Zoeken in blog

Foto
Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)
  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
    Archief per maand
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 08-2008
  • 03-2008
  • 01-2008
  • 03-2007
  • 01-2007
  • 10-2006
  • 06-2003
  • 02-2003
  • 09-2002
  • 07-2002
  • 06-2002
  • 12-1998
  • 10-1998
  • 09-1998
  • 04-1998
    Catherine Vuylsteke
    Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
    11-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.QATAR - de slaven van koning voetbal

    Met de infrastructuurwerken, de bouw en renovatie van 12 stadions en de constructie van 7.000 nieuwe hotelkamers voor het WK voetbal 2022 in Qatar is maar liefst 100 miljard dollar gemoeid. Een miljoen extra arbeiders worden aangetrokken. Maar intussen laten de werk- en leefomstandigheden van de bouwvakkers die nu al aan de slag zijn, erg te wensen over.

    Voor de argeloze bezoeker is Qatar een impressionante cluster van innovatieve hoogbouw, bedacht door gerenommeerde architecten. Het verhaal dat achter die façade van moderniteit schuilgaat, is evenwel van een heel andere orde. De honderdduizenden arbeiders die er shoppingcomplex na flatgebouw laten verrijzen, worden zonder meer uitgebuit, zo blijkt uit Hidden faces of the Gulf miracle, een rapport van de Internationale Vakbondsconfederatie ITUC.

    Dat er gigantische problemen zijn met de Nepalese, Indiase, Pakistaanse, Bengaalse, Sri Lankaanse en Filippijnse arbeiders die in de Golfstaten werken, is genoegzaam bekend. In 2006 al publiceerde Human Rights Watch (HRW) een vernietigend rapport waarin de lange werkdagen, de gevaarlijke arbeid, het geringe loon, de onterende levensomstandigheden en het volstrekte gebrek aan arbeidsrechten aan de kaak werden gesteld. Sindsdien, zo schrijven de ITUC-onderzoekers, is er enige beterschap, zij het geen fundamentele ommekeer. Zowel Qatar als Dubai hebben nieuwe wetten goedgekeurd die een betere bescherming van de arbeiders moeten garanderen, maar de naleving ervan is ondermaats en tal van knelpunten blijven bestaan.

    Zuid-Indiase werknemers worden in de hele Golf onder het 'kafala'-systeem in dienst genomen, wat er op neerkomt dat ze een 'sponsor' moeten hebben, die zich voor hen garant stelt. Deze werkwijze zet de deur open voor misbruik, oordeelt ITUC. De sponsors houden de paspoorten van werknemers in, niet zelden romen ze delen van het op zich al niet royale loon af en vaak is er sprake van een 'dubbel contract'. Voor vertrek tekenen de bouwvakkers een contract voor zo'n 500 dollar, terwijl hen in de Golf een andere contract wacht, wat hen nog zo'n 300 dollar laat verdienen.

    Van de afschaffing van dit kafala-systeem wil de overheid in Qatar niet horen. Wel werden maatregelen genomen tegen de laattijdige of niet correcte betaling van de lonen, een van de meest voorkomende klachten onder de werknemers. In theorie moeten werkgevers nu via elektronische bankrekeningen de lonen storten, in een systeem dat makkelijk door de overheid kan worden gemonitord. Maar in de praktijk blijven veel bouwvakkers klagen over achterstallig loon.

    Een ander probleem betreft de zogenaamde leefkampen waar de arbeiders in worden ondergebracht. Deze onderkomens huisvesten niet zelden tien mannen per kamer, met rudimentair sanitair en zonder airco. Qatar heeft zich er nu toe verbonden om een zogenaamde 'Workers City' te bouwen, met acceptabele accomodatie voor 53.000 arbeiders. Ook werd een aantal van de meest bouwvallige onderkomens die in het rapport van HRW waren beschreven, ondertussen door betere accomodatie vervangen.

    Het grootste probleem is evenwel dat de migranten in Qatar hun rechten op geen enkele manier kunnen afdwingen. Vakbonden zijn verboden, het afsluiten van cao's is onmogelijk en elke poging om de werkers te organiseren, heeft verregaande gevolgen. In januari was er nog een staking van 3.000 werknemers van Arabtec, die eisten dat hun maandloon van 175 dollar werd verhoogd. De 70 vermeende Bengaalse 'protestleiders' werden gearresteerd en zouden worden gedeporteerd. Politiecommissaris kolonel al-Mur zei in een kranteninterview dat "mensen die maatschappelijke chaos creëren, niet kunnen worden getolereerd. Hun aanwezigheid is gevaarlijk."

    "Qatar is het rijkste land van de wereld, met 88.000 dollar per capita. En toch mag een Nepalese bouwvakker al blij zijn als hij 400 dollar per maand verdient", aldus ITUC-woordvoerder Tim Noonan. "Staken mag deze werknemer niet, probeert hij zijn achterstallige loon te krijgen, dan riskeert hij veel problemen. Dat is onaanvaardbaar. Deze arbeiders, die met beloftes van goede lonen en prima omstandigheden hierheen worden gelokt, maken het mogelijk dat het WK Voetbal hier in 2022 plaatsvindt. In de komende jaren heeft men nog 1 miljoen arbeidskrachten extra nodig. Om evenzeer te worden uitgebuit? Wellicht wel. FIFA moet hierover een duidelijk standpunt innemen. Zijn arbeidersrechten voor hen een punt of niet? En ook bij de overheid willen we de druk opvoeren. Wat de verbeteringen die er de voorbije jaren kwamen, zijn eigenlijk niet fundamenteel".


    11-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    07-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts

    De Britse onderzoeker Frank Dikötter schreef met Mao's massamoord een opzienbarend boek over een van de meest doodgezwegen catastrofes van de twintigste eeuw. 'Het punt met de Grote Sprong Voorwaarts (1958-'61) is dat de scheiding tussen beulen en slachtoffers erg vaag is. De helden zijn dood, alleen wie stal, loog of bedroog heeft het overleefd. Dat is een van de redenen voor de oorverdovende stilte.'

    Dertig miljoen doden. Dat is het droevige statistiekje dat vasthangt aan de Grote Sprong Voorwaarts, de campagne waarmee Mao Zedong de Chinese staalproductie boven de Britse uit wou stuwen. De aan de University of Hongkong verbonden onderzoeker Frank Dikötter deed vier jaar lang onderzoek in de pas geopende provinciale archieven en concludeerde dat het reële dodental nog de helft hoger lag minstens 45 miljoen Chinezen kwamen om. De Grote Sprong Voorwaarts is bovendien geen louter verhaal van dwaze staaloventjes, verplichte collectivisering of ongewilde hongersnood. De campagne ging gepaard met een ongeziene orgie van geweld, zo schrijft Dikötter. Drie miljoen mensen werden doodgeslagen, levend begraven, in vijvers gegooid, met kokend water overgoten. Hun misdrijf? Het stelen van een appel, een paar woorden van kritiek of het opdelven van enige graankorrels. Acht à negen miljoen burgers kwamen in kampen en gevangenissen terecht, waar een derde omkwam. Nog eens één tot 3 miljoen mensen pleegden zelfmoord. Het was geen zaak van één dictator, dixit Dikötter, het land was vol lokale potentaten die elk hun superieuren wijs probeerden te maken dat hun prestaties fantastisch waren. En de enige manier waarop de burger het hoofd kon bieden aan de catastrofe, was door te stelen, te liegen, te bedriegen, te manipuleren.

    Eind jaren vijftig wilde Mao de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië overklassen inzake staalproductie. Tegelijk moest China de tweede grootste textielexporteur ter wereld worden, zelfs als dat betekende dat in 1958 14 miljoen rollen stof tegen dumpingprijzen werden verkocht op de internationale markt terwijl de Chinese boeren geen winterjassen hadden. Wat wilde Mao eigenlijk bewijzen en in welke mate duidt dat op een minderwaardigheidscomplex?

    "Mao's streefdoel was eenvoudig: hij wilde zijn rechtmatige plaats opeisen als dé grote voorman van het socialisme, een positie die Stalin hem niet had gegund. Nochtans, vond Mao, was het China en niet de Sovjet-Unie dat het hoofd had geboden aan de Amerikanen tijdens de Koreaanse oorlog (1950-'53, red.) en dat een kwart van de mensheid tot socialistische ontwikkeling had gebracht. Na Stalins dood in 1953 zag Mao zijn kans schoon, maar Chroetsjov gooide roet in het eten en kwam met de destalinisering. Aan hem had Mao nog een grotere hekel al was het maar omdat hij hem zonder de minste egards behandelde.

    "Had Mao een minderwaardigheidscomplex? Ik geloof het niet, al was het een erg complex figuur. Hij wordt vaak geportretteerd als een groot revolutionair, een visionair denker, dat soort dingen. Ik vind dat hij vooral ontzettend heeft geblunderd, dat zijn carrière een opstapeling is van rampen en flaters. Hij zag de wereld in termen van complotten en contrarevolutionaire acties en was, zoals alle leiders in dictatoriale systemen, ontzettend paranoïde. Het goede aan werken met archieven, zoals ik voor dit boek vier jaar lang heb gedaan, is dat je een ongekuiste versie krijgt. Uit de notulen van geheime meetings bijvoorbeeld blijkt dat Mao vaak in ontzettende razernij ontstak en de andere leiders ervan beschuldigde dat ze hem hadden verraden. Hij was ontzettend zelfingenomen en voortdurend bezig met zijn rol in de geschiedenis. Dat was van veel groter belang dan het welzijn van het volk."

    Hoe hebt u het voor elkaar gekregen om de provinciale archieven te bestuderen?

    "Ik zat al vijftien jaar met mijn neus in Chinese overheidsarchieven, zij het voor onderzoek over de precommunistische periode. Dat was heel bewust. Ik geloof die Rode Gardisten, dat Volksdagblad en die officiële geschiedschrijving niet, dat zijn geen bruikbare bronnen en dus hoefde het voor mij niet tenzij de archieven werden vrijgegeven. Dat gebeurde in de drie, vier jaar voor de Olympische Spelen van 2008, voor de periode tot en met de Grote Sprong Voorwaarts. Ik besefte dat dat een gouden kans was.

    "In het licht van mijn hallucinante bevindingen heb ik me vaak afgevraagd wat de Chinese overheid motiveerde tot het openstellen. Ik denk dat ze niet echt beseften wat daar wachtte, het waren vaak dossiers over 'collectivisering' en 'vorderingen in de planeconomie', dat klinkt niet meteen politiek bedreigend. Bovendien was er in die periode een soort van goodwill China zou met de Spelen zijn plaats als wereldmacht innemen en dat declassificeren leek erbij te horen. Toen duidelijk werd wat boven water kwam, werden overigens maatregelen genomen. Een groot deel van de door mij bestudeerde bronnen is ondertussen weer ontoegankelijk.

    "Daarom vind ik het erg belangrijk dat mijn boek in Hongkong in het Chinees wordt vertaald door de uitgeverij van Bao Pu, die in 2009 ook de geheime memoires van de in 1989 afgezette partijsecretaris Zhao Ziyang publiceerde. Het zal in China niet kunnen verschijnen maar ik wed dat het geen week duurt voor het daar stiekem kan worden gedownload. Op zich ben ik daar uiteraard tegen want het is diefstal, maar er is ook het fundamentele recht op informatie, en dat primeert in dit geval. Dus heb ik geen bezwaar."

    Vijfenveertig miljoen doden in vier jaar tijd, ten gevolge van hongersnood en grootschalig overheidsgeweld. Dat is onwaarschijnlijk veel en toch heb ik niet het gevoel dat dit de hedendaagse Chinese maatschappij bezighoudt. Een Chinese schrijfster legde uit dat Chinezen pragmatische mensen zijn die weinig aan introspectie doen en redeneren dat gedane zaken geen keer maken. Ligt daar de verklaring?

    "Ik zie wat u bedoelt, maar ik geloof het niet. De belangrijkste reden voor de stilte is het geldende autoritaire systeem, dat wars is van debat. De Grote Sprong Voorwaarts is door de overheid ge-greywashed. 'We weten dat het niet goed was, laten wij erover zwijgen', zoiets. De enige manier om dat tegen te gaan, bestaat erin de feiten onder de aandacht te brengen.

    "Het is sowieso onvoorstelbaar dat er voor deze massamoord niet één gedenkteken of museum bestaat in China. In een andere situatie, als er vrijheid en vertrouwen zouden zijn, zouden mensen er wel over praten, daar ben ik van overtuigd. En dat zal in de toekomst ook gebeuren.

    "De stilte heeft ook te maken met het feit dat het gros van de slachtoffers boeren waren, de meest gemarginaliseerde bevolkingsgroep die nooit om een mening wordt gevraagd. De stedelingen hebben er zich min of meer doorgeslagen, maar hoe? En ook dat verklaart het stilzwijgen: ze overleefden door te stelen, te bedriegen, te liegen, te manipuleren of op andere manieren de staat en de medeburgers te slim af te zijn. Dat is de 'grijze zone' waar Primo Levi naar verwijst in zijn Holocaust-essays The Drowned and the Saved (1986). De helden zijn dood, wie deelde met zijn naaste, haalde het niet. De man die het eten van zijn kind stal, kon de Grote Sprong Voorwaarts overleven, net zoals diegene die aan de haal ging met de winterjas van de buurman. Aan dat overleven kleeft schaamte, veel meer dan aan de Culturele Revolutie, waar de scheiding tussen beul en slachtoffer duidelijk is."

    Autoritaire context of niet, grote rampen genereren een bepaalde mate van trauma, dat zich niet laat verdringen. Hoe hebben de Chinese burgers dat verwerkt?

    "Dat weet ik eigenlijk niet. Er zijn geen studies ter zake. Ik denk dat veel mensen hun leed hebben verwerkt door zich als gekken te concentreren op de toekomst van hun kinderen. Dengs Opendeurpolitiek is eigenlijk niets meer dan een toelating aan de bevolking om zelf uit het zwarte gat te klauteren dat de voorgaande campagnes hebben gecreëerd. Is dat een gigantische verdienste? Ik geloof het niet, het heeft iets pervers dat een man als visionair leider wordt ingehaald, louter omdat hij de waanzin van zijn voorganger niet voortzet."

    De enige man die in de zomer van 1959 openlijk durfde te stellen dat de catastrofe manmade was en niet het gevolg van natuurrampen, zoals Mao beweerde, was Defensieminister Peng Dehuai. Hij bekocht zijn moed met de dood. Eén enkele held, dat kan toch niet?

    "Binnen de top was Peng inderdaad de enige. President Liu Shaoqi was de eerste om de Grote Sprong Voorwaarts aan te moedigen, premier Zhou Enlai putte zich zoals altijd uit in Mao naar de mond praten, en Deng Xiaoping hield zich afzijdig. Pas in de zomer van 1962, toen president Liu in zijn eigen geboortestreek de schaal van de destructie had gezien, sprak hij zich tegen de campagne uit. Precies om critici als Liu de mond te snoeren en zijn plaats in de geschiedenis veilig te stellen ontketende Mao vier jaar later het geweld van de Culturele Revolutie. Liu stierf toen in de cel aan een onbehandelde leverkanker.

    "Er was maar één leider Peng, maar op alle niveaus van het partij-apparaat kwamen er zogenaamde 'kleine Peng Dehuai's' voor, mensen die deden wat ze konden om de wantoestanden te verhelpen. Na Pengs val in het najaar van 1959 is dan ook een gigantische campagne gelanceerd om al die 'kleine Pengs' weg te zuiveren. Dat soort kwesties vind je vreemd genoeg ook terug in de archieven. Ik herinner me een man in een district in Sichuan, die het vertikte om 'het aantal abnormale doden te beperken tot 2 procent' in zijn rapporten. Hij schetste in zijn dossier een correct beeld, met veel hogere cijfers, en werd weggezuiverd."

    Je zou niet verwachten dat daar sporen van terug te vinden zijn in de officiële archieven.

    "Klopt, maar er zijn verschillende redenen voor. Ten eerste bestaan van al die rapporten meerdere, soms zelfs honderden kopieën. Met andere woorden, ook als je het uit je eigen provincie- of districtsarchief laat verdwijnen, is het niet uitgewist. Bovendien is het laten verdwijnen van stukken niet zonder risico. De partij zuivert voortdurend zichzelf, en dat wisten de partijkaders erg goed. Niemand was veilig en dan denk je twee keer na voor je zoiets doet.

    "Dat betekent niet dat het nooit is gebeurd. Ik had één dossier opgevraagd over de 'abnormale sterfte' in een district in Hubei, en toen kreeg ik een papiertje waarop stond dat het al sinds de Culturele Revolutie zoek was. Maar ik wed dat als de Centrale Archieven open zouden worden gesteld, wat tot dusver niet is gebeurd, het daar wel te vinden zou zijn. Die bronnen bevatten nog een schat aan onbekend materiaal."

    Veel modale Chinezen menen dat de huidige corruptie en het wijdverspreide wanbestuur een rechtstreeks gevolg zijn van de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie omdat de deugdzaamheid toen voorgoed de geest gaf. Hoe ziet u dat?

    "De Grote Sprong Voorwaarts was inderdaad doorslaggevend in de erosie van het maatschappelijke weefsel. Als studenten tijdens de Culturele Revolutie in staat waren om hun leraren te slaan, terwijl de respectvolle relatie tussen meester en leerling juist een hoeksteen is van de duizenden jaren oude Chinese mens- en maatschappijvisie, dan is de basis daarvoor gelegd bij het grootschalige geweld van de Grote Sprong Voorwaarts. Wie overleefde? De sjacheraars, de bedriegers, niet de deugdzamen. Aan de ene kant is de huidige Chinese maatschappij helemaal anders, we zijn een halve eeuw later, maar het politiek-maatschappelijke kader is hetzelfde."

    Bij het lezen van tal van passages moest ik denken aan de lotgevallen van opposanten zoals die in hedendaagse Chinese mensenrechtenrapporten worden beschreven. Is er fundamenteel veel veranderd?

    "Nee. Nu hebben we met melamine vergiftigd melkpoeder, toen voegden mensen zaagsel of water toe aan de goederen die ze verplicht aan de staat moesten leveren. De vervalsing der statistieken die toen begon, duurt nog steeds voort en tot op heden is er geen aansprakelijkheid of transparantie. En kijk naar de ecologische destructie: in de Grote Sprong Voorwaarts was die gigantisch, nu zien we hetzelfde in de zogenaamde zucht naar ontwikkeling. Idem dito voor de blinde geldingsdrang. In 1958 wilde China de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië voorbijsteken, diezelfde koortsachtigheid zien we nu als het gaat om de profilering van China als wereldmacht. Je zou kunnen zeggen dat de schaal van destructie verschilt, maar eigenlijk ben ik daar niet zo zeker van. Alleen is het eerste slachtoffer nu de natuur en niet de mens, maar tussen die twee bestaat natuurlijk een nauwe correlatie."

    U hebt het in uw boek over gruwelplekken in bepaalde districten overdreven zeloten hun vermeende oogsten dermate dat ze na de vordering van de staat ongeveer niets meer overhielden en één op vijf of zelfs één op vier burgers stierven. De sterfte was niet uniform gespreid, het kwam er volgens u op neer dat bepaalde dorpen gewoon van de kaart werden geveegd, terwijl het in andere nog meeviel. Hebt u er enig idee van wat er van die zogenaamde gruwelplekken is geworden?

    "Niet echt, dat is een interessant onderwerp voor een nieuwe studie. Ik weet het wel van een paar plaatsen, in Henan bijvoorbeeld. Neem het oord waar één op drie mensen eind jaren vijftig overleed. In 1973 stierven daar nog eens 230.000 mensen toen een tijdens de Grote Sprong Voorwaarts aangelegde, krakkemikkige dam op de Huairivier het begaf. Uit recent onderzoek blijkt dat 90 procent van de bevolking daar nu nog onder de armoedegrens zit, wat voor China aberrant is. Het bloedschandaal, waarbij 1 miljoen straatarme boeren aids kregen nadat ze hun bloed hadden verkocht, speelde zich eveneens in diezelfde regio af. De ene ramp heeft zich met andere woorden op de andere gestapeld en de misère is gebleven. Dat heeft volgens mij te maken met een bepaalde politieke cultuur en met lokale politieke dynastieën en klieken die de macht in handen hebben behouden."

    Bent u optimistisch over de toekomst?

    "Neen, ik ben ervan overtuigd dat China een Tunesiëscenario wacht, geheel onvoorspelbaar, één gebeurtenis die voor een omwenteling zorgt. En kijk naar de bijzonder repressieve reactie van Peking op de Arabische Lente de honderden advocaten en activisten van de burgerrechtenbeweging die de voorbije maanden zijn gearresteerd bijvoorbeeld - en je weet dat de leiders er net zo over denken. Hun dagen zijn geteld, ze leven op geleende tijd en dat weten ze opperbest."

    07-06-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    12-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel

    Vergelijkende satellietbeelden tonen aan dat de Noord-Koreaanse strafkampen in de voorbije tien jaar verdubbeld zijn in oppervlakte, zo berichtte Amnesty International deze week. Momenteel worden er 200.000 mensen vastgehouden. Drie mensen slechts slaagden er ooit in de kampen te ontvluchten. Shin Dong-hyuk was een van hen.

    De verhalen van de ongeveer 17.000 Noord-Koreaanse burgers die in de voorbije jaren hun geboorteland zijn ontvlucht, hebben altijd een hoog horrorgehalte. Ze gaan over een hongersnood die in de laatste paar jaar van de 20ste eeuw 10 procent van de 24 miljoen inwoners wegmaaide, en over de onwaarschijnlijke aspecten van een leven in een al even geïsoleerd als gruwelijk totalitair systeem.

    Zo mogelijk nog erger zijn de zeldzame relazen van mensen als Shin Dong-hyuk. De onderhand 29-jarige man werd geboren in de gevangenisgoelag van Noord-Korea, een uitgebreid netwerk van detentiecentra waarin volgens Amnesty niet minder dan 200.000 mannen, vrouwen en kinderen worden vastgehouden, afgebeuld en niet zelden gemarteld.

    Amnesty International vestigde deze week de aandacht op beelden van Google Earth. Een vergelijking met een satellietbeeld uit 2001 laat zien hoe de kampen in de voorbije tien jaar aanzienlijk in omvang zijn toegenomen. Zo is Kamp 15 bij Yodok ongeveer in oppervlakte verdubbeld. Een door Amnesty geciteerde ex-bewoner sprak over geregelde executies en zei: "Eerlijk gezegd vinden we het wel mooi, want als je een lijk ophaalt en begraaft, krijg je een extra kom voedsel."

    SLECHTS DRIE ONTSNAPTEN

    "Noord-Koreanen hebben meerdere woorden voor 'gevangenis', zoals de Inuit die voor 'sneeuw' hebben", schrijft LA Times-correspondente Barbara Demick in haar bekroonde Hand in hand in het donker, over zes Noord-Koreaanse vluchtelingen in Seoel in Zuid-Korea. Vervolgens legt ze uit dat Jibkyulso plekken zijn waar iemand naartoe wordt gestuurd voor het begaan van een lichte overtreding, zoals wegblijven van het werk. Iets ernstiger vergrijpen doen mensen in Rodong Danryeondae belanden, maar de beruchtste plekken zijn zonder meer de Kwanliso, de gigantische strafkolonies in de noordelijke bergen.

    "Kim Il-sung stak de Sovjetgoelag naar de kroon door kort nadat hij in 1948 aan de macht was gekomen kampen op te richten waarin hij iedereen wegborg die zijn gezag zou kunnen ondermijnen", aldus Demick. "Rivaliserende politici, nakomelingen van landheren of van Japanse collaborateurs, christelijke geestelijken. Maar evengoed iemand die werd betrapt op het lezen van een buitenlandse krant of een man die, nadat hij te veel had gedronken, een grapje maakte over de (geringe) lengte van Kim Jong-il. Het beledigen van het leiderschap is overigens het zwaarste van de misdrijven tegen de staat."

    Shin Dong-hyuk zag in november 1982 in Kwanliso 14 het levenslicht en geldt als een van de drie enige Noord-Koreanen die er in slaagden te ontsnappen uit deze zogenaamde 'zone van totale controle'. In dergelijke zones verblijven de gedetineerden doorgaans tot ze hun laatste levensadem uitblazen. Ze zijn voorgoed uit de maatschappij verbannen. Aangezien ze een status hebben die dichter bij die van beesten aanleunt dan van mensen, wordt zelfs geen moeite gedaan om hen of hun nakomelingen te indoctrineren. Bijgevolg had Shin voor zijn ontsnapping nu zes jaar geleden nog nooit van de officiële Juche-ideologie gehoord, en ook de naam van de leiders deed nauwelijks een belletje rinkelen.

    BELONINGSHUWELIJK

    Het verhaal van Shin begint eigenlijk in 1965, als zijn vader Kyong-sop, de voorlaatste van twaalf kinderen, net negentien is geworden. Hij ligt nog te slapen als een hele batterij veiligheidsagenten bij het ouderlijk huis aankomt en het meubilair van de familie begint op te laden. De onbegrijpende verwanten worden zelf in een vrachtwagen gestouwd, die na een hele dag rijden in het noorden van het land aankomt, voor de poorten van Kwanliso 14. Kyong-sop is 'schuldig door associatie': hij is de broer van twee jongemannen die tijdens de Koreaanse Oorlog (1950-1953) aan vijandelijke zijde hebben gevochten en die vervolgens naar het zuiden vluchtten. En voor die misdaad zullen alle achtergeblevenen met hun tot drie generaties ver besmette bloed nu boeten.

    Kyong-sop wordt van de rest van de familie gescheiden en in een mechanica-afdeling tewerkgesteld. Hij doet er zo goed zijn best dat hij na enige jaren in aanmerking komt voor een 'beloningshuwelijk'. Hij krijgt een vrouw toegewezen, met wie hij vijf dagen mag doorbrengen en die hij later op feestdagen mag bezoeken. Uit die verbintenis met medegevangene Chong Hye-kyong worden twee kinderen geboren, twee jongens die elkaar slechts een keer of vier te zien krijgen.

    Shin Dong-hyuk is het jongste kind. De eerste twaalf jaar van zijn leven woont hij samen met zijn moeder, maar hij herinnert zich die tijd als bijzonder liefdeloos. "Elke ochtend vertrok ze om vijf uur naar het veld om te werken", schrijft hij in zijn in 2008 verschenen memoires. "Haar shift zat er 's avonds pas om negen uur op. Dan volgden twee uur van zogenaamde studiesessies, bijeenkomsten waarop de gevangenen elkaars 'luiheid' en misdaden moesten onthullen en bestraffen. Moeder bracht elke dag 900 gram maismeel voor zichzelf mee, en 400 gram voor mij, alsook drie stukken kimchi (traditionele Koreaanse ingelegde kool) en een bakje met steenkool."

    "Sinds ik in augustus 2006 in Zuid-Korea aankwam, zag ik moeders die hun zonen en dochters vertroetelden. Iets dergelijks was er in mijn jeugd niet. Vrouwen als mijn moeder werden door de bewakers voortdurend geslagen en dus werkten ze hun frustratie af op hun kinderen. Als ik huilde, kreeg ik klappen."

    DODELIJKE GRAANKORRELS

    "Toen ik een jaar of zeven was, werd ik naar school gestuurd. In de vijf jaar die volgden, leerde ik samen met 400 andere kinderen lezen, schrijven en rekenen. Het was een verschrikkelijke plek, maar niemand verzette zich tegen de leraren, die met je konden doen wat ze wilden. Ik herinner me een voorval van toen ik negen was. De leraar doorzocht onze zakken en vond bij een meisje enige korrels tarwe. Ze moest vooraan in de klas knielen en werd een uur lang op haar hoofd geslagen. Ze bloedde niet maar er verschenen vreemde bulten op haar kop. Uiteindelijk verloor ze het bewustzijn en viel om. Een paar medeleerlingen droegen haar naar huis. De volgende dag hoorden we dat ze was gestorven.

    "Toen ik twaalf was, werd ik bij moeder weggehaald. Voortaan zou ik helpen bij het oogsten, onkruid wieden en het ronddragen van mest. Ik heb mijn moeder daarna nog maar één keer gezien.

    "De ergste herinneringen aan Kwanliso 14 zijn die aan de zeven maanden die ik doorbracht in een ondergrondse foltercel in de lente, zomer en herfst van 1996. Op een ochtend stonden agenten me op te wachten, ik was veertien. Ze zeiden dat mijn moeder en broer waren opgepakt tijdens een poging om het kamp te ontvluchten en wilden van mij horen wie er verder nog bij het complot betrokken was. Ik wist nergens van, maar dat geloofden ze niet.

    "Aan handen en voeten werd ik aan het plafond vastgemaakt. Een van de agenten stookte een vuurtje onder mijn romp. Ik zwaaide met alle macht om van de roosterende vlammen weg te blijven, maar toen maakten ze een haak vast in mijn lies zodat ik me niet meer kon verroeren. Ik verloor het bewustzijn en werd wakker in cel nummer zeven. Mijn lichaam was met brandwonden bedekt, die algauw begonnen te stinken. Ik dacht dat ik doodging. Toen kwamen ze me halen en gooiden me in de cel van een knokige oude man, die al meer dan twintig jaar in het kamp zat. Hij heeft me verzorgd en gaf me zelfs een deel van zijn rantsoen. 'Je bent jong,' zei hij, 'je moet overleven.' Langzamerhand werd ik beter. Die man, die ik later nooit meer terugzag, redde mijn leven. Sterker nog, in mijn hele jeugd was hij de enige die om me gaf.

    "Eind november haalden de agenten me uit de cel. Ik werd naar het executieterrein gebracht, waar ik moest knielen naast mijn vader. Ik had er geen idee van dat hij net als ik maandenlang gevangen had gezeten. Het volk stroomde toe. De gedetineerden moesten naar de terechtstellingen komen kijken, zo was het altijd al.

    "We zagen dat de bewakers twee gestaltes naar een klaar hangende strop sleepten. Toen ze dichterbij kwamen, herkende ik mijn moeder en mijn broer. Hij was ellendig mager en zwak, zij gezwollen en zwaar gehavend. Eerst hingen ze moeder op, daarna werd mijn broer met een kogel afgemaakt. Vader en ik moesten op de eerste rij toekijken. Ik zag de tranen over zijn gezicht stromen, zijn blik bleef op de grond gericht. Zelf kon ik me er evenmin toe brengen om dit vreselijke schouwspel te aanschouwen.

    "Daarna werd ik aangesteld als hersteller van naaimachines in een groot textielbedrijf, waar zo'n 2.000 vrouwelijke gedetineerden werkten. De mooisten onder hen mochten het kantoor van de opzichters schoonmaken, een werkje dat vaak ook inhield dat ze werden verkracht. Een van de meisjes werd op die manier zwanger. We probeerden dat voor de bewaking verborgen te houden, maar haar gezwollen buik verraadde haar. We zagen haar nooit meer terug.

    "Op een dag liet ik een naaimachine vallen. Ik was oververmoeid en die dingen waren best zwaar. De straf liet niet op zich wachten: de opzichters namen me mee en hakten mijn middelvinger af."

    BOUWBRIGADE

    "In 2000 werd ik bij een bouwbrigade ingedeeld, bij een groep van dertien- tot zestienjarigen die werkten aan een krachtcentrale. Er gebeurden veel ongelukken, haast dagelijks stierven er mensen. Toen een cementen muur instortte, werden acht tieners onder het puin bedolven. We hoorden ze eerst nog roepen maar moesten doorwerken.

    "Halverwege 2004 leerde ik een nieuwe jongen kennen. Park was ongeveer even oud als ik, maar hij was pas recentelijk gearresteerd na een poging om naar China te vluchten. Hij vertelde me over de wereld buiten het kamp en over tal van onvermoed wonderlijke dingen. Dat we samen konden proberen te ontkomen, opperde hij. Aanvankelijk was ik wantrouwig, maar hoe langer ik erover dacht, hoe aanlokkelijker zijn voorstel leek.

    "Op een ochtend in januari 2005 gingen we samen brandhout zoeken. We liepen zover we konden, tot we bij een hoge omheining kwamen. Ik keek om me heen en duwde een van de draden omhoog. Een verschrikkelijke pijn schoot door mijn voet, alsof er een mes in werd geplant. Ik haastte me naar de andere kant. Toen ik omkeek, zag ik Park levenloos aan de omheining hangen.

    "Ik haastte me weg en kwam na enige tijd bij een klein, vergrendeld huis. Het slot openbreken was een makkie. Ik propte het eten dat er lag in mijn mond en in mijn zakken en vertrok met de zak rijst die ik in de keuken vond. 's Anderendaags verkocht ik die aan een vrouw, en met dat geld wist ik twintig dagen later de wachters om te kopen bij de bevroren Tumen-rivier, die de grens met China vormt."

    Een jaar lang werkte Shin als houthakker in een afgelegen oord in Noord-China. Met de hulp van een andere Koreaan wist hij uiteindelijk te ontkomen naar het Zuid-Koreaanse consulaat in Shanghai, waar hij zich zes maanden schuilhield. In augustus 2006 kon hij naar Seoel vertrekken.

    12-05-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:OOST-AZIE
    08-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
    Vijf dagen na de 'verdwijning' van China's beroemdste levende burger, de kunstenaar Ai Weiwei (54), laat de overheid weten dat er 'een onderzoek loopt naar zijn economische misdaden'. Ai, die momenteel tien ton handgeschilderde meloenpitten exposeert in de Londense Tate Modern, leek lang ongenaakbaar. 'Ik vrees toch dat dit onomkeerbaar is', zegt zijn goede vriend, de Belgische kunstkenner en zakenman Frank Uytterhaegen.

    China's meest recht-voor-de-raapse kunstenaar, Ai Weiwei, dacht zondag naar Hongkong en Taiwan af te reizen maar de overheid stak daar een stokje voor. Vijf dagen later heeft zijn vrouw nog steeds geen idee van zijn verblijfplaats, laat staan dat ze hem de medicijnen kon brengen die hij dagelijks moet innemen. Ze hoorde alleen dat zijn 'economische misdaden' worden onderzocht. Zo gaat dat de jongste jaren wel vaker als Peking politieke opposanten wil aanpakken.

    Ai was al jaren een luis in de pels van China's leiders, maar hij leek met het onmogelijke weg te kunnen komen. Als zoon van een van de bekendste Chinese dichters en als nationale kunstpaus had hij een ongekende uitstraling. Hij exposeerde en cureerde tentoonstellingen in de hele wereld, van de Venetiaanse Biënnale (1999) over de Kasselse Documenta (2007) tot Bozar (2009) en de Londense Tate Modern. In dat opzicht gebruikte Peking hem als bewijs van een gemoderniseerd, pluralistisch en tolerant China. Zelf had hij daar weinig illusies over. Tot aan zijn verdwijning gaf de man gemiddeld vijf interviews per dag en daarin herhaalde hij dat China "veel was veranderd maar niet op fundamentele terreinen als vrijheid en democratie".

    Momenteel mag hij als kunstenaar bekend zijn, aanvankelijk gold Ai bovenal als rebel. Na een kort intermezzo aan de Pekingse filmschool en enige New Yorkse jaren keerde hij in 1993 naar het sterfbed van zijn vader in China terug. Hij stichtte in Peking verschillende avant-gardecollectieven en hield spraakmakende performances. De ene keer liet hij een 2.000 jaar oude vaas stukvallen, bij een andere stunt werden antieke artefacten overschilderd met het label van Coca-Cola. Zijn internationale doorbraak kwam er in 2000 met de tentoonstelling Fuck Off, die hij ter gelegenheid van de eerste Shanghaise Biënnale cureerde. Die expo bevatte erg extreme werken, waaronder een filmpje waarin mensen gebrandmerkt worden als varkens en een video over een artiest die een ongeboren foetus oppeuzelt als betrof het een gebakken kip.

    Vogelneststadion

    In de aanloop naar de Olympische Spelen van 2008 werkte Ai samen met het architectenbureau Herzog & de Meuron aan het bekende Vogelneststadion. Geruime tijd voor de aanvang ervan distantieerde hij zich en haalde andere beroemde medewerkers filmmakers Zhang Yimou en Steven Spielberg bijvoorbeeld door de mangel. "Officieel was het de bedoeling om China's openheid te vieren, maar het kwam neer op zelfbejubeling van het regime. Daar wil ik geen deel van uitmaken", zei hij.

    Ai had het nochtans kunnen weten. Dat in een autoritair systeem als het Chinese alles politiek is, ondervond hij als kind al, toen zijn eerst zo gevierde vader Ai Qing in ongenade viel en in een uithoek van het land toiletten mocht schoonmaken. Hoewel Deng Xiaoping hem in 1979 eerherstel verleende, beweren goede vrienden van Ai dat hij zijn vaders lijden nooit vergaf en dat het hem achterliet met een enorme gevoeligheid voor onrecht. Aan dat laatste ontbreekt het in het zich transformerende, gepolariseerde China niet, wat wellicht verklaart waarom Ais recente oeuvre zich laat lezen als een bloemlezing van reacties op sociaaleconomische en politieke wantoestanden, waarbij niet zelden wordt ingezoomd op het repressieapparaat. In januari 2009 zei Ai dat hij zich voortaan alleen nog met politiek zou inlaten, maar eigenlijk begon het enige maanden eerder, bij de aardbeving in Sichuan in mei 2008. Meer dan 70.000 mensen vonden toen de dood omdat hun slecht geconstrueerde gebouwen instortten. De overheid weigerde de namen bekend te maken van de slachtoffers, waaronder ook duizenden kinderen. Ai was dermate verontwaardigd dat hijzelf een project financierde waarin vrijwilligers met camera's in Sichuan gingen filmen en slachtofferlijsten opstelden. De vorderingen van het werk werden bijgehouden op zijn veelgelezen blog, die later door de censoren werd verwijderd.

    Hersenoperatie

    Ai schakelde prompt over op Twitter en begon foto's en geluidsopnames naar internet te sturen van zijn obsessief geregistreerde eigen leven. Aldus legde hij het incident vast waarbij de politie hem in zijn hotelkamer in elkaar timmert, uren voor hij het proces zou bijwonen van een andere activist. Hij stuurt foto's van het herstel in een Duitse ziekenhuiskamer na een hersenoperatie ten gevolge van die klappen. Ai wapent zich met technologie tegen de staat: als de overheid camera's installeert rond zijn huis, weten de Twittervolgelingen dat daags nadien.

    Ook houdt hij in januari 2009 een onlineveiling van zakken Sanlu-melkpoeder, verwijzend naar de met melamine vergiftigde melk die in de herfst van 2008 aan zes kinderen het leven kostte en honderdduizenden andere zuigelingen ziek maakte. In januari van dit jaar draaide hij een filmpje over de afbraak van zijn gloednieuwe studio in Shanghai. "Een van mijn krachtigste werken", zo klonk het achteraf.

    Toen Liu Xiaobo in december de uitreiking van de Nobelprijs in Oslo niet kon bijwonen, bood Ai aan om te gaan. Hij mocht het land evenwel niet uit en meldde dat prompt aan de wereld. Een van zijn laatste stunts dateert van 11 februari, de dag waarop de Egyptische dictator Moebarak van de macht werd verdreven. Toen twitterde Ai dat "we vandaag allemaal Egyptenaren zijn. Slechts 18 dagen waren nodig om dertig jaar dictatuur te beëindigen." Maar zo simpel gaat dat in zijn eigen land niet.

    08-04-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    05-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
    Alassane Ouattara is een superloodgieter, in het begin van zijn politieke carrière twintig jaar geleden evengoed als nu. Hij herstelt wat anderen verknoeiden: de staatsfinanciën, de wegen, het internationale vertrouwen. Daar is hij als gewezen IMF-voorman goed in.

    Alassane Ouattara (69) heeft lang moeten wachten op het Ivoriaanse presidentschap. Verkiezing na verkiezing werd hij uitgesloten omdat zijn tegenstanders vreesden voor zijn kieszege. En toen hij in oktober van vorig jaar uiteindelijk naar de gunst van de kiezer mocht dingen, liep het andermaal mis. De internationale gemeenschap stelde bij monde van de EU, de VS en de Afrikaanse Unie wel dat hij gewonnen had met 54 procent van de stemmen, maar hij werd tot het Golf Hotel veroordeeld in plaats van zijn intrek te kunnen nemen in het presidentieel paleis, dat Laurent Gbagbo als een slecht verliezer bezet hield. Er volgden vier maanden van impasse, sancties, pogingen tot dialoog en een blitzkrieg te elfder ure vooraleer de weg naar de macht eindelijk openlag.

    Ouattara is in menig opzicht een buitenstaander. Toen hij in oktober 1990 eerste minister werd onder een stokoude en relatief zwakke eerste president, Félix Houphouët-Boigny, dan was dat omdat het IMF en de Wereldbank hem naar voren hadden geschoven om orde op zaken te stellen. Ivoorkust zat in een gigantische economische malaise en de staatskist was leeggeplunderd door een schare van cronies van de president. Er was niet alleen grote nood aan een man met verstand van zaken, maar vooral ook aan een individu dat nauwelijks banden had met de politieke en economische elite. Ouattara, die een doctoraat had behaald in de economie aan de universiteit van Pennsylvania en die op zijn 26ste ging werken voor de Wereldbank, was zo iemand. Hij kweet zich zeer enthousiast en nauwgezet van zijn taak en wist de Ivoriaanse financiën te saneren in de drie jaar dat hij eerste minister was.

    Eind 1993 overleed het bejaarde staatshoofd, waarop zijn vicepresident Henri Konan Bédié de rest van zijn ambtstermijn tot in 1995 volmaakte. Ouattara werd vicepresident van het IMF, onder de Fransman Camdessus, maar wilde zich in 1995 graag kandidaat stellen bij de presidentsverkiezingen. Bédié stak daar een stokje voor, met de uitvinding van het concept van ivoirité, het Ivoriaan-zijn. Noem het 'eigen volk eerst' in West-Afrikaanse versie. Om te kunnen meedingen naar de gunst van de kiezer moesten de kandidaten geboren zijn uit ouders die zelf in Ivoorkust ter wereld waren gekomen, wat niet het geval was voor Ouattara. Bovendien bewees het feit dat hij in de Burkinese hoofdstad Ouagadougou op de middelbare school had gezeten volgens Bédié dat de IMF-man geen echte Ivoriaan was en dus hoorde te worden uitgesloten van de stembusgang.

    Het xenofobe discours van de ivoirité kwam op een moment dat het ooit zo welvarende Ivoorkust, dat zo'n 5 miljoen migranten uit de buurlanden had aangetrokken, grote economische problemen kende, waarvoor bij voorkeur een buitenlandse zondebok kon worden gezocht. En aldus zagen de Malinese en Burkinese migranten en algauw ook de islamitische inwoners van het noorden van het land zich achtergesteld en gediscrimineerd.

    Het is precies dat almaar verder uitdijende gevoel van uitsluiting dat in 1999 leidt tot een coup tegen Bédié, door een legergeneraal, Robert Gueï, die zich aanvankelijk louter als schoonmaker profileert maar algauw zelf machtsambities krijgt. Tot een nieuw evenwicht tussen noord en zuid komt het met de coup niet, bij de volgende stembusgang in 2000 wordt Ouattara andermaal uitgesloten en daarmee wordt de weg vrijgemaakt naar een nieuw militair manoeuvre dat leidt tot de feitelijke opdeling van Ivoorkust tussen 2002 en 2010.

    Oude vrienden

    Wie dezer dagen de actualiteit in het West-Afrikaanse land volgt, krijgt de indruk dat Ouattara en Gbagbo de nieuwe en de uittredende president mannen zijn die elkaar zonder meer naar het leven staan. Dat is nochtans ooit anders geweest. Toen Bédié de IMF-man in 1995 uitsloot met zijn ivoirité, schaarde Gbagbo zich aan Ouattara's kant. Uit solidariteit met hem besloot hij evenmin mee te doen aan de verkiezingen en in de hele tweede helft van de jaren negentig waren ze verenigd in een oppositiekartel tegen president Bédié.

    Gbagbo verandert bij de volgende stembusgang, in 2000, evenwel van mening. Beseffend dat hij met zijn etnisch gebaseerde FPI-partij nooit een electorale meerderheid zal genereren, zoekt hij aansluiting bij de partij van zijn oude vijand en draagt het xenofobe concept van de ivoirité met nog grotere ijver uit dan Bédié destijds.

    En het duurt tot in 2007 vooraleer hij aan Ouattara garandeert dat hij aan een volgende stembusgang zal mogen deelnemen.

    Superloodgieter

    Ouattara, de buitenstaander, de IMF-man, de econoom die Houphouët-Boigny van het bankroet redde. De technocraat, zeggen zij die hem kennen, dat wellicht nog het meest. Momenteel is hij de beste kans voor Ivoorkust, meent UG-expert Karel Arnaut. "De man die zal repareren wat anderen verknoeiden. In dit geval: het internationale vertrouwen, de economie, de infrastructuur, de democratische instellingen van het land... Dat is waar hij goed in is, al reken ik wel op neoliberale recepten om dat te doen."

    Een groot ideoloog of een man met een onwaarschijnlijk charisma is Ouattara niet. Arnaut: "Ik zie hem als een overgangsfiguur, iemand die de weg zal bereiden voor een betere toekomst, daarbij openingen makend binnen zijn eigen RDR-partij voor nieuwe, jongere stemmen, die het over vijf jaar van hem kunnen overnemen. En ondertussen valt alleen te hopen dat ook de andere politieke partijen en het maatschappelijke middenveld, dat de voorbije jaren geheel politiek is meegesleurd, zich kunnen herbronnen, zodat een waar democratisch debat mogelijk wordt in wat ooit West-Afrika's meest welvarende natie was."

    05-04-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:AFRIKA
    29-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
    Dertig jaar lang had de Tunesische columniste Naziha Réjiba gevochten. Toen een jongeman zichzelf en de natie eind vorig jaar in brand stak, had ze het bijna opgegeven. 'Mon pays est mort' heette haar laatste essay. 'Uit mijn pen kwamen alleen nog verwensingen aan het adres van mijn vertrappelde volk', zo vertelde ze in Brussel in de wandelgangen van het 'congres voor gevangen schrijvers'.

    Door Catherine Vuylsteke

    U hoeft zich niet naar de boekhandel te spoeden: werk van Naziha Réjiba is in Franse, laat staan Nederlandse, vertaling niet te vinden. En toch is deze in 2009 met de International Press Freedom Award bekroonde journaliste en medeoprichtster van het lange tijd verboden blad Kalima een van de belangrijkste stemmen van haar land. Met haar columns onder het pseudonym Oum Ziad (moeder van Ziad) opende ze de ogen van vele jongeren. Ziad is de oudste van de drie zonen die Réjiba heeft met de opposant Mokhtar Jallali, die eind januari tot minister van Landbouw en Milieu werd benoemd in het overgangskabinet dat na het vertrek van president Ben Ali werd samengesteld.

    Waarom moest u 'de moeder van' zijn, kon u niet gewoon uit eigen naam spreken?

    Nizaha Réjiba: "(lacht) Ik weet dat er een aspect van vrouwelijke minderwaardigheid aan vast zit, alsof je alleen als ouder van zou bestaan, maar het was ook ironisch bedoeld. Oum Ziad nam niet bepaald een blad voor de mond. Ik schreef uit noodzaak, iemand moest het durven zeggen, moest reageren tegen het autoritarisme en tegen de schendingen van de mensenrechten. In zeker opzicht kon ik het me permitteren: ik hoefde niet te leven van mijn pen. Integendeel, meestal vond ik dat zij die mijn stukken plaatsten het verdienden ervoor te worden betaald. Wat ze deden, was immers niet zonder risico voor hun blad. Het essay 'Valse noot', dat ik bij het aantreden van Ben Ali in 1987 schreef, resulteerde zelfs in het definitieve verdwijnen van Errai ('De opinie'), op dat moment de grootste onafhankelijke, intellectuele publicatie van Tunesië."

    Wat ging er mis?

    "Toen Ben Ali onze eerste president, Habib Bourguiba, opvolgde, had hij de mond vol over 'de waardigheid van het volk, het respect voor de mensenrechten en de afwijzing van een presidentschap voor het leven'. De meeste intellectuelen waren meteen vol lof, ze prezen Ben Ali de hemel in. Ik vond het mijn taak om iedereen er aan te herinneren dat hij als politieman was begonnen, carrière maakte als hoofd van de veiligheidsdienst en dat hij als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk was voor censuur en zo. Ik zag geen reden om de loftrompet te steken over zijn democratische geest.

    "Hoewel het blad om dat stuk verboden werd, raakte het essay op grote schaal verspreid. Jaren later zeiden mensen dat mijn woorden profetisch waren. Dat klopt uiteraard niet: ik zei wat iedereen kon weten, als ze niet verblind waren geweest door eigenbelang en het vooruitzicht op zelfverrijking. Het duurde maar tot aan de verkiezingen van 1989 tot Ben Ali zijn ware gelaat toonde. Er werd een gigantisch netwerk van informanten geïnstalleerd, alsook een uitgebreid repressieapparaat. En de jacht op al wie niet plooide, werd officieel geopend. Het eerste doelwit waren de islamisten: tientallen folterdoden, duizenden gedetineerden."

    U maakte zich toen behoorlijk onpopulair door hen te verdedigen.

    "Ja, hoewel ik overtuigd seculier ben. Ik wist gewoon dat de rest zou volgen en dat zij de eersten waren, omdat Ben Ali zich daarmee ook populair wist te maken in het Westen, dat zo'n angst had van islamisten. En zo ging het ook. Uiteindelijk werd geschoten op al wat bewoog. De angst regeerde, want genade kende de man niet."

    Terwijl u als Moeder van Ziad de pen in vitriool doopte, hield u er ook een carrière op na als lerares Arabische taal en literatuur. Uw ontslag in 2003 was bepaald spectaculair: een deel van de zeven pagina's tellende uiteenzetting haalde toen zelfs Le Monde Diplomatique.

    "Op een bepaald moment werd de dagelijkse aanwezigheid van agenten van de veiligheidsdienst in en rond de school, en hun pogingen om mijn collega's tegen me op te zetten, me te veel. Zie je, de autoritaire Bourguiba heeft ons twee dingen gegeven: vrouwenemancipatie en kwaliteitsonderwijs. Tegen het einde van zijn leven begon het met dat laatste mis te gaan en onder Ben Ali was het een regelrechte ramp. De scholen werden gerund als politiebureaus, van een pedagisch project was geen sprake meer. Mijn afscheidsbrief was ook het proces van het regime, of tenminste, mijn visie daarop.

    "Onderwijs is zo fundamenteel, belangrijker dan economie als je het mij vraagt. De schade op dat vlak is gigantisch. De sanering van het onderwijs en van de politie zijn de twee grootste opdrachten die ons nu wachten. Hoe krijg je mensen die weer onafhankelijk en kritisch leren nadenken en hoe zorg je ervoor dat de politiemacht een instantie is die de burger beschermt en dient in plaats van die te mishandelen, af te persen en uit te buiten?

    "Met mijn afscheidsbrief wilde ik mijn collega's en landgenoten wakker schudden, maar het was te vroeg. Het is met revolutie zoals met brood bakken: je moet de tijd nemen om het te laten rijzen."

    In dezelfde periode werd u voor de rechter gedaagd in verband met het blad Kalima, dat u oprichtte met Sihem Bensedrine, dat in 2004 zelfs verboden werd.

    "Het blad verscheen naargelang de omstandigheden het toelieten. En we drukten ook vlugschriften, die we op grote schaal verspreidden. De processen bleven niet uit: ikzelf werd tot acht maanden voorwaardelijk veroordeeld voor zogenaamde illegale transfer van deviezen. Tijdens een verblijf in Frankrijk vroeg een politiek vluchteling daar om 170 euro mee te nemen voor zijn broer in Tunesië. De telefoon werd afgeluisterd en bij de douane werd ik prompt ingerekend. Zo ging dat onder Ben Ali, hij strafte je niet rechtstreeks wegens je stoute mond maar verzon misdaden die je in een kwalijk daglicht stelden.

    "Ik geef grif toe dat ik er uiteindelijk ziek van werd en het laatste jaar van Ben Ali's bewind in grote angst heb doorgebracht. Om vier uur 's ochtends kreeg ik anonieme telefoontjes waarin georakeld werd dat mijn kinderen iets ergs zou overkomen. Het zijn volwassen mannen, een ervan is zelfs getrouwd. Die hou je niet binnen en tegelijk wil je niet dat hen wat overkomt door wat jij doet."

    Een paar maanden nadat u het land dood verklaarde in 'Mon pays est mort' en u er de brui aan wilde geven, vond de revolutie plaats.

    "Ik hoopte al zo lang dat er verandering zou komen dat de moed me in de schoenen was gezonken. En toen die zelfverbranding plaatsvond, had ik niet het gevoel dat dit het begin van het einde was voor Ben Ali. Ik moest aan de woorden van de gewezen Franse president Mitterrand denken, die zei dat Ben Ali een zwakkeling was. Als de demonstranten de dag nadat zijn troepen mensen hebben vermoord weer op straat verschijnen, neemt hij de wijk, zei hij ooit. Ik hoopte dat het zo zou zijn en besefte tegelijk dat een rijk bestuurd door angst als een kaartenhuisje ineen kan zakken."

    Hoe ziet u de recente ontwikkelingen?

    "De jongste weken is het 'la danse des visites'. Amerikaanse en Europese hoogwaardigheidsbekleders haasten zich naar Tunis om 'ons te helpen', na decennia van onverschilligheid. Ze zijn welkom maar we hebben geen voogd nodig. Na een geciviliseerde en burgerlijke revolutie die niet is gekaapt door islamisme, nationalisme of communisme, is het een belediging om nu gedicteerd te worden welke kant we uit moeten met ons land. We hebben de revolutie alleen gevoerd, een nieuwe weg zullen we ook zelf vinden."

    29-03-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    03-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAN - interview met Kader Abdolah
    'Mensen die durven te dromen zoals mijn betovergrootvader, de grootvizier van de sjah, zijn van alle tijden. Ze staan op tegen het regime en worden gearresteerd, gemarteld, vermoord. En toch gaan ze niet dood, ze leven langer dan de demonen die ze bekampen.'

    Dat zegt de Nederlands-Iraanse schrijver Kader Abdolah, die zijn nieuwe roman De koning voorstelt op Mind the Book.



    Je zou Abdolahs nieuwe boek De koning een voortzetting kunnen noemen van Het huis van de moskee (2005). Concentreerde hij zich daarin op de rol van de islam in de Iraanse maatschappij en op haar opvallend uiteenlopende gezichten, dan behandelt Abdolah nu de (mislukte) moderniseringspogingen tijdens de Qajardynastie (1796-1925). In De koning zet hij een haast kinderlijke en vooral eenzame vorst neer die periodiek vertier zoekt in zijn uitgebreide harem en nacht na nacht met zijn poes slaapt. Als de gekoesterde viervoeter op mysterieuze wijze verdwijnt, neemt het gehandicapte jongetje Malidjak zijn plaats in als gezelschapsdier.

    Regeren doet de sjah vooral via zijn opvallend bekwame grootvizier Mirza Kabir, een man die evenwel af te rekenen krijgt met de bijzonder listige streken van de corrupte elite. Zij bekommert zich louter om het eigen belang en is daarenboven de speelbal van Groot-Brittannië en Rusland, die in dit tijdvak van de The Great Game naar invloed streven in Centraal-Azië. Met gunsten en centen kopen de grootmachten een vrijgeleide voor exploitatie van de Perzische (Iraanse) rijkdommen, waarmee ze de basis leggen voor de conflictueuze relatie tussen Iran en het Westen in de twintigste eeuw. Opvallend is ook hier weer hoe krachtig de religie is als instrument van volksmobilisatie.

    Ik lees op de achterflap dat de grote held van het boek, de door de koning vermoorde grootvizier, uw eigen betovergrootvader is. Waarom hebt u tot uw zeventiende boek gewacht om het over hem te hebben?

    "In mijn familie wordt al tijden over de man gefluisterd. Zijn leven geldt als het familiegeheim bij uitstek - het heeft immers verstrekkende gevolgen gehad voor ons allemaal. Zijn vrouw en kinderen moesten vluchten en het lot van alle nazaten werd door zijn handelen en dood bepaald. Het waren stille verhalen maar ze weken niet. Mirza Abolghasem Ghaemmagham Farahani werd nooit vergeten. Ik hoorde zo vaak over zijn lotgevallen dat ik als veertien-, vijftienjarige jongen dacht net als hem te moeten worden. Schrijver en eerste minister. Het leven heeft er anders over beschikt, het land leiden zal ik nooit doen. Maar auteur ben ik wel geworden en in die hoedanigheid kon ik hem naar het leven terugroepen.

    "U wil weten waarom ik nu over hem spreek. Hier en nu beschik ik over de vrijheid, de democratie en de taal om me over hem en zijn geschiedenis te buigen. Mijn Iraanse collega's hebben die niet. Bovendien moet je een zicht hebben op zowel de Perzische als de westerse cultuur om dit tijdsvak te kunnen beschrijven. Na twintig jaar Europa ben ik in staat om kilometers archiefmateriaal te bestuderen, daar zou een auteur in Iran niet toe in staat zijn.

    "Het is evenwel niet zo dat ik al die tijd over hem heb gezwegen - sla er mijn eerste bundels op na en je zal vaststellen dat al die verhalen later zijn uitgegroeid tot aparte romans. Waarom dit thema nu? Ach, het heeft te maken met de tijd waarin we leven. Er is een ware digitale revolutie die zorgt voor gigantische veranderingen in de Arabische wereld en elders, maar tegelijk is het contact met het verleden gebroken. We weten niet wat er zich tachtig, honderd jaar geleden afspeelde, terwijl dat even boeiende en revolutionaire tijden waren. Bovendien, de fundamenten voor de relatie tussen het Westen en Iran liggen daar. Ik heb geprobeerd mijn lezers terug te brengen naar de wortels, zodat ze een helikopterview zouden krijgen op de gebeurtenissen van nu. In dat opzicht is De koning vergelijkbaar met Het huis van de moskee.

    "Noem het een prettige manier van kennismaken met de geschiedenis, waarbij de auteur zich enige vrijheden veroorlooft en de tijd bijvoorbeeld comprimeert. Dat mag, vind ik. Het is de taak van een schrijver om te knippen, te plakken, te liegen en te verzinnen zodat de realiteit krachtiger wordt. Ik heb met de tijd gesjoemeld maar alle personages - de sjah, zijn poes, moeder en harem, de grootvizier, de elite, het schaduwspel van de grootmachten - ze zijn allemaal echt. Het is een beetje zoals met De aardappeleters van Van Gogh. Hij knipt, plakt en liegt. De handen die hij zijn personages geeft, bestaan niet. Maar daarmee schept hij een realiteit die realistischer en noodlottiger is dan de echte. En daarmee weet hij tot op heden mensen te raken."

    U portretteert uw betovergrootvader als een onvermijdelijke martelaar.

    "Ik vrees dat mensen als hij voorbestemd zijn om te worden vermoord. Wie durft te dromen, wordt geconfronteerd met keuzes. In die tijd was dat buigen voor de wereldmachten en voor de koning, of kiezen voor je dromen, het leven, het land. Het mooie is dat zulke individuen er zich meestal van bewust zijn dat ze zullen worden omgebracht maar daar niet bang voor zijn. De grootvizier kende het leven, hij wist dat hij met vuur speelde, maar hij hield vol. Er zijn honderden, duizenden zulke burgers. In Iran, in de hele wereld. Ze staan op tegen het regime en worden gearresteerd, gemarteld, vermoord maar eigenlijk gaan ze niet dood. Ze leven langer dan de demonen die ze bekampen, in de geesten van het volk toch. En ze leren bij: de helden van vandaag wenden nieuwe technologieën aan. De grootvizier geloofde in de kracht van telegrafie, elektrisch licht en treinen, de martelaren van de eenentwintigste eeuw bedienen zich van Facebook, gsm's, het internet.

    "Uiteraard blijven de dictators ook niet achter. Zij beseffen dat ze sneller moeten verwijderen en elimineren - dat het zaak is om de kiemen van verzet te vermorzelen voor ze tot bomen kunnen uitgroeien. Mubarak heeft dertig jaar lang alle potentiële grootviziers van zijn land gearresteerd en gefolterd, hij deed dat al bij de eerste keer dat ze zich durfden manifesteren. Het gevolg is dat we nu, na zijn vertrek, geen leiders hebben in Egypte die het kunnen overnemen. En kijk naar Tunesië, Libië, Jemen, het is er net zo."

    Bent u optimistisch over de afloop van deze revoluties?

    "Ik, Kader Abdolah, heb het optimisme in mijn bloed. Ik geloof in verandering, ik geloof dat we een beter Egypte, Iran, Libië, Tunesië zullen krijgen. Maar het duurt wel even. De grootvizier heeft ook niet kunnen realiseren wat hij wilde: een modern Perzisch rijk met een grondwet, vrouwenrechten,... Honderd jaar na datum is de helft daarvan wel verwezenlijkt. Het komt en het kan niet anders. Het leven wil het. Ooit werd het onmogelijk geacht dat de Egyptenaren, Tunesiërs, Libiërs vrij zouden zijn en toch zien we dat dat nu onontkoombaar is."

    Toen Mubarak werd verdreven, zagen we jubelende burgers 'Egypte is vrij' scanderen. Maar als je de erfenis van het regime bekijkt, valt dat wellicht nog te betwijfelen.

    "Absoluut. Daarom wil ik tegen die mannen, vrouwen en kinderen zeggen: geniet van die breekbare vrijheid, ze is gauw weer voorbij. Beschouw haar als de eerste warmte van de lente. Straks komt de verzengende hitte weer, de gigantische problemen van Egypte, die op elke burger zullen drukken. Maar er is een stap vooruit gezet. Alleen, degenen die denken dat er over tien, twintig jaar Arabische democratieën zullen zijn die kunnen worden vergeleken met pakweg de Belgische, vergissen zich. Er is een groot verschil tussen willen en weten te waarderen. Er zal nog veel water naar zee vloeien voor elke man en vrouw in Egypte of Jemen begrijpt wat democratie precies inhoudt, wat de schoonheid ervan is, het gewicht ervan en welke rechten en plichten eraan vasthangen."

    Tal van Arabische intellectuelen benadrukken dat autoritaire regimes alleen mogelijk zijn in een maatschappelijke context van onvrijheid. Het autoritaire denken begint in de familie, met de vader als quasi-god.

    "Helemaal mee eens. In Egypte zijn er miljoenen Mubaraks, in Iran miljoenen Khameneis. Dictatuur wordt lucht, voedsel, water, ze gaat in je vlees zitten, ze verbrandt je ziel. Het is zoals met oorlog en gevangenschap, degenen die er het slachtoffer van werden, zullen er nooit meer vrij van zijn. Er is tijd nodig, vijftig, zestig, honderd jaar."

    Hoe komt het dat al die revoluties uitgerekend nu worden ontketend, betreft het een louter domino-effect?

    "Dat denk ik niet, nee. Kijk, er is voor alles een tijd. De ontdekking van de elektriciteit, de trein en de telegrafie hadden in de negentiende eeuw gigantische consequenties - ze ontsloten nieuwe werelden voor de hebzucht van de grootmachten maar evengoed voor de lokale machthebbers. Die rol wordt nu door de communicatietechnologie vervuld. Ik ben benieuwd naar de gevolgen van de digitale revolutie maar ik geloof dat de democratie die daaruit zal worden geboren, zal verschillen van die in het Westen. Een eeuw lang heeft de Arabische wereld geprobeerd om de westerse concepten van burgerschap en vrijheid te enten op de eigen traditie. Het is overal mislukt. In de nieuwe 'oosterse' democratie zal religie een veel belangrijkere rol spelen dan hier - de geest van de Koran zal erin doorklinken. Of dat goed is, zal moeten blijken."

    03-03-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:Iran
    25-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’

    Vijf Iraakse burgers zijn gisteren omgekomen bij antiregeringsprotesten in verschillende steden, 49 anderen raakten gewond. ‘Wie deelnam, was bij voorbaat vogelvrij verklaard. En toch kwam men op straat’, legt de in Londense ballingschap wonende Iraakse schrijfster Haifa Zangana uit. 

    “Dat de overheidsreactie gewelddadig zou zijn, was donderdag al duidelijk, toen premier al-Maliki in een tv-toespraak stelde dat het volk het recht had om op straat te komen maar dat diegenen die vandaag zouden betogen ‘terroristen, elementen van Al Qaida en aanhangers van de vroegere Baathpartij waren”, zegt Haifa Zangana. 
    “Net zoals dat in Tunesië en Egypte het geval was, is het protest in Irak heel divers. Voor sommigen is de belangrijkste eis dat er een einde komt aan de onderhand acht jaar oude bezetting. Zij willen de 50.000 VS-militairen zien vertrekken, zonder dat hun taak wordt overgenomen door de zogenaamde private veiligheidsfirma’s, die momenteel 65.000 mensen in dienst hebben. Ook eisen ze de sluiting van de 94 VS-bases in het land.
    “Een heel andere groep zijn mensen die geloofden dat Irak met het vertrek van Saddam Hoessein inderdaad democratisch zou worden, wat volstrekt niet gebeurde. Evenmin kwam er een verbetering van de levenssituatie of een einde aan de mensenrechtenschendingen. Sommige mensen komen op straat omdat ze willen dat de regering werkgelegenheid schept: 60 procent van de Iraakse beroepsbevolking heeft geen job en bij de vrouwen is dat zelfs 80 procent. Tegelijk moet je weten dat er een miljoen oorlogsweduwen zijn, vrouwen die er alleen voor staan met hun kinderen. Voor hen is een baan vinden levensnoodzakelijk. En sowieso kun je stellen dat niemand meer onder het embargo, de oorlog en de bezetting heeft geleden dan de vrouwen en kinderen. Zij hebben zeer veel taken en plichten en beschikken minder dan wie ook over hefbomen om voor hun belangen op te komen. 
    “Je ziet ook dat veel vrouwen op straat komen omdat ze informatie willen over hun gevangen zonen, echtgenoten, broers of vaders. Er zijn momenteel meer dan 30.000 gedetineerden in Irak en in veel gevallen zitten ze al drie of vier jaar vast. Toegang tot een advocaat hebben ze niet. Willen mensen hun verwanten bezoeken, dan moeten ze smeergeld betalen en seksuele gunsten verlenen.
    “Een zeer algemene eis van de betogers is dat er werk wordt gemaakt van de strijd tegen de corruptie. Eerder deze week is gebleken dat er 40 miljard dollar is verdwenen uit de begroting die wordt voorbereid voor 2011. Dat is gigantisch en tegelijk niet verwonderlijk. Sla er de trieste lijsten van Transparency International op na: Irak behoort samen met Afghanistan, Somalië en Birma tot de landen met de grootste corruptie ter wereld. Het punt is tegelijk dat de Irakezen weten dat we eigenlijk een rijk land zijn, met een van de grootste oliereserves ter wereld. En toch is er geen drinkbaar water, zijn er voortdurend elektriciteitspannes, is de gezondheidszorg een lachtertje en het onderwijs is totaal in elkaar gestort. Kortom, geen enkele van de basisbehoeften van de bevolking is vervuld, vandaar dit protest.”

    Dat mensen met erg verschillende eisen op straat komen, is dat een afspiegeling van de etnisch-religieuze tegenstellingen in het land? 
    “Juist niet. Wat me het meest optimistisch stemt in deze protesten, is juist het feit dat het verenigde Iraakse volk vreedzaam op straat komt tegen corruptie, wanbestuur en het gebrek aan meritocratie. Voor het eerst in jaren is duidelijk dat we meer zijn dat een geheel van clans, minderheden en groepen die elkaar naar het leven staan. Het sektarische Irak is het Irak van de oorlog maar ook van de bestuursvormen die sindsdien zijn ingesteld. Momenteel is alles opgedeeld in termen van soennieten en sjiieten, Koerden of andere minderheden, die allemaal quota hebben. Dat leidt tot nepotisme want niet de meest capabele, integere mensen krijgen bepaalde functies maar de handlangers van deze of gene groep of clan, die zijn macht en geld dan weer moet verdelen over zijn achterban.”

    Maken de Iraakse machthebbers zich zorgen?
    “Beslist. En met name omdat de protesten zich deze keer ook voordoen in het sjiitische hartland: Karbala, Diwaniya en Samawa. Het argument dat het louter gaat om soennitische elementen die ontevreden zijn, gaat dus niet langer op. Precies die gebieden die Bagdad zegt te vertegenwoordigen zijn evenmin tevreden, zo blijkt.”

    En de VS?
    “Washington blijft opvallend stil. Er is tot dusver geen officieel communiqué. Officieus heet het dat Irak al een democratie heeft en dus niet vergelijken is met Tunesië of Egypte. Maar de straat logenstraft dat en bovendien beweerden de Moebaraks en Ben Ali’s van deze wereld natuurlijk ook dat ze democratisch waren verkozen”. (CV)

    Haifa Zangana (°1950) is een Iraakse schrijfster en ex-politieke gevangene. Haar boeken Dreaming of Baghdad en The Torturer in the Mirror (met Ramsey Clarke) verschenen in 2010.

    25-02-2011 om 19:38 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    06-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
    Een hoer die zich uitgeeft voor een prinses teneinde flink meer te verdienen per prestatie, een travestie die tijdens zijn zoektocht naar een jongen voor een wip in een aidskliniek in Londen terechtkomt, en een gescheiden Irakese vrouw die een Brit ontmoet maar bang is voor wat haar schoonmoeder zal denken. Het zijn niet meteen personages die je met hedendaagse Arabische literatuur in verband zou brengen. En toch is dat het universum van 'Alleen in Londen', de zesde roman van de Libanese schrijfster Hanaan as-Sjaikh. 'Velen waren geschokt, ze vonden dat ik onze maatschappij had verraden door de vuile was buiten te hangen.

    'Een universum vol zonderlingen, dat hoeft toch niet te verbazen", lacht Hanaan as-Sjaikh. "Toen een hele Arabische gemeenschap halverwege de jaren zeventig naar Londen verkaste omdat de oorlog in Libanon hen hun broodwinning en hun eigendommen kostte, kwamen de hoeren en de travesties evengoed als de zakenlui en de advocaten.

    "Het personage van de flamboyante luxehoer Amiera is overigens gebaseerd op een verhaal dat ik in die eerste jaren in Londen hoorde in Edgware Road, de mini-Arabische kosmos waar we kwamen voor ingrediënten, specerijen en roddels. Er was op dat moment een prostituee die zich voor prinses uitgaf om beter te verdienen. Ik wilde die vrouw per se spreken maar heb haar nooit gevonden en twee jaar na mijn aankomst was ze dood.

    "De travestie Samier is net zo'n personage: hij bestond - ik heb hem ontmoet - maar we waren slechts oppervlakkige kennissen, wat hem ideaal maakte. Zie je, ik schrijf niet graag over dingen die ik goed ken, dat stelt me in staat om zelf te ontdekken, om mezelf tijdens het schrijven te entertainen. Daarom is de gescheiden Lamies ook een Irakese, en geen Libanese zoals ikzelf."

    Op feestjes wil iedereen meteen van Lamies weten of ze voor Saddam Hoessein is gevlucht, en als blijkt dat ze naar Londen kwam om met een Irakees te trouwen die er al woonde, ebt de interesse prompt weg, schrijft u.

    "Zo gaat dat ja, ik heb het - in omgekeerde zin - zelf meegemaakt. De mensen waren in die eerste jaren in Londen heel erg in mij geïnteresseerd: een Libanese met twee kinderen die de burgeroorlog in haar land was ontvlucht. Stel je voor. En nog voor ze mijn naam uitspraken, vroegen ze of ik moslim was of christen. Ik vond het vreselijk en wilde zeggen: luister, we zijn gelijk, hoe dan ook, ik behoor niet tot een zeldzame diersoort.

    "Het positieve eraan is dat het mijn schrijverschap heeft versterkt. Ik wilde er vanaf dan zeker van zijn dat wat ik schreef ook werd vertaald. Tevens nam ik elke gelegenheid te baat om te praten met Britten. Ik liet ze niet gerust en schreef ze, in tegenstelling tot veel Arabieren, niet af wegens te koud. Zo ging ik na een vakantie aan de Engelse kust naar de buurvrouw en zei: ik deed in Brighton mijn ogen dicht en waande me in Beiroet. Dat mens wist niet dat we strand hadden en bikini's droegen. En vanaf dat moment ging ze me anders bekijken.

    "Je hebt het overigens ook met zogenaamd 'ontwikkelde' mensen: laatst zei een journalist me dat hij hartelijk had gelachen om Alleen in Londen en dat hij er nu pas achter kwam dat Arabieren gevoel voor humor hebben."

    Hoe goed werd die humor, en dan vooral Amiera's verhalen over hoe ze mannen aan de haak slaat en Samiers vaak hilarische zoektocht naar partners, ontvangen bij uw Arabische lezers?

    "Velen waren geschokt, ze vonden dat ik onze maatschappij had verraden door de vuile was buiten te hangen. Waarom schrijf je niet over dokters, advocaten of andere hardwerkende lieden, vroegen ze. Deze mensen werken ook hard, antwoordde ik dan, maar dat sorteerde vooral vernietigende blikken.

    "Ach, hun aversie verwondert me niet, de Arabische wereld is erg hypocriet. Weet je, toen ik achttien was en in Caïro verbleef, was ik tot over mijn oren verliefd op een beroemde Egyptische schrijver die twee keer zo oud was als ik. Elke keer kwam hij me halen in het YWCA om wandelingen te maken, de piramides te bezoeken. Het duurde niet lang voor ik eruit werd gegooid. Ik vroeg aan de YWCA-leiding: wat heb ik misdaan, ik kom op tijd, maak geen herrie, doe geen verboden dingen. Je moet vertrekken, zeiden ze, omdat je zo stom bent geweest. Je had die man toch ook stiekem kunnen zien, hij heeft toch een flat, waarom moet je voor het oog van iedereen met hem flaneren en aldus jezelf te schande maken?"Ik dacht overigens aan dat voorval toen ik de meest ontroerende passage uit het boek schreef: wanneer de moeder van Amira haar dochter niet bij haar zusjes laat slapen omdat ze onrein is en verdorven, terwijl ze wel haar geld accepteert nadat ze het heeft laten 'religieus reinigen'.

    "Verschrikkelijk. Dat soort van schijnheiligheid is een obstakel voor vooruitgang. We moeten met onze ogen open de donkerste, smerigste tunnels van onze maatschappij door om bij het licht te komen. We moeten toegeven, inzien, erkennen."

    En gebeurt dat?

    "Nee, integendeel, en nu nog minder dan vroeger. De situatie is veel grimmiger nu, en de mensen klampen zich aan de religie vast. Het is een beetje zoals zelfmoord plegen, alleen nog leven voor het paradijs van straks, en wat met dit leven dan? Maar tegelijk begrijp ik het ook wel: het is nu niet alleen een veel moeilijkere tijd dan drie, vier decennia geleden, er is bovenal geen hoop. De Arabische leiders is het slechts om één ding te doen: aan de macht blijven, koste wat het wil. De noden van het volk kunnen hen gestolen worden, de miljarden aan petrodollars vloeien naar in totaal zo'n 11.000 families en de rest heeft helemaal niets. Wat zou je dan willen?

    "Kijk naar mijn geboorteland Libanon. De oorlog (1975-1991), waar was die goed voor? En hoe staat het er nu voor? Al wie kan, verlaat het land. Niet de klasse van superrijken natuurlijk, de lieden die in miljarden rekenen hebben het erg naar hun zin, maar de rest wel. De rest die niet bestaat. "Laat het me uitleggen. De vrouw die in Londen uit een Rolls Royce stapt, mag zich niet verheugen op de bewondering van alle voorbijgangers. Sommigen vinden haar meteen arrogant of vragen zich af hoe ze die rijkdom heeft vergaard. Als diezelfde vrouw in Beiroet haar luxevehikel verlaat, ligt de wereld aan haar voeten. Er is daar geen algemeen geldend wederzijds respect of gelijkwaardigheid der burgers. Geld en macht worden gerespecteerd, vereerd haast, terwijl men op de rest spuwt. "Dat moet je natuurlijk ook in zijn context zien: er is geen verzorgingsstaat, er zijn geen fundamentele rechten die je altijd kunt laten gelden. Wie in een ziekenhuis wil worden opgenomen, moet eerst flink met geld zwaaien of kunnen aantonen dat hij of zij dik is met deze of gene machtige man. Anders laat men je zonder pardon creperen voor de deur. En zo gaat het voor bouwvergunningen, jobs, toelatingen om een bedrijf te beginnen,... Geld en macht zijn de enige reddingsboeien."

    Dat is precies wat de schrijvers van het Arab Human Development Report vorig jaar aan de kaak stelden: het nepotisme, de corruptie, de belangenvermenging.

    "Ja, en ik was ook erg blij dat Arabische intellectuelen - want zij hebben het geschreven - tot die conclusies kwamen. Aldus werd het interne kritiek, en geen verwijten van buitenstaanders, die we vervolgens kunnen afdoen met de bewering dat ze er niets van hebben begrepen en onze cultuur niet kennen. Maar tegelijk wens ik dat er een leider was die zei: ik heb niet kunnen slapen van de conclusies van dat rapport, ik wil werkelijk dat er iets verandert. Maar dat is niet zo, ontkenning en stilzwijgen waren de enige overheidsreacties die we zagen. Evenmin kwamen er maatregelen om de wantoestanden aan te pakken. En dus houdt de uittocht aan."

    Maar het leven in die migrantengemeenschappen wordt er niet makkelijker op.

    "Nee, mensen hebben het gevoel dat er ontzettend veel racisme is, en je kunt er niet onderuit: het is veel erger dan vroeger. Toen telde alleen je kleur, nu ook nog je naam. De Ali's en Mohammeds die zich aanbieden voor een job mogen het zo ongeveer vergeten.

    "Weet je, ik wenste dat ze thuis waren gebleven. Ze voelen immers dat racisme, en algemeen zorgt het Westen niet goed voor zijn immigranten. Die mensen hebben het gevoel dat ze zich moeten manifesteren, dat ze zich moeten verdedigen tegen de voortdurende verdachtmakingen. Aldus gaan ze rebelleren. Ze willen zich sterk maken, maar over welke instrumenten beschikken ze? Over weinig anders toch, dan de tradities waarvoor ze gingen lopen? En dus omarmen ze die opnieuw, ferventer nu, wanhopiger ook. "Daarom zeg ik dat ze beter thuis waren gebleven: hoeveel zin heeft het in Londen rond te lopen als je niet van plan bent je voordeel te doen met de mogelijkheden die Londen biedt? En zo lang je die zwarte sluier ophoudt, wil niemand met je dialogeren. Dan zou je eigen omgeving, met de muezzin die oproept tot het gebed, met de muziekcassettes uit het stalletje om de hoek, de hete middagen en het platte dak waar de was hangt te drogen, toch beter voor je zijn?"

    En aldus vertrekken Samiers vrouw en kinderen, die hem achternareisden om te achterhalen wat hij uitspookte, uiteindelijk terug naar Libanon. Het is overigens wel vreemd dat een man als Samier, een travestie en dus een marginale figuur die door de machowereld rond hem wordt uitgespuwd, zich toch als mannetjesputter gedraagt tegenover zijn eigen vrouw.

    "Ik heb medelijden met onze mannen, weet je. Ze moeten hun mannelijkheid, hun waarde bewijzen door hun vrouwen te onderdrukken en anachronistische tradities aan te houden. Ze worden immers zelf onderdrukt door een maatschappij waarin alleen de elite telt en de rest wordt geminacht. Als je geld, werk noch vooruitzichten hebt, ben je mislukt als man, dus zoek je compensatie door je vrouw, je zus, je kinderen te domineren."

    En tegelijk heb je de mannen die erg makkelijk in de smoezen trappen van de zogenaamde prinses Amiera. Ze stapt uit haar (gehuurde) Rolls en schoffeert de bankbediendes omdat de cheque van prins X niet is gearriveerd, om zich vervolgens hulpeloos af te vragen hoe het nu verder moet. En hup, daar staat al een bereidwillige, bemiddelde Arabier voor haar klaar.

    "Amiera weet uiteraard erg goed hoe ze moet appelleren aan het aspect van de ridder, de redder, wat ik op zich een positief element in de Arabische cultuur vind. Dat, en het feit dat we respect opbrengen voor oude mensen en hen niet in tehuizen opsluiten zoals jullie doen. Ik kan, na dertig jaar in het Westen, nog steeds niet aan die gedachte wennen. Opstandig word ik, en tegelijk heel erg triest.

    "Maar die mannen van Amiera, die voelen zich niet alleen als reddende ridders aangesproken, ze zouden niet voor elke vrouw met problemen hun portemonnee leegmaken. Amiera's magie ligt in het feit dat ze een prinses is, dat ze geld en macht vertegenwoordigt. Die mannen gaan ervan uit dat ze uiteindelijk zelf beter zullen worden door Amiera te helpen."

    De droevigste man-vrouwrelatie is zonder meer die tussen de vader en de moeder van de gescheiden Lamies. Een alcoholverslaafde is hij, een mislukkeling die niet in de Golf wilde werken en die zijn grote liefde voor de luit moest opgeven omdat zijn vrouw alleen in geld en status is geïnteresseerd.

    "Zo is het in de jaren tachtig met veel families gegaan: wie niet naar de Golf wilde, werd er van verdacht niet te willen werken. Alleen, het gros van die vrouwen - echtgenotes en schoonmoeders - die hun mannen en zonen onder druk zetten, besefte niet hoe de situatie in de Golf was. De maatschappij is bijzonder hiërarchisch, met bovenaan de piramide, onaantastbaar en despotisch, de plaatselijke bevolking, onmiddellijk gevolgd door de westerlingen, die de leidinggevende functies hebben. Dan komen de Libanezen, die doorgaans beter opgeleid zijn dan de rest van de Arabieren en die al vroeg in de diaspora stapten, waardoor ze grote netwerken van contacten hebben. Daaronder bevinden zich de Egyptenaren en de overige Arabieren, erg laag in aanzien dus, slechts een trapje hoger dan de Indiërs, de Pakistani en de Filippino's. Veel mannen komen gebroken terug uit de Golf, het is een meedogenloze wereld, vol vernedering en exploitatie."

    De gescheiden vrouw Lamies is een opmerkelijke figuur: ze woont al jaren in Londen maar het is nu pas dat ze besluit om 'Brits' te worden. Ze neemt lessen om van haar accent af te raken, en verkent de stad als was ze er voor het eerst.

    "Lamies wordt mens na een leven als pop. Ze heeft geen echte kindertijd gehad, kreeg door de vlucht uit Irak en de economische moeilijkheden die volgden, geen echte opleiding en werd uitgehuwelijkt. Het is nu, nu ze gescheiden is en de Brit Nicholas heeft leren kennen, dat ze alles opnieuw ontdekt, dat ze voet aan de grond krijgt. Kijk, dat is het karakteristieke aan mijn generatie: we namen geen beslissingen, we gingen niet zitten om na te denken en ons vervolgens een oordeel te vormen, zoals ik dat mijn zoon en dochter nu wel zie doen. Die vragen zich af wat ze met hun leven zullen doen, en hoe dat moet gebeuren. Dat is een heel andere attitude, waarbij je meester bent van je bestaan. Dat waren wij niet."

    Een schrijfster die niet zelf besliste, dat lijkt vreemd.

    "(lacht) Ik heb wél zelf beslist, maar zonder echt na te denken. Dat durfde ik niet, denk ik nu, want ik was bang dat mijn familie in mijn plaats zou oordelen als ik me niet haastte. Ik handelde dus vooral, en ondervond daarna de gevolgen.

    "We hebben thuis een grote religieuze clash gehad, ik heb er het boek Praying Mantis over geschreven, het enige waarvan ik tot op heden niet wil dat het wordt vertaald, omdat het fout zou worden uitgelegd. Ik zou het idee niet kunnen verdragen dat lezers mijn vader zouden veroordelen omdat ze onze cultuur niet kennen en niet beseffen dat zijn handelingen niet geïnspireerd waren door wreedheid of dictatoriale neigingen maar door een rotsvaste overtuiging dat dit het beste voor mij was. Hij hoopte dat ik in de religie dezelfde houvast zou vinden als hij, dat ik gesluierd door het leven zou gaan. Maar toen dat niet zo was, ging hij niet schreeuwen of mij mishandelen. Hij huilde alleen maar omdat hij was mislukt als vader."Ik ben op mijn elfde beginnen schrijven, na een bezoek aan mijn moeder - van wie mijn vader vier jaar na mijn geboorte was gescheiden. Ze hertrouwde en woonde in de bergen. Het was haar stem, die zo vreselijk mooi kon zingen, die me aanzette tot schrijven. Voor mij was schrijven als binnentreden in een andere wereld. Als ik ergens sterke gevoelens over had, dan schreef ik dat op, veeleer dan erover te praten. Ik was ervan overtuigd dat anderen me toch niet zouden begrijpen."Moeilijke tijden zijn vaak betere inspiratiebronnen dan gelukkige. De negen jaar die ik in Saoedi-Arabië heb doorgebracht (1975-1984) omdat mijn man er een baan had, waren zo'n periode. Hoe meer ik verdrukt werd, hoe beter ik schreef. Elke keer als de autoriteiten een smerige streek met ons uithaalden, triomfeerde ik in stilte en haastte me naar huis om het op te schrijven. Ze waren zo vernuftig in hun getreiter, ik had het zelf niet kunnen bedenken.

    "Tegelijk was het er erg claustrofobisch. Ik was in Libanon als journaliste altijd overal naar toe geweest, ik had een tv-programma gepresenteerd, en aan al die dingen was ik erg gehecht. Plots kwam ik in een cultuur terecht die wel islamitisch was, maar waar ik me geenszins mee verwant voelde. Mijn wereld werd gereduceerd tot een vrouwenwereld waarin mannen alleen 's avonds opdoken.

    "Onlangs belde een van mijn beste vriendinnen uit die tijd op. Ze was in Londen voor een conferentie van vrouwelijke ondernemers. We hadden destijds samen achter al die vergunningen aangezeten waarover je moet beschikken om een zaak te beginnen. Ze was toen voor de derde keer gescheiden, en mocht het huis niet uit zonder de toestemming van haar broer, bij wie ze inwoonde. Hij was er ook tegen dat ze in zaken wou, dat hoorde niet voor een vrouw. Maar wettelijk kon het, en dat wist ze, en daarom hebben we samen doorgezet. Ik heb haar bij mijn vertrek een spiegel gegeven. Voor de winkel, zei ik, maar ook om naar jezelf te kijken, en niet te vergeten dat je een individu bent. Ze belde me in Londen om me te bedanken. Het is door jou, zei ze, dat ik succesvol ben geworden. Nee, antwoordde ik, ik was slechts jouw vehikel, jouw spiegel. Ze huilde.

    "Ach, vrouwen hebben vooruitgang geboekt in de voorbije decennia, ze willen werken, ze willen verantwoordelijkheid. Maar het zat hen economisch niet mee, en daardoor was de vooruitgang gering en traag. Tergend traag."

    06-02-2011 om 23:11 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom het misging in de Arabische wereld


    De huidige revolutie in de Arabische wereld overvalt sommigen, onze leiders op kop. Maar ze kondigt zich al jaren aan. Lees er de vijf felbesproken Arab Human Development-rapporten op na die sinds 2002 verschenen, en je moet vaststellen dat het in de sterren geschreven stond.



    Een simpele formule

    "Er zijn meer mummies in het kabinet van Moebarak dan in het Egyptisch Museum van Caïro", liet de Egyptische politoloog en hoofdauteur van de eerste vier rapporten, Nader Fergany, zich ontvallen. "Er is geen regeringspartij maar een partij van de regeerder."

    Wat voor Egypte geldt, gaat op voor de hele Arabische wereld. Op de troon zit een despoot gekroond hoofd, uit het leger geplukte president of telg van een eeuwig regerende (eventueel koninklijke) familie wiens houdbaarheidsdatum schijnbaar nooit wordt overschreden.

    De dictators steunen op een gigantische mukhabarat (veiligheidsdienst), die beschikt over een fenomenaal netwerk van informanten. Hun tweede machtsinstrument is een gezwollen bureaucratie die vooral bedoeld is om de afgestudeerden op te slorpen en hen aldus aan het regime te binden. Neem Egypte: Brookings Institution-onderzoeker Kenneth Pollack becijferde dat maar liefst 7 miljoen mensen ambtenaar zijn, terwijl de diensten aan de burger minimaal en inefficiënt zijn.

    De jongste tijd heeft deze strategie overigens aan kracht ingeboet: besparingen noopten tal van regimes tot een aanwervingsstop. Kijk naar Marokko: het concours national werd al tien jaar niet meer uitgeschreven, wat mede verklaart waarom er zoveel chômeurs diplomés zijn.

    Beter nog voor de handhaving van de autoritaire macht is de speelgoeddemocratie: een chic ogend systeem van instellingen waarmee de politieke oppositie wordt gekanaliseerd en uitgeschakeld. Nepdemocratieën tooien zich met verlamde parlementen en houden formele verkiezingen, waarbij gesjoemeld wordt zodat de heerser en zijn partij niet onttroond raken. "De meeste traditionele oppositiepartijen in de Arabische wereld", dixit Fergany, "zijn niet meer dan een collectie lijken." Kijk naar Tunesië en Egypte, maar evengoed naar de betogingen in Jemen, Jordanië, Algerije en Soedan: het protest blijkt niet uit te gaan van de traditionele oppositieformaties maar van een heterogene, horizontale en weinig gestructureerde burgerbeweging van vooral jongeren.

    Bovendien krijgen de Arabische dwingelanden hulp uit onverwachte hoek: de oppositie is verdeeld tussen islamisten en seculiere partijen, die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Doorgaans, zo legt Amr Hamzaway uit in Getting to Pluralism: Political Actors in the Arab World, trekken de seculiere krachten aan het kortste eind. Hun handen zijn leeg terwijl de despoot gunsten en centen uitdeelt en de islamisten met brood, dadels en diensten gooien. Gevolg: veelal overtuigen de seculieren niet meer dan 5 procent van de kiezers, vier keer minder dan de islamisten.

    Genegeerde obstakels

    Het stond in de sterren geschreven: al in het eerste Arab Human Development Report (2002) werd gewezen op de ronduit deplorabele staat van de Arabische wereld. "In essentie zijn er drie obstakels voor menselijke ontwikkeling: het deficit in de verwerving en uitbreiding van kennis, het gebrek aan vrijheid en de flagrante vrouwendiscriminatie", aldus het rapport, dat door Time prompt werd uitgeroepen tot boek van het jaar en dat in een mum van tijd een miljoen keer werd gedownload. De Arabische leiders keken evenwel de andere kant op, in 2002 evengoed als bij de publicatie van het laatste rapport in 2009. "Onafhankelijke intellectuelen juichten de studies toe", concludeerde de Egyptische professor Moataz Abdel Fattah. "Pro-regime intellectuelen noemden de rapportschrijvers linkse opposanten die de problemen overdreven, de islamisten deden de bevindingen af als westerse propaganda en de beleidsmakers negeerden de aanbevelingen al die jaren totaal."

    Praat voor de vaak

    "Sinds 11 september is er in de Arabische wereld veel retoriek over de noodzaak aan politieke hervormingen en grotere vrijheid, maar daar is niets van in huis gekomen", zo stelt het Arab Knowledge Report (2009). "In de studie van 2004 werd al geconstateerd dat de repressie en de censuur toenamen en dat er een proliferatie optrad van mechanismes waarmee de vrijheid werd beknot. Deze diagnose blijft onveranderd. Reporters sans Frontières rangschikt alle Arabische landen in zijn Persvrijheidsindex in de categorieën 'zeer ernstig' of 'moeilijk'. The Economist Intelligence Unit deed hetzelfde in zijn Democratie-index en Transparency International kwam tot een gelijkaardige conclusie in zijn meting van corruptie. Die drie indicatoren zijn met elkaar verbonden. Elke hoop op een eerlijke sociale verdeling van de resultaten van ontwikkeling zal gedoemd zijn zonder democratisch klimaat, onafhankelijke controlemechanismes en een echte corruptiestrijd."

    Waar zijn de media?

    "De meeste media in de Arabische wereld zijn verbonden aan de overheid of aan grote multimediaspelers. Het gevolg daarvan is commerciële, oppervlakkige content, een politiek discours van loyauteit en een verminderde kennisoverdracht", staat in het Arab Knowledge Report (2009). "Met uitzondering van de satellietzenders en de internetblogs, die de uitlaatklep zijn voor de zichtbaar gestegen activiteit van de jeugd, zijn de vooruitzichten somber."

    Vijftig miljoen nieuwe banen

    "De Arabische wereld staat onder gigantische druk", dixit het jongste Arab Human Development Report. "In 1980 had de regio een bevolking van 150 miljoen mensen, tegen 2007 was dat met 317 meer dan het dubbele en in 2015 zullen het er zelfs 395 miljoen zijn. Zestig procent van de bevolking is jonger dan 25. Uit onderzoek is gebleken dat er 51 miljoen nieuwe jobs nodig zijn tegen 2025." Dat wordt niet eenvoudig, want hetzelfde onderzoek geeft aan dat "de Arabische wereld in 2007 minder geïndustrialiseerd was dan in 1970. De export van afwerkte producten bedroeg in 2007 minder dan 11 procent van de totale uitvoer. De olieproducerende naties deden te weinig om hun economieën te diversifiëren." Sinds 2008 zijn plannen goedgekeurd om meer dan 3.000 miljard dollar te besteden aan constructie-, ontwikkelings- en infrastructuurprojecten. "Bij de realisatie daarvan zouden de werkloze jongeren kunnen worden ingeschakeld maar ze beschikken niet over de noodzakelijke knowhow."

    Waar is de school goed voor?

    Er zijn 60 miljoen analfabeten en "de school is een ondergefinancierde, kaalgeplukte omgeving waarin weinig wordt opgestoken. Leerlingen horen te zwijgen, te gehoorzamen en te memoriseren", meent de Marokkaanse schrijver Karim Nasseri, die zelf in Oujda lesgaf. Goed scoor je daarmee evenwel niet. "Bij de internationale tests van wetenschap en wiskunde, in 2004 evengoed als in 2008, eindigde de Arabische wereld duidelijk onder het wereldgemiddelde", aldus het Arab Knowledge Report.

    Hoe bedoel je, uitvinding?

    "De budgetten voor wetenschappelijk onderzoek zijn laag: zo'n 10 dollar per burger per jaar, tegenover 33 dollar in een land als Maleisië", schrijft het Arab Knowledge Report. Bovendien is er geen link tussen R&D en productie en participeert de private sector nagenoeg niet in de researchkosten. Ter vergelijking: in het Westen financieren bedrijven zo'n 80 procent van het onderzoek. "Dat alles verklaart waarom 2 miljard dollar aan overheidsinvesteringen tussen 2002 en 2006 niet meer dan 38 patenten per jaar opleverden, en de publicatie van zo'n 5.000 academische papers. Sindsdien ging het niet beter: in 2007 waren er 74 patenten, honderd keer minder dan in Zuid-Korea."

    Gelieve hier niet te lezen

    "Twintig zijn in Tunesië betekent verstoken blijven van goede boeken en vertier, kortom veroordeeld zijn tot verveling", zo stelt blogger Mehdi Ayadi. En geef hem maar ongelijk. "Als we alle boeken die jaarlijks in de Arabische wereld worden gepubliceerd onder de bevolking zouden uitdelen", dixit het Arab Knowledge Report, "dan is er één boek per 11.950 burgers, tegenover één voor elke 419 Britten en 713 Spanjaarden". In 2002 kwam het eerste rapport al met verbijsterende cijfers: sinds de negende eeuw werden in de Arabische wereld slechts 100.000 boeken vertaald. Momenteel zijn het er zo'n 330 per jaar, vijf keer minder dan er in Griekse vertaling verschijnen."

    De toekomst ligt elders

    "Eenenvijftig procent van de 24- tot 39-jarigen zegt naar Europa te willen en onder de 19- tot 24-jarigen is dat 45 procent", zo stelde het eerste rapport vast. Zeven jaar later klinkt het in het Knowledge Report: "Wellicht is de waarde van de export van menselijk kapitaal even groot als die van olie en gas. Van alle Arabische studenten die op buitenlandse universiteiten een diploma haalden, keert 45 procent niet terug. En uit onderzoek onder Britse geneesheren blijkt dat 35 procent van Arabische origine is."

    Een kooi die familie heet

    Voor zijn boek What's really wrong with the Middle East (2010) interpelleerde de Britse journalist en schrijver Brian Whitaker tal van Arabische intellectuelen over persvrijheid, democratie, kennis, olie en religie. Hij constateerde evenwel dat iedereen het wilde hebben over de ketens van de familie.

    "Er zijn in Egypte een miljoen Moebaraks", zei een Egyptische vriend. "Het autoritarisme beperkt zich niet tot de politiek, het is de modus operandi in de hele maatschappij en het begint al thuis."

    Die vaststelling is niet nieuw. "De Arabische familie, die een veel ruimer concept is dan haar Europese variant, drijft op het concept van de collectieve verantwoordelijkheid voor het individu", schreef de Marokkaanse psycholoog en schrijver Abdelhak Serhane in L'amour circonsis (1996). "Vader is de Rab al Aaila, de god van de familie. Hij is klein, zwak, onderworpen en onwetend tegenover God, maar groot, krachtig, autoritair, dominant en beschermend tegenover de familie.

    "Van de jongere wordt conformisme en gehoorzaamheid geëist, want het tegendeel brengt de groepscohesie in gevaar. Wie zich daar aan waagt, riskeert uitsluiting en beschimping.

    "Toch wordt het conflict tussen de groepsnorm en de verzuchtingen van het individu almaar groter. Steeds meer jongeren willen voor zichzelf leven, wat komt door de breuk in de communicatie tussen de generaties, alsook door de algemene malaise."

    Inshallah/ mashallah

    Vrijheid is ook de vrijheid om te geloven. "De cartesiaanse gedachte dat de mens meester is van zijn bestaan, luidde voor het Westen de moderniteit in", meent Abdessamad Dialmy, auteur van Jeunesse, sida et islam au Maroc. "Het fundamentele probleem in de Arabische wereld is evenwel dat het individu nog niet is geboren. God is de centrale en ultieme referentie. We hebben politieke partijen die praten over democratie en mensenrechten maar geen enkele stelt de mens centraal, niemand strijdt voor godsdienstvrijheid."

    Moeders, wijfjes en echtgenotes

    "Misschien is het probleem van de vrouwendiscriminatie nog wel het ergste van de drie struikelblokken voor ontwikkeling", meent het eerste Arab Human Development Report. "Het treft immers de helft van de bevolking en uit zich in verdrukking en ongelijkheid, verkrachtingen, genitale verminking, kinderhuwelijken en eremoorden."

    De Marokkaanse schrijver Serhane stelt vast dat er nu "meer vrije huwelijkskeuze is, dat meer meisjes naar school gaan en meer vrouwen werken. Maar de fundamentele waarden blijven behouden omdat ze de basis vormen van de macht van de groep. Mijn waarde als man, als Arabier, als moslim, zit tussen mijn benen. En mijn zussen, die hebben de familie-eer tussen de hunne. De viriliteit voor de enen, de eer voor de anderen. De respectabele man is hij die de seksualiteit van de vrouwen onder zijn hoede weet te controleren, wat alleen mogelijk is als hij hun contact met de buitenwereld bepaalt. Maar dat wordt steeds moeilijker en dus conflictueuzer".

    "De gendersegregatie is nog steeds erg groot",vindt socioloog Dialmy. "De door de sexen gedeelde publieke ruimte wordt niet normaal beleefd maar vanuit het schema van de verleiding. Het is verleiden te voet, per auto, overal en altijd. Voor mannen zijn er drie soort vrouwen, die nooit de gelijke zijn van mannen: de wijfjes, de echtgenotes (reëel of potentieel) en de moeders en tantes."

    06-02-2011 om 23:05 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    01-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer

    De 23-jarige zoon van een hoge Chinese politiefunctionaris die op 16 oktober dronken inreed op twee meisjes, is zaterdag veroordeeld tot zes jaar cel en meer dan 50.000 euro compensatie aan de slachtoffers. Het incident was een symbool geworden voor machtsmisbruik door hoge ambtenaren en leidde tot een felle internetcampagne.

    De 20-jarige Chen Xiaofeng was op die oktoberavond met haar vriendin aan het rolschaatsen op de universiteitscampus van Baoding toen een wagen met hoge snelheid op hen inreed. Chen werd de lucht ingegooid en overleed later aan haar verwondingen, het andere meisje brak een been. De dronken chauffeur probeerde vluchtmisdrijf te plegen maar werd door de veiligheidsagenten op de campus aangehouden. "Probeer me maar te vervolgen", schreeuwde de man. "Mijn vader is Li Gang."

    Het nieuws zorgde voor grote beroering op het Chinese internet omdat het een bijzonder herkenbaar verhaal was over een boosdoener die geloofde dat hij middels zijn goede connecties als zoon van de vicecommissaris van politie kon wegkomen met zijn misdaad. Verschillende censuurpogingen mislukten, waarop de overheid besloot om het nieuws dan maar te 'begeleiden'. Aldus verscheen de politiechef samen met zijn zoon vijf dagen na de feiten huilend op de nationale televisie, vragend om vergiffenis aan het hele volk. Het manoeuvre sorteerde evenwel niet het gewenste effect: in de blogs en reacties die in de daaropvolgende dagen verschenen, toonden velen zich geschandaliseerd over "de pogingen om de eigen job toch maar te redden door in tranen op tv te komen".

    'Mijn vader is Li Gang' werd een ware strijdkreet en de vrouwelijke blogger Varkensvoet Beta lanceerde een poëziewedstrijd waarbij 'Mijn vader is Li Gang' geïncorporeerd werd in klassieke gedichten evengoed als in propagandafrasen uit de maoïstische tijd. Meer dan 6.000 internauten bedachten Li Gang-rijmpjes en tevens doken spottende posters op, alsook verkeersborden met als tekst 'Gelieve traag te rijden, uw vader is niet Li Gang'.

    Internationaal bekend kunstenaar Ai Weiwei publiceerde op zijn site een interview met de ouders van het doodgereden meisje, dat prompt door de censors werd verwijderd.

    Zoon Li werd negen dagen na de feiten gearresteerd maar ondertussen werd grote druk uitgeoefend op de nabestaanden om de zaak te laten vallen. De advocaat, Zhang Kai, werd door zijn cliënten zelfs bedankt voor zijn inspanningen, "aangezien de kwestie opgelost was". Een dergelijke afloop, zo zei Zhang in een interview met de New York Times, "is heel courant als het gaat om gewone burgers die het moeten opnemen tegen machtige figuren. Macht is in de hedendaagse Chinese samenleving veel belangrijker dan individuele rechten en vrijheid." Maar de kwestie bleef reacties genereren op internet, wat er volgens waarnemers toe heeft geleid dat de dronken chauffeur vorige week in het beklaagdenbankje verscheen. Zaterdag volgde het vonnis: de Chens krijgen meer dan 46.000 euro aan schadevergoeding, het andere meisje zo'n 9.000 euro. En zoon Li gaat voor zes jaar achter de tralies.

    01-02-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    31-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EGYPTE
    De afweging die de Egyptische strijdkrachten momenteel maken, zo menen waarnemers, is hoe ze hun verregaande invloed en privileges kunnen veiligstellen zonder dat het land in totale chaos desintegreert.

    "Lang leve het leger, mogen de soldaten met ons zijn", werd gisteren op het Tahrirplein gescandeerd toen gevechtsvliegtuigen overvlogen. De hoop die de demonstranten uitspraken was dat het met de Egyptische strijdmacht zou mogen gaan als met de Tunesische dik twee weken geleden. Generaal Rashid Ammar vertelde de Tunesische president Ben Ali toen onomwonden dat hij er niet op moest rekenen dat soldaten op demonstranten zouden schieten.

    Maar Egypte is Tunesië niet. Ben Ali spendeerde niet meer dan 1,4 procent van het bnp aan het leger en hield er slechts 36.000 officieren op na. Als gewezen minister van Binnenlandse Zaken steunde hij voor de uitbouw van zijn autoritaire bestuur vooral op de politiediensten. Egypte mag dan 1,4 miljoen mensen tewerkstellen in verschillende politiediensten en organisaties van binnenlandse veiligheid, fundamenteel is het huidige regime gebouwd op het leger, met 460.000 militairen de tiende grootste strijdmacht ter wereld.

    Het waren de zogenaamde 'Vrije Officieren' die in juli 1952 gebruik maakten van het volkse ongenoegen om koning Farouk af te zetten en een staatsbestel te installeren waarin militairen een doorslaggevende rol spelen. Onder Gamal Abdel Nasser (1956-1970) was die legerdominantie in het bestuur erg zichtbaar: tal van ministers in zijn regering waren militairen. Ook onder Anwar Sadat (1970-1981) was het leger, mede door de Jom Kippoeroorlog, doorslaggevend. Op het eerste gezicht lijkt het alsof Moebarak (1981-nu) het leger uit de politieke besluitvorming heeft geweerd, maar dat wordt door expert Steven A. Cook in Ruling But Not Governing: The Military and Political Development in Egypt, Algeria, and Turkey overtuigend weerlegd.

    Hij stelt dat de militairen de baas zijn zonder te besturen: ze beschikken over gigantische privileges, gaande van eigen scholen, ziekenhuizen, clubs, shoppingcentra, residentiële woonwijken en zakenimperia en de topkaders zien hun carrière veelal bekroond met een provinciegouverneurschap. "Er is een democratische façade met het parlement als uithangbord, waarachter militaire instituties schuilgaan die louter begaan zijn met de handhaving van de invloed en voordelen van de strijdkrachten ten koste van de maatschappij", schrijft Cook.

    Geldkraan dicht

    De Egyptische strijdkrachten zijn in de voorbije decennia slechts twee keer tegen onlusten opgetreden: bij de broodrellen van 1977 en tijdens de loonrevolte van een onderdeel van de veiligheidstroepen in 1986. Bovendien heeft het leger zich vanaf de jaren negentig gedistantieerd van het erg repressieve beleid van minister van Binnenlandse Zaken Zaki Badr en de door hem gecontroleerde veiligheidsdiensten. Maar dat heeft volgens Sherifa Zuhur, auteur van Egypt: Security, Political and Islamist Challenges veel minder van doen met democratische spirit dan met een poging om de gramschap van het volk te vermijden, gezien de gigantische economische en financiële belangen die het leger heeft.

    De vrijwaring van die fortuinen en privileges staat ook nu voorop. Tot voor kort was Moebarak de facilitator en beschermheer daarvan, maar de volksopstand die in het kielzog van de Tunesische Jasmijnrevolutie werd ontketend, geeft aan dat de 83-jarige president nu eerder een blok aan het been is dan een garantie voor de toekomst.

    Een bijkomend probleem is dat het leger sinds de Camp David-akkoorden van 1978 in belangrijke mate door Washington wordt gefinancierd: de VS verstrekte in de voorbije 32 jaar al meer dan 38 miljard dollar aan militaire hulp. Het Pentagon bleek een trouwe vriend: de grootschalige mensenrechtenschendingen in Egypte worden al 30 jaar door de vingers gezien. Maar nu wordt het flink lastig. Als Amerika's 'strategische bondgenoot in de regio' een bloedbad aanricht onder de eigen burgers, dan wordt dat voor de VS diplomatiek onverkoopbaar.

    De Egyptische stafchef Sami al-Anan was tot afgelopen vrijdag in Washington voor reeds lang gepland strategisch overleg. Verschillende Amerikaanse kranten stellen dat hij met een heel duidelijke boodschap van zijn broodheren naar Caïro is teruggekeerd: heet het nieuwe Tiananmen Tahrir, dan wordt de Amerikaanse geldkraan dichtgedraaid. Een weinig aantrekkelijk vooruitzicht. Wat Moebarak daar tegenover zet, zal wellicht bepalen wiens kant het leger kiest.

    31-01-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    16-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUNESIE - Facebook heeft het land gered
    'Voortaan is Che Guevara gewapend met een laptop', zegt Yassine Ayari (29), 's lands bekendste blogger en boegbeeld van de jongeren. 'Wat op 18 december in Sidi Bouzid gebeurde de politie schoot op betogers deed zich in 2008 voor in Redeyef. Waarom leidde dat nu tot een nationale revolte en toen niet? Door het internet.'

    Yassine Ayari noemt zichzelf 'un garçon typique': zoon van een hoger opgeleide overheidsambtenaar, gediplomeerd informaticus met een baan die hem tijdelijk naar Brussel bracht, echtgenoot en vader van een zoontje. "Iemand die te veel te verliezen heeft dus, om zich met dwaze dingen als kritiek op het regime in te laten", lacht hij. En toch. Hij herinnert zich dat hij als 15-jarige niet begreep dat zijn land een president had 'zonder enige tekortkomingen'. "Mijn vader keek me veelbetekenend aan toen ik de vraag stelde en verdween meteen van tafel."

    De echte déclic kwam twee jaar later, toen hij met zijn vrienden op de metro in Tunis zat en een politieman hem toesnauwde dat hij moest ophouden met lachen. Zijn vraag of dat soms verboden was, genereerde een harde klap in zijn gezicht. "Ik ben thuis, in de voorstad Bardo, meteen naar het politiebureau gegaan. Maar men wilde mijn klacht niet behandelen. Als we die man opsporen, dan zegt hij geheid dat je de president hebt beledigd en krijg je 20 jaar cel", luidde het. Thuisgekomen prees mijn moeder zich gelukkig dat ik nog leefde, terwijl vader vond dat ik die klap van de agent vast had verdiend."

    De jonge Ayari verbeet zijn vernedering, begon boeken over ideologie en vaderlandse geschiedenis te lezen en ging informatica studeren in Tunis. "Ik was geen lid van een partij maar wel iemand die zei: ik hou niet van die Ben Ali. Sommigen dachten dat ik een overheidsspion was die wilde provoceren, anderen deden me af als een dwaas.

    "De kiemen van de huidige strijd dateren uit die periode, toen Zouhair Yahyaoui anoniem het eerste satirische blad, TUNeZINE, lanceerde. De politie wist hem uiteindelijk op te sporen, hij kreeg drie jaar celstraf en werd een paar maanden voor zijn dood in 2005 doodziek vrijgelaten. Hij was 38."

    Vervolgens werden de eerste chatgroepen gecreëerd. Er ontstond een echte gemeenschap, waarvan de overheid aanvankelijk niet doorhad dat ze potentieel subversief was. "We schuimden het internet af en vonden antwoorden op alle vragen die we ons hele leven al hadden. Tevens zagen we dat alle mensenrechtensites geblokkeerd waren en begonnen artisanale methodes te ontwikkelen om dat te omzeilen."

    Kwaliteitslabel 404

    Toen begon de overheid blogs te censureren we noemden dat het 404-label, naar de melding error 404 die opduikt als een pagina is geblokkeerd. Voor ons was dat een soort van kwaliteitsmerk. De censors gingen overigens erg amateuristisch te werk: al wie te veel bezoekers had, ging eruit. Het overkwam zelfs de populairste kooksite."

    Ondertussen arriveerde Facebook. "Het succes was meteen gigantisch. Onderhand zijn er 1 miljoen profielen, een per tien inwoners. Facebook heeft de politiek gedemocratiseerd, daar ontdekten we andere activisten, overlegden we over strijdthema's.

    "De overheid zag dat ook in en verbood Facebook in mei 2009 gedurende een paar weken. Wellicht was dat haar grootste politieke fout. Immers, officieel was er geen censuur maar nu werd ze voor iedereen zichtbaar. Noem het een ongewilde sensibiliseringscampagne jegens de modale burger. Het was toen de president die persoonlijk de herlancering gelastte, zoals hij dat eerder deze week deed met het geblokkeerde YouTube. We mochten hem dus dankbaar zijn, al waren de profielen van activisten voortaan geblokkeerd.

    "De volgende fout was de arrestatie in november 2009 van Fatma Arabica, een lerares die een erg succesvolle, sterk ironische blog had. Normaliter zwijgen Tunesiërs over dergelijke zaken om zelf niet in moeilijkheden te komen. Maar de hele Facebookgemeenschap vroeg haar vrijlating, die er uiteindelijk ook is gekomen, zonder aanklacht. Het internet heeft haar dus zonder meer gered."

    Maar het regime sloeg terug: in april 2010 gingen steeds meer blogs en sites dicht. "We besloten op Facebook actie te voeren met een petitie tegen censuur die in een mum van tijd 10.000 handtekeningen kreeg. We besloten groter te mikken en de eerste burgerbetoging sinds de onafhankelijkheid te organiseren. Het regime op zijn eigen paradox wijzen was ons doel. Immers, constitutioneel hebben we burgerlijke en politieke vrijheden, in realiteit geldt dat geenszins.

    "Mijn omgeving noemde me een absolute dwaas maar ik diende met mijn vriend en blogger Slim Amamou de aanvraag in." De overheid reageerde volstrekt niet, waarop het duo aan de vooravond van de op zaterdag 22 mei geplande betoging tot afgelasting besloot. "Zonder toestemming riskeerden we politiegeweld. We wilden protesteren maar dat mocht niet in arrestatie, verwonding of dood resulteren."

    De politie pakte beide initiatiefnemers op en liet hen na een ondervraging van meer dan 12 uur weer vrij. "Toen ik die nacht weer achter mijn computer zat, wist ik waarom ze ons niet hadden gemarteld of vermoord. Er waren honderden berichten op Facebook en in de internationale media over onze verdwijning. Het internet had ook ons gered.

    "We hebben iedereen toen opgeroepen om de volgende dag gekleed in een witte T-shirt te gaan wandelen op de Avenue Bourguiba. We achtten arrestatie uitgesloten en toch werden mensen op de trein naar Tunis door de politie afgetroefd."

    Ayari en Slim zetten evenwel door en besloten twee maanden later om alle parlementariërs alsook de minister van Binnenlandse Zaken in een aangetekend schrijven te vragen hoe het eigenlijk zat met de vrijheid. Wat mocht, wie bestrafte en hoe? "Andermaal kwam er geen reactie, waarop we besloten om een flash-act te doen. Verzamelen en een halve minuut zwijgen met de hand op de mond. De arrestaties bleven evenmin uit."

    Ondertussen werden de beide jongemannen door tal van politieke opposanten benaderd. "Ze beseften dat wij de jongeren konden bereiken, iets wat zij al 20 jaar vruchteloos probeerden. En dus kregen we aanbiedingen voor lidmaatschap hier en daar, wat we prompt afwimpelden. Je moet eerst burger zijn, en dus rechten hebben voor je politicus kunt worden. Maar als ik nu hoor dat er over zes maanden vrije, eerlijke verkiezingen komen, dan zeg ik tegen mezelf: ik stel me kandidaat."

    Informatiestroom

    Toen de huidige revolte op 18 december begon met de protesten van Sidi Bouzid, was Ayari in België voor zijn job maar virtueel is hij voortdurend aanwezig. "Meteen stuurden mensen beelden door. Er kwam een mediaoorlog, parallel met de strijd op straat. Nacht na nacht werkten we aan het uploaden van alle informatie, ik prees mezelf gelukkig dat ik IT'er was. De reactie was fenomenaal: om vier uur 's ochtends werden we nog door 400 mensen gevolgd."

    Ayari meent dat het die voortdurende stroom van informatie is, die geheel haaks staat op de langue de bois van de overheid, die voor de nationale mobilisatie heeft gezorgd. "Er waren beelden, commentaren, solidariteit.

    "Aanvankelijk verwonderde het ons dat de internationale media zwegen; toen in Iran de protesten begonnen, zat het fenomeen 24 uur later op CNN. Ons volk heeft het alleen moeten doen. We hebben begrepen dat het Westen sommige regimes weg wil, andere niet. Maar we beschikken nu over de knowhow om anderen te helpen. Je kunt je niet voorstellen hoeveel Noord-Afrikanen me de voorbije dagen zeiden dat ze wensten dat zij Tunesiërs waren. En voor mij is dit de gelukkigste dag ooit."

    16-01-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid


    De dood van de 26-jarige werkloze universitair Mohamed Bouazizi was zonder meer de trigger van de huidige protesten. De man vond geen job en besloot dan maar te overleven met de verkoop van groenten en fruit op de markt. Maar aangezien hij niet over de nodige vergunningen beschikte, werd zijn handeltje opgedoekt door de politie, waarop hij zichzelf in brand stak.

    Dat Bouazizi's wanhoopsdaad zoveel weerklank vond in Tunesië, heeft er alles mee te maken dat 42 procent van de bevolking jonger is dan 25 en dat de jeugdwerkloosheid gigantisch is. Tegelijk blijkt het opzetten van een eigen zaak een bijzonder lastig te verwezenlijken alternatief.

    Wie het in augustus gepubliceerde rapport 'Global Employment Trends for Youth' van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) leest, krijgt het gevoel dat een ware tijdbom tikt in heel Noord-Afrika. In geen enkele andere regio ter wereld is de jeugdwerkloosheid zo groot: slechts vier op de tien jongemannen werken en onder de vrouwen is dat zelfs minder dan twee op de tien. Bovendien gaat het niet de goede kant op. Terwijl verwacht wordt dat de jeugdwerkloosheid wereldwijd zal teruglopen in 2011, zijn het Midden-Oosten en Noord-Afrika de twee enige regio's waar ze zal blijven stijgen.

    Bovendien maken de jongeren 60 procent uit van het totale aantal werklozen, een nergens elders geziene proportie. Opvallend is ook hoe talrijk de opgeleiden zijn binnen die groep. "Het aanbod van hoogopgeleide jongeren overstijgt ruim de vraag, wat betekent dat de werkloosheid juist in die groep nog het meest toeneemt", aldus het rapport.

    Is het een alternatief om een eigen zaakje te beginnen? Bouazizi ondervond alvast van niet en ook die ervaring is voor veel jonge Tunesiërs herkenbaar. Uit het in november door de Wereldbank gepubliceerde 'Doing Business 2011' blijkt dat er 10 vergunningen nodig zijn om een eigen zaak op te starten, wat normaliter zo'n 5 procent van het modale jaarinkomen van een Tunesische burger kost. Gaat dit ook gepaard met enige bouwwerken, dan zijn er 20 bijkomende toelatingen nodig, wat een kleine 100 dagen in beslag neemt en het achtvoudige van een modaal jaarinkomen kost. Bovendien moeten er per jaar 8 keer alle soorten van belastingen worden betaald, wat samengeteld neerkomt op ongeveer twee derde van de potentiële winst. Met andere woorden: een zaak beginnen is moeilijk, duur en tijdrovend en dus voor velen geen alternatief voor werkloosheid.

    Bovendien heeft het niet vinden van een baan een gigantische impact: wie geen inkomen heeft, kan geen eigen flat betalen en is niet in staat om te trouwen. Noodgedwongen wonen jongemannen en vrouwen bij hun ouders in en worden ze verondersteld zich voorhuwelijks te onthouden. "We hebben het gevoel dat ons leven voor onbepaalde tijd in de ijskast is gezet", aldus een demonstrant."

    14-01-2011 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:ARABISCHE WERELD
    25-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
    Illegalen uit de hele wereld die vanuit het Franse Calais naar Groot-Brittannië proberen te komen, officieel behoort dat sinds september 2009 tot het verleden. Maar hoe komt het dan dat 250 Afghanen, Irakezen, Koerden en Afrikanen in de sneeuw aanschuiven voor de bedeling van kippensoep met macaroni? door catherine vuylsteke

    Calais, even voor half één 's middags. De sneeuw blijft gestaag uit de hemel vallen. In het havengebied dat zich voorbij het pompeuze gemeentehuis uitstrekt, staat een gure wind. Kleine groepjes jongemannen in dikke sjaals en bivakmutsen haasten zich door de Moskoustraat. Om de hoek staan enige tientallen anderen zich warm te springen voor een gesloten zwart hek. "Hier is het". Samir (26) wijst naar het braakliggende terrein naast een oude loods.

    Uiteindelijk gaat de poort open. De mensen lopen onder een plastic afdak naar de caravan van de ngo L'auberge des Migrants die hier twee keer per week voedsel bedeelt. Een bejaarde vrouw schept kippensoep met macaroni in plastic bakjes, haar collega overhandigt groene zakken met stokbrood, een gekookt ei en een blikje sardienen, terwijl een andere vrijwilliger hete thee in bekertjes giet.

    Samir neemt zijn lunch in ontvangst en gaat onder het afdak naast zijn vrienden op de grond zitten. Het gezelschap eet in stilte. "Geloof me, het valt niet mee", zegt de Iraakse Koerd tenslotte. "Nog vijfenhalf uur voor we weer worden toegelaten in het tijdelijk tot slaapzaal omgetoverde gymnasium hierachter. Ik voel mijn benen nog nauwelijks. We zijn al van zeven uur vanochtend door de straten aan het zwerven en het heeft onafgebroken gesneeuwd. Twaalf uur per dag buiten, bij dit weer is het een kwelling. Als we een café binnenstappen om thee te drinken, worden we weggestuurd. Ze moeten ons niet. En buiten worden we veelvuldig lastiggevallen door de politie. Op topdagen zijn er drie controles per dag. Wie pech heeft, krijgt klappen of wordt meegenomen."

    Geen plaats

    Het is even voor Kerstmis en er is geen plaats in de herberg. Toch niet voor Samir en de rest van de 250 illegalen uit de hele wereld die momenteel in Calais-Sangatte van de ene voedselbedeling naar de andere strompelen, hopend dat de dag gauw om is.

    Nochtans, officieel bestaat het beruchte illegalenkamp sinds september vorig jaar niet meer. Bulldozers egaliseerden de in heel Europa bekende 'jungle', een braakliggend terrein nabij de haven waar toen meer dan 800 illegalen kampeerden. Honderden tenten, een zelf ineengeknutselde moskee en een heuse kruidenierszaak gingen zonder meer tegen de vlakte. Ze werden platgewalst, uitgewist. En met hen de Afghanen, Irakezen, Koerden en Afrikanen die droomden van een leven aan de andere kant van het kanaal.

    Of tenmiste, zo zag Parijs het toch. De realiteit in de verlaten straten rond de haven is anders. "Soms hebben politici simplistische oplossingen voor complexe problemen", meent Sylvie Copyans van de ngo Salam, die op de meeste dagen van de week de avondvoedselbedeling organiseert. "Aangezien ze inderhaast moesten vertrekken, zijn veel mensen hun hele hebben en houden verloren. En kijk naar het resultaat: ze zitten nu verspreid over heel Calais en zorgen in zekere zin voor meer overlast dan vroeger. Je vindt hen onder bruggen, onder opleggers van vrachtwagens, op elke denkbare droge plek uit de wind. Momenteel bivakkeren de 250 à 300 illegalen tijdelijk in een gymnasium, sinds het noodwinterplan van kracht is. Maar zo gauw de temperaturen boven het vriespunt uitkomen, wordt iedereen weer buiten gezet. Probleem opgelost."

    Een Afghaanse jongen van niet eens vijftien trekt zijn pet dieper over zijn oren. Zijn wangen zijn ruw, zijn vingers rood en dik. "Hij is hier met zijn vader en broer", fluistert Samir. "Ze willen vertrekken zodra de vrachtwagens weer mogen rijden, maar met dit winterweer wordt het zwaar transport in heel Frankrijk van de wegen gehouden. Dikke pech."

    Volgens Copyans geraakt nagenoeg iedereen uiteindelijk het kanaal over. "Wie er 3.000 euro voor veil heeft, komt morgen al op zijn bestemming aan, gegarandeerd. Mensen met weinig centen moeten veel langer wachten, tot ze hier of daar een deal kunnen sluiten met een smokkelaar die de laatste plek in de vrachtwagen tegen verminderde prijs weggeeft aan een 'bevriende' klant."

    Samir schudt zijn hoofd. "Ik ben op de terugweg", zegt hij. "Ik ga naar huis, naar Kirkuk. Negen jaar ben ik onderweg. Door Turkije, Griekenland en Italië eerst naar Nederland, waar ik asiel aanvroeg. Nog voor de beslissing viel, vertrok ik naar Groot-Brittannië, waar ik de voorbije zeven jaar illegaal heb geleefd. En nu is het gemis me te veel geworden. Ik heb in Londen ondertussen een vrouw en een zoontje van twee en wil met hen naar huis. Zodra ik veilig thuis ben, reizen zij me achterna."

    "Ik heb grote fouten gemaakt, noem het jeugdige dwaasheid. Ik had van de kans gebruik moeten maken om een diploma te halen, maar ik was verblind. Je eigen geld verdienen, iemand zijn. Ik dacht dat het daarop aankwam en had het ene slecht betaalde baantje na het andere. Ik troost me nu met de gedachte dat ik tenminste Engels heb geleerd. Dat kan me in Iraaks-Koerdistan van pas komen."

    Samir vertrok op zijn zeventiende. "De buurman, een neef, kennissen van school. De ene na de andere ging naar het buitenland en toen ze enige jaren later terugkeerden, werden ze als helden onthaald. Ze vertrokken om terug te kunnen keren, om thuis iemand te worden."

    "Ik dacht: ik waag mijn kans, zelfs al raadden veel van die teruggekeerden me dat af. Ik wilde niet luisteren, evenmin als de jongeren hier willen horen dat hen in Groot-Brittannië geen glorieuze toekomst wacht. De voorbije dagen heb ik geprobeerd er met sommigen over te praten maar niemand had oren naar mijn verhaal."

    Lange weg naar huis

    Hoe komt het dat Samirs reis van Londen naar Kirkuk tijdelijk in de besneeuwde straten van Calais eindigt? Hij kon in de Britse hoofdstad evengoed een beroep doen op het vrijwillig terugkeerprogramma dat de International Organization for Migration (IOM) in samenspraak met nationale overheden opzet. "De premie voor terugkeerders is hier hoger dan in Groot-Brittannië", legt Copyans uit. "Vanuit Calais kan je op zo'n 2.500 euro rekenen en dat is bepaald meer dan je in Londen krijgt".

    "De twee programma's die wij aanbieden, voorzien zo'n 587 euro cash bij vertrek, en 1.175 tot 1.700 euro aan gepersonaliseerde diensten na aankomst", zo vertelt de persvoorlichter van IOM-Londen. "Het allerbelangrijkste is dat mensen beseffen dat het niet louter om financiële hulp gaat, maar veeleer om een re-integratie-bijstand. In nauwe samenwerking met de meer dan 400 IOM-kantoren in de hele wereld bekijken we individueel wat de terugkeerder nodig heeft. 85 procent van onze klanten blijkt vooral geïnteresseerd in bijstand voor het opstarten van een eigen zaak, maar evengoed helpen we jongeren om zich in te schrijven aan de universiteit of om een woning te vinden in hun geboorteplaats."

    Terugkeer vanuit Frankrijk is financieel voordeliger dan vanuit Groot-Brittannië, dat op zijn beurt een interessantere optie is dan België. Moet de Europese Unie inzake terugkeerbeleid niet aan een harmonisering van de premies en diensten werken?

    "Daar zijn wij het helemaal mee eens", zo heet het bij IOM-Brussel. "En wat de diensten betreft, zijn de meeste landen al op elkaar afgesteld, precies omdat men samenwerkt met de kantoren ter plaatse. Dat er ook inzake de vertrekpremies een standaardisering moet komen, is een feit. En daar wordt momenteel aan gewerkt, zodat de premiejagers worden ontmoedigd. Maar dat is geen beslissing van IOM. Het zijn de nationale overheden die bepalen hoeveel ze geven en op welke manier."

    Samir hoopt tegen nieuwjaar thuis te zijn. "Elke avond vraag ik me af hoeveel nachten ik nog alleen moet doorkomen. Soms is het gemis zo erg dat het pijn doet. Maar ik weet dat het mijn eigen dwaasheid is die hiervoor verantwoordelijk is. En ik zeg tegen mezelf dat ik nog jong genoeg ben om thuis een nieuw leven te beginnen. Niet?"


    25-12-2010 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    18-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
    Zowel de Zweedse meubelgigant Ikea als de Amerikaanse hamburgerreus McDonald's ziet het groot in China: in de komende vijf jaar plannen ze een verdubbeling van hun aantal vestigingen. Beide bedrijven mogen dan prat gaan op de uniformiteit van hun producten wereldwijd, ze vonden zichzelf in China opnieuw uit.

    Een middagje bij Ikea of lunchen bij McDonald's heeft weinig te maken met liefde voor Zweeds minimalisme of een voorkeur voor een snelle, vette hap. Consumentenonderzoek van McKinsey geeft aan dat het eerder gaat om een familie-uitje met Disneyallure.

    Wie een bezoek brengt aan een van de acht Ikeawinkels in China merkt meteen dat er anders wordt geshopt dan in pakweg de Anderlechtse vestiging van de Zweedse gigant. Het opvallendst is de uiterst empirische aanpak van de consument: met uitzondering van de (boeken)kasten, wordt alle meubilair door de hele familie uitgeprobeerd. Hoe lekker ligt het bed? Een hazenslaapje zal het leren. En of de fauteuils comfortabel zitten, mag na een halve middag verwijlen wel blijken. Vraag het aan de slapers, zitters of slenteraars: het gros heeft geen papiertje op zak met de exacte afmetingen van slaap- of woonkamer. Plannen om een zithoek aan te schaffen zijn er niet. Om binnenhuisinrichting draait het voor veel van de consumenten immers niet. Ze brengen een dagje in pseudo-Europa door, compleet met Zweedse balletjes of varkensribbetjes in soja voor de kleinere avonturiers en een ijsje voor hun kroost.

    Beleving

    Dat heeft niet louter met een kleiner budget te maken. Noemt slechts 40 procent van de Europeanen zich liefhebber van winkelen, dan blijkt uit een McKinsey-onderzoek in China dat drie kwart van de ondervraagden zijn vrije tijd het liefst in shoppingcentra en oorden als Ikea doorbrengt. Het gaat hier over een vorm van ontspanning die niet per se gelieerd is met de besteding van het budget. Of zoals een van de bevraagden het stelde: "We hadden vandaag ook naar de Lange Muur of de Verboden Stad kunnen rijden, maar uiteindelijk verkozen mijn vrouw en dochter Ikea."

    Ze zoeken geen Billyboekenrek, maar verpozing. Het management van Ikea beseft dat maar al te goed en speelt daar in het kader van zijn toekomstvisie voor de Chinese markt welwillend op in. "Het idee is dat als je al tien jaar naar onze winkels komt voor hotdogs, gehaktballetjes of ijsjes, je misschien ook aan Ikea zal denken bij de aanschaf van een sofa", zo vatte Ian Duffy, directeur van Ikea Azië, het in een recent interview in Wuhan samen. "Sommigen komen gewoon voor de ervaring en voor ons is dat best."

    Vorig jaar maakte Ikea 370 miljoen euro winst in China, wat neerkomt op minder dan 14 procent van het totaal.

    Wereldwijd heeft de meubelreus 280 vestigingen. De eerste Chinese winkel kwam er in Shanghai in 1998. Anno 2010 zijn er acht in evenveel steden en dat aantal moet in de komende vijf jaar verdubbelen.

    Hoewel Ikea in principe in elke vestiging dezelfde producten aanbiedt, is de aanpak toch aangepast aan de Chinese markt. Yijia (letterlijk: comfortabel huis), zoals Ikea in China heet, voert jaarlijks rond de grote koopperiode voor Chinees Nieuwjaar een opgemerkte actie, waarbij vaak een deel van de winst naar een goed doel gaat.

    Zo werd Unicef China beter van de verkoop van speelgoed in februari en maart van 2007, terwijl eerder een partnerschap werd opgezet met het WWF. En net na de aardbeving in Wenchuan in mei 2008 stortte het Zweedse bedrijf een flinke som voor hulp aan de slachtoffers.

    Ongetwijfeld past dat in de Ikeastrategie van 'ethisch ondernemen', maar tegelijk wordt er ook geappelleerd aan de leefwereld van de goed opgeleide, stedelijke middenklasse, die het belangrijkste doelpubliek uitmaakt van de meubelreus.

    Ook in andere opzichten speelt Ikea in op de Chinese culturele geplogenheden. Vijf procent van de producten zijn alleen voor de Chinese markt bestemd. Denk maar aan tal van soorten hakmessen of eetstokjes. Maar het zit hem ook in de filosofie. Door op regenachtige dagen de prijs van paraplu's met de helft te verminderen, geeft Ikea aan dat het een langetermijnrelatie met zijn klanten wil opbouwen, en niet uit is op snel profijt.

    Bovendien is de in 2003 in Shanghai geopende vestiging niet in een goedkope uithoek van de stad gelegen, maar juist in de prime location Xu Jia Hui, die vlot bereikbaar is met het openbaar vervoer. Een brand moet immers classy zijn en niet zozeer voordelig.

    Ook het 'Do it yourself'-concept is in China minder uitgesproken. Intellectuelen verdoen er hun weekends niet met het in elkaar knutselen van keukenkasten, en dus wordt relatief voordelige assistentie aangeboden, iets waar veel meer klanten gebruik van maken dan in Europa.

    Wat voor Ikea geldt, gaat in zekere zin ook voor fastfoodgigant McDonald's op. De keten plant een gigantische uitbreiding: van zo'n duizend vestigingen naar het dubbele tegen 2015. En wat de Chinese consument aantrekt, is niet het product op zich maar de beleving.

    McDonald's deed in 1990 zijn intrede in China met een vestiging in Shenzhen. Algauw kwamen er in alle grote steden afdelingen van Maidanglao, zoals de hamburgergigant er wordt genoemd.

    Eerst waren hamburgers behoorlijk duur, maar het duurde niet lang vooraleer een bezoek aan een fastfoodtent gezien werd als een niet te missen onderdeel van een dagje shoppen met de kinderen. Niet zelden, zo blijkt uit onderzoek, aten ma en pa helemaal niets, terwijl de kleine keizer zich te goed deed aan een Happy Meal. "We wilden ons even in New York wanen", zo zei een van de bevraagden. "We stellen ons voor dat middenklassers daar op dezelfde manier hun vrije middag doorbrengen."

    Dat klopt evenwel niet. In de VS geldt de fastfoodgigant als een plek voor een snelle, goedkope hap, eerder alleen genuttigd en in hoofdzaak populair bij de arbeidersklasse. De Chinese klanten, daarentegen, zijn doorgaans middenklassers en bezoeken het etablissement niet omwille van het eten, dat ze qua smaak "minderwaardig vinden aan het Chinese eten".

    McDonald's is een sociale marker. Bovendien, kinderen zijn er gek op, het is er erg schoon en het menu is gestandaardiseerd. Terwijl alle Chinese steden en zelfs het gros van de restaurants eigen specialiteiten aanbieden, waarbij je moet weten wat waar aangewezen is, zijn er bij McDonald's geen verrassingen.

    In de komende jaren plant de hamburgerreus ook tal van drive-ins, zoals die in de VS populair zijn. Daarmee spelen ze in op het sterkste symbool van sociale status: het bezit van een eigen auto.

    18-12-2010 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    11-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
    De ongeziene golf van arrestaties van politieke dissidenten en activisten in China in de voorbije dagen geeft aan hoeveel belang Peking hecht aan de Nobelprijs. 'Sinds de jaren tachtig is er een waar Nobelcomplex', aldus professor Julia Lovell.

    Zo'n duizend genodigden waren gisteren present in Oslo voor de lauwering van de Chinese dissident Liu Xiaobo. Niet alleen kon hijzelf niet aanwezig zijn omdat hij een elfjarige straf uitzit in het noordoosten van China, ook de Chinese tv-kijkers kregen de ceremonie niet te zien: buitenlandse zenders werden geblokkeerd.

    Het Nobelcomité riep tijdens de ceremonie op tot zijn onmiddellijke vrijlating, terwijl het effect van zijn bekroning voorlopig veeleer omgekeerd is. In de voorbije dagen werden volgens de VN minstens 20 van zijn vrienden en medeondertekenaars van het Charter 08 (dat hem in de cel deed belanden) gearresteerd. Zo'n 120 anderen kregen huisarrest of mochten niet met reporters praten. Human Rights Watch sprak bij monde van China-expert Nicholas Bequelin over "een ongeziene golf van aanhoudingen".

    Echtgenote Liu Xia wordt thuis in Peking incommunicado gehouden en van de lijst van 140 mensen die ze kort na de bekendmaking van de prijs begin oktober opriep om naar Oslo te gaan, was haast niemand daartoe in staat.

    Concreet waren twee van Liu's Chinese vrienden aanwezig: de dissidente intellectuele Dai Qing, die momenteel een lezingenreeks afwerkt in Canada, en Wan Yanhai, de in mei naar de VS gevluchte directeur van de aidspreventie-ngo Aizhi Foundation.

    Eerder deze week bleek dat achttien naties onder Chinese druk hun kat zouden sturen maar gisteren was het aantal boycotters teruggebracht tot zeventien. Nadat de Servische premier Mirko Cvetkovic donderdag in Brussel een bolwassing had gekregen, zond het land toch een afgevaardigde, met name ombudsman Sasa Jankovic. Als het land EU-toetredingsaspiraties koestert, zo heette het in Brussel, dan moet het inzake mensenrechten op dezelfde golflengte zitten als de overige EU-lidstaten en niet toegeven aan Chinese druk.

    Jankovic was een van de 1.000 genodigden die luisterde naar actrice Liv Ullman, die stukjes voorlas uit Liu's laatste publieke tekst, zijn verdediging op zijn proces eind 2009. "Ik ben er ten zeerste van overtuigd", schreef hij toen, "dat China politieke vooruitgang zal blijven boeken. (...) Geen enkele kracht kan het menselijk streven naar vrijheid beknotten en uiteindelijk zal China een rechtsstaat worden."

    Peking reageerde niet alleen met een arrestatiegolf op de lauwering van Liu, tevens brachten tal van kranten virulente aanvallen op het Nobelcomité, doorgaans van de hand van 'buitenlandse experts'.

    Zo citeert de partijspreekbuis Volksdagblad de Noorse columniste Hege Ulstein als zou "het Comité niet aan zijn eerste dwaling toe zijn. Hoewel het Comité er in 1998 al van werd op de hoogte gebracht dat Grameenbankstichter Mohammad Yunus met centen sjoemelde, kreeg de man in 2006 toch nog de Nobelprijs voor de Vrede.

    Ook werd een poging ondernomen om de aandacht af te leiden van de Nobelprijs. Donderdag werd in Peking de alternatieve 'Confucius Vredesprijs' uitgereikt. Een succes werd het evenwel niet: de winnaar, de ex-Taiwanese premier Lien Chan (1993-'97), daagde niet op en reageerde evenmin op de lauwering. De 15.000 dollar belopende prijs werd in ontvangst genomen door een onbekend meisje.

    Al deze repressie- en propagandamanoeuvres geven aan hoe zwaar China tilt aan de Nobelprijs voor Liu, hoewel die een persoonlijke erkenning inhoudt en geen oordeel over een land.

    'Nobelprijscomplex'

    In China heerst al decennia wat de Britse professor en vertaalster van Chinese literatuur Julia Lovell een 'Nobelprijscomplex' noemt. Tot dusver hebben slechts zeven etnische Chinezen deze prijs in de wacht gesleept (vier keer voor fysica, telkens één keer voor chemie, literatuur en vrede) maar op de gevangen Liu na woont geen enkele van deze mannen in China. De wetenschappers zijn stuk voor stuk aan VS-universiteiten verbonden. Literatuurlaureaat Gao Xingjian is een in Frankrijk wonende dissidente theaterschrijver, die in de Chinese boeken over de Nobelprijs literatuur zelfs wordt doodgezwegen.

    Al van in de jaren tachtig woedt een fel debat over de vraag hoe het kan dat 's werelds volkrijkste natie zo weinig Nobellaureaten voortbrengt. In The politics of cultural capital (2006) schrijft Lovell dat Nobelprijzen voor Peking in dezelfde categorie thuishoren als Olympische Spelen of WHO-lidmaatschap. Het betreft een "verlangen naar internationale erkenning dat zich vooral vanaf de jaren negentig heeft gemanifesteerd in de bijna pathologische zucht naar internationale prijzen".


    11-12-2010 om 10:01 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    10-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
    Gevangen in een kooi van woorden

    Een lege stoel zal de gevangen Chinese dissident Liu Xiaobo vandaag op de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede in Oslo vertegenwoordigen. Liu is vooral bekend als initiatiefnemer van het in december 2008 op internet gepubliceerde Charter 08. 'Zijn ideaal', schrijft de Neder- landse onderzoekster Woei Lien Chong, 'is niet dat van de filosoof in de rolstoel maar van de man die zich voor zijn ideeën in het gevaar gooit'.
    Liu Xiaobo is altijd een einzelgänger geweest, een al even onconventionele als stoutmoedige veelschrijver die de Chinese tradi- tionele cultuur, het huidige auto- ritaire bestel en de door het esta- blishment gecoöpteerde intellec- tuele klasse genadeloos op de kor- rel neemt: 'Het Chinese volk kan zich alleen bevrijden als het dit credo hanteert: 'alles wat ik ben, ben ik door mijn eigen daden'.'
    Het verhaal van Liu Xiaobo's volwassen leven leest als een 21 jaar oude sage van onvrijheid, die werd gebrandmerkt door de gebeurtenissen op het Tiananmen- plein in het voorjaar van 1989. Luttele dagen na het bloedbad van 4 juni begon voor Liu Xiaobo een eerste periode van detentie, die anderhalf jaar zou duren. In 1996 volgde een nieuwe, driejarige gevangenschap en in december 2008 kwamen de Chinese veiligheidsagenten hem andermaal halen, waarmee het begin werd ingeluid van zijn huidige elfjarige celstraf wegens 'subversie tegen de staat'.

    Gedoemd om te crashen

    Echt vrij is Liu sinds 1989 niet meer geweest. Ook toen hij niet in de gevangenis zat, werd zijn doen en laten in de gaten gehouden. Bij elke gevoelige verjaardag of gebeurtenis of het nu om de jaarlijkse 4 juni ging dan wel om de Olympische Spelen van 2008 werd hem huisarrest opgelegd. De telefoon werd standaard afgeluisterd, een paspoort heeft hij nooit meer gekregen. Liu is een man van het woord maar zijn essays mochten de voorbije 21 jaar in China niet worden gepubliceerd.
    En toch gaf hij nooit op. "Misschien bestaat mijn persoonlijkheid erin dat ik tegen de muur zal crashen, waar ik ook ga", schreef hij in november 1988 in een brief vanuit Oslo. "Ik kan het allemaal accepteren, zelfs als ik op het einde mijn schedel openbreek. Het zal aan mijzelf te wijten zijn, ik zal het op niemand anders afschuiven." Het zouden profetische woorden blijken.
    Niet zwichten, niet zwijgen. Als er één rode draad loopt door Liu's leven, dan deze. Ze wortelt in zijn door de Culturele Revolutie (1966-'76) bepaalde jeugd, en in zijn autodidactische studie van de westerse filosofie in de jaren tachtig.
    Als 15-jarige verkast de jongen met zijn vader van zijn geboortestad in het noordoosten naar Binnen-Mongolië. In 1976 werkt hij een jaar lang als muurschilder. "Later zei Liu dat hij ontzettend dankbaar was voor de Culturele Revolutie omdat ze hem de vrijheid had gegeven te doen wat hij wilde", zo schrijft Geremie Barmé. "Hij werd vrijgesteld van een onderwijsproces dat hij louter ziet als een vorm van onderwerping van het individu."

    Het superieure Westen

    Na de Culturele Revolutie studeert Liu in Changchun en later in Peking, waar hij in juli 1988 een doctoraat in de filosofie behaalt. Het is in die periode dat zijn visie vaste vorm krijgt en dat hij de eerste van zo'n 800 essays en boeken schrijft. "Het leitmotiv in zijn werk uit die periode", meent de Nederlandse onderzoekster Woei Lien Chong, "is zijn overtuiging dat westerse literatuur en filosofie superieur zijn aan hun Chinese tegenhangers omdat ze begaan zijn met vrijheid en individualisme in plaats van te focussen op de handhaving van de sociale orde, zoals de Chinezen dat doen. Liu plaatst zichzelf expliciet in de traditie van die Chinese hervormers die totale verwestersing bepleiten, wat neerkomt op een vrijwillige excommunicatie uit het gros van de Chinese intellectuele kringen."
    Vooral met zijn cynische uitspraak dat "de Chinese maatschappij in die mate bankroet is dat ze niet in staat is tot herbronning zonder hulp van buitenaf en alleen kan worden genezen met 300 jaar van buitenlandse kolonisatie", jaagt hij velen tegen zich in het harnas. Twintig jaar later vroegen journalisten hem of hij ondertussen van mening was veranderd. "Geenszins", antwoordde Liu.
    Liu's wereld- en mensbeeld stoelt op een eigenzinnige interpretatie van Kant, Hegel, Nietzsche, Sartre en Camus, wier filosofische concepten hij op een polemische manier aanwendt om zowel de Chinese traditie als het communisme te hekelen binnen een zelf bepaald raamwerk van dualiteit tussen 'rede' en 'gevoel'. "Rede is daarin 'de zucht naar sociale harmonie, wat op zijn beurt een eufemisme is voor de onderdrukking van het individu in naam van het collectieve belang", zo schrijft hij in Mist der Metafysica (1989). 'Gevoel' daarentegen is de bron van leven voor het unieke, creatieve individu. Het is de motor van de autonome gedachte en van verzet tegen het rigide netwerk van dogma's dat de rede met zich meebrengt.

    De neergang die China vanaf het laatste keizerrijk kenmerkte, is in zijn visie het gevolg van de totale verdrukking van 'het gevoel' en van het creatieve individu door het collectieve.
    Liu ziet drie fundamentele kwesties die ervoor zorgen dat Chinese intellectuelen niet in staat zijn het systeem te bekritiseren maar er daarentegen door worden opgeslokt. "Ten eerste is er het feit dat de sociale orde niet ter discussie kan worden gesteld aangezien ze een afspiegeling is van de eeuwige, kosmische orde. Bovendien wordt het volk beschouwd als een anoniem collectief in plaats van als een geheel van individuen. En het is de taak van de intellectueel om als geleerde/functionaris onvoorwaardelijk de heerser te dienen." Van daaruit creeërt Liu ook zijn zelfbeeld: "De enige authentieke manier van leven", schrijft hij, "bestaat erin onze vrijheid als individuen te gebruiken om ons levenspad te kiezen".

    Tiananmen

    In 1988 wordt hij uitgenodigd naar Oslo en naar New York om zijn studie voort te zetten. Maar als de protesten in China in april 1989 aanvangen en de noodtoestand wordt afgekondigd, vertrekt hij naar huis. "In die beslissing", schreef de bekende journalist Liu Binyan, "was hij weinig meer dan een door de vlam aangetrokken mot". Maar Liu wil koste wat kost deelnemen aan het historische moment waarop "de Chinese burgers ontwaken".
    Hij raakt echter al gauw teleurgesteld over het gebrek aan democratische geest binnen de studentenbeweging. "De democratie die we zochten was te leeg, te emotioneel", stelt hij in Volksprotest en politieke cultuur in hedendaags China (1994). "Ze reikte niet verder dat het opwindende, romantische stadium van de holle slogans. We wisten niet waarover we spraken." Niettemin sterken de protesten hem in de opvatting dat er geen andere weg is dan die van de democratisering, de uitbouw van de rechtstaat en het respect voor de mensenrechten, concepten die in zijn latere werk verder worden uitgediept en die ook de basis vormen voor het in 2008 gepubliceerde Charter 08.
    Ook is Liu ervan overtuigd dat er alleen politieke hervormingen zullen komen als burgers die zelf afdwingen. In dat opzicht koestert hij een grote frustratie jegens de intellectuele klasse, die zich na het bloedbad liet coöpteren met goede banen en een beter leven. "Waarom zijn onze landgenoten alleen in staat om op te kijken naar de troon?", schrijft hij in Kan het zijn dat het Chinese volk alleen 'partijgeleide democratie' verdient (2006). "Ze zijn nog altijd als zuigelingen, geheel afhankelijk van de zorg van volwassenen. (...) Is het mogelijk dat het Chinese volk alleen dient om op zijn knieën te bidden voor keizerlijke genade?"
    Persoonlijk koos hij resoluut voor een andere weg, zelfs al leidde die van de ene onvrijheid naar de andere. Of zoals hij het zelf meer dan twintig jaar geleden al stelde: "Hoewel mij misschien alleen tragedies wachten, zal ik blijven vechten. Dat is de reden waarom ik van Nietzsche hou en een hekel heb aan Schopenhauer."

    10-12-2010 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:China
    05-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara


    Dit verhaal gaat over een fort en een poort, de laatste die niet is vergrendeld. En over het zweet en de tranen die erheen leiden.

    Tot vorig jaar boden ook de West-Afrikaanse en de Middellandse Zeeroute toegang tot Europa. Maar een versterking van de bewaking rond Malta, Portugal en Spanje en bilaterale akkoorden met de vertrek- en transitnaties Marokko, Libië en Algerije vergrendelden die westelijke poorten naar het fort.

    Rest alleen nog de oostelijke, die via Griekenland leidt. Tussen januari en september van dit jaar werden daar meer dan 96.000 illegale migranten gearresteerd. Meer dan 350 mannen, vrouwen en kinderen per dag. Toen de lente kwam, ging het ineens hard. Zes keer meer mensen waagden hun kans dan in dezelfde periode vorig jaar.

    Het in 2007 opgerichte Rapid Border Intervention Agency Frontex rukte vorige maand voor het eerst uit in Griekenland om ook die oostelijke stroom in te dijken. 175 agenten moeten daar voor zorgen. En ook Turkije, meent Griekenland, moet meer inspanningen leveren. De vloed van mensen komt uit het oosten.

    Zeggen dat dat land geen moeite doet, is de waarheid geweld aandoen. Vorig jaar werden in Turkije 60.000 illegale migranten gearresteerd en in de jaren daarvoor waren het er evengoed vele tienduizenden. De piek lag zelfs in 1999, toen bijna 100.000 clandestienen werden ingerekend.

    Ze verdwenen en verdwijnen naar 'politie-guesthouses', waarover de Turkse Parlementaire Mensenrechtencommissie eerder dit jaar nog schreef dat het oorden waren 'van overbevolking, slechte voeding en onwaardige behandeling'. Daar is het wachten op een enkeltje naar huis, waarvoor in de meeste gevallen zelf moet worden betaald.

    De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) organiseert een 'vrijwillig terugkeerprogramma', waarbij zij de reiskosten op zich neemt. Veel bijval heeft dat niet. Het aantal terugkeerders beloopt niet meer dan enkele honderden per jaar. Voor vele duizenden is het verhaal van de poort er een van hoop en dromen. En van wachten in Istanbul. Op geld, op een kans, op een ander leven.

    Mohammed Ali

    25 jaar

    etnisch KazaChse Afghaan

    Ik wil 6.000 euro

    sparen om naar Noorwegen te kunnen

    Zeytinburnu, een Koerdische arbeiderswijk net buiten de muren van de oude stad. Deze plek aan de oever van de Zee van Marmara ligt geografisch gezien in Europa, alleen voelt het niet zo voor de gestranden die hier bidden voor betere tijden.

    Tussen de vele textiel- en lederwinkels werkt Mohammed Ali (25) in de telefoonwinkel van een Afghaans-Kazachse vriend. "Kom je uit Noorwegen", vraagt hij hoopvol. Noorwegen, de eindbestemming van deze etnisch Kazachse jongen uit het Noord-Afghaanse Mazar-e-Sharif.

    Eind september 2009 is hij hier na een reis van vier maanden aangekomen. Met de bedoeling even uit te rusten en dan zijn kans te wagen, de rivier Evros over. Alleen was de kredietlijn die vader voor zijn tweede zoon kon regelen onderhand afgesloten. De terugbetaling van de schulden kan nog even wachten, maar het laatste deel van de reis moet Mohammed Ali zelf bekostigen.

    Hij vond eerst een baantje als monteerder van kerstversieringen en werkte daarna als tuinier bij een rijke familie. Tot zijn vader hem aan de telefoon het nummer van Kuduz gaf, zijn Kazachse kennis die het in Istanbul ver geschopt heeft: twee telefoonwinkels en een eigen klein bedrijfje.

    Mohammed Ali heeft 6.000 euro nodig om naar Noorwegen te gaan. Te oordelen naar wat hij kan sparen, is dat nog dertig maanden te gaan. "Ach, misschien wordt het beter. En voorlopig mag ik niet klagen. Ik ben illegaal maar heb via de connecties van mijn ouders een stabiele baan en acceptabel onderdak, wat veel van mijn landgenoten niet kunnen zeggen."

    "Waarom Noorwegen? Ik weet het niet. Het is een plek waar niemand je stoort, waar het goed leven is, waar je een job vindt als je de taal eenmaal onder de knie hebt, waar de mensenrechten worden gerespecteerd. Toch?"

    Walid

    22 jaar

    etnisch Tadzjiekse Afghaan

    Ik maak me zorgen om mijn ouders. Wat zullen de taliban doen als ze merken dat ik gaan lopen ben?

    Twee straten verder baat een Oeigoerse familie het kleine restaurant Urümçi uit, genoemd naar de hoofdstad van de Chinese provincie Xinjiang, die het gezin is ontvlucht. Op de mezzanine zit Walid (22) thee te slurpen.

    In vlekkeloos Engels vertelt hij over zijn opleiding tot computertechnicus en zijn jaren als vertaler voor VS-soldaten in de Afghaanse hoofdstad. Een goede job, waarvan de hele familie in de provincie Wardak kon leven. Tot de dreigementen van de taliban begonnen. Eerst kwamen er gestencilde briefjes. 'Kom bij ons, het zal je aan niets ontbreken', werd algauw 'Wie zich verzet, is een verrader die zijn lot niet zal ontlopen'.

    Walid kreeg almaar ongeruster familieleden aan de lijn. En enige maanden terug kwam de tijding dat zijn jongere broer Ali door de taliban was meegenomen. Als voorschot, hadden ze gezegd.

    Het schrijven werd telefoneren. Bangelijk. "Ik vraag me af hoe ze aan mijn nummer kwamen. Onbekenden belden me met de melding dat mijn dagen geteld waren, tenzij ik bereid was 'mee te werken'. Ik kon veel voor ze betekenen, beweerden ze, en het was in mijn eigen voordeel."

    "Waarom ik er niet op ingegaan ben? Ik wil geen bloed aan mijn handen. Mensen de dood in jagen door voor de taliban te spioneren, is net zo goed moorden als zelf de trekker overhalen. Nee, dan liever vluchten."

    "Ik heb zo lang mogelijk gewacht. Maar op een dag, nu zo'n twee weken geleden, begaven mijn zenuwen het. Ik kreeg een oproep van een onbekend nummer. 'Kijk naar links', zei een stem. 'Zie je het voertuig naast je? Dat is onze man.' Het geblindeerde raam van de auto die op een paar meter van me geparkeerd stond, ging omlaag. Een man keek me vijandig aan. 'Bedenk', zo ging de stem verder, 'dat jou doden niet meer is dan een vogel de nek omdraaien.'"

    "Ik stond op mijn benen te trillen, vertrok naar kantoor en begon rond te bellen. Binnen een paar uur was er voldoende geld en konden alle contacten worden geregeld. Ik ben nog dezelfde dag vertrokken."

    Walid zucht en schudt het hoofd. "Ik maak me zorgen om mijn ouders. Wat doen ze hen aan als ze zien dat ik ben gaan lopen? Daarom is het zo dringend."

    Walids mobieltje rinkelt. Hij kijkt ernstig en knikt. "Ik moet ervandoor. Vanavond nog, vanavond ga ik naar Griekenland. Moge God me bijstaan."

    De gezette jongeman met de zachte stem en het accentloze Engels die gehaast het restaurant verlaat, valt zonder meer onder de Conventie van Genève. Zijn documenten bewijzen dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging en reëel persoonlijk gevaar loopt.

    Walid heeft grote haast en toch is hij onder geen beding bereid hier in Istanbul politiek asiel aan te vragen.

    Officieel kan het overigens niet. Hoewel Turkije een van de eerste ondertekenaars was van deze uit 1951 daterende overeenkomst, hanteert het land een zogenaamde 'geografische limitatie'. Alleen wie op de vlucht is voor 'vervolging binnen Europa', zoals de oorspronkelijke tekst het stelde, kan een aanvraag indienen. Wij, bewoners van het fort, kunnen hier aankloppen, lieden als Walid niet.

    Een vergetelheidje, een administratieve dwaling? Geenszins. "Zonder de clausule van geografische limitatie zou Turkije een echte bufferzone worden tussen Europa en de landen van intense politieke instabiliteit in de regio, en zou het aankijken tegen een gigantische vloed van asielzoekers", zo schrijft de Turkse professor Ahmet Icduygu in Rethinking the Transit Migration in Turkey. "Aan de afschaffing van die clausule kan alleen gedacht worden als concrete stappen worden gezet naar een volwaardig EU-lidmaatschap voor Turkije, zodat er sprake is van lastendeling in plaats van lastenverschuiving."

    De EU dringt ondertussen aan op actie en heeft geld veil voor de bouw van receptiecentra in zes Turkse steden alsook voor twee deportatiestructuren, die elk 750 illegalen zullen kunnen huisvesten.

    Van een spoedig Turks EU-lidmaatschap is vooralsnog geen sprake, en ondertussen werd een potentieel Turkse vloed er een reëel Griekse.

    Milan

    26 jaar

    etnisch Sinhalese Sri lankaan

    Ik weet niet hoe het verder moet. Teruggaan is geen optie, hier blijven kan niet

    De taak die de Turkse staat niet opneemt, wordt momenteel vervuld door het VN-Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR), dat in Turkije tussen 1997 en 2007 30.000 individuele aanvragen ontving, voor bijna de helft Irakezen (45 procent), een kwart Iraniërs (24 procent), 18 procent Afghanen en 7 procent Somali's. Vorig jaar waren er iets minder dan 8.000 nieuwe aanvragen, een daling met 40 procent in vergelijking met 2008.

    Wie in Turkije asiel krijgt, wordt in een derde land (de VS, Canada, Australië...) geherhuisvest. Maar veel zijn dat er niet: in 2009 konden 6.000 mensen naar een nieuw leven vertrekken.

    De etnisch Sinhalese Sri Lankaan Milan (26) is een van de aanvragers. Momenteel woont hij op een boogscheut van de Istiklal, belangrijkste winkelstraat van Istanbul. Hij huist in de kelder van de pittoreske neogotische Krimkerk, die in de tweede helft van de negentiende eeuw werd opgetrokken ter herdenking van de Britten die sneuvelden in de Krimoorlogen.

    De kerk wordt bestierd door de Ierse anglicaanse kanunnik Ian Sherwood, die zijn christelijke eilandje in het hart van de stad openstelt voor een handvol mensen wiens asielprocedure lopende is, of die, zoals Milan, uitgeprocedeerd zijn.

    Asielzoekers moeten zich in Turkije verplicht in een voorgeschreven, kleine stad in het binnenland vestigen, waar ze zich wekelijks bij de politie moeten melden. Ze zijn veroordeeld tot oorden als Gaziantep of Kayseri, waar ze niet mogen werken en evenmin onderdak, voedsel of kledij krijgen van de overheid. "We moeten van de gratie Gods leven, maar hoe dat moet, weet ik niet", zucht Milan. "Een ontmoedigingsbeleid heet dat."

    Om zich in zijn kelder over een aantal onfortuinlijken te mogen ontfermen, rent vader Ian zich de benen van onder het lijf. Niet altijd met evenveel succes. In de voorbije week moesten alle bewoners naar Gaziantep vertrekken, een afstand van vijftien uur met de bus. Volgens de politie zijn er immers 'administratieve problemen' met hun dossiers. Milan is hier gebleven, zijn hoop op asiel is toch vervlogen.

    "Ik hoorde van een vriend in Gaziantep dat vader Ian Sri Lankanen opving en ben met mijn laatste centen hierheen gekomen. Sindsdien zijn er anderhalf jaar van wachten en tobben verstreken. Van niets doen en hopen dat de dag gauw voorbijgaat. Vier maanden geleden kreeg ik een negatieve beslissing. Oké, een politiek vluchteling ben ik eigenlijk niet. Ik wilde mijn leven op orde krijgen, geld verdienen, die dingen. Maar ik weet niet hoe het verder moet. Teruggaan is geen optie, hier blijven kan niet, naar Europa vertrekken evenmin. Weet je, soms heb ik het gevoel dat mijn hoofd ontploft."

    Souleyman

    20 jaar

    etnische Hazara uit Afghanistan

    Vrienden bellen uit Zwitserland, Duitsland, Nieuw-Zeeland. En ik? Het leven gaat over vooruitgang, niet over terugkeren op je stappen

    Een appartement, vijf hoog. Souleyman (20) leeft hier samen met zijn verlamde vader, zijn moeder, drie broers, twee schoonzussen en het vijfjarige neefje Ali. Een Afghaanse Hazara-familie die elf jaar geleden de benen nam voor de taliban, die het op deze (sjiitische) etnie extra hadden gemunt. Het gezin woonde vijf jaar in Pakistan en vertrok in 2004 naar Iran, in de hoop dat het eveneens sjiitische buurland hen een betere toekomst zou bieden.

    Souleyman wil al jaren naar Europa, maar zijn vader liet hem niet vertrekken. Twee maanden geleden zijn ze met zijn allen gekomen. "Het idee was om hier geld te verdienen voor de rest van de route. We dachten dat Turkije een betere plek zou zijn dan Iran, dat er minder politie-intimidatie zou zijn, en hogere lonen. Het tegendeel is waar. We durven het huis zo ongeveer niet uit, uit vrees te worden gearresteerd en gedeporteerd. En behalve een job van één maand bij een traditionele schoenmaker in Kumkapi viel hier nog geen enkel baantje te versieren."

    "Alleen mijn jongere broertje werkt momenteel, maar dat is niet genoeg om ons allemaal te onderhouden. En wat moet er worden van mijn neefje Ali? Het kind is vijf en moet straks naar school."

    Voorzichtige suggesties over het vrijwillig terugkeerprogramma van IOM of een nieuwe start in Iran worden kordaat weggewuifd. "Ik moet naar Europa als ik een toekomst wil hebben. In Iran ben ik een tweederangsburger, in Afghanistan iemand die door de oorlog werd uitgespuwd. Ik ben twintig en zie de jaren voorbijglijden zonder dat ik het gevoel heb dat ik leef. Vrienden bellen uit Zwitserland, Duitsland, Nieuw-Zeeland en vertellen honderduit. En ik? Waar wacht ik op? Het leven gaat over vooruitgang, niet over terugkeren op je stappen. Of ik door de poort naar Europa geraak, dat hangt van God af. Je moet geluk hebben. Daar bid ik voor."

    Humayun

    22 jaar

    etnisch Tadzjiekse Afghaan

    Istanbul is de stad van de nederlaag, de plek waar ik op de bank moet slapen omdat ik geen cent meer bezit

    Een leven als een loterijbiljet, schijnbaar ontdaan van persoonlijke keuze en verantwoordelijkheden. Terwijl Souleyman zijn verhaal doet, staart Humayun (22) strak naar het ontbrekende kootje van zijn linkerpink. Verpletterd op een Iraans bouwterrein toen hij veertien was.

    Korte tijd daarvoor was hij met zijn één jaar jongere broertje naar Teheran teruggekeerd. Twee tienerkinderen die voor de rest van de familie in Afghanistan moesten zorgen.

    Humayun spendeerde zijn hele leven als quasi-illegale in Iran. Zijn vader ging na de aftocht van de Sovjettroepen in 1989 meteen lopen, hij was een ambtenaar van het verslagen regime van president Najibullah. Aangezien deze Tadzjieken het Dari/Farsi van Iran spraken, leek Teheran een goede keuze. Maar het zou tot 1999 duren voor het Iraanse regime aan zijn Afghaanse vluchtelingen een verblijfsvergunning verschafte, en tot die tijd waren ze opgejaagd wild, immer bevreesd voor de politie en voor deportatie.

    Zoals zovele Afghaanse families verhuisden Humayun en de rest van het gezin van het ene bouwterrein naar het andere, waar ze woonden in half opgetrokken batimenten.

    In 2004 besloot zijn vader terug te keren naar Afghanistan. Ex-ambtenaren kregen de garantie dat ze geen gevaar meer liepen, maar een baan vinden was een andere zaak. Humayun zocht een half jaar naar werk in Kaboel en vertrok toen met zijn broertje terug naar Teheran.

    "Voor we naar Afghanistan gingen, moesten we onze Iraanse documenten inleveren. We waren bij terugkeer in Teheran dus andermaal illegaal. En toen gebeurde het ongeval. Een betonnen blok verbrijzelde de helft van mijn pink. Ik werd alleen tot het ziekenhuis toegelaten omdat mijn baas beweerde dat ik zijn zoon was. De man besefte dat ik anders zou doodbloeden."

    "Vier dagen en vier nachten later stond ik weer op straat. Maar mentaal kon ik niet meer. Ik stelde me mijn kinderen voor, de zonen of dochters van een illegaal, die zouden sterven als hen iets overkwam."

    "Zo gauw ik hersteld was, ging ik weer aan de slag. We stuurden geld op naar huis maar stiekem begonnen mijn broertje en ik voor Europa te sparen. Het plan was dat ik, als oudste kind van het gezin, eerst zou vertrekken. En als de papieren waren geregeld, zou ik hem laten overkomen."

    "Drie bittere jaren later hadden we 4.000 dollar vergaard, genoeg voor de overtocht. Alleen ging het in Turkije meteen mis. In de buurt van Ankara werd de truck doorzocht waarin ik me met honderd anderen bevond. Ik werd gearresteerd, een maand vastgehouden en op mijn eigen kosten naar Afghanistan gedeporteerd. Ik kreeg een enkel vliegtuigticket naar Kaboel. Noem het een duur, wrang familiebezoek."

    Humayun verbleef enkele weken bij zijn ouders en vertrok weer naar de Iraanse hoofdstad. Het plan was ongewijzigd: werken en sparen, met als doel Europa. Zes maanden geleden hadden de twee jongens 5.000 dollar opzijgezet. Tweede poging, tweede ramp.

    "Tot hier in Istanbul ging het goed. Nu naar de poort, dacht ik, de poort van Fort Europa. Ik heb het drie keer geprobeerd. De eerste twee keren werden we na een half uur in de rivier gearresteerd door de Turkse politie en in een guesthouse in de buurt vastgehouden. Na een week mocht ik vertrekken, ze zeiden dat ze de bedden voor de volgende lading nodig hadden. Als ik maar beloofde dat ik naar huis terugging.

    "Ik wilde niet opgeven. Een mens moet toch ooit een kans krijgen? De derde keer troffen ze me slapend in een bosje nabij de rivier aan, op de plek waar de smokkelaar me liet wachten tot de avond viel. Zelfde verhaal.

    "De eerste twee keren kostten me telkens 1.500 dollar, bij de laatste poging had de mensensmokkelaar medelijden. Ik mocht voor 1.000 dollar vertrekken. Meer had ik overigens niet.

    "Istanbul is voor mij de stad van de nederlaag, de plek waar ik bij anderen op de bank moet slapen omdat ik geen cent meer bezit.

    "Vroeger huilde ik vaak, nu zijn er geen tranen meer. Leeg voel ik me. Lege zakken, leeg hart. God helpt me de nachten door te komen, die zijn het ergst."

    En nu? Humayun staart naar de grond. Hij zwijgt. "Ik ga binnenkort naar mijn broertje in Teheran", zegt hij ten slotte. "En dan proberen we het opnieuw. Een andere uitweg zie ik niet."

    05-12-2010 om 00:00 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    07-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Joao da Silva - De Bang Bang Club
    Afgelopen week verloor de Zuidafrikaanse fotograaf Joao da Silva zijn beide benen in Afghanistan. Een paar jaar geleden schreef hij samen met Greg Marinovich het onwaarschijnlijke boek 'The Bang Bang Club'. Ik interviewde Marinovich bij die gelegenheid. Hierbij een herneming van dat interview (dat niet over da Silva gaat, maar wel over wat wat zij beiden vinden/vonden):

    Oorlogsfotografen zijn bepalend voor het collectieve geheugen. Ze geven ons iconen voor conflicten die anders wegzakken in de vergetelheid. Het Vietnamese meisje met de brandende rug, de Chinese man die alleen de tanks tegenhield, de gehurkte, brandende Zuid-Afrikaan. En het werkt ook andersom: waar niet op is scherpgesteld, dat is haast niet gebeurd. Oorlogsfotografen doen dienst als de ogen van de wereld, maar over diegene die kijkt, weten we zo goed als niets.
    Greg Marinovich (°1962) blank en Zuid-Afrikaan, behoorde tot eind jaar negentig tot dat clubje, onderhand maakt hij documentaires over post-conflict-situaties, als niemand nog kijkt.
     Hij zag het gros van de gruweloorden: Zuid-Afrika, Kroatië, Bosnië, Somalië, Tsjetsjenië, Angola, Kongo, Rwanda, Mozambique, Lesotho. Uiteindelijk kapte hij ermee. Na vier schotwonden en drie dode vrienden.
    Samen met collega Joao Silva schreef Marinovich ter afscheid het autobiografische The Bang-Bang Club, een openhartig, onwaarschijnlijk boek. Over hoe het begon, in 1990, met de Zuid-Afrikaanse Hostel-oorlog, die in minder dan een half decennium tijd aan 14.000 burgers het leven zou kosten. Drie ANC-doden voor elk Inkatha-slachtoffer, en een blank minderheidsregime dat als opdrachtgever en financier van de terreur nagenoeg geheel buiten schot blijft.
    Maronivich' boek gaat over het Zuid-Afrika van begin jaren negentig, maar ook over een stel bevriende oorlogsfotografen. Het is een verhaal van voyeurisme, adrenaline, nieuwsgierigheid, ethiek, roem, centen en angst.
    "Ik zou het niet meer kunnen", zegt hij, "niet meer willen ook. Voor mij geen Irak. Na tien jaar heb je het gehad, geloof ik. Er zijn alleen nog variaties op een thema.
    "Ik ben er destijds zo'n beetje ingevallen. Ik was toen een blanke jongen van eind in de twintig, goddeloos, bang en verward sinds de dood van mijn moeder, bijna tien jaar eerder. Ik had nooit iets anders gekend dan de apartheid. Ik wist dat er een ziekte door onze maatschappij waarde, maar realiseerde me de omvang ervan niet. Zoals de meeste blanken van mijn generatie merkte ik de situatie waarin zwarten zich bevonden, niet op. Ik zag hen alleen als schoonmakers en tuiniers en leek blind voor het verschil tussen onze voorsteden met prettige tuinen en hun vreselijke townships, waar ze algauw hun leven niet meer zeker waren.
    "Ik voelde me vaag tot fotografie aangetrokken, of moet ik zeggen dat ik doorhad dat er geen betere vergunning voor nieuwsgierigheid is dan een camera bedienen?"

    Bloed en zweet

    Marinovich herinnert zich nog de eerste bang bang. 17 augustus 1990, het slachtoffer was een etnische Pondo die voor een (doorgaans het ANC-steunende) Xhosa werd aangezien. Het gebeurde in het Sowetaanse Nancefield Hostel, een van die grote, smerige constructies waar in meerderheid Zulu-boerenjongens eeuwig tijdelijk verblijven. Die hostels zijn oorden met vooral veel te veel mannen, veroordeeld tot een penibel bestaan en minder dan twee vierkante meter persoonlijke ruimte.
    De Inkatha-leden dachten dat de Pondo een spion was en maakten hem af als een beest. "Ik hoorde geluiden die ik nog nooit had gehoord", schrijft Marinovich, "staal dat in vlees dringt, en hoe stokken een schedel breken. Ik voelde afschuw. Een stem in mijn hoofd schreeuwde dat dit niet kon gebeuren. Maar ik was me net zo goed bewust van wat ik deed als fotograaf als van de geur van het bloed van de Pondo en het zweet van de moordenaars."
    Op die dag begint een carrière als freelancer voor het Amerikaanse persbureau AP. Het duurt nog geen jaar of Marinovich wint de Pulitzer-prijs met zijn foto's van necklacing: het in brand steken van mannen die in veel gevallen al zwaargewond waren.

    Nobele oorlog

    "De bang bang was een weg naar een eigen huis en een comfortabele financiële situatie. Maar dat niet alleen. Er is ook die aantrekking van het morbide, het feit dat je mensen in hun extreemste gedaante ziet. Dat je ziet wat ze verblindt, wat ze reduceert tot één enkele overtuiging. Het is verschrikkelijk én opwindend, leuk en misselijkmakend tegelijk. En het heeft iets dwangmatigs: geweldscènes zijn zulke extreme momenten van leven dat ze verslavend werken.
    "Sommige oorlogsfotografen zullen je vertellen dat ze zich moreel verplicht voelen, dat ze de ogen maar bovenal het geweten van de wereld zijn. Absolute onzin. Laat ons eerlijk zijn: we hebben nog nooit zoveel gezien en geweten als nu. Haast geen oorlog ontsnapt aan de camera. En tegelijk was geen enkel tijdvak moorddadiger dan het onze. Met andere woorden, foto's en beelden veroorzaken geen wapenstilstanden. En toch, je moet blijven geloven dat het feit dat je de dingen vastlegt een verschil maakt, anders blijf je dit werk niet doen. Het geld alleen houdt je niet op de been.
    "Er zijn zo weinig nobele oorlogen. Het Zuid-Afrikaanse was een van de weinige duidelijke conflicten van goed tegen kwaad, een van de zeldzame oorlogen ook waarin de helden niet fundamenteel ontaardden. Daarmee bedoel ik niet dat er geen excessen waren - denk maar aan de necklacing - maar de top van het ANC was daartegen. En in essentie bleef het ANC ondanks alle duistere, vuile manoeuvres van het apartheidsregime en zijn Inkatha-lakeien op het rechte pad. Geen zelfmoordbommen, geen vliegtuigkapingen, geen blinde terreur.
    "Ik herinner me eigenlijk slechts één andere 'nobele' oorlog: de Tsjetsjeense, in de eerste jaren toch: duidelijk goede Tsjetsjenen tegen binnenvallende Russische klootzakken. Maar ondertussen is het daar ook al anders. De wereld heeft de Tsjetsjenen laten stikken, het conflict is gecriminaliseerd en het islamisme arriveerde. Dat zie je ook altijd: als conflicten blijven aanslepen, dan verzieken ze.
    "Als je zoals ik jaren in de bang bang zit, ga je patronen herkennen. Altijd weer zie je diezelfde idiote politici die geen ene moer geven om de burgers die ze bestieren. Ze denken alleen aan de macht, als instrument voor het grote zakkenvullen en het vereffenen van alle rekeningen. En rond hen: de profiteurs, die in de schaduw dik en rijk worden, en voor wie de oorlog nooit lang genoeg kan duren."

    Fijn moorden

    "Oorlog is ook een grens: hij verdeelt mensen in zij die het meemaakten en zij die het bespaard bleef. De laatsten kunnen zich niet echt in de eersten verplaatsen, de eersten worden nooit meer zoals voorheen. Gesteld dat je zelf ongedeerd blijft tijdens een conflict (waar op zich veel geluk en wijsheid voor nodig is), dan nog is dat complete verlies van controle over je bestaan ondraaglijk. Alles is voortdurend mogelijk, veilig bestaat niet meer en je kunt er niets aan doen. Aldus raken mensen hun fundamentele geloof in de mens kwijt. Vaak slagen ze er ook achteraf, als de wapens allang zwijgen en collectief tot vergeten wordt gemaand, niet meer in om dat vertrouwen te herstellen.
    "Dat geldt voor burgers, voor slachtoffers, maar evengoed voor daders. Ze proberen zichzelf en de rest wijs te maken dat ze geen keuze hadden, dat ze alleen bevelen opvolgden, dat het om zelfverdediging ging. Maar ondertussen hebben studies aangetoond wat elke oorlogsfotograaf u zal vertellen: dat mensen moorden fijn vinden. Dat het hen een plezier lijkt te verschaffen dat op seks lijkt, verslavend haast.
    "De bang bang heeft me minstens hiervan overtuigd: dat mensen altijd keuzes hebben. Toegegeven, het zijn geen simpele keuze tussen goed en kwaad. Doorgaans moet je kiezen tussen tussen slecht en nog slechter. Kosteloos en pijnloos zijn de meeste dilemma's evenmin, maar mensen hebben een keuze, ze zijn actor, ze zijn verantwoordelijk."
    En de kinderen dan, bijvoorbeeld, die in Noord-Oeganda door het Verzetsleger van de Heer (LRA) worden gekidnapt op school, om te worden ingelijfd als kindsoldaten? Weglopers worden gemarteld en vermoord, als voorbeeld voor de rest. Welke keuze hebben die jongens en meisjes? "De keuze tussen slachtoffer en dader, uiteindelijk. En inderdaad: dan kiezen de meesten voor het daderschap."

    Emotionele onsterfelijkheid

    De fotograaf neemt daarin een heel aparte positie in: hij is getuige van een situatie waarin deze of gene partij zwaar betaalt, terwijl hijzelf ongedeerd blijft. Bovendien aanschouwt hij de oorden van dood, wanhoop en misère slechts tijdelijk en vrijwillig, en er wacht hem bovenal een behoorlijke cheque voor de foto's van andermans gruwel.
    Het moet gezegd, ongevaarlijk is zijn werk niet. Marinovich raakte vier keer (zwaar)gewond, en verschillende van zijn vrienden werden doodgeschoten. "Als je ernstig gewond raakt", zegt hij, "overschrijd je een bepaalde grens. Kijk, rationeel weet je dat je dood kunt gaan, maar emotioneel accepteer je dat niet. Tot je geraakt bent, jij, maar ook je geloof in je onsterfelijkheid. Er is voorgoed een gat geslagen en door dat gat stroomt de angst binnen. Tot die overweldigend wordt en je niet meer goed kunt functioneren. Angst is een slechte motor, je kunt er dan beter mee kappen."

    07-11-2010 om 23:44 geschreven door Catherine Vuylsteke  


    Categorie:AFRIKA


    Extraits à lire / uittreksels/ selected articles
    Foto

    Archief per week
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 16/10-22/10 2006
  • 02/06-08/06 2003
  • 27/01-02/02 2003
  • 09/09-15/09 2002
  • 08/07-14/07 2002
  • 10/06-16/06 2002
  • 30/11-06/12 1998
  • 12/10-18/10 1998
  • 05/10-11/10 1998
  • 07/09-13/09 1998
  • 20/04-26/04 1998

    Categorieën
  • AFGHANISTAN (9)
  • AFRIKA (17)
  • ARABISCHE WERELD (30)
  • Articles en français (10)
  • China (55)
  • columns (14)
  • In English (10)
  • Iran (14)
  • OOST-AZIE (10)
  • PROJECTEN (0)
  • Rusland (13)
  • ZUID-AZIE (13)
  • ZUIDOOST-AZIE (7)

  • Inhoud blog
  • CHINA/ hoe de deugd werd vermoord
  • Marokko/ In de kerker van de koning
  • Gestrand in Oostende
  • 'Hij was weg, plots en voorgoed'
  • Wanneer moeders heksen en vampieren op de wereld zetten
  • Oostende, waar illegalen thuis zijn
  • 't Stad is niet van Assaad
  • Marokko/België De angst is naar hier geëxporteerd
  • BAHREIN /Jaffar al Hasabi: 'Martelen, daarin is het regime erg inventief'
  • IRAK-Regisseur Mohamed al-Daradji over de waanzin van filmen in Bagdad: van Al Qaida en bombardementen tot honderden massagraven
  • Migratie - Minderjarig en moederziel alleen in België
  • QATAR - de slaven van koning voetbal
  • CHINA - Frank Dikötter over de Grote Sprong Voorwaarts
  • NOORD-KOREA - Bovenaanzicht van de hel
  • CHINA- Ai Weiwei, de man die overal mee wegkwam
  • IVOORKUST- Alassane Ouattara, de superloodgieter
  • TUNESIE - columniste Naziha Réjiba over de Arabische Lente
  • IRAN - interview met Kader Abdolah
  • IRAK - Schrijfster Haifa Zangana: ‘Irakezen kwamen verenigd en vreedzaam op straat’
  • ARABISCHE WERELD - wat schrijfster Hanaan-as-Shaikj in 2004 over de toestand vertelde
  • Waarom het misging in de Arabische wereld
  • CHINA - Vluchtmisdrijf door zoon hoge functionaris zet land in rep en roer
  • EGYPTE
  • TUNESIE - Facebook heeft het land gered
  • TUNESIE -een gigantisch probleem van jeugdwerkloosheid
  • Vluchtelingen - gestrand in het bitterkoude Calais
  • CHINA - Ikea en McDonald's mikken op de panda
  • CHINA - Nobelprijs voor een lege stoel
  • CHINA - Liu Xiaobo, gevangen in een kooi van woorden
  • Internationale migratie - gestrand aan de oevers van de zee van Marmara
  • Joao da Silva - De Bang Bang Club
  • NIGERIA - sloppenbewoners moeten wijken voor verfraaiing van tuinstad Port Harcourt
  • INDIA -malafide microkredieten drijven boeren tot zelfmoord
  • DUITSLAND - 'Multiculturele maatschappij is mislukt'
  • IMAM èn homo zijn: het kan
  • CHINA- de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • CHINA- het belang van de Nobelprijs voor Liu Xiaobo
  • AFGHANISTAN- stemmen in tijden van oorlog(3)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog(2)
  • AFGHANISTAN - stemmen in tijden van oorlog

    Blog als favoriet !

    Reactions/suggestions/e-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs