Het
tragische lot van een tweejarige is een pars pro toto voor het morele
failliet van China.
Miljoenen
mensen hebben het gruwelijke filmpje bekeken waarin een tweejarig
meisje door twee verschillende bestelwagens wordt aangereden, waarop
de chauffeurs vluchtmisdrijf plegen. Achttien mannen en vrouwen,
moeders met meisjes aan hun hand zelfs, lopen voorbij zonder de
zwaargewonde Yueyue te helpen. Tot een voddenverkoopster het kind van
de rijweg haalt en op zoek gaat naar de ouders, rurale migranten die
vlakbij een klein winkeltje uitbaten.
Hoe
kan een kind wiens bloed over de straat vloeit, worden genegeerd als
betrof het een platgereden duif? Sommigen reduceren de tragische
lotgevallen van het nu in een diepe coma verkerende meisje tot een
klassiek voorbeeld van het universele omstaanderseffect. Dat houdt in
dat de aanwezigheid van verschillende omstaanders zorgt voor een
verwatering van het individuele verantwoordelijkheidsgevoel met
collectieve inertie tot gevolg.
Omstaanderseffect,
misschien. Maar hoe komt het dan dat er zo veel Yueyues zijn in
China? Afgelopen weekend was er het internetfilmpje over een een
jonge, suïcidale vrouw die uit een Hangzhous meer wordt gered door
een Amerikaanse toeriste, terwijl geen enkele Chinese omstaander
ageert. En een dikke maand geleden lazen we over het tragische
overlijden van een hoogbejaarde die op de markt voorover viel en
anderhalf uur lang door nieuwsgierigen werd aangegaapt. Tegen de tijd
dat familie arriveerden, was de man nodeloos gestikt door een
bloedneus.
Nog
schokkender was de uitslag van twee opiniepeilingen die meteen daarna
werden gehouden. Die gaven aan dat acht op tien Chinezen het
schuldige verzuim jegens de bejaarde begrepen en dat ze, uit vrees
voor vervolging en compensatieclaims, zelf evenmin hulp zouden
bieden. Ze verwezen naar de in het hele land bekende malheuren van
een 26-jarige die in 2006 een gevallen oud besje naar het ziekenhuis
begeleidde, om vervolgens voor zijn samaritaanse daad te worden
beloond met een schadeclaim. Het zal niemand verwonderen dat ook
Yueyues tragische lot in verband wordt gebracht met die zaak. "Dat
een voddenverkoopster het kind wel hielp", zo meent een blogger,
"komt louter omdat ze geen kranten leest en niet beseft welk
risico ze daarmee nam". Dat kan, maar afdoende is die verklaring
niet.
Geen
hel
Anderen
schieten in hun zoektocht naar antwoorden op China's gebrek aan
religie als moreel richtsnoer. Maakt geloven in God ons tot betere
mensen? Psycholoog Ara Norenzayan van de universiteit van British
Columbia, gelooft dat ethisch handelen eerder met de hel te maken
heeft dan met de Heer. In zijn onderzoek naar sjoemelaars bij een
wiskunde-examen, stelt hij vast dat zij die bestraffing in het
hiernamaals vrezen veel minder spieken dan zij die niet geloven in
het bestaan van een godsoordeel.
Geen
hel, misschien is dat een punt. Een aantal westerlingen verklaart de
nalatigheid dan weer vanuit China's confucianistische tradities.
Toegegeven, naastenliefde is eerder een christelijk concept dan een
fundament van het klassieke Chinese denken. Maar schreef wijsgeer
Mencius niet dat "de armen voor zichzelf moeten zorgen, terwijl
het de taak van de rijken is om goedheid over de hele wereld te
verspreiden"? Niet kapitaal of afkomst maar deugdzaam gedrag
legitimeert de bevoorrechte status van de heersende klasse volgens
het confucianisme. En dat houdt ook in dat een teloorgang van het
ethisch handelen de omverwerping van de macht rechtvaardigt.
Kijk
bovendien naar Taiwan of Zuid-Korea, andere naties met
confucianistische wortels. Hoffelijkheid en fatsoen zijn er zonder
meer de norm.
Cynische
machteloosheid
Veel
meer dan in Confucius of het gebrek aan God of hel wortelt het
schuldig verzuim in de erfenis van het maoïstische tijdperk en in
het tot op heden gevoerde autoritaire bestuur. Keer op keer leren ze
's lands burgers dat morele verhevenheid en individuele
heldhaftigheid niet lonen.
Tijdens
Mao's politieke campagnes stierven tientallen miljoenen onschuldigen
en met hen werd de deugdzaamheid vermoord. Na zijn dood maakte
opvolger Deng Xiaoping er zich van af met de stelling dat zijn bewind
"voor 70 procent goed was en voor 30 procent slecht". De
bestraffing van Mao's beulen bleef uit. Sterker nog, de opportunisten
en sluwe hypocrieten die ondertussen een claim hadden gelegd op de
macht, konden die in de volgende decennia verzilveren als
bevoorrechte spelers in een meedogenloze versie van
wildwest-kapitalisme.
Leefden
in de jaren tachtig in veel Chinese harten de hoop dat de natie zowel
politiek, economisch als sociaal een nieuw begin kon maken, dan
bewees het Tiananmenbloedbad in 1989 dat de nieuwe leiders niet
fundamenteel verschillen van de oude. Andermaal werd de deugd
afgeslacht, dit keer in de studenten die een wissel op de toekomst
waren. Ook hun nabestaanden wachten tevergeefs op enige
genoegdoening.
Sindsdien
regeren achterdocht en machteloos cynisme. Li met de pet besloot
eieren voor zijn geld te kiezen, zich af te wenden van het
structurele onrecht dat hij aanschouwt en zich zo goed en zo kwaad
als dat gaat te concentreren op het verwezenlijken van zijn
materialistische dromen. En op gezette tijden herinneren de
lotgevallen van dwaze helden als Ai Weiwei, de nog steeds spoorloze
advocaat Gao Zhisheng of de thuis opgesloten blinde activist Chen
Guangcheng hem eraan dat Antigone spelen in het hedendaagse China
verregaande consequenties heeft. Of zoals één blogger het gisteren
stelde: "je geweten niet verraden is eigenlijk een soort van
spirituele luxe".
Categorie:China
|