dat betekent ook dat velen het niet nauw nemen met condooms en als je dat aankaart, krijg je vaak vervelende reacties. Als je zegt dat de homo's 20 procent uitmaken van de 1 miljoen seropositieven in dit land, halen de meesten hun schouders op." Xia droomt van een vaste, ongehuwde vriend met wie hij het liefst zou samenwonen. "Maar tegelijk weet ik dat ik als oudste zoon zal moeten trouwen. Daar valt niet aan te ontkomen. Ik heb immers de plicht om de familielijn voort te zetten en mijn ouders een kleinkind te schenken." Met pa en ma over zijn seksualiteit praten ziet Xia als onmogelijk. "Ze zouden het niet aankunnen." Trouwen met een vrouw die je seksueel niet aantrekt, haar dat aandoen en jezelf, Xia heeft het er moeilijk mee maar ziet geen andere uitweg. "Ach, ik wil vooral een echtgenote die me zoveel mogelijk met rust laat, zodat ik in alle discretie mijn gang kan gaan. Haar bekennen dat ik een 'kameraad' ben, is uitgesloten. Dan komt er vreselijke heisa van, worden de families betrokken en riskeer je het huis te worden uitgezet. Ik heb het al vaak genoeg zien gebeuren, met mannen die dachten dat hun echtgenote ruimdenkender was dan de meesten. "We moeten ons bij ons lot neerleggen. Misschien zijn we de laatste generatie die wordt opgeofferd. Ik merk dat de mentaliteit van de Chinezen aan het veranderen is. Jongeren vinden homoseksualiteit geen taboe. Zij zijn de ouders van morgen, ze zullen het hun kroost vergeven als die met de onvermijdelijke mededeling komt. Maar voor ons is die openheid niet weggelegd." De 28-jarige Yin Cong is het er roerend mee eens. Hij werkt als aidsvoorlichter voor een buitenlandse ngo en staat bekend als een joviaal en uitgesproken figuur. Dat we aan het laatste tafeltje, achter in de zaak moeten gaan zitten, gebaart hij. "Opdat ik eerlijk met u zou kunnen zijn." Hij zucht, kijkt weg en steekt een sigaret op. De op het eerste gezicht erg populaire en zelfverzekerde Yin heeft het niet getroffen. Hij kwam er drie jaar geleden achter dat hij seropositief was, een besmetting die hij aan het delen van heroïnenaalden wijt. "Wisten wij vroeger veel." Hij haalt zijn schouders op en vertelt dat hij wekenlang aan zelfmoord heeft gedacht. Alleen de opvang en steun van een paar goede vrienden deed hem van zijn voornemen afzien. Een van hen overtuigde hem later om deel te nemen aan een aidsconferentie in Thailand. Daar getuigde hij over het taboe rond homoseksualiteit, drugs en aids. Hij vertelde verhalen over vrienden die wel recht hadden op gratis antiretrovirale middelen, maar alleen als ze naar hun geboortestad terugkeerden, wat gelijkstaat met sociale zelfmoord. Tegelijk hekelde hij het beleid van de ziekenhuizen. Ze worden door de overheid verplicht om niets aan te rekenen voor de aidsmedicijnen maar laten patiënten fiks betalen voor al de rest. Tests, de behandeling van opportunistische ziekten, het zijn financiële aderlatingen voor de betrokkenen. Uiteindelijk, had hij zijn gehoor voorgehouden, geeft de Chinese overheid geen zier om haar aidspatiënten. Ze treedt niet op tegen de discriminatie van mensen met hiv/aids en de initiatieven die ze neemt, komen er alleen onder druk van het buitenland. De bottomline is, zoals altijd, snel geldgewin. "Ik sprak zo vrijuit omdat ik me op een internationale conferentie bevond, ver weg van de oren en ogen van onze regering. Maar uiteindelijk bleek er een Chinese journalist aanwezig in de zaal, die mijn getuigenis ook nog op video vastlegde. "Anderhalve week na mijn terugkeer in China kreeg ik een telefoontje van een vriend. Hij had me op tv gezien, zei hij, ik werd voorgesteld als een homo-activist die er geen punt van maakt seropositief te zijn. Ik dacht dat ik stierf. Stel je voor dat mijn ouders, die in een districtshoofdstad in de naburige provincie Guangxi wonen, dit te zien krijgen. Ik ben altijd hun favoriete kind geweest, de jongste, de slimste, de liefste. "Bij mijn volgende familiebezoek nam een nicht me apart. Ze zei geschokt te zijn over mijn tv-debuut. Ik heb het in alle toonaarden ontkend. Ik wist dat er nauwelijks één minuut was uitgezonden en dat ze me niet aan het woord hadden gelaten. "Een halve maand later wachtte me nog een onaangename verrassing. Een andere kennis belde om me te feliciteren. Dat ik zo moedig was, zei hij, om op een internetsite zo ongezouten mijn mening te geven over het beleid en om zonder meer te stellen ik dat seropositief was. "Ik heb prompt de journalist in kwestie gecontacteerd, die me beloofde mijn getuigenis van zijn website te verwijderen. Hij ondernam evenwel niets. Een half jaar van boze brieven en telefoons heeft me dat gekost. Weet je wat hem uiteindelijk overtuigd heeft? Het dreigement om een knokploeg op zijn kantoor af te sturen. Maar het kwaad is geschied. Als ik nu met mensen praat die ik niet goed ken, vraag ik me altijd af of ze die clip zouden hebben gezien. Ik observeer hun houding, hun lichaamstaal. Ben ik een van hen of een verwerpeling?"
De tijden zijn minder veranderd dan je zou denken. Het zijn de nieuwsberichten die misleiden, over het inrichten van een vak homoseksualiteit aan de prestigieuze Shanghainese Fudanuniversiteit sinds 2003 bijvoorbeeld, of over de initiatieven van Li Yinhe, 's lands bekendste seksuologe. Tijdens de zitting van het Nationaal Volkscongres in maart probeerde Li voor de derde keer een voorstel in te dienen tot legalisering van het homohuwelijk. Even leek het Rijk van het Midden ernstig te overwegen om de verschillende Europese naties te volgen die een dergelijke verbintenis al mogelijk maakten. Li's voorstel werd evenwel niet besproken, ze kon niet eens de nodige dertig handtekeningen verzamelen, op een totaal van bijna tweeduizend afgevaardigden van het Nationaal Volkscongres. Maar ze haalde natuurlijk wel de kranten, waardoor er toch enige aandacht kwam. Maar de media, zij het alleen de buitenlandse, meldden ook andere dingen. Dat het eerste homocultuurfestival dat in december in Pekings kunstfabriek 798 had moeten plaatsvinden, door de politie werd verhinderd. En zelfs toen de organisatoren het evenement in miniversie in een café wilden laten doorgaan, omsingelden de ordediensten het etablissement nog voor het publiek naar binnen kon. Bovendien is het nog maar vijf jaar geleden dat homoseksualiteit als geestesziekte werd geschrapt. Daarvoor waren gedwongen behandelingen mogelijk. Volgens seksuologieprofessor Ruan Fangfu werd homoseksualiteit in plaatsen als de noordoostelijke miljoenenstad Harbin zelfs tot in de jaren 90 met elektroshocks verholpen. De onderzoeker legt in zijn boek Sex in China: Studies in Sexology in Chinese Culture voorts uit dat het communisme behoorlijk homofoob is gebleken, terwijl de traditionele Chinese cultuur eigenlijk weinig moeite had met seks tussen mannen. Op voorwaarde tenminste dat ze de woorden van de confucianistische wijsheer Mencius (4de eeuw v. Chr.) niet vergaten. Die zei dat er "drie dingen zijn die onpiëteitsvol zijn, waarvan het niet hebben van nageslacht het ergste is". Voor de duidelijkheid: Mencius bedoelde specifiek zonen, dochters telden niet mee. Ze werden in de familiestambomen niet eens vermeld. Meisjes vertrokken bij hun huwelijk immers definitief en de kinderen die ze baarden golden als de zonen en dochters van de families waar ze introuwden. Maar eenmaal als ze de vaders van hun zonen waren, mochten de edelen in China in hun slaapkamers uitrichten wat ze wilden. Pan Guangdan, de bekende antropoloog uit de precommunistische tijd die Darwins werken vertaalde, schreef zelfs dat de keizers van China's eerste grote keizerrijk, de Han (202 v. Chr.-221) er haast allemaal minnaars op nahielden. Over 'de passie van de afgeknipte mouw' had men het toen, verwijzend naar het verhaal waarbij keizer Ai (27-1 v. Chr.) de mouw van zijn gewaad afknipte om zijn geliefde Dong Xian niet te wekken, die er op in slaap was gevallen. Pans collega Sun Cizhou schreef in 1944 zelfs dat Qu Yuan, de beroemde dichter uit de derde, vierde eeuw voor Christus, die de nog jaarlijks in China en Hongkong georganiseerde Drakenbootraces inspireerde, en die geldt als een van de meest deugdzame patriottische Chinese intellectuelen, het met de koning hield. En in het zuiden van China, vooral in de provincie Fujian dan, kent iedereen Hu Tianbao. De legende wil dat de man zo verliefd was op een jonge, knappe functionaris dat hij hem tijdens het liefdesspel ging bespieden. Hu werd betrapt en bekocht zijn voyeurisme met de dood. De goden van de onderwereld hadden evenwel medelijden met hem, ze achtten de straf voor een dergelijke misdaad uit liefde al te hoog, en gaven hem een tempel in de provinciehoofdstad Fuzhou. Voortaan zou hij al diegenen die hem eer betuigden, kunnen helpen bij het vervullen van hun homoseksuele verlangens. Zo ontstond er een echte cultus voor Hu Tianbao. En telkens als hij zijn kracht had bewezen, werd hij passend bedankt. Er werden hem varkensdarmen om de mond gesmeerd, vermengd met suiker. Het ritueel wekte de verontwaardiging van de achttiende eeuwse hoge ambtenaar Zhu Gui, die de beeltenissen van Hu vernietigde. Twee eeuwen eerder had de Italiaanse jezuïet Matteo Ricci, die 27 jaar aan het keizerlijke hof sleet, zich ook al bijzonder negatief uitgelaten over de openlijke homoseksuele praktijken. "Datgene wat best de ellende aangeeft van deze mensen", schreef hij, "is dat ze behalve aan de natuurlijke lusten ook aan de onnatuurlijke toegeven. (...) Er is geen wet die het verbiedt en geen mens die te beschaamd is om erover te spreken." Wanneer zijn de Chinezen dan hun permissiviteit verloren? De eerste wet die homoseksualiteit verbiedt, werd in 1740 van kracht, in een tijd van strikt confucianisme en rigoureuze sociale orde. Experts als Bret Hinsch, auteur van Passions of the cut sleeve betwijfelen evenwel of er veel toezicht was op de naleving van de wet. Een veel negatievere invloed had de Zelfversterkingsbeweging (1861-'94), die de Chinese instituties aan het einde van het keizerrijk probeerde te moderniseren en liberaliseren naar westers voorbeeld, teneinde beter te zijn gewapend tegen het steeds imperialistischer optredende Westen. Vanaf het midden van de negentiende eeuw werd er veel westerse 'kennis' vertaald en onderzocht, het christendom kreeg grotere invloed en daarmee ook de homofobie. De allerergste periode voor China's homo's, zo schrijven onderzoekers, was evenwel de Culturele Revolutie. Toen werden duizenden mannen die heimelijke relaties hadden met mannen als 'hooligans' opgepakt en naar werkkampen gestuurd. "Als je bedenkt wat er toen is gebeurd", zo schreef seksuologe Lin Yihe onlangs, "dan kun je niet anders dan concluderen dat er veel vooruitgang is geboekt, toch?" Ze heeft een punt. We zouden enige jaren geleden nooit hebben geloofd dat oorden als het Kunmingse Lenteregentheehuis ongestoord travestieshows zouden kunnen organiseren. En dat zoveel kameraden er dagelijks terecht zouden kunnen. Maar de permissiviteit is afgemeten, ze strekt zich uit niet voorbij de voordeur van het etablissement. Hier binnen zijn Xiong, Xia en Yin zelfbewuste homo's, daarbuiten niet. Ze weten wel beter.
Between October 2005 and May 2006 De Morgen-journalist and sinologist Catherine Vuylsteke made three journeys throughout China accompanied by photographers Dieter Telemans, Tim Dirven and Jimmy Kets. They visited elderly peasants in their emptying villages in western China and accompanied rural migrants on their train journey to a better life. In Kunming they talked with pimps and prostitutes, in Shanghai with the newly rich and in Beijing and Chongqing with impoverished city dwellers. Their findings first appeared in the newspaper De Morgen and were published in book form on 1 March 2007 by Meulenhoff/Manteau.
Entre octobre 2005 et mai 2006 Catherine Vuylsteke, journaliste au quotidien De Morgen et sinologue, a effectué trois voyages en Chine, en collaboration avec les photographes Dieter Telemans, Tim Dirven et Jimmy Kets. Ils sont allés à la recherche des vieux paysans, dans leurs villages vidés de lOuest chinois. Ils ont accompagné les migrants ruraux au cours de leur voyage en train, en direction dune nouvelle vie. A Kunming, ils ont parlé aux souteneurs et aux prostituées, à Shanghai aux nouveaux riches, à Pékin et Chongqing aux citadins appauvris. Le récit de ces voyages a été publié dans De Morgen, ainsi que dans un livre édité chez Meulenhoff /Manteau et paru le 1er mars 2007
China- Oorverdovende stilte - lees het eerste hoofdstuk uit Volksrepubliek van Verlangen
Vroeger bestond China alleen als ik stout en mijn moeder in de buurt was. Als onderdeel nog wel, van de immer schril klinkende uitroep kinderkes van China, waarmee ze uiting gaf aan een mengeling van verontwaardiging, ontzetting en woede. Het was in het werkhok van opa dat ik er als zesjarige mee kennismaakte, op een zonnig, zondags familiefeest. Ik herinner me mijn door moeder zelf genaaide jurkje nog, hoe stijf en onaangenaam de stof aanvoelde, maar vooral hoe het eerst wit was en later onvergeeflijk zwart. Het was een kwestie van luttele seconden, van noodlottig onoplettend roeren. In een kleverig blik teer waarmee dagen eerder de dakgoten waren ingesmeerd. Later kwam China uit een vijver. Uit overmoed vooral, en achteraf beschouwd, ook uit onkunde aangaande longen en kieuwen. Ik meende dat ademen onder water een loutere kwestie van volhouden was, en concreet: van blijven zuigen met je tanden stijf op elkaar. Alsof het water buiten te houden zou zijn, en de zuurstof er zich wonderlijk uit zou weten te bevrijden. Ik had mijn plan aan mijn ouders moeten voorleggen, ik weet het, maar aangezien ze zelf niet konden zwemmen en een eerder angstige attitude hadden jegens mijn niet zeldzame experimenten met de wereld en mezelf, leek dat onverstandig. En toch. Ik zou die dag in dat nauwelijks kniehoge, troebele water zijn verzopen als moeder me er niet, met de bekende verwijzing naar het Rijk van het Midden, had uitgehesen, aldus haar zondagse kleren verpestend. Ik kon me bij China behalve lichte rampspoed en ouderlijke boosheid, niets voorstellen. Of tenminste: niets reeëls of tastbaars, ik was er alleen van overtuigd dat het een indrukwekkend oord moest zijn, anders zou moeder zijn jongste generatie toch niet voortdurend om bijstand smeken? Later werd mijn bewondering evenwel minder, veel minder. Aan moeders eeuwige haast en onzorgvuldigheid, wijt ik dat nu, en aan Artis-Historia, dat ons de allereerste blik gunde op een vijfde van de mensheid. We hadden de punten voor het album gedurende lange, verwachtingsvolle maanden bijeengespaard, en toen het eindelijk, na ook nog een lange middag van moederlijk gefoeter en herhaaldelijke verbanning van de kroost naar de slaapkamer, in de boekenkast stond, viel het dik tegen. De bladzijden golfden van vochtigheid, de prenten klitten samen en gingen bij de derde inkijk al scheuren. China rook gewoon naar lijm en hield op te bestaan. Het is lang zo gebleven. Zo lang dat ik er argwanend van werd. Dat wantrouwen werd verder gevoed door het feit dat de stilte niet alleen Maos rijk omsloot, maar min of meer alle landen en regios die de goddelijke adem van de westerse beschaving hadden moeten ontberen of die zich los hadden geworsteld uit de klauwen van de handelaars, de zendelingen, de bestuurders en de ordinaire rovers die haar meenden te vertegenwoordigen. In de laatste jaren van de middelbare school, toen we in de zoveelste concentrische cirkel de verwezenlijkingen en blunders bestudeerden van Ramses, Roosevelt en alle (voornamelijk mannelijke) figuren en rijken die tussen hen in ploeterden, werd de stilte oorverdovend. Mijn vraag was er uiteindelijk een simpele: hoe de rest van de wereld al die tijd had geleefd, en hoe ze toch tot totale vergetelheid kon zijn gedoemd? Het besluit om elders te kijken was genomen, dat om sinologie te gaan studeren lag in het verschiet.
Een kwart eeuw later is er veel en weinig veranderd. Artis-Historia ging op de fles, dat wel. En: alles komt nu uit China en China is overal. Maar de culturele bijziendheid is gebleven en in sommige opzichten zelfs nog verergerd. De modale journaalkijker kan u meer vertellen over het aantal ongevallen per maand op de snelweg, en wie het in de kneuterige binnenlandse politiek met wie houdt, dan over de kwesties die zijn of haar leven in dit geglobaliseerde tijdperk zullen redden, omgooien of verwoesten. Het China-discours lijkt nog vaak op een inplakalbum. Sommigen ontbreekt het de moed om aan de slag te gaan, wegens niet goed met lijm en met China, anderen wrijven uren met evenveel bewondering als onbegrip op de plaatsjes, terwijl bij de luidste juichers de paginas zijn krom getrokken door de gretigheid van het winstperspectief. Als 1,3 miljard mensen hetzelfde merk cornflakes zouden gaan vreten, hoe hard zou de kassa van deze of gene multinational dan wel niet rinkelen? En zelfs als maar één procent van hen het spul zou lusten, dan nog zouden de managers in hun overzeese hoofdkwartier moeten overwerken. De massa, de kansen, de groei en het snelle geld. Het economische gewicht van s werelds volkrijkste natie inspireert evengoed de toespraken van de politieke leiders van de wereld. Als ze op Chinareis mogen, gebruiken ze niet minder maar juist meer langue de bois dan vroeger. De belangen van opgesloten journalisten, Falungong-beoefenaars, vakbondslui, boerenleiders, stichters van ondergrondse kerken, Oeigoeren, Tibetanen of van twee miljoen Soedanezen uit Darfur, moeten wijken voor de grote contracten. Voor potentiële jobs thuis nu, en tevreden kiezers straks. China ruikt naar succes, ze bestaat als natie in de publieke opinie en in het westerse collectieve geheugen als weinig meer dan een ansichtkaart. Het is een oord dat doet dromen. Vroeger, zelfs betroffen de voorstellingen in zelfs verlichte geesten als die van Sartre, het socialistisch paradijs. Nu gaan ze over een pas ontdekte, nouveau riche natie. Eén die zich in superlatieven laat definiëren, en die beseft dat de volgende eeuw haar toebehoort. China is een hyperbool van transformatie, een reus die te vrezen of te verleiden valt. En: een experiment in demografie, urbanisering en industrialisering. Ik herken in die rêverieën evenwel het land niet in dat in de voorbije twee decennia mijn tweede vaderland werd. En dat ik, zowel voor reportages voor de krant De Morgen, als tijdens vakanties, haast jaarlijks bezocht. Misschien heeft het gewoon met het verschil te maken, tussen lang kijken en dat blijven doen, en plots ontdekken. Een beetje zoals met kinderen: je eigen zonen of dochters lijken nauwelijks te veranderen, terwijl die van anderen, kinderkes van China, plots onvoorstelbaar groot zijn geworden. Hoe harder de peptalk aanzwelt, hoe meer ze me ergert en mijn gedachten doet afdwalen. Ze meanderen langs de overbevolkte metropolen, de groene rijstvelden, de deprimerende woonblokken, de uitgedroogde rivierbeddingen die tot afvalstort transformeerden, de treinreizen in de goedkoopste klasse, de besneeuwde bergwegen en de tsjokvolle internetcafés. China draagt het grauwste en het heerlijkste in zich. Tijdens elke reis, in de voorbije twintig jaar en nu nog. Ook tijdens de drie laatste trips, die ik tussen oktober 2005 en mei 2006 voor De Morgen maakte en waarvan dit boek in zekere zin de neerslag is. Het is de China-hype die me tot die jongste reizen aanzette. Of beter: de vertekening van de realiteit die er uit voortvloeide, deed het m. Voor mijn geestesoog zie ik de boerenfamilies die zich door de eeuwen heen als geen ander hebben bekwaamd in de kunst van het bitter eten, de afgedankte arbeiders van de staatsbedrijven die zich over de dertig en uitgespuwd weten, de gewezen junks die het geheim van hun naalden levenslang in hun hart moeten begraven, de seropositieven voor wie hiv een gedwongen scheiding van hun kinderen betekent, de Tibetanen en de Oeigoeren die in de periferie van de moderniseringskoorts voortploeteren. Ze verdienen beter, ze verdienen bovenal gehoord te worden. Hoe luider het China-gekakel, hoe meer ik verlang naar mijn oude vrienden. Naar zij die bleven en zij die vertrokken maar uiteindelijk toch terugkeerden. Omdat ze een Chinese Muur in hun hoofd hebben, maar daar elders pas achterkwamen. En naar zij die wegbleven, en nu alleen nog naar China op familiebezoek gaan, zich keer op keer tomeloos ergerend aan de oppervlakkigheid en de geldzucht van hun vroegere vrienden. Hun gevoelens voor het oude vaderland zijn dubbel geworden: hier missen ze het, daar willen ze na een paar dagen al weer weg. Altijd weer verbazen ze zich over hoe veel en hoe weinig alles is veranderd. Zo is het, helemaal. Ik verlang ook naar de slechts matig succesvolle theater- en documentairemaker, die het filosoferen over zijn vaderland zelfs tijdens het bakken van noedels niet kan laten. Dat dit tegelijk Chinas beste en slechtste tijdsgewricht ooit is, zei hij enige maanden geleden tegen me in Peking. Grotere fortuinen, diepere ellende. En: slechte meesters maar de beste die dit volk ooit heeft gediend. Hij lachtte en meende dat ik hem wel gek zou verklaren, maar beweerde vervolgens toch dat totale persvrijheid werkelijk in instant burgeroorlog zou uitmonden. Dit volk heeft behoefte aan de oogkleppen die het wordt opgelegd. Met de gehele waarheid valt niet te leven. Hoe het ooit zover is kunnen komen? Ach, 30 jaar van maoïstische waanzin leverden niet alleen een gigantische achterstand op de rest van de wereld op, ze hebben ons tevens moreel uitgekleed. God noch gebod heeft het overleefd, we zijn gehaast en de begeerte regeert. Schrikbarend is dat. De begeerte van een vijfde van de mensheid. Ze willen alles. Nu. Welkom in de Volksrepubliek van Verlangen.