Stories that remain too often untold/ Histoires oubliées
25-05-2009
CHINA - de hoop van de auto-industrie
Eén gemotoriseerd feest was het de voorbije dagen op het dertiende tweejaarlijkse Shanghaise autosalon. Er werden dertien nieuwe modellen voorgesteld, vijf meer dan tijdens de vorige editie, en voor het eerst waren er ook nieuwe voertuigen van Porsche, BMW en Mercedes-Benz. 1.500 bedrijven uit 25 landen en regio's zakten naar de beurs af, 500 meer dan de vorige keer. Ze kregen zo'n 600.000 bezoekers.
Het gaat nochtans slecht met de wereldwijde auto-industrie. Volkswagen gaf kwartaalwinstcijfers die bijna driekwart lager lagen dan in dezelfde periode van 2008 en ook Peugeot-Citroën zag zijn winst met een kwart dalen. Het Japanse Toyota, dat het Amerikaanse General Motors (GM) vorig jaar voorbijstak als 's werelds grootste autoconstructeur, stelde een verkoopdaling van 27 procent vast en bij de Amerikaanse concurrenten ging het nog harder. GM, Ford en Chrystler wisten in februari respectievelijk 37, 48 en 54 procent minder auto's aan de man te brengen dan in diezelfde maand van vorig jaar. Merken als Volvo, Hummer en Saab staan onderhand te koop, wereldwijd wordt de productie teruggeschroefd en duizenden banen zijn gesneuveld of bedreigd. Gisteren kwam zelfs het nieuws dat de 55-jarige Pontiac van GM volgend jaar ten grave wordt gedragen.
Er is in deze crisistijden weinig enthousiasme voor autobeurzen. Bijgevolg zal een van de grootste Europese salons, de tweejaarlijkse British International Motor Show, volgend jaar niet plaatsvinden en opteerde Australië ervoor om zijn salon voortaan slechts om de twee jaar te houden. Bovendien viel vorige maand in New York ook op dat sommige standhouders waren weggebleven en dat er vijf nieuwe modellen minder werden voorgesteld dan op de vorige show.
Daarom is het nogal vreemd dat de sfeer in Shanghai zo optimistisch was. De door de staat gecontroleerde Engelstalige China Daily kopte zelfs dat 2009 'niet het jaar van de buffel maar dat van de auto wordt'. De censuur daargelaten valt niet te ontkennen dat wat voor de rest van de wereld geldt, in China niet opgaat: daar groeit de automarkt nog steeds, zelfs in deze crisis.
In zeker opzicht is dat niet verwonderlijk. Slechts 32 op de duizend Chinezen zijn autobezitters, tegenover 800 Amerikanen. Eind 2008 reden er op China's wegen een kwart meer privéauto's rond dan een jaar eerder: het waren er 24,3 miljoen, tegenover meer dan 150 miljoen in de VS.
"Het autosalon van Shanghai", zo schreef de Wall Street Journal, "is een duidelijk voorbeeld van hoe het zwaartepunt van de auto-industrie zich naar China aan het verleggen is." In het eerste kwartaal van dit jaar werden er 2,7 miljoen auto's verkocht, vlot een half miljoen meer dan in de VS en als de groeiprognoses op die basis standhouden, dan komt China eind dit jaar op 10,7 miljoen verkochte voertuigen uit, tegenover minder dan 10 miljoen in de VS.
De autojournalisten die met de CEO's van de grote westerse merken praatten, noteerden in Shanghai bij elk van hen dan ook dezelfde overtuiging: dat China geen loutere aankomende markt is, maar niets minder dan het bepalende strijdtoneel van de hele sector.
Miljoenen werklozen
En toch. In de voorbije maanden verloren 20 miljoen Chinese rurale migranten hun baan en uit onderzoek van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen blijkt dat er dit jaar 7,8 miljoen universitair afgestudeerden een baan moeten zoeken, wat 3 miljoen onder hen niet zal lukken. Professor Pieter Bollier van de John Hopkins Universiteit becijferde dat in totaal 48 miljoen Chinezen in 2009 werk moeten vinden, terwijl er niet meer dan 7 miljoen nieuwe banen zijn. En op een sociaal vangnet kunnen werklozen in China slechts in erg geringe mate rekenen.
Bovendien geloven de meeste waarnemers dat de globale crisis geen zaak van maanden, maar eerder van jaren zal zijn, terwijl China voor zijn economische groei juist heel erg afhankelijk is van de internationale vraag naar zijn producten. Was buitenlandse handel in 1998 goed voor 30 procent van 's lands bnp, tien jaar later was dat al 60 procent. In de voorbije maanden viel de Chinese export met een kwart terug en ook de buitenlandse investeringen gingen fors achteruit. Doe daar nog de wijd verspreide Chinese overcapaciteit bij en je beseft dat China niet kan floreren zolang de rest van de wereld in ademnood zit. En dat vertaalt zich in een land waar onderwijs en gezondheidszorg door het gros van de bevolking uit de eigen zak moeten worden betaald in geringere binnenlandse consumptie.
Maar waarom stelt de Boston Consulting Group dan vast dat driekwart van de Chinese consumenten dit en volgend jaar even veel of meer wil spenderen als in 2008, wat de helft meer is dan de verbruikers in de EU en de VS.
Niet eens een kwart van de ondervraagde Chinezen vond overigens dat het economisch slecht ging, iets waar één op de drie Amerikanen en meer dan de helft van de Europeanen van overtuigd is. "Door drie decennia groei hebben de goedverdienende jonge consumenten geen slechte herinneringen", zo verklaren de onderzoekers dit fenomeen. "In Brazilië gaat het momenteel goed met de economie, maar de burger herinnert zich de slechte tijden en dus spendeert hij of zij niet."
Maar dat is niet de enige reden waarom de autoverkopers in China goede zaken doen. Veel belangrijker nog is het gevoerde overheidsbeleid. De voorbije decennia opteerde Peking voor een gigantische uitbreiding van het netwerk aan (betalende) expreswegen. Die werden tussen 1988 en 2002 jaarlijks met de helft verlengd en zo ging het van een luttele 147 kilometer autosnelweg naar 53.000 kilometer in 2007, wat neerkomt op 360 keer meer kilometer asfalt in twintig jaar tijd.
En nog is meer nodig, vindt Peking. Het in november aangekondigde economische stimuleringsplan ten belope van 400 miljard euro bevat andermaal veel infrastructuurinvesteringen. 67 miljard euro is gereserveerd voor de aanleg en renovatie van grote spoorlijnen, maar ook het expreswegennet wordt uitgebreid.
Tegelijk verlaagde de Chinese Centrale Bank de intrestvoeten sinds september al vijf keer en werd de controle op de binnenlandse kredietverstrekking gigantisch versoepeld. Nooit eerder in zijn geschiedenis stelde de staat zoveel geld vrij voor leningen door zijn burgers. In het eerste kwartaal leende de Centrale Bank 458 miljard euro uit, bijna evenveel als in heel 2008, en de verwachtingen zijn dat dat bedrag tegen het einde van het jaar zal oplopen tot 900 miljard euro.
Zonder risico is dat niet. Volgens Feng Wei van Guohai Securities riskeert 20 tot 30 procent van die goedkope kredieten die in eerste instantie bedoeld zijn om de consumptie aan te zwengelen en het vertrouwen te herstellen, te worden gebruikt voor financiële speculatie. Concreet worden de fondsen op de beurs geïnvesteerd of geplaatst in banken, waar ze meer opbrengen dan ze kostten. 38 procent van de Chinese financiële experts, zo blijkt uit een recent onderzoek, vreest dat de slechte leningen daardoor sterk zullen toenemen in de tweede helft van dit jaar.
Minibussen met miniwinsten
Dat de autoverkoop boomt, heeft ook te maken met de beslissing om in september van vorig jaar de consumptietaks bij te stellen, waardoor de aankoop van veelverbruikende auto's wel duurder werd maar die van zuinige veel goedkoper. Dat effect werd in januari nog versterkt, door de verlaging van de aankooptaks van 10 naar 5 procent voor de allerzuinigste wagens. En dat zijn er wel wat: vorig jaar maakten ze al 60 procent van het totale aantal verkochte auto's uit.
Op 1 maart kwam er een nieuwe en wellicht nog zwaarder doorwegende stimulans. De overheid trok toen 500 miljoen euro uit om de rurale bevolking aan te moedigen om hun oude en inefficiënte (landbouw- en) transportvoertuigen te vervangen door nieuwe, zuinige exemplaren. Concreet kan elke koper op een overheidskorting van 10 procent rekenen, wat schijnbaar vooral de verkoop van de 'Wuling Sunshine' gigantisch heeft aangezwengeld, die vaak als plattelandstaxi wordt gebruikt. Vorig jaar werden er van dit Chinese minibusmodel 460.000 exemplaren verkocht, in 2009 wordt een verkoop van 600.000 stuks verwacht en voorlopig ziet het ernaar uit dat het objectief wordt gehaald. In maart alleen al werden er 90.950 Wuling Sunshines verkocht, ruim een derde meer dan in dezelfde maand vorig jaar.
John Bonnell, onderzoeker bij autoconsultant JD Power, vraagt zich evenwel af of het hier om nieuwe vraag gaat dan wel om een vervroegde maar al geplande aanschaf, waarbij handig gebruikgemaakt wordt van de overheidskorting. Hij gelooft dat alleen een herinvoering van de sinds 2004 niet meer beschikbare autoleningen echt soelaas kan brengen. Tegelijk zegt hij te beseffen dat het Chinese bankwezen in dit opzicht niet erg adequaat functioneert, vooral niet in het opsporen van wanbetalers.
Als in China dit jaar 10,7 miljoen voertuigen worden verkocht, is dat dan goed nieuws voor westerse autoconstructeurs en mogen ze andermaal dromen van flinke winsten? Wellicht niet. Vooreerst zijn de winsten bij minibusjes ook mini en bovendien is 90 procent van de voertuigen die momenteel worden aangekocht in China van binnenlandse makelij. Alleen welvarende zakenlui en hoge regeringsfunctionarissen kopen de erg dure modellen van bij voorkeur BMW of eventueel Mercedes-Benz of Porsche: zij hoeven hun wagen namelijk niet zelf te betalen.
Ook de andere westerse producenten kunnen qua prijs niet op tegen de Chinese concurrentie, die auto's presenteert vanaf 3.000 euro. Sommigen menen dat die populariteit van Chinese modellen een tijdelijk fenomeen is. Acht op de tien Chinezen worden nu voor het eerst auto-eigenaar. "Ze beseffen dus niet", aldus een woordvoerder van een westerse fabrikant tegen Reuters, "wat ze zich op de hals halen door een kwalitatief veel minder betrouwbare Chinese auto te kopen. Bij hun volgende aankoop laten ze zich vast niet meer alleen leiden door het prijsvoordeel."
Build Your Dream
Maar stel dat ze in het land van de fietsen van gemotoriseerde voertuigen gaan dromen zoals ze dat in het land van de auto's al lang doen? Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie vallen er door de luchtvervuiling nu al jaarlijks 656.000 doden in China. Welke sterftecijfers krijgen we als er in de volgende kwarteeuw 270 miljoen auto's bijkomen op de Chinese wegen, zoals de onderzoekers van McKinsey in 'Charging up in China' schrijven? Zij geloven dat het er tegen 2030 287 miljoen zullen zijn, ofte 30 procent van het wereldtotaal. Als die blijven rijden met benzine of diesel zal China verantwoordelijk zijn voor meer dan 20 procent van alle broeikasgassen uit personenvervoer. Tevens zou dat een extra CO2-uitstoot van 1,2 miljard ton per jaar opleveren.
Het zal dan ook niemand verwonderen dat er op het Shanghaise salon opvallend veel alternatieve voertuigen te zien waren. Als China echt massaal wil autorijden, dan minstens elektrisch. Maar ook dat is problematisch. 85 procent van de Chinese elektriciteit wordt nu immers opgewekt met steenkool, een fossiele brandstof die geenszins milieuvriendelijk te noemen valt. Diversificatie is dus dringend aangewezen.
De rapportschrijvers geloven bovendien dat China goed geplaatst is om wereldleider te worden in het segment van de elektrische en hybride voertuigen. Ze schatten dat die tegen 2030 in China alleen al een markt kunnen uitmaken van 70 tot 150 miljard euro. Daarbij gaan de onderzoekers ervan uit dat 20 tot 30 procent van de autokopers voor een dergelijk vehikel opteert, terwijl dat in de rest van Azië, Europa en de VS slechts 5 tot 10 procent zou zijn.
Veel hangt in deze kwestie af van de keuzes die overheden willen maken. Het ziet ernaar uit dat Peking wel groen wil gaan, deels doordat al te grote olieafhankelijkheid onbetaalbaar is voor een land dat zelf niet over grote reserves beschikt. Tot dusver subsidieerde de overheid de benzineprijs, maar in juli van vorig jaar werd toch al een prijsstijging met 17 procent doorgevoerd tot een gemiddelde benzineprijs van 0,66 euro per liter. Gaat die over de 1 euro, dan is de 3.000 euro extra voor de batterij in elektrische of hybride voertuigen in vijf jaar terugverdiend, wat de consumenten ongetwijfeld over de streep zou halen. Bovendien pakte de overheid in januari uit met een plan om tegen 2010 10.000 elektrische auto's op de weg te hebben in de grote en middelgrote steden en werden extra fondsen uitgetrokken voor onderzoek op dit vlak. Ook worden plannen uitgedokterd voor herlaadfaciliteiten voor batterijen in Shanghai, Peking en Tianjin.
Maar zelfs anno 2009 is de Chinese consument erg geïnteresseerd in een groene auto, zo blijkt uit een onderzoek van Continental. Meer dan de helft van hen wil een hybride en bijna driekwart wil zelfs de aanschaf van een elektrisch vehikel overwegen, terwijl daar in Groot-Brittannië slechts één derde van de automobilisten toe geneigd is. Een en ander heeft ongetwijfeld te maken met de gigantische smogdekens die het gros van de Chinese steden nu al verstikken. Maar evengoed speelt het feit dat de meeste Chinese automobilisten alleen in de stad rijden en niet meer dan 90 kilometer per dag afleggen, waardoor het niet zo'n probleem is dat elektrische voertuigen niet ver of snel kunnen gaan, wat voor Amerikanen en Europeanen veel vaker een afknapper is.
Wie een groene auto wil, kan dat overigens al. In december pakte BYD (Build Your Dream) Auto uit met de F3DM, de eerste plug-inhybride auto ter wereld, die volgend jaar ook in Europa wordt aangeboden. Daarmee heeft BYD volgens experts een voorsprong op Toyota en GM van één tot twee jaar. Het moederbedrijf BYD is eigenlijk een batterijgigant. Deze Zuid-Chinese firma werd in 1995 opgericht en produceert onderhand tweederde van alle nikkel-cadmiumbatterijen ter wereld, even goed als één derde van alle lithium-ionbatterijen voor mobieltjes. Het dochterbedrijf BYD Auto, dat nu met de F3DM komt, is nog maar zes jaar bezig. Het werd in 2003 opgericht met de aankoop van de productielicentie van de failliete Chinese constructeur Qinchuan en specialiseerde zich meteen in elektrische auto's.
Aanvankelijk kostte de F3DM 15.000 euro, maar toen er in de eerste vier maanden na zijn lancering maar 80 exemplaren van konden worden verkocht, kondigde de BYD-CEO Wang Chuanfu aan dat de prijs naar 10.000 euro zal worden verlaagd. Ook liet hij weten dat onafhankelijke tests zullen komen om de geruchten over onder meer een al te stug stuur de wereld uit te helpen.
BYD is overigens niet de enige Chinese producent van elektrische auto's. Sinds februari heeft ook de grootste private fabrikant, Chery, een dergelijk vehikel. En als we de zegslui van China's autobouwers mogen geloven, dan is dit nog maar het begin en spreekt de hele wereld straks over Chinese merken die u en ik tot op heden volstrekt niet kennen.
Binnenkort is het precies twintig jaar geleden dat tanks in het hart van Peking levens en dromen verpletterden. Honderden slachtoffers vielen te betreuren en het Chinese volk werd er andermaal op gewezen dat het niet loont om aan politiek te doen, wat verklaart waarom het idealisme van het eerste decennium van de in 1979 gelanceerde hervormingen na het bloedbad van Tiananmen plaatsmaakte voor een blinde zucht naar materialisme. Rijk worden is glorieus, leider Deng Xiaoping had het al eerder gezegd, zijn volk besloot het vervolgens ook daar maar bij te houden, in de mate althans dat hen dat niet onmogelijk werd gemaakt.
Hoe de jongeren die destijds de protesten van honderdduizenden studenten op het plein leidden, er later over dachten, wisten we al. Ik ging zelf een van die gewezen studentenleiders in Fairfax, nabij Washington opzoeken, waar de man nu als dominee werkt. Deze Zhang Boli heeft zich lange tijd erg schuldig gevoeld over wat er op het plein is gebeurd. 'We hebben gefaald, zei hij, we probeerden niet het hoogst haalbare te bereiken tegen de geringste prijs. Niets hebben we gekregen en daarvoor werd de hoogst mogelijke tol betaald.
We weten ook hoe vooraanstaande intellectuelen als de in december wegens het Charter O8 opgepakte Liu Xiaobo enige jaren na datum over de protesten oordeelde. De democratie die we zochten, schreef hij in 1994 al, was te leeg, te emotioneel. Ze reikte niet verder dan het opwindende, romantische stadium van de holle slogans. Over de studentenleiders schreef hij dat ze 'twee maanden lang revolutionaire heiligen en democratische sterren speelden. Dat was blijkbaar een vrijgeleide om overal ongegeneerd je gevoeg te doen, om gratis het openbaar vervoer te gebruiken en uit eten te gaan zonder te betalen.
Tegelijk hebben we de afgelopen jaren kunnen lezen hoe de intellectuelen die studenten aanmaanden om het plein toch maar te verlaten om bloedvergieten te voorkomen, hun halstarrige verzet daartegen uitlegden. Het probleem, zo oordeelde Liu Binyan, China's beroemdste journalist die zelf 21 jaar van zijn leven in werkkampen bracht, is dat de studenten niets van de geschiedenis kenden. Ze dachten dat ze de eerste Chinese democraten waren. En hun allergrootste tekortkoming was hun persoonlijke honger naar macht.
Waar we tot dusver evenwel het raden naar hadden, was naar wat er zich precies afspeelde in de hoogste regionen van de macht. Toegegeven, door de publicatie in januari 2001 van de Tiananmen Papers, een collectie van geheime overheidsdocumenten waarin de machtsstrijd binnen de CCP-top wordt blootgelegd, kregen we een beeld op hoe China's leiders aankeken tegen de protesten en hun potentiële reacties daarop. Maar we wisten bijvoorbeeld niet hoe de partijleider van dat moment, Zhao Ziyang, die woelige tijd inschatte. Ze was voor hemzelf alvast bepalend: nog voor het bloedbad werd hij tot aftreden gedwongen en wat volgde waren zestien jaar van huisarrrest waaraan alleen met zijn dood in oktober 2005 een einde kwam.
Die lacune wordt nu verholpen, met de publicatie van 'Staatsgevangene N°1, Het geheime dagboek van premier Zhao Ziyang. Hoe het boek tot stand kwam, is op zich al merkwaardig: Zhao schreef het niet zelf maar slaagde er in de jaren dat hij in zijn eigen huis opgesloten zat en door zijn huishoudelijke personeel evengoed als door bewakers in de gaten werd gehouden, toch in om oude audiocassettes met kindermuziek in te spreken met zijn memoires. In totaal vulde hij aldus 30 bandjes van elk een uur, die hij vervolgens van nummertjes voorzag. Zijn familieleden wisten niets van de tapes. En hoewel hij zelf niet heeft aangegeven hoe of wanneer die materiaal gepubliceerd of gebruikt zo mogen worden, wilde hij duidelijk dat zijn verhaal werd doorgegeven. Maar dat blijkt wel uit het feit dat hij zegt te hopen dat zijn 'opmerkingen omtrent de gebeurtenissen van 4 juni ooit als een soort historisch document zou kunnen dienen'.
Toen Zhao na ongeveer twee jaar klaar was met de opnamen, vond hij een manier om de banden mee te geven aan enkele goede vrienden. Ieder kreeg een gedeelte mee van alle opnamen, duidleijk uit vrees dat ze zoek zouden raken. En toen Zhao vier jaar geleden stierf, ondernamen enkele mensen die van de opnamen wisten, een complexe, geheime poging om het materiaal naar één plek te brengen en het om te zetten voor publicatie. Later werd opnieuw een verzameling banden ontdekt, misschien de originelen, opzichtig verborgen tussen het speelgoed van de kleinkinderen in Zhao's studeerkamer.
Zhao Ziyang werd geboren in Henan maar maakt carrière in Guangdong, waar hij in 1965 partijleider werd op de opmerkelijk prille leeftijd van 46 jaar. Net als talloze andere ambtenaren werd hij tijdens de Culturele Revolutie verbannen, hij werkte toen als monteur in de Wertuigfabriek in Xiangzhong, Hunan. Zhao hoorde later dat voorzitter Mao zelf verantwoordelijk was geweest voor zijn terugkeer uit politieke ballingschap. Op een dag had Mao plaatselijk aan een bediende gevraagd hoe het eigenlijk ging met Zhao Ziyang. Toen hij hoorde dat Zhao was gezuiverd en als arbeiders naar het platteland was gestuurd, zei hij: Wordt nu iedereen gezuiverd? Maar dat wil ik niet'. En daarmee was Zhao gerehabiliteerd. In 1975 werd hij partijleider in de provincie Sichuan, waar hij ambitieuze plannen ontvouwde waardoor de landbouwproductie en de welvaart van de boeren toenam. 'Tijdens de vele uitputtende inspectietochten', zegt hij daarover in zijn memoires, 'besefte ik dat onze economie niet efficiënt was, en dat dat te maken had met het feit dat mensen niet beloond werden voor hun inspanningen'.
In 1980 werd Zhao naar het centrum gehaald, waar hij als premier bevoegd werd voor de economie, met name voor het in de praktijk brengen van de hervormingen. Deng wordt meestal gezien als de architect daarvan. En zonder stevige eerste aanzet zou er zeker geen hervormingsbeleid zijn geweest. Maar als men Zhao's memoires leest, wordt duidelijk dat hij eerder dan Deng de architect achter de schermen is. Hij was degene die zijn steun gaf aan de nationale invoering van het familieverantwoordelijkheidssysteem om de landbouw te ontwikkelen en de inkomsten van de boeren te verhogen. Zelf geeft hij toe dat hij daarin zonder de steun van Deng nooit zou zijn geslaagd. Maar het idee kwam niet van Deng, wel van Zhao. Ook was hij diegene die bedacht dat de kustgebieden moesten ontwikkeld worden, niet in de zin dat er Speciale Economische Zones moesten komen, maar een poging om de kustprovincies te ontwikkelen tot exportgerichte economiën, waardoor China inderdaad de grootste fabriek van de wereld zou worden. Dat beleid ontwikkelde Zhao in '87 en '88 en het overleefde zijn politieke dood maar dat hij er de bezieler van was geweest, werd later vlot vergeten.
Het belang van dit dagboek is dat het een intieme kijk biedt in een van 's werelds meest ondoorzichtige regimes. De machtsstructuur die Zhao beschrijft is chaotisch, vaak blunderend. Elkaar bekampende facties proberen de opperste leider Deng, die op dat moment alleen nog voorzitter is van de Centrale Militaire Commissie, voor zich te winnen. Zijn goed- of afkeurende knikjes klinken in de hele salenleving door, alsof ze van een orakel afkomstig zijn. In dat opzicht doet dit boek in zekere zin denken aan het verhaal dat Li Zhisui, de tandarst van de Grote Roerganger, in 'the Private Life of Chairman Mao' doet.
Het verhaal van het Tiananmenbloedbad begint eigenlijk op 15 april, toen de studenten naar het plein marcheerden om te rouwen over Hu Yaobang, de in 1987 afgezette partijleider die bekend stond als beschermer van de intellectuelen. Zhao maakte conservatieve callega's als Li Peng op dat moment razend met zijn ontspannen houding tegenober de activiteiten van de studenten. Zhao besefte hoe geliefd Hu was en dat de studenten zijn dood aangrepen aan lucht te geven aan hun frustraties inzake slecht bestuur en het gebrek aan inspraak en transparantie. Tegelijk was hij ervan overtuigd dat ze mits de juiste, bedaarde en sussende maatregelen, bereid zouden zijn om terug te gaan naar hun campussen. Zelf vertrok Zhao op dat moment voor een al lang gepland bezoek aan Noord-Korea. Daags voordien had hij Deng nog persoonlijk gerustgesteld en de oude leider was het helemaal met hem eens geweest.
Kort na zijn afreis liet Li Peng de leiders van de stedelijke Partijcomissie van Peking evenwel verslag uitbrengen, eerst aan het Permanent Comité van het Politburo (het vijf leden tellende hoogste partij-orgaan), en daarna aan Deng. Zij voorspelden, in volstrekte tegenspraak met Zhao's visie, dat als de orde niet onmiddellijk zou worden hersteld, er een nationale opstand zou uitbreken. Deng, die de Culturele Revolutie niet was vergeten (zijn zoon Pufang werd toen permanent gehandicapt nadat hij uit het raam werd gegooid door de Rode Gardisten) was gemakkelijk te choqueren met een dergelijk verslag. Hij noemde de gebeurtenissen toen 'tegen de partij gerichte, antisocialistische oproer'. Deng had het zelfs over ingrijpen, als 'een scherp mes waarmee een touw van gevlochten hennep wordt doorgesneden'.
Er werd met Zhou in Noord-Korea over gecommuniceerd via een telegram en hij was bij gebrek aan informatie gedwongen om het eens te zijn met Dengs analyse.
Li Peng zorgde ervoor dat Dengs woorden -evenwel zonder diens toestemming in het hoofdartikel van het Volksdagblad van 26 april werden opgenomen. Dàt is het scharniermoment gebleken in de protesten, zo merkt ook Zhao op. De omvang van de demonstraties, de chaos waarin ze eindigden, en hetgeen de situatie deed escaleren, was allemaal terug te voeren op dat commentaar. De situatie ervoor was anders dan die erna.
Li Peng had verwacht dat het commentaar de studenten bang en meegaand zou maken maar het tegendeel gebeurde. Ze waren juist razend omdat hun patriottische actie in een negatief daglicht werd gesteld. Het protest zwol aan. De studenten trokken 's anderendaags opnieuw naar het plein en braken zelfs door een politiekordon heen.
Bij zijn terugkeer op 30 april zag Zhao meteen in dat zolang de beledigende passages in het commentaar niet werden ingetrokken, de studenten niet tot de orde konden worden geroepen met verzoenende toespraken. Hij suggereerde ondermeer dat er een bijsturing zou komen, een edito waarin gezegd werd dat slechts 'een kleine minderheid' tegen de partij was en anti-socialistisch. Deng wou evenwel niet van enige modificatie of intrekking weten omdat het dan zou lijken alsof hij een misstap had begaan en die nu betreurde. En ondertussen kraaide Li Peng victorie: hij was er eindelijk in geslaagd een wig te drijven tussen zijn rivaal Zhao en diens beschermheer Deng, die hem luttele maanden eerder nog had beloofd dat hij minstens nog twee termijnen zou mogen aanblijven als partijleider.
Zhao probeerde de studenten, die in het commentaar bovenal ook een voorbode zagen van de repressie na hun terugkeer naar de campussen, te sussen en tot vertrekken te bewegen. Hij gaf op 4 mei een toespraak voor een delegatie van de Asian Development Bank, waarin hij ervoor pleitte de protesten rustig, redelijk, ingetogen en efficiënt op te lossen, volgens de beginselen van de democratie en de rechtstaat. Ook wees ik erop dat de studenteleiders zowel tevreden als ontevreden waren over de Partij en de regering en dat ze absoluut niet tegen de fundamenten van ons systeem waren. Ze vroegen ons alleen om een aantal zwakke punten te verbeteren.
De speech werd in de binnelandse en internationale media gunstig onthaald en de volgende dag waren er op veel faculteiten weer colleges. Zhao lijkt het het beste om vervolgens actief een dialoog te starten met de studenten en andere groepen en enkele van hun redelijke ideeên over te nemen, teneinde de gespannen sfeer te onladen. Maar Li Peng en enige anderen probeerden dit proces bewust tegen te houden, te vertragen en zelfs te saboteren. Zo lieten ze uitschijnen dat ik alleen mijn persoonlijke mening had verkondigd en dat die niet overeenkwam met het standpunt van het Centraal Comité. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje onder sde studenten, waardoor deze de indruk kregen dat het aanbod van de regering om met hen in discussie te gaan volstrekt onoprecht was.
Ook stelde Zhao voor om specifieke maatregelen te treffen in de kwesties waar het volk zich zorgen over maakten en bijvoorbeeld een Corruptiecomissie in te stellen die werkelijk gezag zou hebben in het Nationaal Volkscongres. Maar dat voorstel wilde Li Peng zelfs niet op de agenda van de volgende bijeenkomst van het Permanent Comité zetten. 'De dialogen die plaatsvonden leken hooguit bedoeld om de studenten af te poeieren en er werden geen concrtete stappen genmen op het gebied van hervorming: de studenten kregen dus steedxs meer twijfels over mijn 4 mei-toespraak. Een nog emotioneler confrontatie leek daardoor onvermijdelijk.
Omdat ze diep teleurgesteld waren over de dialoog met de overheid, besloten de studenten het staatsbezoek van Gorbatsjov aan te grijpen om grootschalige demonstraties en een hongerstaking te onrganiseren. Ze meenden dat dit het moment was om druk op de regering uit te oefenen. Maar hoe meer zij aandrongen, hoe meer reden Li Peng en zijn trawanten zagen om hen met gewelddadige middelen te onderdrukken.
En dus hield Zhao op 13 mei een toespraak voor arbeiders, waarin hij zei dat het onredelijk zou zijn als de studenten de onderhandelingen tussen de twee staten zouden verstoren. Mijn oprep werd in alle kranten afgedrukt maar de studenten gaven er geen gehoor aan. Vanaf 13 mei 's middags begon een zit- en hongerstaking en tot aan de bloedige repressie van 4 juni zouden ze het plein bezethouden.
Op de vierde dag begonnen er studenten flauw te vallen. Ik vreeesde dat als dit zo zou doorgaan, sommigen zouden sterven. Dat zou moeilijk uit te leggen zijn aan ons volk. Zhao stelde voor dat het hoogste partij-orgaan met een communiqué zou komen, met ondermeer de volgende zin: De hartstochtelijke vaderlandsliefde van de studenten is bewonderenswaardig en het Centraal Comitee en de staatraad (de regering) staan achter hun daden. Die laatste zin vond Li Peng onacceptabel. De tekst werd uiteindelijk goedgekeurd maar Zhao vreesde dat die niet ver genoeg ging. 'De belangrijkste eis was de herroeping van de karakterisering van de demonstraties in het commentaar van 26 april. Zolang dit niet was gebeurd, vier er geen einde te maken aan de hongerstaking'. En dus stelde hij andermaal voor om het oordeel in het edito te wijzigen. Li Peng pareerde evenwel dat het naar de geest van Deng Xiaopings woorden was geschreven en dus niet kon worden veranderd. Zhaos poginghen mislukken en als hij in een privé-onderhoud met Deng zijn laatste redding zoekt, vindt hij daar daags nadien alle leden van het hoogste partijorgaan reeds aanwezig. 'Ik voelde meteen al aan dat het niet goed zat'.
Zhao zette als eerste zijn mening uiteen en argumenteerde dat ze de zaak nu nog konden rechtzetten maar dat er anders een gevaarlijke situatie dreigde te ontstaan. Tijdens zijn toespraak maakte Deng een ongeduldigde en misnoegde indruk en zo gauw zhao zweeg werd hij door Li Peng en Yao Yilin bekritiseerd. Die zeiden dat de schuld van de escalatie van de demonstratie geheel in zijn toespraak van 4 mei lag.
Toen Deng het woord nam, zei hij dat de manier waarop de situatie zich ontwikkelde alleen maar bevestigde dat het oordeel in het commentaar van 26 april correct was. Hij was het met Li Peng eens aangaande Zhao's verantwoordelijkheid voor het voortduren van de protesten en zei tenslotte dat er 'geen weg terug meer is en daarom moeten we militaire troepen naar Peking sturen en de staat bvan beleg afkondigen. Zhao ging meteen na het einde van de vergadering weg en liet zijn assistent Bao Tong thuis zijn ontslagbrief opstellen. Ik wilde onder geen beding de secretaris-generaal worden die het leger had gemobiliseerd om de studentendemonstraties neer te slaan. Yang Shangkun overtuigt er hem evenwel van dat een plots ontslag nu olie op het vuur zou kunnen gooien en Zhao zwicht voor dat argument. 's Anderendaags stuurt hij nog een laatste brief naar Deng waarin hij oproept om het commentaar toch te herzien. Er kwam geen antwoord.
Op de ochtend van 19 mei gaat Zhao de studenten bezoeken op het plein. Hij probeerde ze te overhalen op te houden met hongerstaken door te zeggen dat ze jong waren en juist het leven moesten omarmen. De studenten begrepen niet wat ik wilde zeggen. Evenmin hadden ze een idee van wat hen te wachten stond.
Vanaf dat moment is Zhao overigens zelf van het besluitvormingsproces afgsloten. 'tot op vandaag weet ik niet waneer die beslissing werd genomebn.
In de avond van 3 juni hoorde ik, terwijl ik met familileden in de tuin zat, luide kanonschoten. Een wereldschokkende tragedie was niet afgewend en volstrok zich alsnog.
Van 19 tot 21 juni is er een uitgebreide vergadering in het Politburo (het tweede hoogste partijorgaan), waar Zhao wordt beschuldigd van grove overtredingen zoals verdeeldheid zaaien binnen de Partij en steun geven aan het oproep. Ook werd aangekondigd dat er een onderzoek kwam naar zijn misdaden. Behalve met het beruchte commentaar hadden die ook te maken met wat hij tijdens het bezoek tegen Gorbatsjov had gezegd op 16 mei. Deng was misnoegd over mijn toespraak van 4 mei maar werkelijk diep gekwetst door mijn gesprek met de Sovjetleider. Hij vertelde tegen de Chinees-amerikaanse Nobelprijswinnaar Tsung-Dao Lee zelfs 'dat ik hem naar voren had geduwd tijdens de studentenonlusten. Eigenlijk wilde hij daarmee zeggen dat ik hem ten overstaan van het publiek in zijn hemd had laten staan. Zhao had het in dat onderhoud over de rol die Deng speelde in China en binnen de partij. Terwijl het zijn bedoeling was om het prestige te vergroten van de man die weliswaar nauwelijks nog officiële functies bekleedde maar toch als sterke man moest worden aanzien door Gorbatsjov, groeide de kwestie uit tot een groot misverstand. Sommigen dachten dat Zhao zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrok en Deng de confrontratie met het volk liet aangaan. Zhao had tegen de Sovjetleider gezegd wat hij tegen elke andere hoogwaardigheidsbekleder verkondigde sinds Dengs terugtreden op het Dertiende partijcongres van oktober 1987. Namelijk: Dat Dengs rol als de belangrijkste beslisser in de partij niet was veranderd door het opgeven van zijn officiële functies. OP dat congres was trouwens een resolutie aangenomen die stelde dat ze Deng zouden raadplegen bij belangrijke beslissingen.
Het onderzoek naar Zhao's misdaden duurde van juni 1989 tot oktober 1992 en resulteerde niet in de publicatie van enig rapport. Gesteld werd louter dat het onderzoek was afgerond en de conclusies bevestigd. Al die tijd spendeert Zhao in huisarrest en ook in latere jaren zal hij zijn woonst zelden mogen verlaten. 'sWinters wordt hem toegestaan klimatologisch mildere oorden op te zoeken voor zijn keelaandoening, een enkele keer mag hij golfen maar het gros van begrafenissen van partijvrienden moet hij missen.
In die periode heeft Zhao veel tijd om na te denken over de gebeurtenissen. Hij concludeert dat China politieke hervormingen nodig heeft om het economische beleid op de rails te houden en geeft zelfs toe dat het beste systeem dat er momenteel is, dat van de westerse parlementaire democratie is. Zonder vrije pers en scheiding der machten komt een land bij corruptie en wanbeheer uit, meent Zhao. Hij stelt tevens dat een gigantische kans is gemist: de politieke hervormingen die op het Dertiende Partijcongres in 1987 waren afgesproken, zijn daarna nooit uitgevoerd. Ze behelsden een scheiding van partij en staat, een gigantische kans is gemist om
SENEGAL - zowel thuis als op school spreekt de karwats
Onlangs stond in het Senegalese Dalifort de lerares Khady Bâ terecht voor het verminken van haar leerling A.M. Diop. Een slordige agenda leverde de jongen karwatsklappen op, waarbij zijn oog grote schade opliep. De lerares werd veroordeeld tot een boete van omgerekend 76 euro, het kind moest naar Frankrijk worden overgebracht voor spoedchirurgie.
Het kind kent geen God, het kind kent de stok. Mamadou (18), die al vijf jaar deel uitmaakt van de Senegalese discussie- en actiegroep Eden rond geweld tegen kinderen, vraagt of ik de uitdrukking ken? Zie je, begint hij, in onze traditie heeft een kind nooit gelijk, het hoort zijn plaats te kennen, respect te tonen en niet tegen te spreken. De taal die het vaakst wordt gesproken is die van de macht en het geweld. Wordt een dochter of zoon naar de winkel gestuurd en raakt hij of zij onderweg het geld kwijt, dan wordt niet gevraagd hoe dat komt. Er komen klappen of je wordt met een lege maag naar bed gestuurd. Dat het kind onderweg misschien is bestolen of dat de handelaar oneerlijk was, zijn verklaringen waar geen rekening mee wordt gehouden. Ouders hebben overigens niet het gevoel dat ze iets fout doen. Er bestaat geen wetgeving die intrafamiliaal geweld tegen kinderen verbiedt. Bijgevolg zijn er ook geen hulplijnen voor kinderen, laat staan centra voor psychologische begeleiding. Loopt het dermate de spuigaten uit dat ze toch buitenshuis bescherming zoeken, dan worden ze door hun familieleden als verraders beschouwd. Ze gooiden de eer van het gezin immers te grabbel.
Onder de armoedegrens
Een van de grote problemen, voegt Anastasie Koudoh toe, is dat grote delen van de bevolking onder de armoedegrens leven. Ouders moeten zich al te zeer concentreren op eten, huisvesting en kleren voor het vaak al te kroostrijke gezin. Dat betekent dat vermoeide mannen en vrouwen weinig energie overhouden voor de opvoeding van de kinderen. Bovendien definiëren ze die vooral in termen van disciplinering, omdat dat de manier is waarop ze zelf opgevoed werden. Alternatieven voor de karwats zien ze nauwelijks. Als wij campagne voeren tegen intrafamiliaal geweld, krijgen we te horen dat kinderen door het praten over hun rechten hun respect voor de ouders verliezen en rebelleren. Tegelijk zien ze hun zonen en dochters als onrijp, gespeend van enige wijsheid, en dus niet als individuen met wie je communiceert en onderhandelt. Wij willen hen alternatieven aan de hand doen en zeggen: probeer je kind te begrijpen en besef dat je het ook kan straffen door het even zijn of haar favoriete bezigheid te ontzeggen. Door te tonen waartoe jongens en meisjes in staat zijn als ze worden aangemoedigd om mee te denken, overtuigen we hun vaders en moeders ook van hun intrinsieke waarde en van de voordelen die verbonden zijn aan het geven van overlegde verantwoordelijkheid. Het geweld beperkt zich niet alleen tot het ouderlijke huis, ook op school regeren leraren met de karwats, stelt Mamadou. Het voorbeeld van de twaalfjarige jongen die een zwaar beschadigd oog overhield aan een slordige agenda en slagen van de lerares, haalde de kranten omdat er een rechtszaak van kwam, wat uitzonderlijk is. Wettelijk mogen lijfstraffen op Senegalese scholen niet maar ze zijn dagelijkse kost. Sterker nog, het gros van de ouders wijt de leermoeilijkheden van kinderen zelfs aan de te grote soepelheid van de leraren. Ze sporen het onderwijzende personeel zelf aan om tucht in te stellen. Daar is een stilzwijgende consensus over en alleen als het totaal misloopt en een kind blijvend letsel oploopt, wordt er collectief moord en brand geschreeuwd. De consequenties van dat geweld zijn evenwel verstrekkend: veel gespijbel, geringe studiemotivatie en een verhoogde kans dat een kind betrokken raakt bij criminele activiteiten. En ook dan loopt het weer mis. Uit ons onderzoek onder jeugdelinquenten blijkt dat het gros van hen in detentie werd mishandeld door agenten, bewakers en medegevangenen. Dat geweld wordt geïnterioriseerd en bestendigd. In plaats van een voorbereiding op reïntegratie wordt de opsluiting zo een training in gewelddadig, antisociaal gedrag.
Compensatie in natura
Daarbij komt nog, meent Koudoh, dat veel leraren weinig opleiding kregen en slecht betaald worden. Zij beschouwen het beschikken over de leerlingen, ook in seksuele zin, als een compensatie in natura. En omgekeerd zien jonge meisjes in het slapen met de leraar soms een kans om in een hogere klas te komen zonder echt te studeren. Zelfs als ze verkracht worden, zullen die meisjes niet snel naar hun ouders of de autoriteiten stappen. Het taboe dat daarop rust is immers gigantisch. Moeders vrezen dat de buurt hen zal beschimpen als uitlekt dat dochterlief op school misbruikt werd en dat de schuld bij haar gebrekkige opvoeding zal worden gelegd. Op zich is de verkrachting van een kind wel strafbaar, maar rechtszaken zijn zeldzaam omdat kinderen en ouders hun rechten vaak niet kennen en ze niet zouden weten tot wie zich te wenden, gesteld nog dat ze het stigma naast zich neer wilden leggen, wat zelden voorkomt. Met andere woorden: er is nog veel werk aan de winkel.
Moeder, ze gaan me ophangen. Red me. Dat waren de laatste woorden van de 22-jarige Iraanse Delara Darabi, die zaterdag werd opgeknoopt. Als 17-jarige zou ze een moord hebben gepleegd, wat ze echter ontkent.
De voorbije jaren was er een internationale campagne op gang gekomen om het leven van Darabi te redden. Maar toen haar ouders zaterdag de ambulance uit de Teheranse Evingevangenis zagen vertrekken, wisten ze dat het te laat was. Hun dochter lag dood in het voertuig. Ze hadden haar een dag eerder voor het laatst gezien en de stemming was optimistisch. Op 20 april had de rechter immers een uitstel van executie met twee maanden bevolen. Bovendien waren tal van actiegroepen geld aan het inzamelen zodat ze de familie van de vrouw die Darabi zou hebben vermoord, met bloedgeld konden afkopen. Bovendien was er de hoop dat het met Darabi zou gaan zoals met haar vriendin Nazanin Fatehi, die eerst ook ter dood was veroordeeld maar eind januari 2007 toch werd vrijgelaten omdat ze onschuldig was. Darabis moeder vertelde na haar dood over haar laatste ontmoeting met haar dochter. Als ik vrijkom, had het meisje gezegd, dan wil ik mijn studies afmaken. Ik wil zo graag vrij zijn. Een van de rechters heeft me beloofd dat het zal lukken. Ik ben onschuldig, mama.
Verliefd
In september 2003 werd een rijke nicht van vaders kant vermoord. Aanvankelijk gaf Darabi, die toen 17 was, de moord toe, daartoe aangespoord door haar vriendje Amir Hoessein, die argumenteerde dat de roofmoord het stel in staat zou stellen om te trouwen en dat zij geen strenge straf zou krijgen aangezien ze minderjarig was. Dat bleek evenwel niet te kloppen: het tienermeisje werd ter dood veroordeeld door de rechtbank in haar geboortestad Raht en het Hooggerechtshof zou die strafmaat later bevestigen, zelfs als Darabi tegen die tijd stelde dat ze de moord niet pleegde en louter haar geliefde wou beschermen. Die bewering werd overigens door een aantal concrete feiten gestaafd. Zo werd de vrouw, zo bleek uit het onderzoek, vermoord door een rechtshandige, terwijl Darabi linkshandig was. In de gevangenis vatte Darabi een grote liefde voor schilderen op, haar werken werden zelfs in het buitenland tentoongesteld. Ook begon het meisje een blog bij te houden, die zijn weg vond naar de websites van tal van steuncomités, waardoor ze de allerbekendste Iraanse minderjarige ter dood veroordeelde werd. Ze schreef herhaaldelijk dat ze zich erg gesterkt voelde door die Iraanse en internationale sympathie, maar in januari 2007 verloor ze toch de moed en probeerde ze zelfmoord te plegen. Haar medegevangenen sloegen alarm en ze herstelde. De steungroepen, zo blijkt uit hun website, geloofden dat het door het toegekende uitstel nu wel zou lukken om Darabi vrij te krijgen. Dat dit niet is gebeurd, komt vooral omdat de rechterlijke macht tegen de eigen richtlijnen in heeft gehandeld. Niet alleen werd het uitstel niet gerespecteerd, bovendien werden ook de voorschriften inzake de kennisgeving van de advocaat en de nabestaanden met voeten getreden. Beide partijen moeten ten laatste 48 uur op voorhand op de hoogte worden gesteld van de nakende executie. Dat is niet gebeurd. Na het alarmerende telefoontje van hun dochter om zeven uur s ochtends haastte Darabis familie zich naar de gevangenis, maar ze werden niet tot het gebouw toegelaten. Toen ze de ambulance het pand zagen verlaten, beseften ze dat het te laat was.
Protest
De bekende Iraanse mensenrechtenactivist Mohammad Mostafaei vertelde achteraf tegen Human Rights Watch dat de executie wel een afrekening leek. Nadat de jonge vrouw haar smeekbede aan haar moeder richtte, nam een mannelijke functionaris de telefoon van haar over, aldus Mostafaei. We zullen met gemak uw dochter executeren, zei de man, en er is niets dat u daaraan kunt doen. Human Rights Watch gelooft dat de snelle en onwettige executie van Darabi moet worden gezien als een poging om de internationale storm van protest te vermijden die er zou zijn geweest als het nieuws van de plannen wél twee dagen op voorhand bekend zou zijn gemaakt. De Iraanse overheid blijft het wel doen, maar tegelijk toont de geheimzinnigheid waarmee het gebeurt dat Teheran wel degelijk beseft dat het schandelijk is en internationaal wordt afgekeurd.
Executies
Darabi deelt haar lot met meer dan 38 Iraanse kinderen sinds 1990 en nog eens 130 jongens en meisjes wachten in de gevangenis op de voltrekking van hun doodsvonnis. Geen enkel ander land in de wereld executeert zoveel minderjarigen. In Iran geldt dat meisjes vanaf hun negende en jongens vanaf hun 15de beschouwd kunnen worden als volwassenen. Worden ze ter dood veroordeeld, dan wordt met de voltrekking van het vonnis tot na hun achttiende verjaardag gewacht, wat betekent dat ze eerst nog jarenlang achter de tralies doorbrengen. Het feit dat zoveel bekentenissen onder foltering worden afgelegd, maakt die doodsvonnissen extra tragisch. Ook in Iran zelf keuren steeds grotere delen van de publieke opinie doodstraffen voor minderjarigen af. Vorige maand nog dienden tientallen vooraanstaande Iraanse intellectuelen, waaronder Nobelprijslaureaat Shirin Ebadi een petitie in waarin werd gepleit voor een opschorting daarvan. Maar ook die heeft het leven van Darabi niet kunnen sparen.
Ondanks beloftes van de Chinese overheid dat aidspatiënten recht hebben op gratis behandeling, moet het gros van de besmette kinderen het zonder medicijnen doen. Hoogstens 10 procent wordt behandeld, zo schrijven de onderzoekers van Asia Catalyst in een nieuw rapport. De rapportschrijvers deden hun onderzoek tussen mei en augustus van vorig jaar en in maart van dit jaar en concentreerden zich vooral op de provincies Henan en Yunnan. In de eerste raakten vele duizenden boeren begin jaren negentig met hiv besmet nadat ze hun bloed aan bloedbanken hadden verkocht en het niet-gecontroleerde plasma terug ingespoten kregen. Yunnan daarentegen is de grensprovincie met Birma, waar de aidsepidemie begon en waar ze aanvankelijk via besmette drugsnaalden ging. Later verspreidde het virus zich via de seksindustrie. Over hoeveel aidspatiënten China telt, zijn onderzoekers het niet eens. Pogingen om de bloedschandalen in de doofpot te stoppen en ook de angst voor stigma zorgden ervoor dat de cijfers gigantisch ver uiteenliepen, naargelang van de bron. Sommigen hebben het over enige miljoenen, anderen over minstens 700.000 mensen. Evenmin is bekend hoeveel kinderen met hiv besmet raakten. De Wereldgezondheidsorganisatie schat zon 10.000 maar andere experts menen dat het er veel meer zijn, gezien de overheid zelf toegeeft dat er in 2005 alleen al 9.500 kinderen bij de geboorte door hun moeder werden besmet. In 2003 lanceerde Peking het ambitieuze programma Vier gratis, één zorg. Dat komt erop neer dat antiretrovirale middelen, tests, preventie van moeder-kindoverdracht bij de geboorte en onderwijs voor aidswezen gratis zijn. De implementatie van dit programma laat evenwel te wensen over. Zo blijkt het slechts in 300 van de 2.000 districten in het land operationeel te zijn. Bovendien beperkt die kosteloze zorg zich tot de antiretrovirale medicijnen van de eerste generatie. De veel duurdere tweede generatie, die nodig wordt na resistentie, is in China nog altijd niet verkrijgbaar. In maart van dit jaar, tijdens de jaarlijkse zitting van het Nationaal Volkscongres, het parlement, probeerden een aantal ngos dat aan te kaarten. De enige officiële reactie was een dreiging met vervolging. Hoewel sommige Chinese gezondheidsfunctionarissen zeggen de noodzaak aan de invoer van die nieuwe medicijnen in te zien, zijn er nog geen officiële statements daarover, laat staan dat ze, behalve sporadisch op de zwarte markt, ergens te verkrijgen zouden zijn. Tegelijk is gezondheidszorg behalve voor overheidswerknemers, personeel van grote bedrijven en mensen die een private verzekering afsloten, geheel door de zieke zelf te betalen en vooral voor rurale burgers erg duur. Het gemiddelde inkomen van de rurale burgers was in 2008 omgerekend 533 euro, terwijl een simpel doktersbezoek zonder medicijnen of transport 5 euro kost. Zo krijg je verhalen zoals dat van Kleine Liu, die als kind bij een bloedtransfusie besmet raakte. Dat werd door de gebrekkige training van dokters in districtsziekenhuizen slechts op zijn achtste ontdekt. Dat betekende meteen dat hij al zijn vriendjes verloor en ook de familie van zowel vaders- als moederskant verbrak alle banden met het gezin. Ze waren zo bang dat ze het ook zouden krijgen, dat ze gingen lopen zo gauw ze me zagen. Ik heb geen vriendjes, niemand, zei de jongen in een interview met de rapportschrijvers kort voor zijn dood. Kleine Liu kreeg vervolgens aidsremmers maar alle verdere ziekenhuiskosten en ook de medicijnen tegen de talloze opportunistische infecties die hij opliep, moest zijn familie betalen. De jongen overleed dit voorjaar op veertienjarige leeftijd. Zijn vader had ondertussen zijn hele hebben en houden verkocht maar kon geen verdere behandeling betalen. De man raakte daarmee zijn enige kind kwijt. En eigenlijk had Kleine Liu nog geluk. Volgens de schrijvers van het rapport zijn er maximaal duizend kinderen die antiretrovirale middelen krijgen. Aangezien te weinig dokters tests doen, wordt de besmetting vaak niet of laattijdig opgemerkt en zonder behandeling halen weinig kinderen met aids hun vijfde verjaardag. Bovendien heeft het erg lang geduurd vooraleer er pediatrische aidsremmers te krijgen waren in China. De besmette jongens en meisjes kregen geneesmiddelen voor volwassenen, wat tal van extra neveneffecten opleverde en niet zelden maakte dat de kinderen afhaakten. En zo kregen ze veel meer opportunistische infecties en raakten ze bij eventuele hervatting van de behandeling ook sneller resistent, wat meestal niet lang daarna in hun dood resulteerde.
Vorig jaar veranderde het 'Land van de eeuwige glimlach' in dat van de 'Tranen van zijn toeristen', die vastzaten op door demonstranten geblokkeerde luchthavens. De Thaise politieke crisis begon eigenlijk al in 2006, met de coup tegen premier Thaksin Shinawatra (9 februari 2006 - 19 september 2006), die van corruptie, nepotisme en mensenrechtenschendingen werd beschuldigd. 'Sindsdien stuitert het land van protest naar demonstratie', schrijft Catherine Vuylsteke.
Een van de meest toonaangevende Thailandexperts, de Leedse professor Duncan McCargo, schreef in 2004 in zijn boek The Thaksinization of Thailand dat Thaksin louter een opportunistische politicus is wiens enige doel de uitbreiding van de eigen macht en weelde is. Zijn belangrijkste project, zo gaat het verder, bestaat erin de traditionele Thaise machtsstructuren te verwoesten en te vervangen door een constructie waarin hijzelf en zijn sociaaleconomische netwerken de spilfiguur zijn. De dominantie van het hof en de kringen daarrond, van de stedelijke hogere middenklasse, van de prominente zakenlui, het leger en de topambtenaren wilde en wil hij vervangen door een cliëntelistisch systeem waarbij de rurale bevolking van het verpauperde noorden en noordoosten van het land als breekijzer geldt.
Kiesfraude
Hoewel Thaksin de voorbije dagen louter virtueel aanwezig was - op door betogers gedragen pancarten en op beelden van videocalls die hij aanwendde om zijn Red Shirts tot revolutie aan te sporen - was het zijn spel dat andermaal werd gespeeld. Deze keer met afstandsbediening.
De voormalige premier stelt de straatgevechten graag voor als een strijd voor de democratisering van Thailand. Hij verwijst dan naar het feit dat de vier maanden oude regering van premier Abhisit Vejjajiva - die door zijn medeleerlingen op de chique Britse kostschool Eton steevast 'Veggie' werd genoemd - niet via verkiezingen aan de macht is gekomen, maar louter door een stembusgang in het parlement. Hij heeft daarin een punt. De parlementaire verkiezing kwam er nadat de partij van Thaksins medestanders, de Volksmachtpartij, door het constitutioneel hof ontbonden was wegens eerdere kiesfraude. Dat maakte haar verdere regeringsdeelname onmogelijk en dwong Thaksins schoonbroer, Somchai Wongsawat, om minder dan drie maanden na zijn aanstelling als premier af te treden.
Zijn voorganger, die net als Somchai voor Thaksinstroman werd versleten, moest na iets meer dan zeven maanden de plaat poetsen omdat hij als kok in een tv-programma het ambt van premier cumuleerde, wat de Thaise grondwet niet toelaat.
Geruchten
Thaksin wist al twee keer de verkiezingen te winnen, in 2001 en 2005, en hij mikt ook nu op het afdwingen van een nieuwe stembusgang. Hoewel dat vast niet de meest geprefereerde optie is van premier Abhisit, zou het wellicht de beste oplossing zijn. Geruchten dat de bewuste parlementaire stemming in december door het leger zou zijn georkestreerd, brachten Abhisits democratische credentials schade toe, zelfs al geloven de meeste waarnemers dat hij in veel opzichten een betere premier is dan Thaksin.
Die laatste is sowieso de autoritairste premier die Thailand in de voorbije dertig jaar heeft gehad. Tijdens zijn drugsoorlog vielen er tussen februari en augustus 2003 meer dan tweeduizend 'onverklaarde' doden. Toen een onafhankelijke mensenrechtencommissie daar een rapport over publiceerde, fulmineerde hij over het "ongehoorde uithangen van de vuile was, voor het oog van het Westen".
Abhisit gelooft in persvrijheid, goed bestuur en de noodzaak van een rechtsstaat, Thaksin zweert vooral bij zichzelf. Zijn objectieven zijn de recuperatie van meer dan 1,6 miljard euro aan bevroren kapitaal en eigendommen en de annulatie van de tweejarige celstraf die in oktober tegen hem werd uitgesproken wegens corruptie. De enige kans om die te verwezenlijken ligt in een nieuw regeermandaat voor zijn mensen.
Bewapening
Voorlopig heeft zijn strijd evenwel gefaald. Sterker nog, Thaksins Red Shirts hebben door hun drieste acties veel sympathie verloren, terwijl Abhisit zich kon profileren als een redelijke man die nodeloos bloedvergieten vermeed. Maar veilig in het zadel zit de premier daardoor niet. Het is zelfs zeer de vraag of het rustig kan blijven tot aan eventuele nieuwe verkiezingen. Een van de leiders van de Red Shirts zei gisteren in een anoniem interview met de Asia Times dat de bewapening van Thaksins hartland, het noorden en het noordoosten, "al volop bezig is". Ook Jakrapob Penkair, de man die als liaison wordt gezien tussen de Red Shirts en Thaksin, had het de voorbije dagen al over "de mogelijkheid van burgeroorlog". Goed zijn de vooruitzichten dus niet en het water tussen beide kampen lijkt steeds dieper te worden.
Premier Abhisit gelooft in persvrijheid, goed bestuur en de noodzaak van een rechtsstaat, Thaksin zweert vooral bij zichzelf
Vorig jaar veranderde het Land van de eeuwige glimlach in dat van de Tranen van zijn toeristen, die vastzaten op door demonstranten geblokkeerde luchthavens. De Thaise politieke crisis begon eigenlijk al in 2006, met de coup tegen premier Thaksin Shinawatra (9 februari 2006 19 september 2006), die van corruptie, nepotisme en mensenrechtenschendingen werd beschuldigd. Sindsdien stuitert het land van protest naar demonstratie, schrijft Catherine Vuylsteke.
Een van de meest toonaangevende Thailandexperts, de Leedse professor Duncan McCargo, schreef in 2004 in zijn boek The Thaksinization of Thailand dat Thaksin louter een opportunistische politicus is wiens enige doel de uitbreiding van de eigen macht en weelde is. Zijn belangrijkste project, zo gaat het verder, bestaat erin de traditionele Thaise machtsstructuren te verwoesten en te vervangen door een constructie waarin hijzelf en zijn sociaaleconomische netwerken de spilfiguur zijn. De dominantie van het hof en de kringen daarrond, van de stedelijke hogere middenklasse, van de prominente zakenlui, het leger en de topambtenaren wilde en wil hij vervangen door een cliëntelistisch systeem waarbij de rurale bevolking van het verpauperde noorden en noordoosten van het land als breekijzer geldt.
Kiesfraude
Hoewel Thaksin de voorbije dagen louter virtueel aanwezig was op door betogers gedragen pancarten en op beelden van videocalls die hij aanwendde om zijn Red Shirts tot revolutie aan te sporen was het zijn spel dat andermaal werd gespeeld. Deze keer met afstandsbediening. De voormalige premier stelt de straatgevechten graag voor als een strijd voor de democratisering van Thailand. Hij verwijst dan naar het feit dat de vier maanden oude regering van premier Abhisit Vejjajiva die door zijn medeleerlingen op de chique Britse kostschool Eton steevast Veggie werd genoemd niet via verkiezingen aan de macht is gekomen, maar louter door een stembusgang in het parlement. Hij heeft daarin een punt. De parlementaire verkiezing kwam er nadat de partij van Thaksins medestanders, de Volksmachtpartij, door het constitutioneel hof ontbonden was wegens eerdere kiesfraude. Dat maakte haar verdere regeringsdeelname onmogelijk en dwong Thaksins schoonbroer, Somchai Wongsawat, om minder dan drie maanden na zijn aanstelling als premier af te treden. Zijn voorganger, die net als Somchai voor Thaksinstroman werd versleten, moest na iets meer dan zeven maanden de plaat poetsen omdat hij als kok in een tv-programma het ambt van premier cumuleerde, wat de Thaise grondwet niet toelaat.
Geruchten
Thaksin wist al twee keer de verkiezingen te winnen, in 2001 en 2005, en hij mikt ook nu op het afdwingen van een nieuwe stembusgang. Hoewel dat vast niet de meest geprefereerde optie is van premier Abhisit, zou het wellicht de beste oplossing zijn. Geruchten dat de bewuste parlementaire stemming in december door het leger zou zijn georkestreerd, brachten Abhisits democratische credentials schade toe, zelfs al geloven de meeste waarnemers dat hij in veel opzichten een betere premier is dan Thaksin. Die laatste is sowieso de autoritairste premier die Thailand in de voorbije dertig jaar heeft gehad. Tijdens zijn drugsoorlog vielen er tussen februari en augustus 2003 meer dan tweeduizend onverklaarde doden. Toen een onafhankelijke mensenrechtencommissie daar een rapport over publiceerde, fulmineerde hij over het ongehoorde uithangen van de vuile was, voor het oog van het Westen. Abhisit gelooft in persvrijheid, goed bestuur en de noodzaak van een rechtsstaat, Thaksin zweert vooral bij zichzelf. Zijn objectieven zijn de recuperatie van meer dan 1,6 miljard euro aan bevroren kapitaal en eigendommen en de annulatie van de tweejarige celstraf die in oktober tegen hem werd uitgesproken wegens corruptie. De enige kans om die te verwezenlijken ligt in een nieuw regeermandaat voor zijn mensen.
Bewapening
Voorlopig heeft zijn strijd evenwel gefaald. Sterker nog, Thaksins Red Shirts hebben door hun drieste acties veel sympathie verloren, terwijl Abhisit zich kon profileren als een redelijke man die nodeloos bloedvergieten vermeed. Maar veilig in het zadel zit de premier daardoor niet. Het is zelfs zeer de vraag of het rustig kan blijven tot aan eventuele nieuwe verkiezingen. Een van de leiders van de Red Shirts zei gisteren in een anoniem interview met de Asia Times dat de bewapening van Thaksins hartland, het noorden en het noordoosten, al volop bezig is. Ook Jakrapob Penkair, de man die als liaison wordt gezien tussen de Red Shirts en Thaksin, had het de voorbije dagen al over de mogelijkheid van burgeroorlog. Goed zijn de vooruitzichten dus niet en het water tussen beide kampen lijkt steeds dieper te worden.
Somalische piraterij - wat er volgens expert Peter Lehr moet gebeuren
Peter Lehr, medeauteur van het boek Violence at Sea, piracy in the age of global terrorism, meent dat een militaire aanval op de piraten geenszins het gewenste effect zal hebben. De oplossing voor dit probleem ligt volgens hem op het land, in Somalië, dat sinds de val van dictator Siad Barre in 1991 een geïmplodeerde staat is. Het Westen was optimistisch toen er in oktober 2004 na een akkoord tussen de verschillende clans opnieuw een interim-regering in het vooruitzicht werd gesteld. Alleen bleek al gauw dat president Yusuf en premier Geedi weigerachtig waren om hun bestuur in de hoofdstad Mogadishu te vestigen. Vanaf de tweede helft van 2006 was de Unie van Islamitische Rechtbanken (UIC) goed op weg om voor orde en veiligheid te zorgen, maar het Westen, legt Lehr aan de telefoon uit, vreesde dat Somalië een nieuwe talibanstaat zou worden, compleet met geselingen en onthoofdingen voor zedenfeiten. En dus besloot men de Ethiopische invasie te steunen, die er alleen toe leidde dat alle gematigde en liberale leiders het land uitvluchtten, met achterlating van de meest extreme al Shahaab. Sinds begin dit jaar zijn de Ethiopische troepen weer vertrokken en nu dient er zich een nieuwe kans aan om Somalië weer op de been te krijgen. Een gematigde UIC-leider, Sheikh Sharif Ahmad, werd eind januari bij clanverkiezingen tot nieuwe president benoemd. Hij moet dringende voedselhulp vinden voor het gros van de bijna tien miljoen Somalis, alsook medische hulp en bijstand voor de heropbouw van zijn grotendeels verwoeste land. Dat is uiteraard een langetermijnoplossing, maar het Westen zou hem moeten helpen. Op korte termijn moeten we meer helikopters in de Golf krijgen, zodat er sneller kan worden ingegrepen. Op middellange termijn moeten we de Somalis bijstaan om hun eigen kustwacht op te zetten. Daarrond moet, zoals dat ook gebeurde in de Straat van Malakka, een regionale zeemacht komen, met schepen uit Egypte, Saoedi-Arabië, Oman en Jemen, eventueel bijgestaan door de Afrikaanse Unie. Dat zou ook het argument ontkrachten als zou er een westerse kruistocht tegen Somalië aan de gang zijn, wat Al Qaida op zijn websites beweert. Maar of Washington daar op korte termijn oren naar zal hebben, is een andere zaak.
Vandaag reikt de Universiteit Gent de Amnesty International Leerstoel uit aan de Egyptische prof. dr. Nawal el Saadawi (°1931).
Nawal el Saadawi, arts van opleiding, schrijft al meer dan een halve eeuw boeken en haar meer dan 45 werken werden in tal van talen vertaald. Eigenlijk werd ze al in de jaren zeventig wereldberoemd. Niet zozeer omdat haar boek De gesluierde Eva (1977) de westerse lezers erg bekoorde (ze moesten op de vertaling wachten tot in de jaren tachtig) maar door de ophef die het in eigen land veroorzaakte. El Saadawi, die uit een traditionele familie in een dorp nabij Caïro komt en op zesjarige leeftijd werd besneden, durfde zo ongezouten haar mening te verkondigen over seksualiteit, besnijdenis, prostitutie en het huwelijk dat ze meteen hordes vijanden en bewonderaars had. In 1980 sloot toenmalig president Anwar el Sadat (1970-1981) haar op als 'vijand van de staat', en pas nadat hij in oktober 1981 werd vermoord, herwon de schrijfster haar vrijheid. Afgeschrikt was ze geenszins: El Saadawi stichtte prompt de eerste vrouwenorganisatie van Egypte, die in 1991 werd verboden omdat ze kritiek had op het militaire optreden van de Verenigde Staten in de Golfoorlog. Ondertussen stapelden de doodsbedreigingen aan El Saadawis adres zich op en op aandringen van vrienden vertrok ze in 1993 als gastprofessor naar de Verenigde Staten. In 2001 probeerde een advocaat haar man te dwingen om van haar te scheiden wegens haar uitspraken over de islam in een Egyptisch blad. De rechtbank verwierp de zaak, maar enige jaren later volgde een nieuwe poging. Eind 2004 stelde El Saadawi zich kandidaat voor de presidentsverkiezingen en begin 2007 kwam ze in het nieuws nadat vijf van haar boeken verboden werden op de boekenbeurs van Caïro. De voorbije drie jaar zag ze zich genoodzaakt in het buitenland te verblijven nadat haar toneelstuk God treedt af voor furore had gezorgd. Het is de God van de heilige boeken vol tegenstellingen die opstapt, zei ze daar toen over, maar dat laat ons niet goddeloos achter. Er is ook een andere God. Dat heeft mijn ongeletterde oma me geleerd: God is geen boek, zei ze. God is gerechtigheid. Uiteindelijk won El Saadawi ook deze rechtszaak en deze zomer gaat ze terug naar Egypte. Ik verlang ernaar mijn huis terug te zien, mijn kinderen, mijn vrienden, de wereld waarin ik ben opgegroeid, zei ze gisteren in Brussel. Kijk, ik voel me overal thuis en de vele jaren in het buitenland hebben me geleerd dat je ook in het Westen het hele spectrum hebt van feministisch tot reactionair, van kapitalistisch tot extreem links, van progressief tot conservatief. Daar gaat mijn nieuwe boek Mijn leven aan de andere kant van de oceaan over. Maar soms is het goed om thuis te komen. En we hebben plannen: begin 2011 houden we in Caïro een grote feministische conferentie.
U hebt de voorbije decennia naam gemaakt als een vrouw die de fundamentalisten frontaal aanvalt. Wat vindt u van mensen als Theo van Gogh of Ayaan Hirsi Ali? El Saadawi: Ik ben categorisch tegen moorden, ongeacht onder welke vaandel ze gepleegd worden. Idem dito voor oorlog: er is niet zoiets als het legitiem ombrengen van anderen. Dat is overigens een van de grote problemen voor de internationale gemeenschap nu. Het staatsterrorisme, zoals ex-VS-president George Bush dat in Irak gelastte, wordt gedoogd, het niet-staatsterrorisme niet. Bush is een oorlogsmisdadiger, hij verdient berecht te worden, maar dat moet geen koren op de molen van terreurgroepen worden. Dus: Van Gogh had in november 2004 niet moeten worden vermoord. Evengoed als ik tegen moorden ben, keur ik beledigen af en daar heeft die man zich wel aan bezondigd. Er is een duidelijk verschil tussen het uiten van artistieke, literaire of politieke kritiek en beledigen. Door Marokkanen geitenneukers te noemen los je niets op, integendeel. Ik vond ook zijn film Submission niet goed, wegens te eenzijdig. Het leek alsof de islam slecht was en het christendom goed, de Arabieren verwerpelijk, de Amerikanen prijzenswaardig. De realiteit is veel complexer en een kritische geest hebben, betekent dat je bij alle partijen de dingen aankaart die gelijke rechten in de weg staan en onrechtvaardig zijn, ongeacht hun geschiedenis, kleur, ras of ideologie. Dat ik beledigen niet aanvaardbaar vind, houdt ook in dat ik die Mohammedcartoons in Denemarken in september 2005 erg ongelukkig vond, maar tegelijk ben ik tegen een verbod op dergelijke dingen. Met een wet regel je dat namelijk niet, we moeten mensen overtuigen, niets anders werkt.
U trekt hard van leer tegen het kapitalisme en pleit voor socialisme. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Welke landen of systemen strekken tot voorbeeld? Geen enkel. Elke maatschappij moet strijden voor haar eigen model van sociale rechtvaardigheid. Weet je, in Egypte had president Abdel Nasser (1956-1970) het over socialisme maar er was geen gelijkheid tussen mannen en vrouwen en evenmin was de welvaartskloof gedicht. Dat sloeg dus nergens op. We moeten creatief zijn en ons stelsel aanpassen aan de eigen, specifieke situatie. De ideeën van Marx of Lenin zomaar overnemen, leidt tot catastrofes, dat hebben we in de voormalige Sovjet-Unie of in China voldoende gezien. En natuurlijk is er nooit een ideale situatie. De strijd gaat verder. Mensen die al te zeer geloven in idealen die verwezenlijkt kunnen en zullen worden, komen altijd bedrogen uit.
U zei zaterdag op het Passa Porta Festival in de Munt dat het met de vrouwenrechten de voorbije jaren de slechte kant op gaat. Ja en nee, we hebben de voorbije jaren absoluut een backlash gezien tegen vrouwenrechten, evengoed vanuit de hoek van de christelijke fundamentalisten als vanuit die van de islamisten. Als religie sterker op het voorplan komt, wat de voorbije jaren gebeurde, heeft dat altijd negatieve consequenties voor vrouwenrechten. Maar tegelijk is de kritische massa van mensen die ervan overtuigd zijn dat de hele maatschappij baat heeft bij vrouwenrechten, sterk toegenomen. De ontsluiering van de geest is volop bezig, overal in de wereld. Die vooruitgang is mede te danken aan de boeken die werden geschreven. Een van de redenen waarom ik besloot om boeken te schrijven in plaats van louter patiënten te behandelen, is dat de impact daarvan veel groter is. Ik word nu evengoed in Indonesië als in Italië of Turkije gelezen. De grootste beloning is dat een lezer je schrijft dat je boek zijn leven of zijn visie heeft veranderd. Ik vergelijk het altijd met delen van het brein waar het licht is doorgedrongen. Je kan dat niet meer ongedaan maken. Dat heeft zich ook in enige positieve wetswijzigingen vertaald in mijn eigen land. Ik voer al een halve eeuw strijd tegen vrouwenbesnijdenis en sinds vorig jaar is die praktijk daadwerkelijk verboden. Het gebeurt nog steeds, maar het scheppen van een wettelijk kader is het begin, de basis waarop je aan mentaliteitsverandering kan werken. Ook de strijd van mijn dochter om onwettelijke kinderen in het systeem te krijgen door ze de naam te laten aannemen van hun moeders, heeft vruchten afgeworpen. Onder de nieuwe wet krijgen ze nu een geboortecertificaat op moeders naam. Dat dit gelukt is, heeft uiteraard ook met de omvang van het probleem te maken: aangezien deze jongens en meisjes officieel niet bestonden, eindigden ze vaak op straat. Egypte heeft onderhand twee miljoen straatkinderen. Stel je de sociale dreiging voor die daarvan uitgaat, er moest dus wel wat gebeuren. En daar zijn we erg blij mee. En vooral: je ziet dat het uiteindelijk lukt, als je maar niet opgeeft.
De 76-jarige gewezen rector van de universiteit van het Indiase Kanpur kwam de afgelopen tijd om opmerkelijke redenen in het nieuws. In juni van vorig jaar en opnieuw in februari 2009 legde G.D. Agarwal een zwijggelofte af en ging hij in hongerstaking tegen het Loharinag Palaproject, dat de bouw van verschillende dammen in onder meer de Bhagirathirivier behelst, vlakbij de bron van de voor vele Indiërs heilige Ganges. Opmerkelijk genoeg kreeg hij twee keer gedaan wat hij wilde. De eerste keer kwamen er na negen dagen al garanties van de overheid van de deelstaat Uttarakhand, de tweede keer zag hij na 37 dagen van zwijgen en vasten zijn eis ingewilligd. De man had zich toen al wel bijna doodgehongerd.
Agarwal is dan ook niet de eerste de beste. Niet alleen leidde hij de campus van Kanpur, tegelijk hielp hij de milieu- wetgeving van India in orde te brengen en was hij lid van de belangrijke Milieuvervuilingsraad. Momenteel leidt hij in Dehra Dun een ecologische denktank.
Met dammen bezaaide Himalaya
Mediaberichten leggen veel nadruk op zijn uitspraak dat het water van de Ganges niet zomaar water is voor een Indiër. Maar het was de wetenschapper toch niet louter te doen om de cultureel-religieuze waarde van de rivier, zo mag blijken uit een rapport van de ngo International Rivers. "Als de helft van alle geplande dammenprojecten wordt uitgevoerd, dan wordt de Himalaya het meest met dammen bezaaide gebied van de hele wereld. De reservoirs, tunnels, transmissielijnen en aanverwante installaties zullen duizenden huizen, rivieren, wouden, spirituele sites en zelfs delen van de Karakoram Highway, de hoogst gelegen 'snelweg' ter wereld, vernietigen", aldus Shripad Dharmadhikary, auteur van Mountains of Concrete.
Bovendien zijn de risico's op rampen niet gering. "De hele regio is seismisch actief", schrijft de auteur, "wat betekent dat deze dammen een groot gevaar lopen op catastrofale gebeurtenissen ten gevolge van aardbevingen". Tegelijk vraagt hij zich af of bij de opmaak van de blauwdruk van nieuwe dammen wel rekening is gehouden met de opwarming van de aarde. Als de gletsjerkappen smelten, zal het debiet in de rivieren en de dammen snel en sterk stijgen, "wat de veiligheid van de dammen in gevaar brengt en grote risico's op overstromingen meebrengt. Bovendien worden veel projecten gepland zonder deugdelijke voorafgaandelijke risicostudies en vooral zonder dat gekeken wordt naar het cumulatieve effect van de vele nieuwe dammen".
In totaal zouden ze voor 150.000 megawatt aan stroom moeten zorgen voor de bevolkingen van India, Pakistan, Nepal en Bhutan, die momenteel af te rekenen hebben met veelvuldige stroomonderbrekingen. Alleen blijkt uit het onderzoek van International Rivers dat het niet de burgers in de Himalaya en zijn uitlopers zijn die daar veel baat bij zouden hebben. Zij riskeren wel het slachtoffer te worden van de overstromingen of aardbevingen maar de electriciteit die de dammen zal genereren is voor verafgelegen stedelijke centra bedoeld en in het geval van Nepal en Bhutan zelfs voor het buitenland. Die twee naties zouden hun energie immers aan India verkopen.
Zowel India, Pakistan als Bhutan en Nepal hebben al waterkrachtcentrales, waarvan de bouw in de jaren zestig en zeventig plaatsvond. In de daaropvolgende decennia werden de plannen opgeborgen, mede door grote tegenstand van zowel de lokale bevolking als experts, maar het is duidelijk "dat een nieuwe agressieve drive is begonnen", aldus Dharmadhikary.
Momenteel halen Bhutan en Nepal nagenoeg al hun energie uit waterkrachtcentralels, terwijl dat voor Pakistan een derde uitmaakt en voor India een kwart. Maar als het aan Bhutan ligt komt er een verachtvoudiging van zijn capaciteit door de bouw van nieuwe dammen in de komende tien jaar, Nepal plant zijn capaciteit maar liefst veertig keer te verhogen, Pakistan wil die met de helft opdrijven tegen 2016 en India wil met één derde uitbreiden tegen 2017 en heeft grootse plannen in het decennium daarna. De plannen kosten in totaal meer dan 65 miljard euro.
De Olympische Spelen in Peking en de tijdelijke milieumaatregelen die China daarvoor moest nemen, richtten de aandacht van de wereld op het luchtvervuilingsprobleem in het land. De pollutie van 's lands waterwegen is echter niet minder erg. Zeventig procent van alle water in China's rivieren is ernstig vervuild. Uit een onderzoek in Chongqing in 2006 bleek dat het water dat daar uit de kraan kwam niet minder dan tachtig van alle 101 geïdentificeerde verboden chemicaliën bevatte.
Toen de 3,5 miljoen inwoners van de noordoostelijke stad Harbin in november 2005 twee weken lang geen drinkwater meer hadden door de benzeenvergiftiging in de rivier Songhua, werd China's water even voorpaginanieuws. Maar wat te denken van de resultaten van een in januari 2007 vrijgegeven overheidsstudie, waaruit bleek dat er in 2006 161 grote vervuilingsincidenten waren geweest, goed voor één milieuramp om de twee à drie dagen. En kijk naar de statistieken die voor 2007 werden gepubliceerd: er waren 51.000 gevallen van 'sociale onrust' gelieerd aan vervuiling, goed voor 139 incidenten elke dag van het jaar.
Vorig jaar werd de milieuwetgeving inzake industriële lozingen verscherpt, maar nog steeds is er een plafond aan de boetes die opgelegd worden aan bedrijven die hun afvalwater zomaar in de rivier lozen. "Vaak is het betalen van de boete veel goedkoper dan het investeren in zuiveringsinstallaties", zo schrijft Elizabeth Economy in When the river runs black.
Vervuiling
Bovendien is China's waterprobleem er niet alleen een van vervuiling. Geen land ter wereld verbruikt meer water dan het Rijk van het Midden, en tegelijk is het in dit opzicht niet meteen royaal bedeeld. Per inwoner heeft China slechts één vierde van het wereldgemiddelde aan oppervlaktewater beschikbaar en bovendien is dat water erg ongelijk over het land verdeeld. Kijk naar de nieuwsberichten van de lente van 2006: die over Zuid-China gewaagden van zo'n 70 doden bij overstromingen, terwijl in het noorden en westen van het land 95 miljoen mensen werden getroffen door de grootste droogte in tijden.
De ongelijke verdeling gaat ook over het feit dat het noorden en noordwesten van het land over meer dan de helft van het akkerland van heel China beschikken, maar slechts over 7 procent van het water. Vroeger noemde men dit 'het land van de hongersnood' maar sinds de jaren vijftig is het aandeel van de geïrrigeerde akkers meer dan verdrievoudigd, met een navenante stijging van de graanproductie tot gevolg. Die bevloeiing werd grotendeels gerealiseerd door het boren van erg diepe putten. Probleem: het grondwater werd sneller opgepompt dan het zich kon aanvullen. Gevolg: de noordelijke meren droogden op. In de provincie Qinghai waren er voor de hervormingen in 1979 begonnen meer dan 4.000 meren, schrijft Leslie Brown van het World Watch Institute. Nu zijn er al 2.000 verdwenen. En in de provincie Hebei, die Peking omringt, ging het nog harder. Van de 1.052 meren die deze regio twee decennia geleden nog telde, zijn er al 969 verdwenen. De resterende zien hun waterniveau almaar dalen.
Rivieren omleggen
Naast het boren van diepe putten bestrijdt de overheid de waterschaarste in het noorden ook door de al even omstreden afleiding - sinds 2002 - van water van het zuiden naar het noorden. De oostelijke lijn is reeds in gebruik, de centrale lijn zou binnenkort gebruiksklaar zijn, maar op de erg omstreden westelijke is het nog even wachten. Die betreft water uit Tibet dat naar het Chinese binnenland moet vloeien. Hoewel het daar in de Tibetdiscussie zelden om gaat, is dit hoogland goed voor 30 procent van China's totale waterreserves. Het is de bedoeling om water af te tappen uit de Yarlong Tsangporivier, de hoogst stromende (gemiddelde hoogte: 4.000 m) grote rivier ter wereld. Momenteel vloeit die in zuidelijke richting door het Indiase Assam, waar hij later in de Brahmaputra en de Ganges overgaat, en in de grootste rivierendelta ter wereld uitmondt, waar 300 miljoen mensen van afhankelijk zijn.
De Indiase premier Singh zei vorig jaar bij zijn bezoek aan Peking nog garanties te willen dat de loop van de rivier niet wordt gewijzigd. Eerder hadden China's leiders daar garanties voor gegeven. Bij het bezoek heette het dat 'waterschaarste een van China's grootste problemen' is en premier Wen Jiabao wou dan ook niets beloven.
De Chinese overheid wil rivieren als deze ook aanwenden om hydro-elektriciteit op te wekken. Dat vereist de bouw van enorme waterkrachtcentrales. De Yarlong Tsangpo zou met zijn grote verval in staat zijn om 40.000 megawatt aan energie op te leveren, alleen zou ook dat grote gevolgen hebben voor India.
Water, zo schrijven tal van experts, is een van de grootste potentiële twistpunten tussen beide giganten. Een blik op de kaart zegt voldoende: Van alle grote rivieren in Azië - Gele Rivier, Yangzi, Mekong, Salween, Irrawaddy, Brahmaputra, Indus, Sutlej en Ganges ontspringt alleen laatstgenoemde niet aan de Chinese kant van de Himalaya. Niet minder dan 476 miljoen mensen op het hele continent zijn van die rivieren afhankelijk. Het hoeft daarom niet te verwonderen dat de US National Intelligence Council in zijn vierjaarlijkse rapport in november 2008 stelde dat "de wereld de terugkeer zou kunnen zien van strijd om natuurlijke hulpmiddelen, wat de mogelijkheid van een conflict tussen China en India sterk doet toenemen".
In China is 8 een geluksgetal. Mensen geven fortuinen uit om nummerplaten met zoveel mogelijk achten te bemachtigen en de Olympische Spelen begonnen niet toevallig op de achtste van de achtste maand van 2008 en wel om acht uur 's ochtends. In economische termen is 8 procent groei het volume dat nodig is om voor voldoende nieuwe banen te zorgen om onder meer de zes miljoen nieuwe afgestudeerden die er jaarlijks bij komen, aan het werk te krijgen. De Wereldbank beraamde evenwel dat het dit jaar geen 8 maar hoogstens 6,5 procent groei wordt en uit andere studies, die zich baseren op het verbruik van energie en grondstoffen blijkt zelfs dat 4 procent realistischer is.
Onderzoeker John Lee, auteur van Will China Fail zei in een BBC-interview dat elk procent minder aan groei neerkomt op 10 tot 15 miljoen verloren banen en hij geloofde tevens dat 4 procent dichter bij de waarheid ligt dan 6,5 procent groei. In de voorbije maanden werden overigens al 20 miljoen banen geschrapt, vooral onder rurale migranten.
Het goede nieuws is dat China zijn reserve buitenlandse deviezen de jongste jaren gigantisch heeft weten uit te breiden tot haast een vierde van het wereldtotaal. Met zo'n 1.500 miljard euro bedraagt die haast het dubbele van de Japanse, 4,3 keer die van alle landen van de eurozone samen en 130 keer de Belgische.
Minder positief is dat de State Administration of Foreign Exchange (SAFE), die dat geld beheert en haast als enige instantie het recht heeft om buitenlandse financiële markten te penetreren, blijkbaar niet steeds de juiste beslissingen heeft genomen. Afhankelijk van de bronnen heeft China 575 tot 750 miljard euro in de Amerikaanse staatsschuld geïnvesteerd, in de vorm van staatsobligaties, die sinds de reddingsmaatregelen van eind vorig jaar 'gegarandeerd' zijn. Zowel minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton als president Barack Obama heeft dat de voorbije dagen overigens nog herhaald. Ze stelden dat Peking zich geen zorgen moest maken.
Rommelkredieten
Wat geldt voor de staatsobligaties, gaat evenwel niet helemaal op voor de omgerekend 385 miljard euro die SAFE investeerde in andere Amerikaanse financiële producten, waarvan er nu een aantal nagenoeg waardeloos blijken. Volgens de Financial Times begon SAFE begin 2007 met die investeringen, na kritiek op het lage rendement dat voortvloeide uit de eerdere investeringen in staatsobligaties. SAFE zou het aankopen van die zogenaamde rommelkredieten erg lang hebben volgehouden en zou bij de grote moeilijkheden die hypotheekbank Freddie and Fanny vorige zomer ondervond, in de brokken hebben gedeeld. De Financial Times, die zich baseert op Brad Setser van de Council on Foreign Relations, stelt dat er zo'n 61 miljard euro verloren werd, en dat dat nog een conservatieve schatting is.
Het was wellicht daarnaar dat de Chinese president Wen Jiabao verwees toen hij onlangs zei "zich een beetje zorgen te maken over de gigantische leningen van China aan de VS".
"In de periode tussen het laatste kwartaal van 2007 en het derde van 2008 wist China 537 miljard euro toe te voegen aan zijn buitenlandse reserve", schrijft Setser in Creditor to the Rich. Met andere woorden: een derde van die gigantische reserve werd in het laatste jaar opgebouwd. Wat heeft een verlies van 61 miljard euro dan te betekenen? Politoloog Peter Ferdinand gelooft dat "dat bedrag op zich niet zo'n probleem vormt. De vraag is wel of het zal lopen zoals in de VS en Europa, waar de eerste ronde van de meltdown al snel werd gevolgd door een nieuwe, met nog veel grotere tekorten. Als dat bedrag de komende maanden zou oplopen tot vele honderden miljarden, zou er wél een probleem ontstaan en ook gigantische onvrede bij diegenen die de voorbije maanden hun jobs verloren door de dalende export en de dalende buitenlandse investeringen. En de leiders maken zich daar in de aanloop naar de twintigste verjaardag van het Tiananmenbloedbad op 4 juni wel degelijk zorgen over."
De beste remedie, zo valt het in de Hongkongse China Morning Post evengoed als op tal van Chinese blogs te lezen, is evenwel grotere transparantie. "De premier", zo schreef Wang Xianglei maandag, "herhaalt voortdurend dat we vertrouwen moeten hebben, maar daar zijn grotere aansprakelijkheid en transparantie van overheidswege voor nodig." De columnist stelt evenwel net het tegenovergestelde vast. Een paar jaar geleden kregen de leden van het Nationaal Volkscongres de rapporten over belangrijke kwesties nog enige dagen voor de zitting waarop ze zouden worden besproken, stelt hij. Nu krijgen ze pas op de dag zelf die informatie omdat de cijfers door de Hongkongse delegatie in het verleden al te makkelijk werden gelekt naar journalisten. "Dit is een levendige illustratie", aldus Wang, "van de traditionele overtuiging dat overheidsinformatie eigenlijk geheim moet blijven. En dat helpt niet."
Tibet - vijftig jaar na het vertrek van de Dalai Lama komt alle macht uit de loop van een geweer
Net een jaar geleden, op de 49ste verjaardag van de volksopstand van de Tibetanen (1959), die resulteerde in het definitieve vertrek in ballingschap van de dalai lama, begon een vreedzame betoging van monniken van het Drepungklooster in Lhasa. Ze eisten de vrijlating van hun in oktober 2007 opgepakte collegas die de uitreiking door het VS-Congres van een gouden medaille aan de dalai lama hadden gevierd en dat met detentie bekochten. Ze werden niet vrijgelaten en het aantal demonstraties nam vervolgens alleen toe. Mensenrechtenorganisaties registreerden in de dagen nadien meer dan 130 vreedzame protestmarsen in het gros van de etnisch Tibetaanse districten van China. In twee gevallen, op 14 maart in Lhasa en op 16 en 17 maart in Maqu, werd het protest gewelddadig en richtte het zich tegen Chinese burgers en hun bezittingen. Hoeveel slachtoffers er daar en elders vielen en hoe het de Tibetanen sindsdien verging, is gezien de totale afsluiting van Tibet en de omliggende regios moeilijk uit te maken.
Verdwenen
De International Campaign for Tibet (ICT), een overkoepelende organisatie van pro-Tibetaanse mensenrechtengroepen, stelt in haar nieuwe rapport dat er minstens 1.200 burgers verdwenen zijn, ook Human Rights Watch verwijst in zijn onderzoek naar honderden vermiste burgers. De Chinese overheid, dixit de ICT-rapportschrijvers, heeft een gigantische inspanning gedaan om de martelingen, moorden en verdwijningen in de doofpot te stoppen. Sindsdien zijn de Tibetanen het voorwerp van de meest stringente repressie in vele jaren en de gebruikte tactieken doen terugdenken aan de brutaliteit van de Culturele Revolutie (1966-76). Elke uitdrukking van Tibetaanse identiteit of cultuur die niet door de Chinese staat zelf wordt geïnitieerd, wordt als reactionair of separatistisch bestempeld en bestraft. Alle pogingen van journalisten om een bezoek te brengen aan de kloosters, die traditioneel oorden zijn van verzet tegen het Chinese bestuur, mislukten en Peking heeft voor de vijftigste verjaardag van de Opstand van Lhasa vandaag niets aan het toeval overgelaten. Dat kon evenwel niet verhinderen dat er zondagnacht twee zelfgemaakte bommen ontploften nabij een politieauto en een brandweerwagen in een Tibetaans district van de provincie Qinghai. Niemand raakte daarbij gewond. De voorbije weken werden grootschalige militaire versterkingen gestuurd naar alle Tibetaanse regios en gisteren meldden inwoners van Lhasa zelfs dat er op straat door politie en militairen werd gepatrouilleerd. Op 18 januari al werd een nieuwe Sla Hard-campagne gelanceerd, een van de antimisdaadcampagnes waarbij in enkele dagen tijd grote aantallen vermeende criminelen worden ingerekend. In Tibet en Xinjiang worden die vaak misbruikt om vermoedelijke opposanten te arresteren. Volgens de rapportschrijvers werden rond 18 januari in Lhasa zesduizend Tibetaanse migranten uit Qinghai en Sichuan bij nachtelijke razzias opgepakt. De autoriteiten geloven immers dat zij de grootste aanstokers waren van de rellen van vorig jaar. Tegelijk blijkt dat vele honderden monniken uit de kloosters in Drepung, Ganden en Sera zijn vertrokken om te studeren. Dat gebeurde tussen april en het einde van de Olympische Spelen vorig jaar ook al. Het gros van hen werd echter afgevoerd naar militaire gevangenissen in Golmud, in de steenwoestijn van de provincie Qinghai.
Verspreiden van geruchten
De repressie van het afgelopen jaar focuste overigens niet louter op mensen die betrokken waren bij de meer dan 130 betogingen. Dagen nadat Tibet TV in juni aankondigde dat er een nieuwe campagne kwam tegen het verspreiden van geruchten, werd bekend gemaakt dat tal van Tibetaanse intellectuelen tot jarenlange celstraffen waren veroordeeld, veelal voor het doorspelen van informatie aan buitenlanders. Zo werd een aidswerker die in Lhasa voor een Australische ngo werkte, tot levenslang veroordeeld wegens spionage. Een Tibetaanse functionaris die had gesproken over de toestand in de regio kreeg vijf jaar cel wegens het verspreiden van geruchten. Eenzelfde campagne werd in november herhaald. Een van de slachtoffers dan was een hoogbejaarde drukker die zeven jaar celstraf kreeg voor het maken van reactionair drukwerk. Ook een Tibetaanse tv-presentatrice die al dertig jaar in overheidsdienst is, werd dagen ondervraagd en op tal van plaatsen werden cds met boeddhistische teksten in beslag genomen.
De rellen in Lhasa veranderden voorgoed het leven van de Tibetaanse toeristengids Dhundup (°1976). Precies een jaar geleden leidde hij nog Duitsers rond, nu leeft hij als erkend politiek vluchteling in België. Eigenlijk was het mijn droom om monnik te worden, zoals mijn drie broers, zo vertelt Dhundup, de zoon van een Tibetaanse boer met negen kinderen, die opgroeide in een dorp op 80 kilometer van Lhasa. Maar vanaf de rellen van 1989, die mijn broer drie jaar celstraf opleverden, werd het erg moeilijk. Je moest partijconnecties hebben om te worden toegelaten, veeleer dan een verwant die als dissident bekend stond. Monnik werd Dhundup niet, ingenieur of dokter evenmin, al behaalde hij erg goede schoolresultaten. Ik kwam op zich in aanmerking voor een opleiding elders in China, maar toen de kinderen van een partijkader slecht bleken te scoren, werden onze resultaten verwisseld. En zo vertrokken zij en bleef ik thuis. Als jongeman hing Dhundup veel in Lhasa rond, waar hij begreep dat een goede kennis van de Engelse taal erg veel voordelen kon hebben. Hij schreef zich in voor een avondcursus, maakte vrienden onder de uit India teruggekeerde Tibetaanse jongeren en begon op zijn achttiende als toeristische gids te werken. Drie jaar later, in 1997, wordt de jaarlijkse vernieuwing van de gidsenlicenties evenwel herzien. Peking vermoedt dat de uit het Indiase Dharamsala afkomstige gidsen pro-dalai lamapropaganda verkondigden in hun uiteenzettingen aan toeristen en verstrekt hen bijgevolg niet langer een vergunning. Ik kon bewijzen dat ik uit een dorp in de buurt van Lhasa kwam, maar omdat de Indiase Tibetanen mijn vrienden waren, zag ik mijn licentie evengoed ingetrokken. Het enige wat we toen nog konden doen, was mensen op bergtochten vergezellen, daar wordt je vergunning immers niet gecontroleerd. Op die manier een inkomen bijeenharken blijkt evenwel moeilijk en als een vriend in 2002 voor hem een baantje weet te versieren in Peking, aarzelt Dhundup niet. Wat me het meest opviel tijdens de vijf jaar die ik in de Chinese hoofdstad doorbracht, was de gigantisch vrijheid. Mensen waren niet bang om grappen te maken over hun leiders, niemand was ongerust over agenten in burger die conversaties meevolgden in restaurants, wat in Lhasa systematisch gebeurde. Aanvankelijk vond ik dat erg vreemd en vaak was ik er zelfs van overtuigd dat mensen me probeerden te provoceren met linke uitspraken. Ik kende immers voldoende vrienden in Lhasa die op die manier in de gevangenis waren beland. Bovendien begreep ik niet dat de kraampjes rond de Tibetaanse lamatempel in Peking fotos verkochten van de dalai lama, terwijl het bezit daarvan in heel Tibet met detentie wordt bestraft. Ik kon alleen maar concluderen dat Peking en Lhasa niet in hetzelfde land lagen. Dhundup kan in een erg vervuilde, hyperdrukke stad als Peking evenwel niet echt aarden en hij besluit in 2007 naar de Himalaya van zijn jeugd terug te keren. De eigenaar van een klein reisbureau neemt hem als niet-officiële gids en tolk in dienst. Het had iets subversiefs, je kon aan westerlingen in het Engels uitleggen wat je volk was overkomen, zonder te hoeven vrezen voor de Chinese politie. Die is immers niet meertalig. In maart van vorig jaar was Dhundup met drie Duitse toeristen op rondreis door Tibet, ze komen aan de vooravond van de rellen terug in Lhasa aan. Toen ik ze de volgende dag in hun hotel wilde ophalen, zeiden vrienden me dat iedereen binnen moest blijven. Ik logeerde bij kennissen, vrienden zeiden dat er overal werd geschoten en ik hoorde de tanks door de straten denderen. Op de ochtend van 17 maart belde mijn vriendin met het nieuws dat mijn huurkamertje door de politie was doorzocht. Ze hadden de fotos van de dalai lama gevonden en de kopieën van in India gemaakte Tibetaanse films. Je kunt beter wegblijven, zei ze, de agenten wilden dat je je bij het bureau voor Publieke Veiligheid meldde. Ik zou dus worden gearresteerd, of ik had meegedaan aan de rellen of niet, speelde schijnbaar geen rol. Vijf dagen later ben ik per bus naar een stad in de provincie Gansu gereisd, van waar ik de trein nam naar Peking. Twee maanden lang, tot hij erin slaagde om naar België te vertrekken, logeerde Dhundup in de Chinese hoofdstad bij vrienden. Hij had in alle kleine hotels geïnformeerd, maar ze namen geen Tibetaanse gasten op wegens veiligheidsproblemen. Ik vroeg hen of ik dan geen gewone inwoner van de Volksrepubliek was? Dhundup zegt dat hij nu al droomt van de dag dat hij terug naar huis kan, om er opnieuw toeristen rond te leiden. En om mijn moeder te zien, zegt hij met een zucht. Ze denkt dat ik in Peking een baan heb gevonden.
Afghanistan - interview met Goncourt-winnaar Atiq Rahimi
Atiq Rahimi, de zoon van de ex-provinciegouverneur van Pansjir, verliet Afghanistan in 1984, om na een jaar in Pakistan politiek asiel te krijgen in Frankrijk. Marguerite Duras Hiroshima mon amour verleidde hem tot een filmstudie aan de Sorbonne en anno 2009 heeft hij tal van documentaires en een film op zijn naam staan, alsook vier romans, waaronder het gelauwerde Syngué Sabour, dat binnenkort ook in het Nederlands verschijnt. Zijn eerste twee romans werden al vertaald. Sinds 2002 gaat Rahimi geregeld terug naar zijn geboorteland. Hij verfilmde er zijn debuut en geeft nu literatuur- en filmlessen aan studenten, met wie hij ook de soap De geheimen van dit huis maakte. Die is erg populair en inmiddels aan haar zestigste aflevering toe. In juli 2008 was hij er voor het laatst. Wat hij van de plannen vindt die Barack Obama dit weekend onthulde om met gematigde taliban te willen praten? Wat zijn taliban, en meer nog, wat zijn gematigde taliban?, vraagt Rahimi. Ik geloof dat het een louter politiek manoeuvre is om te verkopen dat de VS nu onderhandelen met diegenen die ze tegen december 2001 hadden verjaagd. Heeft het zin? Ach, het is natuurlijk niet met je vriend maar met je vijand dat je vrede sluit. Dialoog is beter dan oorlog. Alleen werden in het recente verleden al te veel kansen verkeken. Toen de taliban onttroond werden, was er bij de Afghaanse bevolking een erg positieve houding tegenover de westerse interventiemacht, in tegenstelling tot in Irak. Men hoopte echt dat ze voor ontwapening, demobilisatie en reïntegratie zouden zorgen en tegelijk was er het bewustzijn dat daar een externe macht voor nodig was in een land dat al sinds 1979 permanent in staat van burgeroorlog verkeerde. Aanvankelijk werden evenwel erg weinig troepen gestuurd, louter om Kaboel te beveiligen, alsook om te jagen op zogenaamde Al-Qaidaleiders. Bovendien werden allianties gesloten met krijgsheren van wie het verleden verdronk in meren van bloed. Die werden herbewapend, ze kregen nieuwe legitimiteit. In 2001-2002 beschikten we nochtans al over tal van rapporten die aangaven dat dit de foute strategie was en die tegelijk aangaven wat wel moest gebeuren. Daar kwam nog bij dat de VS inzetten op de foute man, Hamid Karzai, wiens bewind in het beste geval chaotisch genoemd kan worden. In plaats van werk te maken van een sociaal, cultureel en educatief programma voor het land concentreerde hij zich op een politiek programma en werd al te veel gekibbeld over de vraag of deze of gene partij bij de regering moest worden betrokken. En ondertussen was er geen geld voor de oorlogsweduwen, de weeskinderen, de gewezen strijders... Er kwam geen sociaal stelsel en we bleven met het familiale en clangebonden systeem zitten, dat zelfs werd versterkt. Als Obama daar wat wil aan doen, is dat een goede zaak, maar met de puinhoop die hij van Bush erft, wordt het niet makkelijk.
Geheim blunderrapport
Tegelijk blijkt nu uit een geheim rapport van de Rand Corporation dat er ook militair gigantisch werd geblunderd. De Nederlandse militairen bijvoorbeeld kregen opdracht om te bombarderen maar mochten vervolgens van hun Amerikaanse collegas de beelden niet zien van de gevolgen daarvan. Het rapport heeft het ook over operaties in dorpen, waarbij de deuren van de huizen worden opgeblazen en burgers nodeloos sterven, terwijl even aankloppen eigenlijk voldoende was geweest.
Welke impact heeft dat volgens u? Ik merk dat de jongeren met wie ik in de literatuur- en filmlessen werk, geen referentiekader hebben, ze geloven nergens concreet in, en zijn ontzettend teleurgesteld in het Westen. Ze zien hoe er fortuinen worden verkwanseld terwijl er voor hen weinig verbetert. Neem de hulp: van elke 100 dollar die er voor Afghanistan wordt uitgetrokken, worden er maximaal 15 gespendeerd aan de heropbouw. De rest vloeit naar het donorland terug, verdwijnt in de zakken van corrupte functionarissen of wordt verdonkeremaand. En kijk naar wat de Afghaanse oorlog het regime in Pakistan heeft opgeleverd: ze kregen 4 miljard dollar per jaar van Washington. Wie verrijkte zich op die manier? Ik geloof overigens dat de huidige wereldwijde crisis ook daarmee te maken heeft, het is tijd dat we ons bezinnen over wat we doen met de beschikbare middelen en hoe. Alleen vrees ik dat de stijgende werkloosheid in het Westen ervoor zal zorgen dat de aandacht afgeleid raakt van de oorlog in Afghanistan, Pakistan en Irak, terwijl de hele wereld voor de slechte reacties op die conflicten al een hoge prijs heeft betaald.
Is het een goed idee om, zoals VS-minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton suggereerde, ook Iran bij overleg te betrekken over Afghanistan? Zeker, want de hele regio is erbij betrokken. Wel vraag ik me af of er niet meer met de Golfstaten zou moeten worden onderhandeld. Zij zijn het immers die het radicale islamisme exporteren en financieren.
Obama stuurde al 5.000 extra troepen en wil in totaal 17.000 extra manschappen naar Afghanistan. Steunt u dat plan? Het hangt ervan af wat hun opdracht en mandaat is. Als het is om in Kaboel te gaan zitten, dan niet. En nogmaals, eind 2001 lagen de kaarten echt een stuk eenvoudiger.
Oog om oog, dat is waar het de Iraanse Ameneh Bahrami om gaat. Letterlijk. De man die haar bij een zuuraanval vijf jaar geleden blind maakte, verliest binnenkort ook zelf het zicht.
Het verhaal van deze Iraanse vrouw die in Spanje medische hulp kreeg, begint in 2002, toen ze elektronica studeerde aan de universiteit. Een van haar medestudenten werd verliefd op haar maar Bahrami voelde niets voor de man en zelfs toen hij haar begon te bedreigen bleef ze volhouden dat ze nooit met hem zou trouwen. Op een middag in november 2004 was ze na haar werk bij een medisch bedrijf op weg naar de bushalte, toen ze merkte dat ze werd gevolgd. Toen ze zich omdraaide, kreeg ze zuur in het gezicht gegooid door afgewezen aanbidder Majid Movahedi. Bahrami verloor er het zicht door en raakte zwaar gewond. Ze onderging al meer dan tien operaties en er volgen er nog verschillende. Haar aanvaller Movahedi gaf zichzelf een maand na de feiten aan. Hij heeft nergens spijt van, hij deed het uit liefde. Bahrami kon voor zijn bestraffing kiezen tussen compensatie of zogenaamde qisa-rechtspraak, waarbij de dader hetzelfde letsel wordt toegebracht als zijn slachtoffer. Bahrami koos resoluut voor die laatste optie. Alleen zijn vrouwen maar half zoveel waard als mannen in Iran, het zag er dus naar uit dat de man het zicht in slechts één oog zou verliezen, tenzij Bahrami ook de compensatie van 20.000 euro liet vallen, wat ze prompt deed. Movahedi ging tegen de uitspraak in beroep, maar de rechter herbevestigde die. Bijgevolg is het nu nog een kwestie van dagen of weken voor de man zuurdruppels in beide ogen krijgt en permanent blind wordt. Bahrami zegt dat het haar niet om wraak te doen is, maar dat ze wil dat er geen nieuwe slachtoffers vallen. Ze gelooft dat de bestraffing van een man voor een dergelijk misdrijf potentiële geweldenaars twee keer zal doen nadenken. Op de Iraanse internetsites kon ze evenwel niet altijd op evenveel begrip rekenen. Vooral mensenrechtenactivisten stellen zich grote vragen bij de bestraffing van Movahedi. Dat een staat zijn burgers dergelijke barbaarse dingen kan aandoen en nog zegt legitiem te handelen, is totale waanzin, aldus een blogger. Bahrami wil evenwel niet terugkomen op haar beslissing. Ze wijst erop dat hij louter in de ogen druppels krijgt, terwijl zij permanent verminkt is.
In Pakistan vielen in 2008 dagelijks gemiddeld twee doden door terreuraanslagen. Slechts in een op de vier gevallen betrof het soldaten of politiemannen, de rest waren burgers. Toch raakte de aanslag op het Sri Lankaanse cricketteam dinsdag in Lahore een open zenuw. Een van de laatste illusies van normaliteit werd aan diggelen geschoten. Eigenlijk heeft het iets merkwaardigs: dat een incident waarbij slechts vijf doden allen agenten en enkele lichtgewonden vallen, uitlatingen genereert als betrof het Lahores versie van Mumbai. De terreuraanval op het Sri Lankaanse cricketteam werd immers vergeleken met de tragedie waarbij in drie dagen tijd in november vorig jaar 173 doden en 308 gewonden vielen. Toegegeven, de aanvallers hadden schijnbaar in beide gevallen grote zakken bij met wapens en proviand, eventueel bedoeld om een vergelijkbare gijzelingsactie op te zetten zoals in de Indiase commerciële hoofdstad. Maar veel meer dan over gelijke opdrachtgevers of aanvalstactieken ging die op zich ongeoorloofde vergelijking over de sentimenten die met deze aanval werden geraakt. We hebben de voorbije jaren zoveel misère, geweld en lijden te verwerken gekregen, maar altijd is het cricket als momentane vorm van ontspanning buiten schot gebleven, zo zei een Pakistaanse fan gisterochtend nog op de BBC-radio. Met andere woorden: psychologisch werd met deze aanslag nog een illusie opgeblazen. Hoewel het geen atletenbloedbad werd zoals bij de Olympische Spelen van München in 1972 omdat de raket haar doel miste en de granaat niet afging , ging dinsdag wel het idee dood dat Pakistan nog een functionerende natie was die haar plaats kon opeisen binnen de internationale gemeenschap. Vijf voor twaalf is al lang voorbij, maar het lijkt alsof het malheur dat de cricketspelers en hun begeleiders overkwam dat pas echt duidelijk maakte. We hebben ons nooit veel zorgen gemaakt. Zelfs terroristen houden van cricket, zo zei de vroegere coach van het Sri Lankaanse team. Maar hij had slechts deels gelijk. Cricket is zonder meer de populairste sport van het hele Indiase subcontinent, zelfs in die mate dat menig ernstig onderzoeker gelooft dat het spel meer kan betekenen voor de toenadering tussen India en Pakistan dan veel goed uitgewerkte politieke plannen. Maar precies daarin ligt ook de vrees van sommige islamistische terreurorganisaties in het land. Stabiliteit en vrede zouden hen immers overbodig en werkloos maken. In april 2004 werd in het blad van de terreurgroep Lashkar-e-Toiba al uiteengezet dat de Britten de Pakistanis het cricket hadden gegeven om hen te ontwapenen. Ze gaven een bat en namen ons zwaard af. Spelen jullie maar, zegden ze, terwijl wij jullie vrouwen verkrachten, zo werd in het tijdschrift uitgelegd. De aanslag van dinsdag gaf overigens op nog een andere manier aan hoezeer de Pakistaanse maatschappij de voorbije twintig jaar is getalibaniseerd. De man die de beschoten bus met atleten koelbloedig het stadion in wist te rijden, werd als een nationale held ingehaald en uitvoerig geïnterviewd. Alleen moesten tijdens de opnames van een tv-ploeg stilletjes de fotos worden afgevoerd van zijn broer, die enige jaren geleden als jihadi aan zijn einde kwam in Kashmir. En luister naar de analyse van de buschauffeur. Hij was er wel zeker van dat de aanvallers Indiërs waren. Alleen zij zouden de eer van zijn land zo te grabbel willen gooien. Bovendien, als de islamistische partij die hij aanhangt aan de macht zou zijn, zou een dergelijke terreurdaad nooit plaatsvinden.
Egypte - Nawal al-Sadaawi vindt dat God geen boek is
Nawal al Sadaawi werd in de jaren zeventig wereldberoemd. Niet zozeer omdat haar boek De gesluierde Eva de westerse lezers erg bekoorde - ze moesten op de vertaling wachten tot in de jaren tachtig - maar eerder door de ophef die het in eigen land veroorzaakte. Al Sadaawi, die uit een traditionele familie in een dorp nabij Caïro komt en op zesjarige leeftijd werd besneden, durfde zo ongezouten haar mening te verkondigen over seksualiteit, besnijdenis, prostitutie en het huwelijk dat ze meteen hordes vijanden en bewonderaars had. Eerder al verscheen van haar Vrouwen en seksualiteit, een boek dat haar haar baan als uitgeefster van het blad Gezondheid kostte bij het ministerie van Gezondheidszorg. De Egyptische arts heeft 45 boeken op haar palmares.
In 1980 sloot toenmalig Egyptisch president Sadat haar op als 'vijand van de staat', en pas nadat hij werd vermoord, herwon de schrijfster haar vrijheid. Afgeschrikt was ze geenszins: Al Sadaawi stichtte prompt de eerste vrouwenorganisatie van Egypte, die in 1991 werd verboden omdat haar oprichtster kritiek had op het militaire optreden van de Verenigde Staten in de tweede Golfoorlog.
Ondertussen stapelden de doodsbedreigingen aan haar adres zich op en na veel aandringen van vrienden vertrok Al Sadaawi als gastprofessor naar de Verenigde Staten, waar ze tot in 1996 bleef.
In 2001 kreeg ze opnieuw moeilijkheden. Toen probeerde een advocaat haar man te dwingen van haar te scheiden wegens haar uitspraken over de islam in een Egyptisch blad. De rechtbank verwierp de zaak, maar enige jaren later volgde een nieuwe poging. Eind 2004 stelde Al Sadaawi zich kandidaat voor de presidentsverkiezingen en begin dit jaar kwam ze in het nieuws nadat vijf van haar boeken verboden werden op de boekenbeurs van Caïro.
Het vierde Arab Human Developmentrapport, dat focust op vrouwenemancipatie, besluit dat er de voorbije jaren weinig vooruitgang is geboekt. Hoe komt dat?
"We zien een machtsdriehoek van VS-imperialisme, dictatoriale nationale overheden en fundamentalisten die elkaar steunen en die zich tegen de armen en de vrouwen keren."
Dat VS-imperialisme is toch moeilijk een nieuw fenomeen te noemen?
"Inderdaad, maar wat wel nieuw is, is dat de Verenigde Staten en een regering als de onze het fundamentalisme aanmoedigen. In het geval van Bush gaat dat om christelijk fundamentalisme, in dat van huidig Egyptisch president Mubarak het islamisme. Die revival van religies, dat is de nieuwe factor. In wat ik het tijdperk van het postmoderne imperialisme zou noemen, heeft men God nodig om onrecht goed te praten. Bij elke heropleving van de godsdienst zie je een nog grotere onderdrukking van de vrouw, want in alle heilige boeken ter wereld zijn mannen meerderwaardig."
Gelooft u dat de opmars van het fundamentalisme zich zal doorzetten?
"Neen, helemaal niet, en wel hierom: er is een contradictie tussen religie enerzijds en echte bevrijding van vrouwen anderzijds. In alle heilige boeken vind je racisme, gender- en klasseonderdrukking. Ik ben er optimistisch over dat mensen dat zullen verwerpen. Daar gaat dat toneelstuk God neemt ontslag ook over. Het is de God van de heilige boeken vol tegenstellingen die opstapt, maar dat laat ons niet goddeloos achter. Er is ook een andere God. Dat heeft mijn ongeletterde oma me geleerd: 'God is geen boek', zei ze. God is gerechtigheid."
Wat motiveerde u in december 2004 om u kandidaat te stellen voor de Egyptische presidentsverkiezingen?
"Voor mij was dat een symbolische daad, een manier om verzet te plegen tegen de dictatuur, tegen de corruptie van het regime en tegen de hypocrisie van de religieuzen die er tegenaan schurken. Ik wist dat ik het nooit zou halen, maar ik schreef een programma waarin de hervorming van het onderwijs de eerste doelstelling was. Want het is daar dat de versluiering van de hersenen begint: in het onderwijs en in de media.
"Daarna hebben we de verkiezingen geboycot. Maar die kandidatuur was wel belangrijk: zo geef je gewone mensen moed. Je toont dat er andere wegen zijn. Dat is de overheid niet vergeten natuurlijk. Ze heeft zich gewroken met die veroordeling door Al Azhar, wat een overheidsinstelling is."
Wat vond uw echtgenoot van de pogingen van anderen om een
scheiding af te dwingen?
"Hij steunt me volledig, mijn dochter ook overigens. Met haar ben ik eind januari 2007 in het beklaagdenbankje beland wegens haar campagne om de naam van de moeder te laten aanvaarden als geldige familienaam voor een kind. Dat zou 2 miljoen Egyptische kinderen 'regulariseren'. Ze werd van ketterij en godslaster beschuldigd. Zo gaat dat in Egypte."
Je zou denken dat iemand die internationaal gelauwerd wordt met de Nobelprijs voortaan in eigen land nagenoeg ongenaakbaar zou zijn. En toch logenstraffen de recente gebeurtenissen dat in het geval van Shirin Ebadi. Op 21 en op 30 december werd haar kantoor door agenten doorzocht en vervolgens gesloten, terwijl de avocate even in hechtenis werd genomen maar vervolgens vrijuit ging. Ik weiger mijn werk te staken en overweeg evenmin om naar het buitenland te verhuizen, zegt ze beslist. Hier kan ik iets betekenen, elders niet. De arrestatie, waarop door de EU, de VS en mensenrechtenorganisaties geschokt werd gereageerd, was niet de eerste. Vanaf 28 juni 2000 werd Ebadi twintig dagen lang zonder enige aanklacht vastgehouden. Thuis, met mijn man en twee dochters, deden we achteraf alsof ik naar een conferentie was geweest, zoals wel vaker gebeurde. Het enige verschil was dat ik dit keer geen cadeautjes had meegebracht. Ook met dreigementen heeft Ebadi al vaker te maken gehad. Zo verhaalt ze in haar autobiografische Iran ontwaakt (2006) over de nare verrassing die haar in het najaar van 2000 wachtte toen ze als advocate van de nabestaanden van de in 1999 vermoorde schrijvers en intellectuelen door meters dossiers ploegde waaruit bleek dat het regime doodseskaders had ingezet tegen de eigen burgers. Een van de stukken betrof een discussie tussen een minister en een potentiële moordenaar over de plannen om haar te vermoorden. Ze bespraken het tijdstip voor de aanslag; de minister gaf er de voorkeur aan te wachten tot na de ramadan. De moordenaar was ongeduldiger. Mensen als zij hebben God losgelaten, zei hij, wachten leek hem niet nodig. De heren zagen schijnbaar van hun plannen af maar Ebadi zegt dat ze zich lang heeft afgevraagd waarom ze bij het theocratische establishment toch zoveel gevoelens van haat kan oproepen. En daar ben ik nog niet uit. Dat er dit keer geen vervolging komt, is overigens lang niet zeker. De kantoorsluiting brengt ze zelf in verband met het feit dat ze een grote bijdrage leverde tot het in oktober gepubliceerde VN-Mensenrechtenrapport dat een vernietigend oordeel inhield voor Teheran. We vragen ons af, zo viel onlangs in de officiële pers te lezen of het doorspelen van gevoelige informatie over ons land aan buitenlandse instanties niet strafbaar is.
Stappen achteruit
Ach, we moeten de moed erin houden, zegt ze met een zucht, soms ga je een stap achteruit maar dat is een aanloopje om krachtiger vooruit te komen. Ebadi heeft veel regressieve manoeuvres gezien in haar land. Ze groeide op in een erg progressief gezin, als kind van een vader die zijn zonen en zijn dochters gelijk behandelde, en leeft nu in een staat die vrouwen verplicht het hoofd te bedekken en die hun leven half zoveel waard acht als dat van een man. Die juridische achterstelling aanvaarden, was bijzonder moeilijk, meent ze. Maar in haar eigen leven vond Ebadi er wat op. Toen de nieuwe, islamitische wetten begin jaren tachtig werden ingevoerd, kreeg ze haar man Javad zover om een bijkomend huwelijkscontract af te sluiten, dat stipuleerde dat zij evengoed van hem kon scheiden als hij van haar, en dat ze in dat geval het hoederecht over hun twee dochters kreeg. Voor andere Iraanse vrouwen gold ondertussen dat hun mannen zich van hen konden ontdoen als van hun ondergoed, terwijl zijzelf alleen met hun uitdrukkelijke toestemming konden scheiden, en daarbij ook hun zonen en dochters verloren. Vrouwen blijven in Iran juridisch gezien kinderen, zegt Ebadi uit. Zonder toestemming van hun man, vader, broer of volwassen zoon mogen ze geen zaak opzetten noch het land verlaten. Toen ik in 1992 als 45-jarige met de dochters ging skieën en er verplicht met de vrouwenbus heenging, terwijl mijn echtgenoot met de mannenbus was vertrokken, mochten we bij het checkpoint niet verder omdat ik geen geschreven toelating bijhad. De agenten belden toen mijn bejaarde moeder om te vragen of mijn verhaal wel klopte. Irans stappen achteruit betreffen de wetgeving en de burgervrijheden maar evengoed de mogelijkheid om als vrouw je vak uit te oefenen. Werd Ebadi in 1970 op haar 23ste als rechter aangesteld, kort na de Islamitische Revolutie van 1979 werd ze aan de kant gezet omdat vrouwelijke magistraten chaotisch, inefficiënt en bevooroordeeld zouden zijn. Pas bij de liberalisering van begin jaren negentig slaagde ze erin een eigen advocatenkantoor op te richten, dat zich vooral zou toeleggen op het verdedigen van vervolgde schrijvers en intellectuelen, alsook op pro Deozaken voor vrouwen en kinderen wier mensenrechten worden geschonken. We hebben in de voorbije vijftien jaar best wel vooruitgang geboekt, meent Ebadi. Je hebt die ananchronistische wetten, maar ons verzet ertegen houdt aan. De vrouwenbeweging in Iran is bijzonder wijd vertakt en krachtig, we vechten terug en ook veel mannen doen met ons mee vanuit het besef dat hun zucht naar vrijheid via vrouwenrechten loopt.
Obama
De Nobelprijslaureate stelt tevens dat ze erg blij is met de nieuwe wending die VS-president Barack Obama aan het Amerikaanse buitenlands beleid wil geven. Alle kwesties moeten op tafel komen en beide landen moeten elkaar vergeven. Wij Iraniërs moeten het achter ons laten dat het de CIA waren die ons van de beste staatsman van de twintigste eeuw beroofden, toen ze premier Mossadeq in 1953 onttroonden. Hij had twee jaar eerder een einde gesteld aan de plundering van onze oliereserves door Britse en Amerikaanse maatschappijen door de industrie te nationaliseren. De Amerikanen van hun kant moeten ons de gijzeling in de VS-ambassade in 1979 vergeven, ook die was fout. Maar nu moeten we praten over andere dingen. Over de nucleaire kwestie en de mensenrechten. Ebadi zegt dat ze zich kan voorstellen dat de wereld zich zorgen maakte over de ontwikkeling van een Iraanse kernbom. Het regime heeft altijd gezegd dat het een atoomindustrie wil ontwikkelen voor burgerdoeleinden en daar is op zich niets mis mee. Bovendien heeft de internationale gemeenschap nooit sluitende bewijzen geleverd aangaande Iraanse schendingen. Alleen is het vertrouwen in Teheran totaal zoek en dat kan alleen hersteld worden door het verrijken van uranium tijdelijk stil te leggen, zoals Khatami in 2003 heeft gedaan. Als hij het toen kon, kan het nu nog. Bovendien, geen enkel land ter wereld kan leven met een muur rond zijn grenzen, ons diplomatieke isolationisme is nefast voor onze ontwikkeling, dat beseffen sommige leiders nu ook wel. Op 8 februari maakte gewezen hervormingsgezind president Khatami bekend dat hij op 12 juni wil meedoen aan de presidentsverkiezingen. Verwacht Ebadi daar enig heil van? Kijk, sinds het aantreden van president Ahmedinejad in juni 2005 namen de burgervrijheden af en werd de repressie erger. Maar ook Khatami heeft in de acht jaar daarvoor de verwachtingen niet ingelost, precies omdat het systeem dusdanig is dat de echte macht bij de Opperste Leider of velayat-e-fakih ligt, bij Khamenei dus. Na enige openheid in de eerste jaren was het onder zijn bewind dat de studentenbetogingen bloedig werden neergeslagen, dat ikzelf gevangen werd gezet, dat tal van publicaties dicht moesten. Ze zucht en aarzelt, om er nog aan toe te voegen dat het voor haar niet opportuun zou zijn daar veel meer over te zeggen.
Meer dan 700 objecten liet de in juni vorig jaar overleden Franse couturier Yves Saint Laurent over aan de naar hem genoemde stichting en aan zijn gewezen partner Pierre Bergé. Maar geen daarvan dat de harten van de Chinezen zo beroert als de bronzen koppen van een rat en een konijn, beide deel van een dierenriemfontein uit de Qingdynastie die zich in het Pekingse Zomerpaleis bevond.
Sinds 2000 werden vijf andere elementen daarvan teruggekocht. De kop van een os, aap en buffel werden in 2000 op een veiling aangeschaft door het Pekingse Polymuseum. Dat etablissement is eigendom van China Poly Corp, een dochterbedrijf van het Chinese leger dat voorheen notoriteit verwierf met de verkoop van wapens aan ondemocratische regimes.
In 2003 en 2007 kocht de Macaose casinomagnaat Stanley Ho de kop van een varken en een paard op een verkoop van Sotheby's in Hongkong. Hij zei toen 'vereerd te zijn dat hij zijn patriottische plicht kon vervullen en artefacten kon helpen terugkeren naar het moederland'. Van de vijf overige symbolen van de dierenriem die deel uitmaakten van de bronzen fontein, is voorlopig geen spoor.
Overigens, volgens Unesco bevinden er zich meer dan 1 miljoen Chinese kunstwerken in westerse musea en zelfs tien keer zoveel in verzamelingen van particuliere collectioneurs.
Sinds 2002 heeft China een fonds voor het terugkopen van die artefacten. Bedrijven die het fonds spijzen, krijgen in ruil voor hun vaderlandslievende daad belastingvermindering.
Symboolwaarde
De waarde van de rat en het konijn uit de verzameling van Yves Saint Laurent is veel eerder symbolisch dan louter kunsthistorisch.
Ze maken immers deel uit van de pijnlijke en sterk gekoesterde Chinese herinnering aan de vernedering door het Westen. Hun verhaal begint aan het einde van de Tweede Opiumoorlog (1856-1858), toen de westerse mogendheden met het aan Peking opgedrongen Verdrag van Tianjin de opening forceerden van een westerse haven, alsook het recht voor westerlingen om zich in de Chinese hoofdstad te vestigen en handel te drijven.
Toen Britse en Franse functionarissen met ratificatiepapieren van het verdrag naar het keizerlijke hof onderweg waren, werden ze aangevallen door de Chinese troepen van generaal Sengge Linqin. Parijs en Londen stuurden daarop in het najaar van 1860 troepen om de Chinezen 'een lesje te leren'. Hoewel ze aanvankelijk ontzettend onder de indruk waren van de kunstschatten in het verblijf van de keizer, duurde het niet lang voor de soldaten de plundering aanvatten van het in 1750 gebouwde Zomerpaleis.
"Een Britse kapelaan", zo meent June Grasso in Modernisation and Revolution in China, "schreef dat iemand tegelijk dichter, schilder, historicus, virtuoos en Chinees geleerde moest zijn om het Zomerpaleis te kunnen beschrijven, dat uit meer dan 200 hoogst verfijnde gebouwen bestond, waarvan er twee gouden daken hadden. Daarbinnen bevonden zich talloze zeldzame manuscripten en artefacten van onschatbare waarde."
"In een paar uur tijd", zo meldt een Britse soldaat in een brief naar huis, "waren de Fransen met 300 wagens vol kostbaarheden vertrokken. En al wat ze niet konden dragen, werd vernield." Een Franse officier zei in zijn correspondentie dat hij "twee dagen lang op juwelen, zijde, porselein en brons had getrapt die meer dan 30 miljoen Franse frank waard zijn." De man voegde er nog aan toe dat deze destructie ongetwijfeld de ergste was sinds de verwoesting van Rome.
De beste van die gestolen stukken werden later geselecteerd voor de Franse Napoleon III en de Britse koningin Victoria, die overigens ook de eerste Pekinese hond van Europa kreeg. Ze noemde het dier met een vreemd gevoel voor humor 'Looty' (plundertje). In de jaren die volgden, doken steeds meer stukken op bij Franse en Britse antiekhandelaars, waarop ze hun weg vonden naar onder meer het Louvre en het British Museum.
Centraal in Chinees nationalisme
Na de plundering gelastte graaf Elgin, nota bene de zoon van de man die de friezen uit het Parthenon liet meenemen, de platbranding van het Zomerpaleis en werd aan het keizerlijke hof de Conventie van Peking opgedrongen. Die voor China erg ongunstige regeling hield onder meer in dat de Britse opium vrij moest worden verhandeld in China, dat er een westerse diplomatieke vertegenwoordiging kwam in Peking en dat China's verplichte oorlogscompensatie werd verhoogd. Groot-Brittannië werd voor 99 jaar eigenaar van Kowloon (het deel van Hongkong dat aan het Chinese vasteland vasthangt), Frankrijk mocht zijn missionarissen naar het Chinese binnenland sturen en de Russen kregen een extra territorium van 400.000 vierkante mijl.
De verwoesting van het Zomerpaleis zorgde destijds voor verontwaardigde reacties in Europa. Niemand minder dan Victor Hugo schreef toen dat de vernieling het werk was van 'twee honden, Frankrijk en Groot-Brittannië'. "Wat het Parthenon werd aangedaan," vervolgde hij, "overkwam ook het Zomerpaleis, zij het op een meer definitieve manier, zodat er niets meer achterbleef." Ironisch genoeg kon Hugo zelf niet aan de verleiding weerstaan om in de zwendel betrokken te raken. Later gaf hij toe zelf een partij zijde te hebben gekocht van Britse militairen.
"Elgin noch iemand anders in Europa verstond destijds dat deze daad van destructie voor vele latere generaties van Chinezen symbool zou staan voor een onvergeeflijk onrecht en voor een gratuite vernedering van China", schrijft Anne-Marie Broudehoux in The Making and Selling of Post-Mao Beijing. "De destructie van het Zomerpaleis speelde een centrale rol in de ontwikkeling van het Chinese nationalisme. Heden ten dage heeft elk Chinees kind weet van de verwoesting van het Zomerpaleis door de westerse imperialisten. Er worden tal van geschiedenislessen over gegeven en jaarlijks worden overheidsceremoniën georganiseerd die breed in de Chinese media worden uitgesmeerd.
In de eeuw die volgde, raakte de plundering en platbranding van het complex enigszins in de vergetelheid. Maar dat veranderde met het aantreden van Mao Zedong in 1949. Het idee om de ruïnes van het Zomerpaleis om te toveren in een nationaal monument ter herinnering aan het westerse imperialisme, werd voor het eerst geopperd in 1951 door premier Zhou Enlai.
Hij hoopte er in volle Koreaanse oorlog (1950-1953) het patriottisme mee aan te zwengelen, alsook vrijwilligers te ronselen voor deze nieuwe anti-imperialistische oorlog, waarbij China aan Noord-Koreaanse kant meevocht. Een gebrek aan fondsen deed Peking evenwel tijdig van zijn plannen afzien en tijdens de Culturele Revolutie werd het hele terrein van het Zomerpaleis verkaveld en in werkeenheden opgedeeld.
Gouden kans
De Vlaamse toonaangevende experte inzake Chinese archeologie en klassieke kunst Nicole De Bisschop meent dat Frankrijk en Pierre Bergé een gouden kans hebben laten liggen voor het herstel van de Chinarelaties. Die liepen averij op door de rellen bij de doortocht van de Olympische Vlam in Parijs vorig jaar.
"Men had de rat en het konijn zonder meer moeten teruggeven. Bergés stelling dat hij daartoe bereid was als China de mensenrechten respecteerde, was in dit kader ongepast. Bovendien bood een dergelijke restitutie een gelegenheid om het zeker niet afnemende Chinese nationalisme te temperen door te tonen dat het Westen wel degelijk in staat is om zijn fouten in te zien en ze te corrigeren."
De geplunderde stukken uit het Zomerpaleis zijn overigens niet de enige met een grote symbolische waarde. Minstens even omstreden zijn de boeddhistische manuscripten van Dunhuang, die in 1907 en 1908 door de Britse en Franse archeologen Stein en Pelliot werden 'gekocht' voor een erg klein bedrag. De geruchten willen zelfs dat de twee westerlingen toezichter en monnik Wang Yuanlu dronken voerden alvorens er hem toe te overhalen hen met de kostbare teksten te laten vertrekken.
De westerse musea argumenteren dat ze in China al lang zouden zijn verloren gegaan. Maar, meent De Bisschop, dat snijdt geen hout. "Ze bevonden zich al meer dan duizend jaar in China, voor Stein en Pelliot ze 'vonden'. Bovendien beschikt China nu over de technologische knowhow om ze voor het nageslacht en de mensheid veilig te stellen."
"Het ergste vind ik overigens niet dat het restitutiedebat volledig vastzit, maar dat het stelen en smokkelen gewoon voortduurt, ondanks alle beloftes. Kijk naar het Sogdische stenen bed, dat enkele jaren geleden door het Parijse Musée Guimet werd aangeschaft. De Belgische kunsthandelaar die het verkocht, zit nog steeds in de cel in China omdat het een geval van kunstsmokkel betrof, maar het artefact uit de zesde eeuw wordt zonder meer in het museum tentoongesteld. En dat geldt ook voort tal van andere stukken, uit de Han- of de Tangdynastie, die de voorbije twintig jaar werden aangekocht door musea. Dat kan op zich toch niet, dergelijke kunstwerken mogen China namelijk niet uit."